• No results found

Van eh tjonge tjonge

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Van eh tjonge tjonge"

Copied!
57
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Van eh tjonge

tjonge

Een

conversatieanalytisch

onderzoek naar de

interactionele functie

van het quotatieve van

Alexandra van Oosten

1908332

Begeleider: Dr. M. Huiskes

Masterscriptie Communicatiekunde

Oktober, 2013

(2)

SAMENVATTING

Het toegenomen gebruik van het quotatieve van en de onduidelijkheid over de reden van dit toegenomen gebruik vormen de aanleiding van dit onderzoek naar de interactionele functie van het quotatieve van. Om een beschrijving te geven van de functie is er conversatieanalytisch onderzoek gedaan naar de vorm, functie en inhoud van uitingen ingeleid door van. Uit de analyses zijn verschillende observaties naar voren gekomen die bestaande functieomschrijvingen nuanceren en aanvullen.

In de analyse is er geen één op één relatie gevonden tussen de constructie waarin het quotatieve van is ingebed, de handeling die wordt verricht door het quotatieve gedeelte en de functie van het quotatieve van. Wel is er een samenhang gevonden tussen deze drie aspecten van het gebruik van het quotatieve van. De sterkte van de relatie tussen de gerapporteerde uiting en een eventuele eerdere uiting kan afgeleid worden uit het gebruik van de constructie waarin het quotatieve van is ingebed en de handeling die wordt verricht door het quotatieve gedeelte. De sterkte van de relatie tussen de gerapporteerde uiting na van en een eventuele eerdere uiting bepalen in welke mate de functie van het quotatieve van aansluit bij de typificerende functie, die Foolen et al. (2006)

omschreven. Hierbij geldt dat een afname in sterkte van de relatie tussen de gerapporteerde uiting en een eventuele eerdere uiting zorgt voor een toenemende typificerende functie van het quotatieve van.

Daarnaast zijn in dit onderzoek twee observaties gedaan, die leiden tot nieuwe omschrijvingen van het karakter van het quotatieve van. Deze omschrijvingen kunnen gezien worden als een aanvulling op het typificerende gebruik. In dit corpus wordt het quotatieve van opvallend vaak gevolgd door interjecties. Goffman (1978) noemt deze interjecties ook wel response cries. Het gebruik van deze response cries kan gezien worden als een aanwijzing dat uitingen ingeleid door het quotatieve van voornamelijk reactief zijn. Wanneer een spreker reageert, wordt er ook een verbinding gelegd met hetgeen waarop wordt gereageerd. Het quotatieve van is een quotative marker, wat bij uitstek geschikt is om verschillende elementen of uitingen met elkaar te verbinden. Een tweede observatie die naar voren kwam tijdens de analyse is het vele voorkomen van markeringen in de matrixzin, waardoor de spreker de afstand tussen zichzelf en de gerapporteerde uiting vergroot. Deze concrete observaties zijn aanwijzingen dat het quotatieve van gebruikt kan worden door sprekers om een bepaalde afstand tot de propositie van de uiting te creëren, ook wanneer het quotatieve van

gebruikt wordt om eigen woorden of gedachten weer te geven. Het karakter van het quotatieve van kan dus omschreven worden als typificerend, reactief, verbindend en afstandelijk. Elk van deze karaktereigenschappen van het quotatieve van, kan bij een specifiek gebruik meer of minder van toepassing zijn.

Ten slotte zijn er nog enkele observaties gedaan met betrekking tot het vergemakkelijken van de spraakproductie door het gebruik van het quotatieve van. In dit corpus is te zien dat het quotatieve van als tying device gebruikt kan worden zonder prosodische breuk tussen de voorgaande uiting en het quotatieve van. Blijkbaar is deze constructie zo geïntegreerd in het Nederlandse taalgebruik dat zowel de voorgaande uiting als de uitbreiding in een enkele intonatiecontour uitgesproken kan worden. Wanneer het quotatieve van gebruikt wordt als tying device, verbindt van het quotatieve gedeelte met de uiting waar het naar terug verwijst. Van kan echter ook projectief zijn. In het corpus is te zien dat van een ruimte kan openen voor de spreker om langer de beurt te houden. Het

(3)

INHOUDSOPGAVE

Samenvatting ... 1

Inleiding ... 1

Theorie ... 3

Historische ontwikkeling ... 3

Het structurele profiel van het quotatieve van ... 5

De functie van quotes ... 7

De functie van het quotatieve van ... 10

Methode ... 13

Conversatieanalyse... 13

Corpus... 13

Werkwijze ... 14

Analyse ... 16

Het weergeven van spraak ... 21

Het initiëren van een topic ... 21

Het weergeven van contrasterende meningen ... 22

Het verdedigen tegen kritiek ... 22

Herformuleringen ... 23

Voorstellen ... 25

Conclusie ... 26

Het weergeven van gedachten, illustraties of specificaties ... 27

Stellingnames ... 28

Het verbeelden van een aspect van een vertelling ... 30

Illustraties ... 31

Specificaties ... 36

Conclusie ... 39

De functie van het quotatieve van ... 40

Reactief en verbindend ... 40

Afstandelijk ... 43

Conclusie en discussie ... 46

(4)
(5)

1 INLEIDING

Gebruikers van een taal kunnen het weergeven van woorden of gedachten van zichzelf of een ander inleiden met markeerders ofwel quotative markers. De afgelopen jaren is er in Nederland in het bijzonder aandacht geweest voor het quotatieve van. Het gebruik hiervan roept bij sommige

gebruikers van de Nederlandse taal irritatie op. Ben van Balen (2009) schrijft bijvoorbeeld in zijn boek ‘irritaal’ over het toenemende gebruik van de uiting ‘ik heb zoiets van’ gevolgd door een uiting in de directe rede. Hij noemt het gebruik hiervan ‘oliedom’, ‘hoogst irritant’ en ‘vaag’. Volgens hem zijn gebruikers van deze constructie vaak vrouw, blond, jong of niet bijster slim. Dat het gebruik van het quotatieve van als vaag wordt gezien door sprekers van de Nederlandse taal, blijkt ook nog eens uit het toekennen van de ‘Vaagtaalprijs’ in 2010 aan de uitdrukking ‘ik heb zoiets van’. Afgelopen november verscheen er nog een artikel van Liesbeth Koenen (2012) in het NRC Handelsblad over het opkomen van nieuwe quotative markers. Zij schrijft dat het gebruik van het quotatieve van

geassocieerd wordt met ‘verschrikkelijke vaagheid’, ‘taalvervuiling’ en ‘zachte-sector-praat’. De bijbehorende klacht is volgens haar dat het gebruik van het quotatieve van steeds vaker voorkomt. Maar Koenen (2012) wijst erop dat het hier niet om een nationaal, maar wereldwijd fenomeen gaat. Overal ter wereld gebruiken mensen quotative markers om het weergeven van woorden van anderen in te leiden. Deze verschillende quotative markers uit verschillenden talen worden ook wereldwijd onderzocht. Zoals Foolen (2008: 117) al noemde wordt het toenemende gebruik van quotative markers wereldwijd door sprekers opgemerkt en als nieuw beschouwd.

Vecht (2003) toont met zijn onderzoek aan dat het gebruik van de quotative marker van tussen 1975 en 1993 inderdaad is toegenomen in Nederland. In 1973 werd van alle citaties uit zijn corpus 39% voorafgegaan door van en in 1993 is dit percentage toegenomen tot 58% (Vecht, 2003). Buchstaller laat zien dat er een soortgelijke ontwikkeling voor de Engelse quotative marker like te zien is in haar corpus. In de jaren ’90 werd 5,7% van de quotes voorafgegaan door like en dit percentage nam in de jaren 2000’ toe tot 21,2% (Buchstaller, 2011). Uit sociolinguïstisch onderzoek blijkt daarnaast dat het gebruik van de quotative marker be like zijn oorsprong heeft in California in de jaren 70’ (Blyth, Recktenwald & Wang, 1990). Tagliamonte en D’Arcy schrijven dit vooral toe aan jonge vrouwen, de zogenaamde ‘Valley girls’ (2007: 212). Uit sociolinguïstisch onderzoek naar het Nederlandse van blijkt dat mensen uit hogere klassen vaker van voor de directe rede plaatsen dan mensen uit lagere klassen (Vecht, 2003). In 1975 gebruikten mannen nog vaker het quotatieve van, in 1993 zijn het de vrouwen die vaker het quotatieve van gebruiken (Vecht, 2003). Van Alphen (2006: 33) concludeert hieruit dat ‘hoge witte mannen’ het quotatieve gebruik van van geïntroduceerd hebben, maar dat het

tegenwoordig gebruikt wordt door alle klassen, seksen en leeftijdsgroepen.

Het gebruik van het quotatieve van en andere quotative markers lijkt echter verder terug te gaan dan de recente toename in gebruik doet blijken. Foolen (2008: 117) merkt op dat het bij quotative

markers als van en like niet gaat om een woord dat aan een taal wordt toegevoegd, maar een bestaand woord met een nieuw gebruik. Het nieuwe gebruik is het resultaat van een

grammaticalisatie proces. Coppen en Foolen (2012) beargumenteren dat het gebruik van het quotatieve van terug te leiden is tot in de 16e eeuw. Hoewel de constructies die toen gebruikt werden niet overeenkomen met het huidige gebruik van het quotatieve van, zou dit wel het begin van het grammaticalisatie proces kunnen zijn.

