• No results found

Pop-metafysica

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Pop-metafysica"

Copied!
3
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

191

benoemd wordt als een gevoelsrelatie tussen ou-der en kind. Wetenschappers zijn het meest ge-nuanceerd, maar ouders zelf vinden dat vaders en moeders gelijk zijn in hun gevoelsmatige be-trokkenheid bij de kinderen. De zorgdimensie van het ouderschap ontbreekt vaak, vooral bij de deskundigen. De meeste deskundigen gaan nau-welijks in op de gelijkheid in de potentiële zorg-mogelijkheden tussen de seksen. Iaat staan op de feitelijke ongelijkheid daarin. Wegelin besteedt in haar studie ook aandacht aan twee ethieken: 'recht-doen' en 'goed-doen'. Bij 'recht-doen' gel-den alleen overwegingen van rechtvaardigheid, zoals bijvoorbeeld vastgelegd in het familierecht, bij 'goed-doen' gelden ook overwegingen als zorg, compassie en barmhartigheid (p. 92). De ethiek van recht-doen wordt aangetroffen op alle niveaus: moeders en vaders worden in principe steeds gelijk geacht. De ethiek van het goed-doen wordt vooral aangetroffen bij de wetenschappers en een deel van de ouders, maar nauwelijks bij de deskundigen.

Tot slot bespreekt Wegelin, naar mijn smaak nogal overbodig, het nut van een ideologie-theo-retisch perspectief. Waarom is dat zo nuttig: om-dat er naast overeenkomsten ook verschillen rus-sen de drie niveaus zijn aangetoond en het han-delend subject dus ook deelneemt aan de strijd om betekenisgeving. Binnen elk niveau bestaat er een zekere machtsruimte voor de individuen wat betreft de betekenisgeving. De mate waarin op elk niveau die betekenisgeving wordt georgani-seerd en afgebakend van de andere niveaus, be-paait de invloed van dat niveau. Niet de weten-schappers, maar de deskundigen zijn volgens Wegelin het meest invloedrijk. Zij sluit af met de aanbeveling juist meer naar de ouders te luiste-ren, omdat deze het concept gelijkheid met veel meer verschillende facetten kleuren dan de we-tenschappers en deskundigen.

De studie van Wegelin is een must voor allen die geïnteresseerd zijn in de verdeling van ou-derschapstaken na echtscheiding. Het geeft uit-voerig informatie over tal van actuele ontwikke-lingen rondom echtscheiding, zoals: voogdijtoe-wijzing, omgangsregelingen, echtscheidingsbe-middeling en projecten van raden voor de kin-derbescherming. Het taalgebruik had soms iets 'universalistischer' gekund, maar de inhoud is steeds boeiend.

Een klein probleem heb ik wel met de preten-tie van de reikwijdte van de studie. Hoewel over drie niveaus wordt gerapporteerd (wetenschap-pers, deskundigen en ouders zelf) en de her-komst van de gegevens dus breed is, is de studie in verschillende opzichten toch meer 'klinisch' dan 'empirisch'. Zowel op het niveau van de des-kundigen als op het niveau van de ouders zijn de conflictueuze tœwijzîngszaken

oververtegen-woordigd. Het is niet ondenkbaar dat de beteke-nisgeving van ouderschap samenhangt met de mate van conflicten over de toewijzing.

JAN SLEUTELS

Pöp-metafysica

Bespreking van Ben Schreurs, Popper en de meta-fysica. Delft: Eburon, 1990, 250 p., f 49,50 Geen filosoof is zo betweterig en eigengereid als Popper. Als wij hem mogen geloven, had hij het merendeel van zijn ideeën (en die van de ande-ren) al op zijn achttiende bedacht. Zijn denken speelt zich dan ook af in een zeldzaam gesloten wereld, een onderonsje tussen de meester zelf en enkele grote wetenschappers, aangevuld met zijn eigen discipelen. Verwijzingen naar andere filo-sofen zijn schaars. Deze kenmerken hangen na-tuurlijk samen. Zij wijzen op de zelfstandigheid van een groot denker. Maar soms doen zij den-ken aan de zelfgenoegzaamheid van een oester ~ de filosoof die op zijn achttiende het wiel al uit-vond.

Zo droog en logisch ais zijn falsificationisme aandoet, zo dramatisch is Poppers metafysica. Het overkoepelend thema ervan is de theorie van het creatieve of open universum. 'I would suggest that the greatest riddle of cosmology may be neither the original big bang, nor the problem why there is something rather than nothing [...], but that the universe is, in a sense, creative: that it created life, and from it rnind ~ our conscious-ness - which illuminates the universe, and which is creative in its turn' (p. 65). Deze metafysica staat centraal in het filosofische proefschrift van de Utrechtse sociaal-psycholoog Ben Schreurs.

