• No results found

Vraag 1

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Vraag 1"

Copied!
38
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

1 Vraag 1

Door middel van aërobe dissimilatie haalt de mens energie uit zijn voedsel. Welke van onderstaande brandstoffen heeft de hoogste energetische waarde?

1. 100 gram suiker 2. 100 gram eiwit 3. 100 gram vet

Vraag 2

Bovenstaand plaatje geeft een overzicht weer van een dierlijke cel. Waar in de cel vindt de glycolyse plaats?

1. Nummer 2 2. Nummer 8 3. Nummer 9 4. Nummer 11

Vraag 3

Veel gespecialiseerde neuronen delen niet en zijn voor hun overleving sterk afhankelijk van het hergebruik van kapotte organellen. Welk organel breekt hiertoe andere organellen af?

1. Het endoplasmatisch reticulum 2. Het lysosoom

3. Het mitochondrion

I F M S A Nijmegen

(2)

2 Vraag 4

Steroiden zoals testosteron (zie onderstaande structuur) passeren celmembranen.

Op welke eigenschap berust dit proces?

1. Hoge vetoplosbaarheid 2. Hoge wateroplosbaarheid

Vraag 5

Witte bloedcellen maken deel uit van het immuunsysteem. Wat is de functie van plasmacellen?

1. fagocytose van virussen 2. presentatie van antigenen 3. vorming van immunoglobulinen

Vraag 6

Bij een patiënt blijkt bij een ongeaccommodeerd oog het brandpunt van zijn ooglens vóór het netvlies te liggen. Deze patiënt wordt geholpen met een bril met …

1. bolle lenzen.

2. holle lenzen.

Vraag 7

Bij de eerste hulp worden twee patiënten binnengebracht die van een steiger naar beneden zijn gevallen. De ene is van een hoogte van 3 m naar beneden gevallen, de tweede van een hoogte van 6 m. Met een hoeveel keer zo grote snelheid heeft de tweede patiënt de grond geraakt?

1. minder dan 2 keer zo groot 2. 2 keer zo groot

3. meer dan 2 keer zo groot

I F M S A Nijmegen

(3)

3 Vraag 8

De dosis 𝑫 van ioniserende straling wordt opgegeven in Gy (Gray). De equivalente dosis 𝑯 wordt opgegeven in Sv (Sievert). Het verschil tussen dosis en equivalente dosis is dat bij de laatste rekening wordt gehouden met …

1. de energie per deeltje van het type straling.

2. de schadelijkheid van het type straling.

3. het doordringend vermogen van het type straling.

Vraag 9

Bij echoscopie wordt de afstand tot structuren in het lichaam bepaald uit het tijdsverschil tussen het uitzenden van het geluid en het ontvangen van de echo.

Welk gegeven moet bekend zijn om uit dat tijdsverschil de afstand te kunnen bepalen?

1. de frequentie van het geluid 2. de golflengte van het geluid

3. de voortplantingssnelheid van het geluid

Vraag 10

Twee pezen in de kuit trekken beide met 200 N aan de achillespees, zoals hieronder aangeven.

De kracht die ze gezamenlijk uitoefenen op de achillespees bedraagt … 1. 250 N

2. 375 N 3. 400 N

I F M S A Nijmegen

(4)

4 Vraag 11

Hierboven ziet u een vooraanzicht van een bovenbuik met een geopende bursa omentalis. De maag (A) wordt met enkele haakjes omhooggehouden.

Welke orgaan wordt aangeduid met de letter B?

1. alvleesklier 2. lever 3. milt

Vraag 12

Hierboven ziet u een CT-opname van een bovenbuik. Op een CT wordt bot wit afgebeeld en lucht zwart. Welke lijn wijst naar de lever?

1. Lijn A 2. Lijn B 3. Lijn C 4. Lijn D 5. Lijn E

I F M S A Nijmegen

(5)

5 Vraag 13

Het prikkelgeleidingssysteem van het hart zorgt voor de regelmatige contractie van het hart.