(6)

2 universeel is wat betreft het gebruik van quotative markers. Hoewel er wereldwijd een gelijksoortige ontwikkeling van quotative markers te zien is, verschillen ze onderling wel degelijk in het gebruik. De grammaticale en syntactische constructies waar quotative markers ingebed kunnen worden

verschillen per taal en marker. In het Engels kan like gebruikt worden in een constructie met een koppelwerkwoord en in het Duits kan de quotative marker so gebruikt worden in een constructie zonder werkwoord. Ook het Nederlandse van kan op verschillende manieren geintegreerd worden in het taalgebruik.

Hoewel duidelijk is dat het gebruik van quotative markers is toegenomen en dit toegenomen gebruik ook wordt opgemerkt door de sprekers van een taal zelf, is het nog niet duidelijk wat de reden van de opkomst van nieuwe quotative markers is. Foolen (2008) noemt de opkomst van nieuwe media als een mogelijke verklaring. Door de nieuwe media zijn er nieuwe eisen ontstaan aan het vertellen van verhalen, namelijk zo visueel en dramatisch mogelijk (2008: 125). Streeck (2005: 595) zegt hierover dat er een voorkeur is ontstaan om ervaringen of gebeurtenissen te citeren, kort en gestileerd, in plaats van te beschrijven. Deze voorkeur is ontstaan vóór de opkomst van nieuwe quotative markers, zodat er een behoefte ontstond aan nieuwe quotative markers (Tagliamonte & D’Arcy, 2007).

Om een mogelijke reden te geven van de opkomst van nieuwe quotative markers en het vraagstuk wat taal-specifiek en universeel is op te lossen, is het nodig om eerst een volledige en gedetailleerde beschrijving te hebben van het voorkomen van elk van deze quotative markers (Foolen & Coppen, 2012). Foolen (2008: 128) geeft daarnaast aan dat er specifiek meer onderzoek nodig is naar de inhoud van typische citaten, zodat er een basis is voor verdere discussie. Het doel van dit onderzoek is een bijdrage te leveren aan het oplossen van deze vragen over quotative markers, door een gedetailleerde beschrijving te geven van het voorkomen en de functie van het quotatieve van, door middel van conversatieanalytisch onderzoek naar de vorm, functie en inhoud van quotes ingeleid door van. De vraag die centraal staat in dit onderzoek is:

Wat is de interactionele functie van het quotatieve van?

Om een conclusie te kunnen trekken over de functie van het quotatieve van zal er gekeken worden naar de interactionele handeling die wordt verricht door het quotatieve gedeelte. Hierdoor kan er een vergelijking worden getrokken tussen de functie van quotes ingeleid door van en de functie van quotes, die niet zijn gemarkeerd door een quotative marker. Daarnaast zal er aandacht zijn voor de specifieke vormkenmerken van uitingen ingeleid door van en wat deze vormkenmerken zeggen over de functie van het quotatieve van. Om bij te kunnen dragen aan de discussie wat taal-specifiek en universeel is, zal er in dit onderzoek ook gekeken worden naar de verschillende syntactische en grammaticale middelen waar sprekers over beschikken om het quotatieve van te gebruiken. Conclusies over de handelingen die door het quotatieve gedeelte worden verricht, de grammaticale constructies die sprekers gebruiken en de specifieke vormkenmerken van quotes ingeleid door van, zullen met elkaar in verband worden gebracht om te zien of er sprake is van een relatie tussen deze eigenschappen en de interactionele functie van het quotatieve van.

In het theoretisch kader zal er eerst een beschrijving worden gegeven van de historsiche

(7)

3 THEORIE

In het theoretisch kader zal er eerst een beschrijving worden gegeven van de historische ontwikkeling van het quotatieve van en de verschillende grammaticale structuren waarin het quotatieve van ingebed kan worden. Daarna zal er een overzicht worden gegeven van de bestaande literatuur over de functie en inhoud van quotes. Ten slotte zullen de verschillende functies van het quotatieve van die genoemd zijn in de literatuur worden besproken.

HISTORISCHE ONTWIKKELING

Foolen (2008) merkte al op dat het bij quotative markers niet gaat om nieuwe woorden die aan een taal worden toegevoegd, maar om bestaande woorden met een nieuw gebruik. Het quotatieve gebruik van een bestaand woord is het resultaat van een grammaticalisatie proces. Niet elk woord ontwikkelt zich tot een quotative marker. Deze ontwikkeling lijkt ingegeven te worden door bestaande, non-quotatieve gebruiken van het woord. Foolen (2008: 123) omschrijft de typen woorden die zich ontwikkelen als quotative markers: (a) werkwoorden, zoals bij het Engelse go en be, (b) demonstratieven en markeerders van hoedanigheid, zoals bij het Duitse so (c)

kwantificerende woorden, zoals het Engelse all en (d) woorden met een similatieve betekenis, zoals het Engelse like en het Nederlandse van. Het Nederlandse voorzetsel van kent meerdere

non-quotatieve gebruiken. Het kan bijvoorbeeld gebruikt worden om bezit aan te geven, een oorzaak aan te geven of aan te geven dat iets tot een groep behoort (1-3).

(1) Dat huis is van mij (bezit) (2) Hij vergaat van de pijn (oorzaak)

(3) Zij is één van mijn klasgenoten (behoren tot)

Voor dit onderzoek is voornamelijk het karakteriserende of similatieve gebruik van het voorzetsel van interessant. In deze voorbeelden (4-5) indiceert het voorzetsel van een bepaalde mate van gelijkenis.

(4) Hij heeft iets van zijn vader

(5) Hij zag iets van blauw in dat schilderij

Coppen en Foolen (2012: 264) zeggen dat het gebruik van het voorzetsel van in voorbeeld (4)

indiceert dat er een soort bron is. Van indiceert hier dat er een gelijkenis is tussen het subject en ‘zijn vader’ op basis van genetische eigenschappen. In voorbeeld (5) wordt het voorzetsel van gebruikt in combinatie met een kwantificerend woord en een bijvoeglijk naamwoord. Deze constructie met van verwijst niet naar de kleur blauw, maar eerder naar een kleur die lijkt op blauw (Coppen en Foolen, 2012: 264). Dit similatieve gebruik van het voorzetsel van lijkt het begin te zijn geweest van het grammaticalisatie proces tot het quotatieve gebruik.

(8)

4 bijvoeglijk naamwoord, die gevoelens of gedachten uitdrukken, in te leiden al in de 16e eeuw (6) (2012: 274). Vanaf de 16e eeuw tot op heden wordt het gebruik van deze constructie gesignaleerd.

(6) (Willem Boonen, Geschiedenis van Leuven, 1593-1594)

In danckbaerheijt van dat zij hunne pegrimagie soo geluckichlijcken volbracht hadden De tweede ontwikkeling die genoemd wordt is het gebruik van het quotatieve van als markeerder van het weergeven van woorden van een ander. Ze laten zien dat in de 17e eeuw verba dicendi werden gecomplementeerd met van, ‘ja’ of ‘nee’ en een uitbreiding, die zowel kenmerken van een uiting in de directe rede als de indirecte rede bevat (7) (2012: 272). Vanaf het einde van de 17e eeuw zijn er ook fragmenten gevonden, waarin van een uiting in de indirecte rede inleidt na een

werkwoord als ‘zeggen of schrijven’ (8) (2012: 274).

(7) (Willem Frederik, Gloria parendi, diaries of Willem Frederik, stadhouder of Friesland, Groningen and Drente, 1648)

Ick seide van “jae, hij most sich laten voorstellen” (8) (Constantijn Huygens, Diaries, 1695)

en begosten wat te seggen van dat ick haer visite geexcuseert had

De derde ontwikkeling die Coppen en Foolen (2012: 275) noemen is gebaseerd op een belangrijke observatie. In het moderne Nederlands lijken genitieven te zijn vervangen door constructies met het voorzetsel van. In voorbeeld (5) zou de constructie met van ‘iets van blauw’ gezien kunnen worden als vervanging voor de genitieve constructie ‘iets blauws’. Juist deze vervanging van genitieven door van met similatieve betekenis, zou volgens Coppen en Foolen een belangrijke factor kunnen zijn geweest in de ontwikkeling van het voorzetsel van tot een quotative marker. Vanaf het begin van de 19e eeuw signaleren zij dan ook zowel het gebruik van ‘iets’ met een genitief als het gebruik van een complement ingeleid door van om gevoelens of mentale staten uit te drukken. De laatstgenoemde constructie gaat ook vaak gepaard met het bijwoord ‘zo’. Het complement ingeleid door van lijkt eerst alleen te bestaan uit een bijvoeglijk naamwoord of zelfstandig naamwoord, maar vanaf het einde van de 19e eeuw vinden zij ook fragmenten, waarin het complement bestaat uit een volledige zin (9) (2012: 276). Dit voorbeeld is structureel niet te onderscheiden van het huidige gebruik van het quotatieve van.

(9) (Tine van Berken, Een klaverblad van vier, 1984)

Pa rood en glimmend van pret, mij telkens een knipoogje gevend, zoo iets van: “Hoe voel je je nu, meid?”