Anders dan de logisch-empiristen vóór hem, is Popper van mening dat metafysische theorieën rationeel beoordeeld kunnen worden in termen van hun functionele symbiose met de empirische wetenschappen. Tor it cannot be denied that along with metaphysical ideas which have ob-structed the advance of science there have been others - such as speculative atomism - which have aided it. And looking at the matter from the psychological angle, I am inclined to think that scientific discovery is impossible without faith in ideas which are of a purely speculative kind/ (1959, p. 37) Metafysica is het speculatief investe-ringskrediet van de wetenschap: acceptatie van metafysische theorieën is rationeel voor zover de erop geënte wetenschappelijke theorieën succes-vol blijken te zijn.

(2)

wetenschappe-192 P & M 59,1992

lijk onderzoek? Schreurs beargumenteert dat dit niet het geval is. Popper doet juist uitspraken die zich principieel aan alle mogelijk empirisch onder-zoek onttrekken. De theorie van het open univer-sum is derhalve niet rationeel in de zin van de vroegere Popper, maar juist metafysisch in de klassieke, transempirische zin. Schreurs bewijst zijn stelling aan de hand van een vijftal onder-werpen uit Poppers oeuvre: de kritiek op het we-tenschappelijk determinisme, de propensiteits-in-terpretatie van waarschijnlijkheid, reductie en emergentie, wereld-3 en het lichaam-geest pro-bleem, en Poppers evolutionaire kenleer. Ik be-perk mij hier tot een paar krenten uit de pap.

Bij de filosofische analyse van waarschijnlijk-heid doet zich de vraag voor of waarschijnlijkhe-den wijzen op onvolkomenhewaarschijnlijkhe-den in onze kennis (de subjectieve interpretatie) of staan voor een on-zekerheid in de werkelijkheid zelf (de objectieve interpretatie). In het eerste geval ligt de nadruk op de gebrekkigheid van onze feitelijk onvolledi-ge wetenschap; onzekerheden in de uitkomst van een experiment zullen worden opgeheven zodra wij de verborgen variabelen hebben vastgesteld. In het tweede geval kan wetenschap principieel nooit 'volledig7 zijn.

Popper is een uitgesproken voorstander van de objectieve interpretatie. Dat elke toss 50% kans op kruis en 50% op munt heeft, is een ge-volg van de opstelling van het experiment, niet van onze onbekendheid met verborgen causale variabelen. In de subjectieve, deterministische in-terpretatie zouden lange causale ketens de oer-knal in precies 50% van de gevallen verbinden met kruis, in 50% met munt. Deze conclusie vindt Popper absurd. Zij doet een impliciet be-roep op een soort harmonia pmestabilita, alsof een intelligente schepper de wereld precies zó heeft ingericht. Een methodologisch betere verklaring is dat de werkelijkheid pockets of randomness kent. Popper spreekt hier van propensiteiten: 'Propen-sities can, in the limit, become Newtonian forces. This is the "causal" limit of propensities equal to 1. If a propensity is less than 1, then it is a dispo-sition to produce the effect not always but in a proportion of cases if the situation repeats itself. [...] Propensities are, like forces, "occult" entities.'

(p. 122)

Met dit a priori argument zou Popper volgens Schreurs zijn metafysisch ïndeterminisme immu-niseren tegen 'de door de kennistheoreticus Popper gestelde eis voor de rationele evaluatie van metafysische theorieën: hun "symbiose" met een wetenschappelijk onderzoeksprogramma' (p. 135).

Ik vraag mij af of deze kritiek niet te faciel is. Op zich lijkt 'propensiteit' niet meer dan een sta-tistische generalisatie over 'krachf te zijn. Ook de introductie van 'krachten' in de natuurkunde

was een speculatieve metafysische ontwikkeling, grotendeels a priori beargumenteerd (en be-twist); toch werd er een succesvol onderzoeks-program op geënt. Waarom zou dit bij propensi-teiten anders zijn? Het met het Newtoniaanse krachtbegrip geassocieerde determinisme kan natuurlijk niet bewezen of weerlegd worden, evenmin als het met propensiteiten geassocieerde indeterminisrne ~ maar dat is een heel andere zaak.

