Vraag nr. 65
van 26 november 1998
van de heer LUDO SANNEN
Tessenderlo Chemie – Meetcontroles afvalwater In antwoord op de schriftelijke parlementaire vraag nr. 283 van 6 mei 1998 (Bulletin van Vragen en Antwoorden nr. 17 van 10 juli 1998, blz. 2416 – red.) in verband met de problemen van de afvalwa-terlozingen van Tessenderlo Chemie in Ham en Tessenderlo en de Limburgse Vinylmaatschappij in Tessenderlo, stelde de minister onder meer dat het besluit van 13 juli 1995 van de bestendige deputatie van de provincieraad van Limburg tot wijziging van de lozingsvoorwaarden meerdere parameters van de bestaande lozingsvergunning strenger maakt. Als voorbeeld haalt de minister de beper-king van de cadmium-emissie tot 300 kg/jaar aan. Nochtans wordt in het antwoord voorbijgegaan aan enkele markante feiten.
– Reeds vanaf 1986 worden aparte lozingsvoor-waarden opgelegd voor de organische en de anorganische afdelingen.
– Nog steeds wordt al het afvalwater per complex tezamen geloosd. Aparte meetcontroles zijn hierdoor onmogelijk. De productie-eenheden van Tessenderlo Chemie in Ham en Tessenderlo loosden samen in 1996 gemiddeld 1.250.000 liter per uur. De lozingsvergunning laat een debiet toe van 2.000.000 liter per uur. Hierdoor kan een zeer grote verdunning worden toegepast. – De huidige "kwaliteit" van het geloosde
afval-water wordt gehaald door allerhande behande-lingen van de afvalwaters. Zo wordt een deel van de zware metalen uit het water gescheiden door de toevoeging van bariumzouten ingeslo-ten in een bariumsulfaatneerslag. Al dit slib wordt als calciumfluorideslib gestort in slibbek-ken Veldhoven. Dagelijks wordt er zo een 50 ton problematisch zuiveringsslib gestort in het slibbekken.
De lozingen gebeuren in drie lozingspunten : Tessenderlo Chemie Tessenderlo en de Lim-burgse Vinylmaatschappij lozen in de Laak ; Tessenderlo Chemie Ham loost deels in de Laak, deels in de Winterbeek.
De metingen van het afvalwater gebeuren bij het verlaten van de bezinkbekkens. In deze bekkens kunnen echter een aantal stoffen neerslaan en/of verdampen.
1. Op welke wijze wordt bij de meetcontroles een onderscheid gemaakt tussen de lozingen van de organische afdelingen en de anorganische afde-lingen ?
2. Waarom gebeuren de organische en de anorga-nische afvalwaterstromen nog steeds samen ? 3. Waarom wordt aan het bedrijf de verplichting
niet opgelegd te lozen via één lozingspunt in plaats van de huidige drie ?
4. Worden er metingen uitgevoerd van de stoffen die neerslaan in de waterbekkens of die eruit verdampen ?
Waarom gebeuren de monsternames pas na het doorstromen van de bezinkingsbekkens ? 5. Waarom zijn in de verleende vergunningen de