De vierde ontwikkeling die Coppen en Foolen (2012: 277) noemen is het combineren van ‘zo’, ‘iets’ en ‘van’ met het koppelwerkwoord ‘hebben’ in de tweede helft van de 20e eeuw. Volgens Coppen en Foolen (2012: 277) smelten deze vier genoemde ontwikkelingen samen. Ergens in de 19e eeuw zou de oudere constructie met het quotatieve van als complement van werkwoorden, zelfstandig

(9)

5 HET STRUCTURELE PROFIEL VAN HET QUOTATIEVE VAN

Hoewel quotative markers gemakkelijk te vertalen zijn, verschillen ze onderling wel in het gebruik. De grammaticale en syntactische middelen waar sprekers over beschikken om quotative markers te gebruiken, verschilt per quotative marker. Om meer inzicht te krijgen in wat taal-specifiek en wat universeel is, is het nodig om van elke quotative marker de verschillende constructies, waarin het gebruikt kan worden, gedetailleerd te beschrijven. In het Nederlands kan het quotatieve van ook in verschillende syntactische constructies gebruikt worden. Coppen en Foolen (2012) geven een aanzet voor een beschrijving van deze verschillende constructies. Bij de beschrijving van deze constructies wordt er een onderscheid gemaakt tussen de matrix zin en het quotatieve gedeelte. In de meeste gevallen kan er een element in de matrix zin worden aangewezen dat de trigger is van het quotatieve gedeelte. Het voordeel van deze beschrijvingswijze is dat ook redelijk losse relaties tussen het quotatieve gedeelte en de matrix zin kunnen worden weergegeven (Coppen & Foolen, 2012). De hieronder weergegeven constructies laten zowel de grammaticale inbedding van het quotatieve gedeelte in de matrix zin zien als hoe de constructie er tekstueel uit ziet.

(1) NP Vfin [<van> direct quote]

zij zegt VAN je bent heel neerslachtig

In het eerste type wordt van getriggerd door werkwoorden in de matrix zin als ‘zeggen’ en ‘denken’ of werkwoorden die een waarneming of gevoel uitdrukken, zoals ‘horen’. Het quotatieve gedeelte functioneert in deze constructie als complement van het werkwoord. Het gebruik van het quotatieve van is in deze constructie optioneel (Coppen & Foolen, 2012). In voorbeeld (1) is te zien dat de uiting ook compleet is zonder het quotatieve van.

(2) NP Vlight [van direct quote]

de overtuiging nu is VAN: die recessie is diep↑ en gaat lang duren.

In het tweede type is er geen lexicaal werkwoord aanwezig in de uiting, maar wordt van

voorafgegaan door een koppelwerkwoord zoals ‘hebben’ of ‘zijn’. Daarnaast kan in het tweede type van voorafgegaan worden door een demonstratief zoals ‘zo’ of ‘iets’. Het quotatieve van kan in dit type niet worden weggelaten en het quotatieve gedeelte functioneert als het complement van het koppelwerkwoord. Coppen en Foolen zeggen dat de inhoud van de quotes in deze constructie typisch een mentale staat of houding uitdrukken (2012).

(3) NP [van direct quote]

maar waarom nou toch aarzelen hh eh het maakt in het land de indruk VAN nou ach zo erg is het niet↑

(10)

6 (4) [van direct quote]

=meteen een advies- en meldpunt kindermishandeling bellen. Maar als dat drie keer in de week voorkomt, dan spreek je de ouders er een keer op aan. VAN wat is er aan de hand bij jullie.

In het vierde type wordt van gebruikt om een quote in te leiden in een asyndetische constructie. Het quotatieve gedeelte ingeleid door van staat hierbij op zichzelf. De quote wordt toegevoegd aan een uiting als een uitbreiding of illustratie van het voorgaande (Coppen & Foolen, 2012; Mazeland, 2006). In deze constructie kan het quotatieve van ook voorafgegaan worden door het woord ‘zo’.

(5) (np v) [van direct quote

direct quote

direct quote]

daar zit Je dan maar aan te denken “VAN e:h ja ik hm gut dat ik daar (.) Nou al last van heb dat is eigenlijk wel te jong,

In het vijfde constructietype kan het quotatieve gedeelte voorafgegaan worden door een matrixzin zoals in de eerste drie onderscheiden types, maar kan van ook gebruikt worden om een quotatief gedeelte in te leiden wat op zichzelf staat. Het bereik van het quotatieve gedeelte is groter in dit type en kan zo uit meerdere beurtopbouweenheden bestaan. Zo wordt de relatie tussen de matrix zin en het quotatieve gedeelte steeds losser (Huiskes, Groenewold & Stec, 2012).

De verschillende constructies, waarin het quotatieve van gebruikt kan worden, staan op twee verschillende manieren vrij losse relaties toe tussen het quotatieve gedeelte en de matrixzin. In het eerste voorbeeld is de relatie tussen de matrixzin en het quotatieve gedeelte heel sterk, het quotatieve gedeelte is het complement van de matrixzin. In dit voorbeeld is het gebruik van het quotatieve van ook optioneel. In de constructietypes die daarna worden besproken, wordt de relatie tussen de matrixzin en het quotatieve gedeelte losser. In het vierde constructietype is de relatie tussen deze twee componenten zo los, dat het quotatieve gedeelte op zichzelf staat. Het gebruik van het quotatieve van is hier dan ook niet optioneel. Daarnaast is te zien dat het quotatieve gedeelte na van kan verschillen in bereik. Het quotatieve gedeelte kan bestaan uit één beurtopbouweenheid, maar ook meerdere. Wanneer er meerdere beurtopbouweenheden worden gebruikt na van wordt de relatie tussen het quotatieve gedeelte en de matrixzin ook losser, doordat het quotatieve van een ruimte lijkt te openen voor de spreker om langer te spreken.

Coppen en Foolen (2012) wijzen daarnaast nog op een andere observatie met betrekking tot het gebruik van quotative markers. Van kan gebruikt worden om zowel directe quotes als indirecte quotes in te leiden. Hoewel van Alphen (2006: 34) in haar artikel schrijft dat van alleen in combinatie met de directe rede voorkomt, laten Coppen en Foolen (2012) zien dat van ook de indirecte rede kan inleiden. Vandelotte (2012) merkt op dat in de literatuur er vooral aandacht is geweest voor

quotative markers in combinatie met directe rede, maar dat er ook toepassingen van het Engelse like zijn gesignaleerd, waarbij het werd gevolgd door een uiting in de indirecte rede.

(11)

7 markering aangebracht voor het quotatieve van, wat er op duidt dat van bij het quotatieve gedeelte hoort. In fragment 12 wordt van ook als een tying device (Mazeland, 2006) gebruikt, waarbij van het quotatieve gedeelte verbindt aan een voorgaande uiting die al syntactisch compleet is. Door deze eigenschap hoort het quotatieve van in de fragmenten 12-15 bij het quotatieve gedeelte. De constructie zou in deze gevallen als volgt gezien kunnen worden:

(NP V) [van direct quote]

In de andere fragmenten die besproken zijn, lijkt van juist bij de matrix zin te horen, door het ontbreken van prosodische markeringen voor het quotatieve van en de sterke relatie tussen het quotatieve gedeelte en de matrix zin, zoals in fragment 3, waar er een prosodische markering na het quotatieve van te horen is. De constructie lijkt er dan als volgt uit te zien:

(NP V van) [direct quote] DE FUNCTIE VAN QUOTES

Om een omschrijving van de functie van quotes te geven moet er rekening worden gehouden met twee belangrijke aspecten van quotes die terugkomen in de literatuur; de rol van de huidige spreker ten aanzien van de uitgesproken woorden en de relatie tussen de uitgesproken woorden en een eventuele eerdere uiting. Goffman (1981) omschrijft drie verschillende rollen die een spreker kan aannemen ten aanzien van de uitgesproken woorden: de rol van author, animator en principal. De animator is de persoon die de woorden uitspreekt, de author is de persoon die de formulering bedacht heeft en de principal is de persoon die is toegewijd aan de propositie die wordt uitgedrukt. Een spreker kan dus wisselen van rol ten aanzien van de uitgesproken woorden. Goffman (1981) noemt deze wisseling van rollen footing shift. Door het gebruik van footing shifts creëert de spreker een afstand tussen zichzelf en de woorden die afkomstig zijn van een externe bron. Volgens Clayman (1992) kunnen footing shifts gebruikt worden voor vier interactionele handelingen: het initiëren van een topic, het weergeven van contrasterende meningen, het genereren van meningsverschillen tussen verschillende gesprekspartners en het verdedigen tegen kritiek.

Hoewel niet met zekerheid te zeggen is wat de rol van de huidige spreker ten overstaan van de uitgesproken woorden is, kan er wel iets gezegd worden over hoe de spreker deze rol presenteert. Een spreker kan een uiting op twee manieren presenteren als de woorden van een ander, door de woorden van een ander weer te geven in de directe of indirecte rede. Vergelijk de volgende twee uitingen, waarin een spreker verslag doet van iets wat Jan gezegd heeft.

(1) Jan zei: ‘Ik kom iets later’ (2) Jan zei dat hij iets later komt

(12)

8 Markering van de uiting Rol van de spreker

Directe rede Animator Indirecte rede Animator, Author

Geen markering Animator, Author, Principal

In termen van Goffman (1981) betekent dit, dat wanneer een spreker in de directe rede spreekt, hij alleen de animator is en wanneer een spreker in de indirecte rede spreekt, hij zowel animator als author van de uiting is. Wanneer de spreker de uiting niet als directe of indirecte rede weergeeft, presenteert hij de uiting alsof het zijn eigen woorden zijn en hij zowel de animator, author als principal van de uiting is.