Ook het wetenschappelijk reductionisme, bij-voorbeeld in de psychologie, stoelt volgens Popper op een harmonia praestabilita. Het tracht de verschijnselen te verklaren in termen van een onderliggende microstructuur die ervoor verant-woordelijk wordt gesteld precies déze verschijn-selen te hebben veroorzaakt. Popper vindt zo'n verklaring methodologisch suspect: hoe zouden wij kunnen verklaren waarom déze microstruc-tuur precies die hogere-orde eigenschappen te-weegbrengt, zonder aan te nemen dat een intelli-gente schepper dit zo heeft ingericht? Een betere verklaring is volgens Popper dat onherleidbaar nieuwe eigenschappen ontstaan uit de microstruc-tuur ('emergentie'). Dit zou onder meer het geval zijn bij bewustzijnsverschrjnselen, welke ontstaan uit en interageren met het zenuwstelsel.

Ook deze theorie lijkt op gespannen voet te staan met Poppers symbiose-vereiste. Zij kan im-mers niet empirisch worden uitgewerkt, maar vormt een essentiële aanvulling op alle mogelijke empirisch onderzoek. De interactie tussen li-chaam en geest is immers empirisch niet te on-derscheiden van een identiteitsrelatie (p. 177).

Wederom lijkt mij hier een kanttekening op zijn plaats. Het functionalisme in de wijsgerige psychologie (door Schreurs niet besproken) ver-toont een zekere overeenkomst met Poppers idee van emergentie. Het is een metafysische stelling over de onherleidbaardheid van mentale eigen-schappen en wetten tot fysische eigeneigen-schappen en wetten. Al is het functionalisme empirisch niet te onderscheiden van psychofysische identi-teit, toch vormt het de inspiratiebron van een thans florerende tak van de psychologie, de zo-geheten computationele, cognitieve psychologie. Dit laat onverlet dat de essentiële (on-)reduceer-baarheid van psychologie tot neurofysiologie of kwantumfysica empirisch natuurlijk niet bewezen kan worden.

Een zeer belangrijk punt komt in een van de laatste hoofdstukken aan de orde, namelijk dat Poppers metafysica van het open universum impliciet het bestaan van een of meer onherleid-bare 'agenten' of 'subjecten' postuleert, zelfs van een 'agent' van de evolutie.

(3)

ge-193

drag (een individueel proces) en genetische ont-wikkeling alle drie begrepen moeten worden als processen van trial and error. Schreurs plaatst de-ze stelling nu ruwweg voor het volgende dilem-ma. Ofwel de genetische ontwikkeling is een blind causaal proces waarin doelmatigheid (adaptatie door trial and error) wordt 'gesimu-leerd': de betekenis en doelmatigheid van onze theorieën en ons gedrag is hiervan afgeleid (re-ductionisme). Ofwel de genetische ontwikkeling is creatief en doelmatig in de zin waarin ook ons gedrag en onze wetenschap dat zijn ~ zoals een individu, een subject, of zoals Popper het noemt: een 'agent', zijn theorieën en gedrag aanpast aan de door hem gepercipieerde omstandigheden, zo ontwikkelt ook de 'agent' van de evolutie steeds betere en hogere vormen van leven. Gegeven Poppers afwijzing van het reductionisme (de eer-ste hoorn van het dilemma), aldus Schreurs, moet men zijn uitspraak dat de evolutie creatief is letterlijk nemen (de tweede hoorn): de evolutie is een soort kunstenaar.

Vanuit dit overkoepelend idee zouden Poppers andere metafysische theorieën een be-grijpelijk geheel vormen. Maar de afwijzing van zo'n scheppend principe is het enige wat Poppers oplossing van 'the greatest riddle of cos-mology' onderscheidt van bijvoorbeeld Henri Bergsons idee van 'élan vital' en 'évolution créa-trice'. Schreurs stelt dan ook dat 'Poppers meta-fysica [...) in een aantal opzichten een gekuiste editie (is) van die van Bergson die zoals gezegd door Popper niet alleen ontdaan is van haar "mystiek" maar ook van haar teleologie' (p. 210).