Waar ontstaat de impuls waardoor de contractie begint? Dat is in de ...

1. AV-knoop 2. Bundel van His 3. Sinusknoop

Vraag 14

Een actiepotentiaal ontstaat door een toegenomen permeabiliteit van de celmembraan van een neuron. Hierdoor kunnen ionen de membraan passeren.

Wat gebeurt er tijdens de depolarisatie?

1. K+ influx 2. Na+ influx

Vraag 15

In een synaps tussen twee neuronen wordt via een neurotransmitter een signaal overgebracht. Als zich voldoende neurotransmitter in de synapspleet bevindt, zal op de postsynaptische membraan een actiepotentiaal ontstaan. Enzymen zetten vervolgens een bepaalde neurotransmitter om in een niet werkende variant.

Sommige geneesmiddelen stimuleren deze enzymen.

Wat gebeurt er dan met de doorgeleiding van het signaal? Het signaal wordt ...

1. versterkt.

2. verzwakt.

I F M S A Nijmegen

(6)

6 De volgende vier vragen horen bij elkaar.

Vraag 16

Een man van 32 jaar komt op het genetica spreekuur. Zijn moeder kreeg longkanker op 41-jarige leeftijd. Een oudere zus en een oudere broer van zijn moeder kregen longkanker op respectievelijk 60-jarige en 72-jarige leeftijd. Een andere oudere broer en oudere zus kregen geen kanker. Zijn opa kreeg longkanker op 83-jarige leeftijd en is daaraan overleden. Hij wil weten of hij op basis van zijn familie voorgeschiedenis een verhoogd risico heeft op longkanker. Welke van onderstaande stambomen hoort bij bovenstaande familiegeschiedenis?

1. Stamboom A 2. Stamboom B 3. Stamboom C 4. Stamboom D

I F M S A Nijmegen

(7)

7 Vraag 17

Welke van de onderstaande vragen geeft u, als arts, de beste informatie om antwoord te kunnen geven op de hulpvraag van deze man?

1. Hebben uw familieleden gerookt of gewerkt met gevaarlijke stoffen?

2. Zijn uw familieleden inmiddels overleden aan longkanker?

3. Zijn uw ouders genetisch verwant aan elkaar?

Vraag 18

De man rookt zelf niet, maar de rest van zijn familie bestaat uit fervente rokers.

Daarnaast heeft zijn moeder vanaf jonge leeftijd met asbest gewerkt. De leeftijd waarop longkanker voorkomt in zijn familie is per generatie lager. Op basis van deze gegevens lijkt het aandeel ‘nature’ versus ‘ nurture’:

1. Nature > Nurture: op basis van familie anamnese is een genetische aandoening met een autosomaal dominante vorm van overerving het meest waarschijnlijk.

2. Nurture > Nature: alle personen met longkanker hebben gerookt of gewerkt met asbest.

Vraag 19

Op de website van MSD (www.merckmanual.nl) heeft hij gevonden dat het gebruikelijk is om ieder jaar een foto van de longen te laten maken als je een verhoogd erfelijk risico op longkanker hebt. U geeft hem daarop het volgende advies:

1. Er is een indicatie voor een verhoogd erfelijk risico, dus een halfjaarlijkse foto is verstandig.

2. Er is geen indicatie voor een verhoogd erfelijk risico, dus een foto is niet nodig.

3. U stelt voor eerst DNA onderzoek te doen en op basis daarvan te beslissen of een foto nodig is.

Vraag 20

Een echtpaar, neef en nicht van elkaar, heeft een kinderwens. Ze willen van de huisarts weten of ze hierdoor een verhoogd risico hebben op een kind met een genetische aandoening.

Het echtpaar heeft een verhoogd risico op een kind met een ...

1. autosomaal dominante aandoening.

2. autosomaal recessieve aandoening.

3. geslachtsgebonden aandoening.

I F M S A Nijmegen

(8)

8 Vraag 21

De volgende drie aandoeningen zijn (deels) genetisch bepaald: verstandelijke beperking (VB), asthma en cystic fibrosis (CF).