Het tweede aspect wat van belang is bij de bespreking van de functie van quotes is de relatie tussen de gerapporteerde uiting en een eventuele eerdere uiting. Ook hier is niet met zekerheid te zeggen wat de relatie tussen de gerapporteerde uiting en een eventuele eerdere uiting is, maar kan er wel iets gezegd worden over hoe de spreker deze relatie presenteert. Coulmas (1986) schrijft dat wanneer een spreker gebruik maakt van de directe rede, hij claimt de woorden van een ander te gebruiken en hij zich dus presenteert als animator van de uiting. In dat geval zou er een citeer-relatie zijn tussen de uiting in de directe rede en een eerdere uiting. Wanneer een spreker gebruik maakt van de indirecte rede, claimt hij niet letterlijk de woorden van een ander te gebruiken. Het gaat dan om een lossere relatie dan citeren; namelijk parafraseren. Een spreker brengt door middel van een parafrase een bepaalde boodschap van een ander over in zijn eigen woorden. Wanneer een spreker een uiting niet markeert als de directe of indirecte rede, zou er geen eerdere uiting aan ten grondslag liggen. Schematisch kan het verband tussen de markering in de uiting, de rollen die de spreker kan aannemen ten aanzien van de gerapporteerde uiting en de relatie tussen de gerapporteerde uiting en een eventuele eerdere uiting als volgt worden weergegeven:

Markering van de uiting Rol van de spreker Relatie met eventuele eerdere uiting

Directe rede Animator Citeer-relatie Indirecte rede Animator, Author Parafrase

Geen markering Animator, Author, Principal Geen eerdere uiting

(13)

9 De quote verwijst dan naar een teken, de inhoud van de quote. Deze demonstratieve referentie kan vergeleken worden met een uiting als ‘dat raam’, waarbij de uiting verwijst naar een object. Een veronderstelling die ten grondslag ligt aan deze theorieën is dat als de woorden in het citaat niet letterlijk overeenkomen met de geciteerde uiting, het citaat niet waar is (Church, 1964; Quine, 1951, Davidson, 1984). Maar zoals Tannen (1986) en Clark en Gerrig (1990) opmerkten is het de vraag of een uiting in de directe rede wel een letterlijke herhaling is van een eerdere uiting. Zij

beargumenteren dat het woord voor woord herhalen van een eerdere uiting in alledaagse

communicatie onmogelijk is, doordat het menselijk geheugen dat niet zou toelaten. Een uiting in de directe rede zou dan ook, net als een uiting in de indirecte rede, slechts een parafrase zijn van een eerdere uiting.

Bij een omschrijving van de functie van een quote kan dus een sterke citeer-relatie worden

verondersteld, waarbij er sprake is van een letterlijke herhaling van de woorden van een ander, maar kan ook een minder sterke relatie worden verondersteld, waarbij er sprake is van een parafrase van een eerdere uiting. Hoewel het aan de hand van de inhoud en vorm van een quote niet met

zekerheid vast te stellen is of er een citeer-relatie aanwezig is of niet, kan er wel een onderscheid worden gemaakt in de markering van een quote. Terraschke (2013) maakt in haar classificatieschema van de inhoud van quotes een onderscheid tussen quotes die wat betreft inhoud slechts een zo letterlijk mogelijke herhaling zijn van de woorden van een ander en quotes die inhoudelijk meer omvatten. Het criterium dat zij gebruikt voor dit onderscheid is de aanwezigheid van commentaar van de huidige spreker. Spronck (2012) beargumenteert dat een spreker niet alleen een uiting van de gerapporteerde spreker herhaalt, maar de propositie van deze uiting ook evalueert. Dit kan zijn op het gebied van epistemische modaliteit, deontische modaliteit of evidentie. Epistemische modaliteit is gerelateerd aan de kennis van bepaalde zaken, het gaat hierbij vooral om of iets waar, onwaar of mogelijk waar is vanuit het perspectief van de huidige spreker. Deontische modaliteit is gerelateerd aan de wenselijkheid of onwenselijkheid van een bepaalde staat van zaken vanuit het perspectief van de huidige spreker en de evidentie is gerelateerd aan de bron van de informatie. Spronck (2012) noemt wel dat deze evaluaties van de gerapporteerde woorden van de huidige spreker alleen voorkomen bij quotes die gemarkeerd zijn als het weergeven van woorden of gedachten van een ander.

Naast de mogelijkheid dat quotes geen letterlijke herhalingen zijn van een eerdere uiting, maar een parafrase, wijzen Tannen (1986) en Clark en Gerrig (1990) daarnaast op de mogelijkheid dat er geen eerdere uiting ten grondslag ligt aan een uiting in de directe of indirecte rede. Sprekers kunnen namelijk ook gedachten in plaats van woorden aanhalen in de directe of indirecte rede. Terraschke (2013) maakt een onderscheid tussen quotes die duidelijk gemarkeerd zijn als een weergave van spraak en quotes die gemarkeerd zijn als een weergave van gedachten. Quotes waarvan niet

duidelijk is of er verwezen wordt naar spraak of gedachten, noemt zij ambigue. Dit onderscheid is van invloed op de specifieke interactionele handelingen die sprekers met quotes verrichten. Zowel de mention theory (Church, 1964; Quine, 1951) als de demonstratieve referentie theorie (Davidson, 1984) schieten tekort om het gebruik van quotes, die verwijzen naar gedachten of ambigue zijn, te verklaren.

(14)

10 Wierzbicka (1974) noemt quotes denkbeeldige speech acts. Volgens haar neemt de spreker tijdelijk de rol in van de persoon die hij citeert. De spreker beschrijft niet wat er is gezegd of gedaan, maar beeldt dat uit door middel van een citaat, zodat de luisteraar zelf kan horen wat er gezegd is. Clark en Gerrig (1990) sluiten zich voor een groot deel aan bij deze dramaturgical theory. Zij beargumenteren dat citaten demonstrations zijn, omdat zij net als demonstrations niet-serieuze acties zijn en omdat ze gebeurtenissen verbeelden in plaats van beschrijven door middel van taalgebruik. Quotes zijn geen serieuze-acties, omdat de spreker van perspectief wisselt en niet de principal is van de uitgesproken woorden. Doordat quotes geen serieuze handelingen zijn, creëren zij een afstand tussen de spreker en de woorden. Daarnaast verbeelden citaten alleen specifieke, geselecteerde aspecten van een gebeurtenis. Het verbeeldende aspect van quotes zorgt ervoor dat quotes volgens hen vooral als doel hebben de luisteraar onderdeel uit te laten maken van een bepaalde gebeurtenis en de luisteraar zelf iets te laten ervaren (1990).

Bij de beschrijving van de functie van quotes spelen er dus drie verschillende soorten markeringen een rol. Een spreker kan een bepaalde afstand ten overstaan van de gerapporteerde uiting markeren door het gebruik van de directe of indirecte rede, door het evalueren van de gerapporteerde uiting op het gebied van epistemische modaliteit, deontische modaliteit of evidentie en door het markeren van de quote als een weergave van spraak, een weergave van gedachten of ambigue. Door het gebruik van deze markeringen kan een spreker de relatie tussen zichzelf en de uitgesproken woorden en de relatie tussen de uitgesproken woorden en een eventuele eerdere uiting uitdrukken. Opvallend is dat het quotatieve van gebruikt kan worden in combinatie met de directe en indirecte en in

combinatie met uitingen die gedachten of spraak weergeven of ambigue zijn. Hierna zal een overzicht worden gegeven van de functies van het quotatieve van zoals besproken in de literatuur. DE FUNCTIE VAN HET QUOTATIEVE VAN

De functie van het quotatieve van wordt in de literatuur in verband gebracht met specifieke

kenmerken van de spraakproductie. Het quotatieve van kan wat betreft het spreken twee voordelen voor de spreker kunnen opleveren. Foolen et al. schrijven dat van een spreker een rustpunt biedt, waarop de spreker kan omschakelen (2006). Clark en Gerrig noemen ook dit punt in verband met het uiten van citaten als enactments, waar een spreker enige voorbereiding voor nodig heeft (1990). Een andere aanwijzing voor de voorbereidende functie van het quotatieve van, zijn de pauzes die na van vallen en de interjecties die na van volgen. Verkuyl (1976) claimde dat van vaak gevolgd wordt door een pauze of interjectie, maar van Alphen rapporteert juist dat dit in haar corpus niet vaak voorkomt. Een andere belangrijke eigenschap van het quotatieve van is dat het kan functioneren als een tying device, waarmee de spreker zijn beurt kan uitbreiden (Mazeland, 2006) en zo de beurt kan

vasthouden of ongemakkelijke pauzes kan vullen als de hoorder niet reageert (Foolen et al, 2006). Dit gebruik van het quotatieve van zien we ook terug in het constructietype, waar bij het quotatieve gedeelte op zichzelf staat. Coppen en Foolen (2012) geven aan dat dat dit constructietype

(15)

11 Zoals hierboven beschreven is kan er bij quotes onderscheid worden gemaakt tussen uitingen die meer aan een gerapporteerde spreker worden gekoppeld en uitingen waarbij deze relatie minder sterk is. Wanneer er gesproken wordt over de functie van het quotatieve van, is het opvallend dat die functie altijd in verband wordt gebracht met een minder sterke koppeling met een eerdere uiting of de gerapporteerde spreker, waar er minder nadruk ligt op een letterlijke herhaling. Foolen et al. schrijven hierover het volgende (2006: 142):

‘Van indiceert dat wat volgt opgevat moet worden als een poging tot karakterisering van wat iemand (de spreker, een derde persoon of mensen in het algemeen) zegt, voelt, denkt, doet in het algemeen of in een bepaalde situatie. Daarbij kan het zo zijn dat aan de uiting een eerdere uiting ten grondslag ligt, dat het dus om een citeer-relatie gaat, maar tegelijk indiceert dan de toevoeging van van, dat wat volgt eerder een typische weergave is van het geciteerde dan een zo letterlijk mogelijke.’ Deze functie wordt eerder ook al beschreven door anderen (Verkuyl, 1976; Van Mulken, 1999; Van Alphen, 2006). Van Mulken noemt quotes ingeleid door van ‘sloppy citaten’ en van Alphen noemt van een markeerder van epistemic stance, waarmee zij bedoelt dat van een signaal is van de spreker om aan te geven dat wat volgt geen letterlijke reproductie is. Foolen et al. (2006) stellen dus dat het de intentie van de spreker is om een bepaald gevoel of een bepaalde gedachte te karakteriseren, maar dat er niet altijd een citeer-relatie aanwezig hoeft te zijn. Mazeland (2006) is de eerste die door middel van de conversatieanalyse deze typificerende functie van het quotatieve van probeert te concretiseren. Het quotatieve van wordt volgens hem vaak gebruikt in constructies, waarin sprekers niet naar gedachten of spraak uit het verleden verwijzen. Het quotatieve van heeft in dit soort constructies dan vaak een typificerende functie. Hij wijst daarbij op twee observaties met betrekking tot het gebruik van van. Als eerste observatie noemt hij dat luisteraars vaak reageren op een van-citaat met herkenning. Daarnaast toont hij aan dat sprekers selectief gebruik maken van het

quotatieve van om een onderscheid te maken tussen citaten die documenterend of typificerend zijn. Documenterende citaten worden dan niet voorafgegaan door van.