Popper en de metafysica is een kundig boek met een heldere systematiek en schrijfstijl. Dit neemt niet weg dat enkele thema's node worden ge-mist. Niet besproken maar alom voorondersteld worden bijvoorbeeld Poppers correspondenüe-theorie van waarheid en zijn naïef realisme; een curieuze omissie in een proefschrift over metafy-sica. Ook ontbreekt het werk dat in de afgelopen twee decennia door anderen dan Popper is ver-richt op het gebied van de naturalistische ken-theorie (zoals onder anderen Quine, Sellars, Goldman, Feyerabend, Putnam, Rorty, Fodor, Churchland). Ontwikkelingen op dit terrein nei-gen steeds vaker tot vergelijkbare conclusies ten aanzien van de status van het subject in een fysi-calistische psychologie. Schreurs laat hier interes-sante argumenten en vergelijkingen onbenut. Dezelfde lacune vinden wij bij de bespreking van Poppers theorie over lichaam en geest. Schreurs gaat voorbij aan de fijnmazige taxonomie van mind-body modellen uit de recente filosofie. Zo wordt ten aanzien van het reductionisme geen onderscheid gemaakt tussen token- en type-re-ductionisme, wordt het materialisme niet onder-scheiden in een reductieve en een eliminatieve

variant, en blijft het in dit verband belangrijke begrip 'superveniëntie' (geen verschil in mentale eigenschappen zonder onderliggend verschil in fysische eigenschappen) buiten beschouwing. Sommige van de omissies zijn ongetwijfeld een gevolg van het eerder gesignaleerde 'gesloten' karakter van Poppers filosofie - filosofische in-cest die Ben Schreurs niet altijd kan worden aan-gerekend. Wanneer een hedendaags filosoof op zijn merites wordt beoordeeld, kan een bespre-king van recentere ontwikkelingen op het vakbied echter niet achterwege blijven. Door dit ge-brek doet het boek wat antiek en hermetisch aan.

Literatuur

Popper, K.R. (Î959)ï7œ logic of scientific discovery. New York: Basic Books.

MARIETTE HOOGSTEDER

Onderzoekers, onderzochten en de

video

Bespreking van Jeffrey Roth, The disturbed subject. Epistemological and ethical implications of reactivity in videotape research. New York: Peter Lang, 1990, 134 p., ƒ

95,-Stel, je bent ergens mee bezig en plotseling merk je dat iemand jou observeert. Iedereen maakt wel eens zo'n situatie mee. Op dat moment word je je ineens 'over'-bewust van jezelf en jouw eigen handelen. Deze vreemde gewaarwording leidt er vaak toe dat je je 'anders', ongemakkelijker, gaat gedragen. Je bent zelf het object van jouw eigen observatie geworden. Het lijkt onmogelijk om te doen alsof de ander die jou observeert er niet is. Wanneer dit gebeurt tijdens wetenschappelijk onderzoek wordt het reactiviteit genoemd. Men-sen pasMen-sen hun gedrag bewust of onbewust aan doordat het wordt geobserveerd. De persoon die observeert hoeft niet fysiek aanwezig te zijn, maar kan ook 'gedacht' worden. Zoals bijvoor-beeld bij meetinstrumenten of schriftelijke beoor-delingsprocedures.

Een speciaal geval van reactiviteit treedt op wanneer de observerende instantie een videoca-mera is. Niet alleen zit er iemand achter de came-ra die later de videobanden kan terugzien, ook kunnen degenen die geobserveerd wórden hun gedrag terugzien, mede doordat video zo'n toe-gankelijk medium is. Dit maakt dat er sprake is van een dubbele betrokkenheid.

De video als 'derde persoon'

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Eén van de oorspronkelijke wensen vanuit de scholen, was om de resultaten uit verschillende leermiddelen met elkaar in verband te brengen, zodat leraren in het

In de Proeftuin Rekenen ondervonden 8 basisscholen hoe zij met behulp van een overkoepelend dashboard meer maatwerk kunnen bieden aan leerlingen.. 12 inzichten over het (gaan)

Want je wordt je ook bewust van het feit dat zelfs dan, als je afstand genomen hebt tot het vergankelijke leven zonder je belangstelling ervoor te verliezen (ik beschrijf dit

Immers, zo kan geredeneerd worden, de werkelijkheid bestaat op fundamenteel niveau uit de elementaire deeltjes van de fysica, en alle gebeurtenissen

We versterken de eigen kracht: jeugdigen, gezinnen en hun sociale omgeving centraal door jeugdhulp in te richten op het versterken van het probleemoplossend vermogen van jeugdigen

Voor de buitensportverenigingen ligt dit anders; zij zijn in principe de enige gebruiker van de sportaccommodatie; om deze reden kan gelegenheid bieden tot sport in

Ik weet niet of ik er evenwel in slaag mensen iets bij te brengen, maar het blijkt uit mijn boeken dat er veel dingen in Nederland zijn waar ik erg veel kritiek op heb en die

En Hij liet Zich door hem verbidden, verhoorde zijn smeekbe- de, en bracht hem terug in Jeruzalem, in zijn koninkrijk.. Toen erkende Manasse dat de HEERE