Voor welke aandoening is de bijdrage van omgevingsfactoren het laagst?

1. Asthma 2. CF 3. VB

Vraag 22

Herkenning is een cruciaal onderdeel in de activatie van het immuunsysteem en de verschillende cellen hebben elk hun eigen receptoren om vreemde of gevaarlijke patronen te herkennen.

Wat is een voorbeeld van een ‘danger-associated molecular pattern’ (DAMP)?

1. Bacterieel celwandproduct 2. Uraatkristal

3. Virusantigeen

Vraag 23

Cellen van het immuunsysteem kunnen worden geactiveerd via binding van liganden aan receptoren op het celoppervlak. De specificiteit van deze receptoren verschilt tussen het aangeboren en verworven immuunsysteem. De specificiteit is het grootst in het ...

1. aangeboren immuunsysteem.

2. verworven immuunsysteem.

Vraag 24

Wat is de verhouding tussen het aantal humane cellen en cellen van microorganismen in een gezond mens?

1. 10% humane cellen en 90% cellen van micro-organismen 2. 50% humane cellen en 50% cellen van micro-organismen 3. 90% humane cellen en 10% cellen van micro-organismen

Vraag 25

Bij welke van onderstaande aandoeningen is de rol van het microbioom het grootst?

1. Cataract (staar)

2. Diabetes mellitus (suikerziekte) 3. Hypertensie (hoge bloeddruk) 4. Syndroom van Down

I F M S A Nijmegen

(9)

9 Vraag 26

Na een primaire immuunrespons ontstaan er geheugencellen. Hoe lang blijft daarmee het immunologisch geheugen bestaan? Dat is in de orde van:

1. Weken 2. Maanden 3. Jaren

Vraag 27

Is het vóórkomen van autoimmuunziektes afhankelijk van het geslacht?

1. Ja, auto-immuunziektes komen meer voor bij mannen.

2. Ja, auto-immuunziektes komen meer voor bij vrouwen.

3. Nee, er is hierin geen geslachtsverschil.

Vraag 28

Onderstaande tekening toont de intreeplaats van een messteek (A). Let op: de pijl geeft alleen de positie van de intreeplaats aan; de richting van de messteek is min of meer loodrecht op de huid, naar de wervels toe.

Welke structuren zijn er hoogstwaarschijnlijk geraakt tijdens messteek A?

1. arteria carotis externa en nervus vagus 2. trachea en oesophagus

3. vena jugularis externa en glandula thyroidea 4. vena subclavia en vena jugularis interna

I F M S A Nijmegen

(10)

10 Vraag 29

Een verwonding met een mes heeft plaatsgevonden precies in de navel. Het mes was 1 cm breed en is exact in het transversale vlak doorgedrongen. De punt van het mes bleef steken in een ruggenwervel.

Welke van de onderstaande structuren is hoogstwaarschijnlijk geraakt?

1. aorta

2. colon descendens 3. processus xiphoideus 4. vena cava superior

Vraag 30

Op onderstaande CT opnamen ziet u een patiënt die verdacht werd van een herniatie (een buikwand breuk) op het niveau van de navel (umbilicus). Dit bleek echter niet het geval. In het wit is een ruggenwervel (spine) afgebeeld.

Welke van de onderstaande structuren ligt er in deze afbeelding tegen de ruggenwervel aan?

1. linker nier 2. linker ovarium 3. vena cava inferior 4. vena portae

I F M S A Nijmegen

(11)

11 Vraag 31

Hierboven ziet u een CT-opname van een bovenbuik. Op een CT wordt bot wit afgebeeld en lucht zwart. Welk orgaan wordt aangeduid met de letter A?