Foolen et al. (2006) stellen dat het typificerende gebruik niet een volledige beschrijving geeft van de functionaliteit van het quotatieve van. Zij geven een analyse van het gebruik van het quotatieve van in termen van de beleefdheidstheorie. Wanneer een spreker in een quote typificeert, hoopt hij dat de luisteraar dit type herkent. Hierdoor wordt er door de gesprekspartners gezocht naar common ground (Mazeland et al, 2006). Dit zou omschreven kunnen worden als een vorm van positieve beleefdheid, waarbij de afstand tussen de gespreksdeelnemers wordt verkleind (Brown & Levinson, 1987). Van Alphen voegt hieraan toe dat de afstand tussen de gespreksdeelnemers niet alleen wordt verkleind door herkenning, maar ook doordat de spreker de luisteraar een bepaalde belevenis laat ervaren door levendig en intens taalgebruik en op die manier emoties en ervaringen deelt (2006: 35). Een andere manier om quotes als een vorm van positieve beleefdheid te zien, is dat wanneer

sprekers alleen een geselecteerd aspect van een gebeurtenis of uitspraak quotes, zij er vanuit gaan dat de luisteraar de juiste achtergrond heeft om dit aspect te interpreteren. Door deze

veronderstelling van de spreker wordt er solidariteit tussen de spreker en luisteraar geïmpliceerd (Clark & Gerrig, 1990).

(16)
(17)

13 METHODE

Om een gedetailleerde beschrijving te geven van het voorkomen en gebruik van het quotatieve van is er voor gekozen om vanuit een conversatieanalytisch perspectief naar dit fenomeen te kijken.

Hieronder zal eerst ingegaan worden op de conversatieanalyse als onderzoeksmethode en daarna op het gebruikte corpus.

CONVERSATIEANALYSE

Binnen de conversatieanalyse staan de principes waarmee sprekers betekenis geven aan wat zij zeggen en doen centraal. Sprekers worden binnen de conversatieanalyse gezien als mensen die door middel van hun uitingen en gebaren interactionele handelingen verrichten (Houtkoop & Koole, 2000). De conversatieanalyse is gebaseerd op het idee dat sprekers sociale structuren in hun gesprekken tot stand brengen en dat deze sociale structuren opnieuw gebruikt worden in andere interacties en dus vervolgens ook gebruikt kunnen worden om handelingen van mensen in gesprekken te interpreteren (Mazeland, 2008).

Het voornaamste doel van conversatieanalytisch onderzoek is het beschrijven van de manier waarop gespreksdeelnemers hun interactie begrijpelijk maken (Mazeland, 2008). Er wordt gekeken naar verbale communicatie. De onderzoeker vraagt zich telkens af welke interactionele actie wordt verricht door een uiting en bundelt deze uitingen in een enkele sequentie, die in zijn geheel een handeling verricht. Bij elke sequentie wordt er gekeken naar de specifieke vormgeving van deze handeling en de consequenties van deze vormgeving voor de luisteraar. Daarnaast wordt er bij elke sequentie gekeken hoe de spreker de beurt gekregen heeft, hoe de beurt eindigt en hoe de volgende spreker geselecteerd wordt (Pomerantz & Fehr, 1997). De conversatieanalyse is een kwalitatieve, data gestuurde onderzoeksmethode, wat inhoudt dat er op basis van observaties in het corpus wordt gezocht naar patronen.

Binnen de conversatieanalyse zijn er twee vormen van kwalitatief onderzoek: een single-case studie en een collectiestudie. Bij een single-case studie wordt er onderzoek gedaan naar één fragment. Dit onderzoek is een collectiestudie, wat wil zeggen dat er een verzameling is aangelegd van fragmenten waarin het te onderzoeken verschijnsel voorkomt. Elk voorkomen van het verschijnsel wordt apart geanalyseerd in de context waarin het voorkomt. Het belangrijkste aspect van elke analyse is telkens of en hoe een voorkomen van het fenomeen verschilt van het vorige voorkomen. Op die manier wordt er gezocht naar een patroon en kunnen verschillende categorieën van het te onderzoeken fenomeen worden onderscheiden. Een collectiestudie is gerichter dan een single-case studie, omdat de onderzoeker zich vooral richt op die aspecten van de interactie die relevant lijken voor het beschrijven van het verschijnsel (Mazeland, 2008). Conversatieanalytisch onderzoek naar het quotatieve gebruik van van is belangrijk om te kunnen beschrijven in wat voor sequenties het

gebruikt wordt in tegenstelling tot quotes die niet gemarkeerd zijn door van en aan hand hiervan een functie van het quotatieve van te kunnen beschrijven.

CORPUS

(18)

14 deel van het corpus is opgebouwd uit transcripten van nieuwsinterviews. Het gebruik van quotes kan in deze setting een middel zijn voor journalisten om hun neutraliteit te bewaren. Doordat zij de woorden van een ander aanhalen, kunnen zij daar zelf niet op worden aangesproken of geven zij niet hun eigen mening weer (Heritage & Clayman, 2010). Het andere deel van het corpus is opgebouwd uit huisarts-patiënt gesprekken. De verdeling van de transcripten over de verschillende tijdsperioden en settings is te zien in de volgende tabel.

Tabel 1: Spreiding van gebruikte transcripten

Jaren 70’ Jaren 90’ - heden Huisarts-patiënt gesprekken 11 11

Nieuwsinterviews 5 22

In totaal zijn er in deze transcripten 78 toepassingen van het quotatieve van gevonden. De spreiding van deze fragmenten over de verschillende tijdsperioden en settings zijn te vinden in tabel 2. Hierbij is weergegeven welk percentage het aantal gevonden fragmenten per conditie uitmaakt van het totaal aantal gevonden fragmenten. In de totaal rij is tevens de verhouding weergegeven tussen het aantal gevonden fragmenten en gebruikte transcripten in die tijdsperiode.

Tabel 2: Spreiding van gevonden fragmenten

Jaren 70’ Jaren 90’ - heden Huisarts-patiënt gesprekken 6 (7,6%) 12 (15,2%) Nieuwsinterviews 2 (2,5%) 58 (74,7%)

Totaal 8 (0,5) 71 (2,2)

Het grootste deel van de fragmenten gebruikt voor dit onderzoek is dus afkomstig uit

nieuwsinterviews in de tijdsperiode van de jaren 90’ tot nu. Daarnaast lijkt het gebruik van het quotatieve van toegenomen, kijkend naar de verhoudingen tussen de gebruikte transcripten en gevonden fragmenten in de jaren 70’ en later. Bij het berekenen van deze verhoudingen is echter geen rekening gehouden met de lengte van de verschillende, gebruikte transcripten. Het is dus niet zeker of de gevonden toename te wijten is aan het toegenomen gebruik van het quotatieve van of het verschil in lengtes van de transcripten.

WERKWIJZE

Zoals hierboven besproken is, is de methode gebruikt voor dit onderzoek de conversatieanalyse en is het gebruikte corpus een gelegenheidscorpus, bestaande uit fragmenten uit huisarts-patiënt

(19)

15 leidraad voor het onderscheiden van verschillende functies van het quotatieve gedeelte is het

classificatiesysteem van Terraschke (2013) gebruikt. Een belangrijk onderscheid wat Terraschke (2013) maakt is het onderscheid tussen uitingen die spraak of gedachten weergeven of ambigue zijn. Wanneer sprekers een uiting in de directe rede of indirecte rede weergeven als spraak, presenteren zij het alsof er een eerdere uiting aan ten grondslag ligt. Wanneer zij het weergeven als gedachten of het niet duidelijk is of er verwezen wordt naar spraak of gedachten, is het niet duidelijk of er wel een eerdere uiting aan ten grondslag ligt. Voor dit onderzoek zijn de verschillende toepassingen van het quotatieve van dan ook eerst gecategoriseerd volgens deze classificering.

Dit onderscheid is zinvol om te maken, wanneer er gekeken wordt naar de interactionele handeling die een spreker verricht met de uiting. Voor het categoriseren van de fragmenten naar de

verschillende handelingen die sprekers met het quotatieve gedeelte verrichten is het classificatieschema van Terraschke (2013) aangepast en aangevuld. Binnen de categorie ‘het weergeven van spraak’ zijn er verschillende handelingen onderscheidden, waaronder de vier interactionele functies van footing shifts (Clayman, 1992). Alleen de handeling het genereren van meningsverschillen tussen gesprekspartners komt in dit corpus niet voor, omdat er geen transcripten zijn gebruikt van gesprekken met meerdere deelnemers. Terraschke (2013) onderscheidt alleen een categorie voor het zo letterlijk mogelijk aanhalen van de woorden van een ander, maar benoemt niet de verschillende handelingen die sprekers kunnen verrichten met het aanhalen van woorden van anderen. Daarnaast zijn er nog aparte categorieën onderscheiden voor herformuleringen en voorstellen. Bij herformuleringen worden er woorden aangehaald van de aanwezige

gesprekspartner, wat andere interactionele consequenties heeft dan het weergeven van spraak van een derde. De categorie voorstellen is ook al eerder beschreven door Terraschke (2013), alleen noemde zij deze categorie suggesties. Binnen deze categorie gebruiken sprekers woorden in de matrixzin, die de uiting in de directe rede als een mogelijkheid markeren.

(20)

16 ANALYSE

In de analyse zal aan de hand van verschillende fragmenten de verschillende toepassingen van het quotatieve van worden geïllustreerd, om zo een beschrijving te kunnen geven van de functie. In totaal zijn er 79 fragmenten geanalyseerd voor dit onderzoek. Deze 79 fragmenten zijn eerst gecategoriseerd naar de verschillende constructies waarin het quotatieve gedeelte is ingebed: asyndetisch, als complement na een lexicaal werkwoord of koppelwerkwoord of als

naamwoordgroep. In tabel 3 is te zien hoeveel fragmenten per categorie in het corpus zijn gevonden. In de tabel is ook genoemd welk werkwoord of zelfstandig naamwoord de trigger is van het

quotatieve gedeelte. De categorie met het quotatieve gedeelte als complement van een lexicaal werkwoord is veruit het grootst.

Tabel 3: Spreiding fragmenten

Constructie Aantal Asyndetisch 11 (13,9%) Lexicaal werkwoord 52 (65,8%) Zeggen 34 Denken 12 Roepen 1 Schrijven 1 Zorgen 1 Kijken 1 Zien 1 Doen 1 Koppelwerkwoord 7 (8,9%) Zelfstandig naamwoord 9 (11,4%) Idee 3 Vraag 2 Gevoel 1 Indruk 1 Woorden 1 Speech 1 Totaal 79 (100%)

(21)

17 taalgebruik, dat het niet hoeft te volgen na een werkwoord wat verwijst naar spraak of waarneming. De zelfstandig naamwoorden die in het corpus gevonden zijn als trigger van het quotatieve gedeelte, verwijzen allemaal naar een vorm van spreken zoals het zelfstandig naamwoord ‘speech’ of verwijzen naar een mentale staat of gevoel. Zoals Coppen en Foolen (2012) aangaven kan deze verwijzing naar een mentale staat of gevoel vaag zijn, zoals bij het zelfstandig naamwoord ‘indruk’ wat in dit corpus is gevonden als trigger van het quotatieve gedeelte. Opvallend is dat het quotatieve van in dit corpus in de meeste gevallen wordt gebruikt om een complement van het werkwoord ‘zeggen’ in te leiden. Dit is opvallend, omdat de functie van het quotatieve van in de literatuur juist in verband wordt gebracht met een losse relatie tussen de gerapporteerde uiting en een eventuele eerdere uiting terwijl het weergeven van de woorden in de directe rede in de literatuur juist in verband wordt gebracht met een sterke relatie tussen de gerapporteerde uiting en een eventuele eerdere uiting. Het quotatieve van zou dus een afzwakking kunnen zijn van de constructie met het werkwoord ‘zeggen’ gevolgd door een uiting in de directe rede.

Om een beschrijving te geven van de functie van het quotatieve van, is er eerst gekeken naar de verschillende handelingen die door het quotatieve gedeelte in de fragmenten wordt verricht. Alle toepassingen van het quotatieve van zijn daarvoor eerst gecategoriseerd volgens de voorgestelde classificering van Terraschke (2013) waarin zij een onderscheid maakt tussen quotes die duidelijk gemarkeerd zijn als verwijzend naar spraak en quotes die gemarkeerd zijn als gedachten of ambigue zijn. Dit levert een eerste verdeling op van de data in twee categorieën, namelijk: ‘het weergeven van spraak’ en ‘het weergeven van gedachten, illustraties of specificaties’. Daarna zijn de fragmenten onderverdeeld naar de verschillende interactionele handelingen die het quotatieve gedeelte kan verrichten, zoals beschreven in de werkwijze hierboven. In tabel 4 is de spreiding van de fragmenten uit het corpus over de verschillende handelingen weergegeven. Daarnaast is in de rechterkant van de tabel gespecificeerd door middel van welke constructietypes de interactionele handeling

(22)

18 Tabel 4A: Spreiding van de fragmenten over de verschillende handelingen en constructietypes binnen de categorie ‘het weergeven van spraak’.

Functie Aantal Vorm Aantal

Het weergeven van spraak 36 Het initiëren van een topic 6

Lexicaal werkwoord 6

Zeggen 6

Het weergeven van contrasterende meningen 12 Lexicaal werkwoord 12 Zeggen 10 Roepen 1 Schrijven 1

Het verdedigen tegen kritiek 7

(23)

19 Tabel 4B: Spreiding van de fragmenten over de verschillende handelingen en constructietypes binnen de categorie ‘het weergeven van gedachten, illustraties of specificaties’.

Functie Aantal Vorm Aantal

Het weergeven van gedachten, illustraties of specificaties

43

Stellingnames 2

Lexicaal werkwoord 2

Denken 2

Het verbeelden van een aspect van een vertelling

(24)

20 Doordat het classificatiesysteem van Terraschke (2013) is aangepast en aangevuld om de fragmenten te categoriseren, kan er niet een één op één vergelijking worden getrokken tussen de verdeling die zij vond in haar corpus en het corpus gebruikt voor het huidige onderzoek. Wel kan er iets worden gezegd over de spreiding van de toepassingen van quotes over de verschillende functies. In de tabel hieronder wordt de spreiding in percentages over de verschillende categorieën voor het corpus van Terraschke (2013) volgens haar classificatiesysteem weergegeven en voor het corpus gebruikt in dit onderzoek volgens het gebruikte classificatiesysteem in dit onderzoek. Het corpus van Terraschke (2013) bestaat uit alle soorten quotes, gemarkeerd en ongemarkeerd. In tabel 5 is te zien dat de verspreiding van haar corpus over de verschillende categorieën overeenkomt met de spreiding van het huidige corpus. Er kan dus geconcludeerd worden dat uitingen ingeleid door van niet voor specifiek andere interactionele handelingen wordt gebruikt. De functie van het quotatieve van lijkt dus meer te zijn dan het markeren van een specifieke interactionele handeling.

Tabel 5: Spreiding van het corpus van Terraschke (2013) en het huidige corpus over de verschillende categorieën.

Corpus Terraschke (2013) Huidig corpus

Categorie Aantal (%) Categorie Aantal (%)

Het weergeven van spraak 51 Het weergeven van spraak 45,6

Het weergeven van gedachten of ambigue

49 Het weergeven van gedachten of ambigue

54,4

Suggestie 6 Het initiëren van een nieuw topic 7,6

Realisatie 7 Het weergeven van contrasterende

meningen

15,2

Stellingname 8 Het verdedigen tegen kritiek 8,7

Commentaar 5 Herformuleringen 10,1

Beslissingsproces 13 Voorstellen 3,8

Herhaling 2 Stellingnames 2,5

Het verbeelden van een aspect van een vertelling

17,7

Illustraties 12,7

Specificaties 22,4

(25)

21 HET WEERGEVEN VAN SPRAAK

In de volgende fragmenten wordt het quotatieve van gebruikt om woorden van derden in de directe rede weer te geven. Dat het hier gaat om het weergeven van spraak, wordt door de sprekers

gemarkeerd in de matrix zin door het gebruik van de werkwoorden ‘zeggen’, ‘roepen’ en ‘schrijven’. Het gaat hierbij om een vorm van footing shifts, waarbij een spreker wisselt van rol. De spreker presenteert zich als animator, maar niet als principal. Door het gebruik van footing shifts creëert de spreker een afstand tussen zichzelf en de woorden die afkomstig zijn van een externe bron (Goffman, 1981). De spreker neemt hiermee zelf geen verantwoordelijkheid voor die woorden en kan hier dus ook niet op worden aangesproken. Van de vier interactionele handelingen waar footing shifts volgens Clayman (1992) voor gebruikt kunnen worden, zijn er drie in dit corpus gevonden: het initiëren van een topic, het weergeven van contrasterende meningen en het verdedigen tegen kritiek. Naast deze interactionele handelingen zijn er nog twee aparte categorieën onderscheiden voor

herformuleringen en voorstellen. Herformuleringen zijn anders dan de andere toepassingen van footing shifts, omdat de spreker de weergegeven woorden toeschrijft aan de aanwezige

gesprekspartner en dit andere interactionele consequenties heeft. In de categorie voorstellen wisselt de spreker ook van rol, maar wordt het quotatieve gedeelte gemarkeerd als een mogelijkheid. De verschillende interactionele functies van het weergeven van woorden, gemarkeerd door de quotative marker van zullen hieronder geïllustreerd worden.

HET INITIËREN VAN EE N TOPIC

In het corpus komen 6 fragmenten voor waarin het quotatieve van wordt gebruikt om door middel van een footing shift een nieuw topic te initiëren. In het volgende fragment uit een huisarts-patiënt gesprek, verwijst de huisarts naar de woorden van een andere arts om een nieuw onderwerp te introduceren. De patiënt heeft eerder een gesprek gehad met een andere huisarts en aan de hand van dat eerste gesprek wil de huidige huisarts bepaalde onderwerpen opnieuw bespreken.

Fragment 1

1. A: [ja ik wil Even een paar dingetjes (overdoen) zij 2. Zij zegt van je bent heel neerslachtig dat zeg je zelf 3. ook Van depressief en zo: wat voor verschijnselen heb je 4. nog MEER Je hebt dus die gewichtsklachten en zo maar heb 5. je nog MEER LIichamelijke verschijnselen?

6. P: (4.0) nou nee ik geloof dat dat wel meevalt (4.0) nou ja 7. Weet ik zo niet nee

In regel 1 geeft de arts aan dat hij nog bepaalde dingen opnieuw wil bespreken. In regel 2 haalt hij de woorden aan van de andere huisarts. De uiting in de directe rede wordt ingeleid door het quotatieve van. De huisarts refereert hier naar de gerapporteerde spreker met het persoonlijk voornaamwoord ‘zij’. De quote wordt hier ook gemarkeerd als een weergave van spraak door het gebruik van het werkwoord ‘zeggen’ en het quotatieve gedeelte functioneert als het complement van dit werkwoord. In dit fragment gebruikt hij de woorden van de andere huisarts om het

(26)

22 gebruikt de arts de woorden ‘en zo’, hierdoor geeft de arts aan dat de uiting typerend is. Vervolgens stelt hij in regel 3-5 vraagt de arts naar de andere lichamelijke verschijnselen die de patiënt heeft van depressiviteit en gaat dus verder in op het onderwerp neerslachtigheid. In regel 6-7 vervolgt de patiënt na een korte stilte met het geven van een tweede paardeel, waarin zij aangeeft dat het wel meevalt.

HET WEERGEVEN VAN CONTRASTERENDE MENINGEN

In fragment 2, uit een interview met Wouter Bos, gebruikt de interviewer van om een quote in te leiden, die een contrasterende mening van een derde uitdrukt. In totaal zijn er 12 fragmenten gevonden waarin het quotatieve van gebruikt wordt om een contrasterende mening weer te geven.

Fragment 2

1. TKn: maar ben u bent dan NIET voor 't afschaffen van

2. de A o w zoals remi WILshaus dat wil •hh bo↓ven

3. 'n bepaalde inkomensgrens

4. (.)

5. WBs: NEE daar ben ik zeer op te[gen ]

6. TKn: [want] hij zegt van

7. JA hé helemaal juist vanuit die redene↑ring

8. <van 't van het> van die solidariteit van u

9. •hh nu betalen we ook allemaal geld a- aan

10. mensen die dat eigenlijk heleMAAL niet

11. nodig hebben

In regel 1-3 vraagt de interviewer in de vorm van een interrogatief aan Wouter Bos of hij niet voor het afschaffen van de AOW is boven een bepaalde inkomensgrens. In deze vraag haalt de interviewer al een derde, Remi Wilshaus, aan als vergelijking. Na een korte stilte vervolgt Wouter Bos met het geven van het tweede paardeel ‘nee daar ben ik zeer op tegen’. Hiermee geeft Wouter Bos aan dat hij het niet eens is met Remi Wilshaus. In regel 6-11 gebruikt de interviewer het quotatieve van om de woorden van Remi Wilshaus aan te halen in de directe rede. Hij refereert in de matrixzin naar Remi Wilshaus met het persoonlijk voornaamwoord ‘hij’. Het quotatieve gedeelte functioneert hier als het complement van het werkwoord ‘zeggen’. Na het quotatieve van volgen de woorden ‘ja’ en ‘hé’. Het woord ‘ja’ kan hier gezien worden als een inleiding tot een tegenwerping en het woord ‘hé’ als een uitroep om aandacht te trekken. Zoals uit het eerste aangrenzende paar bleek, stemmen Wouter Bos en Remi Wilshaus niet overeen over de afschaffing van de AOW. De interviewer gebruikt dus een vorm van footing shift in regel 6-11 om expliciet een mening aan te halen van een derde, die contrasterend is aan de mening van de huidige gesprekspartner. Opvallend aan de formulering van de directe rede in dit fragment is dat Wouter Bos ook wordt aangesproken door ‘u’ en zijn eigen beredenering wordt gebruikt om een tegenargument te genereren.

HET VERDEDIGEN TEGEN KRITIEK

In het volgende fragment maakt de spreker gebruik van een uiting in de directe rede ingeleid door van om zich te verdedigen tegen kritiek. In totaal zijn er 7 toepassingen van dit gebruik in het corpus gevonden. In bovenstaande fragmenten worden de weergegeven woorden aan iemand

(27)

23 een bepaald persoon, maar aan een generieke groep mensen door het woord ‘men’. Het fragment komt uit een interview met Jan-Peter Balkenende en gaat over de financiën van de koningin.

Fragment 3

1. IE: [ja precies,

2. en dan ehm: dan vind ik het merkwaardig als men ineens zegt 3. van (.) eh ja maar in Spanje gebeurt dat en dat↑ [en dan zeg 4. IR: [ja

5. IE: je van ja↑ maar je moet hh h het koppelen aan datgeen wat we 6. vorig jaar met elkaar hebben afgespro[ken↑ en wees dan ook 7. IR: [ja

8. IE: consistent dus ik vond dat er een aantal lukrake opmerkingen 9. zijn gemaakt,

In regel 1 bevestigt Balkenende de vorige uitspraak van de interviewer, dat de financiën van de koningin gekoppeld zijn aan de financiën van het land. Ik regel 2-3 gebruikt Balkenende een uiting in de directe rede dat wordt toegeschreven aan ‘men’. Door het woord ‘merkwaardig’ te gebruiken, geeft hij expliciet aan dat het hierbij gaat om het weergeven van een contrasterende mening. Door de weergegeven woorden aan een generieke groep toe te schrijven, creëert hij nog meer afstand van de uitspraak dan bij het gebruik van footing in de twee fragmenten hierboven. Van wordt in dit fragment gevolgd door een korte stilte en ‘eh’ wat duidt op een aarzeling van de spreker. Na die korte aarzeling vervolgt de spreker met ‘ja maar’, wat gezien kan worden als een inleiding op een tegenwerping. De inhoud van de directe rede geeft kritiek weer op de gang van zaken met betrekking tot de financiën van de koningin, door het te vergelijken met de situatie in Spanje. Door te vervolgen met ‘en dan zeg je’ wisselt de spreker van perspectief en eindigt de eerste uiting in de directe rede. Hij vervolgt zijn beurt door opnieuw het quotatieve van te gebruiken om een uiting in de directe rede weer te geven, als een reactie op de vorige uitspraak. Deze uitspraak wordt toegeschreven aan ‘je’, wat geldt als een generiek enkelvoudig naamwoord. Dat de uiting een reactie op de vorige uiting is, blijkt ook uit de woorden ‘ja’ en ‘maar’ die direct volgen na het quotatieve van. ‘Ja’ kan hier gezien worden als een inleiding op een tegenwerping en ‘maar’ creëert een tegenstelling met het

voorgaande. In het quotatieve gedeelte verdedigt Balkenende zich tegen de kritiek uit de eerste uiting in de directe rede in dit fragment. Het quotatieve gedeelte lijkt hier te bestaan uit twee uitingen die door het woord ‘en’ aan elkaar gekoppeld zijn. In regel 8 schakelt de spreker weer over naar zijn eigen perspectief, wat te zien is aan het woord ‘ik’.

Opvallend in dit fragment is dus dat eenzelfde spreker achtereenvolgens binnen een enkele beurt uitingen in de directe rede ingeleid door van gebruikt om eerst een contrasterende mening weer te geven en vervolgens de verdediging tegen deze contrasterende mening. Beide uitingen functioneren als het complement van het werkwoord ‘zeggen’ en beide uitingen zijn tegenwerpingen, gemarkeerd door het gebruik van ‘ja maar’. De spreker schrijft de weergegeven woorden ook in beide gevallen toe aan een generiek voornaamwoord. De eerste uiting presenteert een tegenwerping tegen het zojuist besproken beleid wat betreft de financiën van het koningshuis en de tweede uiting

presenteert een tegenwerping tegen de eerste uiting. Hij eindigt zijn beurt met een concluderende uitspraak, gemarkeerd door het woord ‘dus’.

HERFORMULERINGEN

(28)

24 gemarkeerd als een parafrase of herformulering. Het gebruik van het quotatieve van om een

herformulering komt in 8 fragmenten uit het corpus voor. Het eerste fragment komt uit een

interview met Wouter Bos, toenmalig leider van de Partij van de Arbeid. Het gesprek gaat over de rol van religie in bijvoorbeeld het onderwijs.

Fragment 4

1. TKn: dus u moet eh::: u zegt van ja::: die religie

2. <daar daar kunnen we inderdaad> dat speelt

3. inderdaad 'n belangrijke rol en daar daar kunnen

4. mee doen door sTEUN te geven aan liberale

5. liberalere groeperingen bin[nen ]=

6. WBs: [zeker]

In regel 1-5 geeft de interviewer een samenvatting van wat Wouter Bos eerder in het gesprek gezegd heef, gemarkeerd door het woord ‘dus’ in regel 1. Doordat de samenvatting wordt voorafgegaan door ‘u zegt van’ gevolgd door een directe quote, wordt de samenvatting gebracht vanuit het perspectief van Wouter Bos. Na het quotatieve van volgt het woord ‘ja’, wat gerekt wordt. ‘Ja’ kan in dit fragment als instemmend worden gezien. Het gebruik van het woord ‘inderdaad’ in de directe rede toont ook aan dat het quotatieve gedeelte een instemmend karakter heeft. De uiting in de directe rede functioneert hier als het complement van het werkwoord ‘zeggen’. Het gaat in dit fragment om een samenvatting van de woorden van de ontvanger, Wouter Bos. Het quotatieve gedeelte kan daarom gezien worden als een B-event (Labov & Fanshell, 1977). De herformulering van de interviewer in dit fragment functioneert daarom als eerste paardeel in een aangrenzend paar, waarbij het tweede paardeel bevestigend of ontkennend kan zijn (Heritage, 1985). Wouter Bos bevestigt in dit geval de samenvatting van de interviewer met ‘zeker’ in regel 6. In dit fragment gaat het dus om een neutrale parafrase, die ook op een onproblematische wijze wordt geaccepteerd. In het corpus komen echter ook fragmenten voor waarin van wordt gebruikt om scherpere

herformuleringen in te leiden. In het volgende fragment vat de interviewer in eerste instantie de woorden van de geïnterviewde samen, maar scherpt vervolgens door middel van een herformulering deze woorden ook aan.

Fragment 5

1. EGr: ja° <u legt dus eigenlijk 'n soort KAder op aan

2. die scholen u en u zegt van u mag best geloven maar

3. dit zijn de marges waarin u moet opereren [en ] mijn

4. GDa: [°ja]

5. EGr: =vraag> blijft dan KUNT u dat wel vra↓gen z[egt]=

6. GDa: [°ja]

7. EGr: =u dan eigenlijk niet van DIT is ons huh huh

8. referentiekader dat we hebben we nou °allemaal met

9. elkaar af↑gesproken in nederland, als u daar niet

10. aan voldoet jammer >dan zou u toch eigenlijk kunnen

11. zeggen nou dan houdt 't dus gewoon op voor dat soort

12. scholen<

13. (0,3)

14. en mis[s↑chien]=

15. GDa: [maar ]

16. EGr: = moet u dat ook ge vindt u dat ook gewoon

17. maar zegt u dat dan ook gewoon

(29)

25 19. GDa: nee nee ja u u overdrijft 't echt en huh u maakt daar

20. nu 'n karika↑tuur van huh en u voorbeeld is wat dat

21. betreft( ) tOONt ook heel goed aan hoe belangrijk het

22. is dat 't nog eens wordt vastgelegd want kennelijk

23. zijn 'r dus mensen die vinden dat je via ’t onderwijs

24. moet onderwijzen dat nederland 'n theocratie moet

25. w[ord]en=

In regel 1-3 geeft de interviewer een verscherpte samenvatting van de woorden van de

geïnterviewde. De samenvatting wordt gemarkeerd als een verscherping door het woord ‘eigenlijk’ in regel 1. In regel 1-2 geeft de interviewer de samenvatting weer in de vorm van een declaratief, maar in het tweede deel van de samenvatting gebruikt hij een uiting in de directe rede ingeleid met van. Deze samenvatting functioneert ook in dit fragment als eerste paardeel van een aangrenzend paar. In regel 4 wordt de herformulering tot dusver geaccepteerd door de geïnterviewde met ‘ja’.

De interviewer vervolgt met het stellen van de vraag ‘kunt u dat wel vragen’. De geïnterviewde overlapt de beurt met ‘ja’, wat in dit fragment onproblematisch is. De interviewer vervolgt haar beurt met het opnieuw weergeven van de woorden van de geïnterviewde in de vorm van een uiting in de directe rede ingeleid door van. De directe rede wordt in dit fragment gemarkeerd door de woorden ‘eigenlijk niet’, waardoor de uiting functioneert als een hypothetische gevolgtrekking. Het gaat hier dus niet om het herhalen van de woorden van de geïnterviewde, maar een verscherpte

herformulering. De interviewer vervolgt haar beurt daarna met het stellen van de gevolgen voor scholen van deze aangescherpte herformulering. In regel 15 overlapt de geïnterviewde de beurt van de interviewer met ‘maar’ en stopt met spreken. In regel 16-17 eindigt de interviewer het eerste paardeel. De herformulering in regel 7-10 functioneert als eerste paardeel. In regel 19 kan de geïnterviewde het tweede paardeel geven. In dit fragment gaat de geïnterviewde niet akkoord met de gegeven verscherpte herformulering en geeft dit expliciet aan met de uiting ‘nee nee u overdrijft het echt’ in regel 19. In regel 19-20 geeft de geïnterviewde ook nog aan dat ‘u er een karikatuur van maakt’, waarmee die nogmaals expliciet aangeeft het niet eens te zijn met de gegeven

herformulering. Het tweede paardeel heeft ook vormkenmerken van een gedisprefereerd tweede paardeel. Er valt een korte stilte tussen het eerste en tweede paardeel in regel 18 en het tweede paardeel is langer en complexer dan het tweede paardeel in regel 4. In regel 20-25 geeft de geïnterviewde ook nog een toelichting op waarom hij de hypothetische gevolgtrekking overdreven vindt.

VOORSTELLEN

Het quotatieve van wordt in dit corpus ook gebruikt om mogelijke, toekomstige uitspraken weer te geven in de directe rede. Deze mogelijke quotes worden gemarkeerd door middel van modaal woord of door de tijd van het werkwoord. Terraschke (2013) omschrijft ook quotes die voorstellen doen, maar benoemt deze onder de categorie suggesties. De categorie suggesties bevat in haar

(30)

26

Fragment 6

1. A: nou dan zou ik toch willen voorstellen eh ook gezien het succes 2. Dan van de laatste keer=

3. P: =ja

4. A: .h,.hh om gewoon die PTC nog eens goed bij te houden 5. (1.0)

6. P: ja

7. A: en en daar een beetje [rekening mee te houden (1.2) 8. [hm

9. A: en misschien lukt dat ook goed en ja ja kunt eh je kunt 10. Zeggen van nou dat proberen we een half jaar of een [jaar 11. [hm ja 12. A: en we nemen dan een nieuwe beslissing [eventueel (1.6) 13. P: [ja

14. P: nee ik heb ik heb toen begrepen dus de vorige keer dat het eh 15. een minder ingrijpende hormonenkuur zou zijn dan eh (.) die u 16. nu vertelt

In regel 1-4 geeft de arts letterlijk aan dat hij een voorstel wil doen. Dit voorstel wordt geaccepteerd door de patiënt in regel 6. In regel 7-12 doet de arts nog een voorstel om PTC voor een half jaar of jaar te proberen en dan eventueel een nieuwe beslissing te nemen. In regel 9-12 geeft hij het voorstel weer in de vorm van een quote ingeleid door van. De modaliteit wordt uitgedrukt door het werkwoord ‘kunnen’ en het inhoudelijke voorstel wordt uitgedrukt door de uiting in de directe rede. Het quotatieve gedeelte functioneert als het complement van het werkwoord ‘zeggen’. Het

quotatieve van wordt in dit fragment gevolgd door het woord ‘nou’. Pander Maat et al omschrijven ‘nou’ als een woord wat een abstracte relatie aanduidt tussen de te volgen uitingen en een eerdere uiting (1986). In dit fragment is er een relatie tussen de uiting in de directe rede en het voorstel uit regel 1-4. Het voorstel ingeleid door het quotatieve van is een aanpassing van het eerdere voorstel in regel 1-4. Het voorstel wat de arts hier doet functioneert als eerste paardeel. Vanwege de voorkeur voor projectsucces, geldt er in dit geval een voorkeur voor acceptatie van het voorstel (Mazeland, 2008). De patiënt geeft in regel 14-16 aan dat zij had begrepen dat een hormonenkuur minder zwaar zou zijn, hiermee verwijzend naar een andere behandeling dan de arts heeft voorgesteld. Het voorstel van de arts wordt in dit fragment dus niet geaccepteerd.

Quotes die een voorstel doen, worden dus door de spreker gemarkeerd als een mogelijkheid door bijvoorbeeld het werkwoord ‘kunnen’. Volgens Spronck (2012) gaat het hier om een evaluatie van de huidige spreker van de gerapporteerde uiting op het gebied van epistemische modaliteit. De

gerapporteerde uiting is mogelijk waar. Wanneer de luisteraar het voorstel accepteert, accepteert die de gerapporteerde uiting als waar.

CONCLUSIE

Hierboven zijn verschillende fragmenten geanalyseerd binnen de categorie ‘het weergeven van spraak’. In alle fragmenten functioneert het quotatieve gedeelte als complement van een lexicaal werkwoord. De handelingen die worden verricht door het quotatieve gedeelte komen overeen met handelingen die worden verricht door uitingen in de directe rede die niet zijn gemarkeerd met het quotatieve van. De functie van het quotatieve van is dus niet dat sprekers het gebruiken om

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Dit onderzoek naar de invloed van de confrontatiesituatie zal niet alleen duidelijk maken dat het effect van een uiting door vele factoren wordt beïnvloed, maar het zal

Indien deze groepen representatief zijn, dan wordt vervolgens van de assumptie uitgegaan, dat de leerlingen vanuit hun positie als leerling een vrij betrouwbaar

All women who gave birth at Zithulele Hospital, at one of the ten closest clinics, on the way to a health facility, or at home in the area covered by the clinics during this

We willen vanuit het FANN beginnen met het verbeteren van de diagnostiek.’ Anne Fleur Stapert: ‘Het is belangrijk dat er meer onderzoek komt naar diagnostiek bij vrouwen met

Die filosofies- opvoedkundige mandaat (grondslag) van die Pretorius-kommissie was tweërlei van aard: dat “die Christelike beginsel in onderwys en op- voeding erken, openbaar en

The research objectives of this study were to explore and describe the experiences of operating room personnel after sharps injuries, to explore and describe the reasons why they

They created rules that now govern the initiation ritual, like urging initiates to seek medical attention if required (as opposed to the old belief of not being a man when doing

Een goede infrastructuur voor zorgvuldige informatie is een belangrijke prioriteit niet alleen voor de vaccins voor volwassenen die nu al beschikbaar zijn, maar ook voor de