1. dikke darm 2. lever 3. maag

Vraag 32

Hierboven is een foto afgebeeld van de thorax van een jonge vrouw. Welke letter wijst naar de plaats van de projectie van de hartpunt? Dat is de:

1. letter A 2. letter B 3. letter C 4. letter D 5. letter E

I F M S A Nijmegen

(12)

12 De volgende drie vragen horen bij elkaar.

Vraag 33

Een 35-jarige patiënt met waarschijnlijk een meniscus-scheur rechts wil graag advies hoe zich voor te bereiden op de Nijmeegse Vierdaagse. Het probleem is pijn bij het laatste stuk strekken van de knie en het gevoel dat de knie dan op slot gaat. Het volledig strekken van de rechter knie komt twee keer voor tijdens de gangcyclus.

Kies de juiste percentages waarbij 0% het hielcontact van het rechterbeen is.

1. 0% en 30%

2. 30% en 60%

3. 30% en 90%

4. 40% en 60%

Vraag 34

Welke van de onderstaande spiergroepen is het minst actief bij 0% van de gangcyclus?

1. Hamstrings 2. Kuit-groep 3. Pre-tibia groep 4. Quadriceps-groep

Vraag 35

De huisarts geeft een advies dat hoogstwaarschijnlijk op termijn de pijnklachten het meeste zal verminderen. Welk advies is dit?

1. Aanleren van een looppatroon zonder volledige strekking van de knie.

2. Een brace tijdens het lopen van de 4daagse.

3. Extra training Quadriceps groep.

4. Het bijwerken van de scheur tijdens een kijkoperatie.

De volgende drie vragen horen bij elkaar.

Vraag 36

Een 57-jarige patiënt met artrose in het heupgewricht links geeft pijn aan bij het lopen vooral tijdens het landen van de voet. Een nieuwe heup wordt overwogen maar de patiënt wil er nog niet aan. Vanwege de pijn is de indeling van de gangcyclus voor het rechter en linker been niet meer symmetrisch.

Wat is een realistische schatting voor de verhouding standfase/zwaaifase voor het linkerbeen van deze patiënt?

1. 50%/50%

2. 70%/30%

3. 80%/40%

I F M S A Nijmegen

(13)

13 Vraag 37

De patiënt wil graag gaan trainen voor de Nijmeegse Vierdaagse. Een aantal van de spiergroepen die hij daarbij traint lopen over het heupgewricht en kunnen daarbij meer pijn geven.

Om welke spiergroepen gaat het hier?

1. Hamstrings en Kuit-groep 2. Hamstrings en Pre-tibia groep 3. Quadriceps-groep en Kuit-groep 4. Quadriceps-groep en Hamstrings

Vraag 38

De patiënt wil graag de Nijmeegse Vierdaagse lopen. U adviseert te gaan trainen met behulp van twee stokken. Om de patiënt te overtuigen geeft u de volgende argumenten. Welk argument is het meest valide?

1. De linker stok zorgt voor een dusdanige verplaatsing van de projectie van het lichaamszwaartepunt tijdens de standfase van het linkerbeen dat het heupgewricht minder belast wordt.

2. De rechter stok zorgt er voor dat er beter geleund kan worden op het rechter been tijdens de bipedale fase waardoor er een ontlasting van het linker heupgewricht optreedt.

3. Door de verdeling van de grondreactiekracht over zowel voeten als stokken zal het heupgewricht minder belast worden.

De volgende drie vragen horen bij elkaar.

Vraag 39

Een 45 jarige vrouw met een ‘body mass index’ (BMI) van 33 sport of beweegt nauwelijks. De huisarts adviseert haar om af te vallen, door bijvoorbeeld meer te gaan bewegen.

Welk gangbeeld is er, op basis van deze BMI, te verwachten bij deze vrouw ? 1. Een afwijkende heupzwaai

2. Een afwijkende standfase 3. Een afwijkende zwaaifase 4. Een normaal looppatroon

Vraag 40

De vrouw uit de vorige vraag besluit om te gaan wandelen. Met welke factor kan haar hartminuutvolume tijdens haar eerste training maximaal toenemen?

1. 3x het rustvolume 2. 6x het rustvolume

I F M S A Nijmegen

(14)

14 3. 9x het rustvolume

Vraag 41

Na diverse wandeltrainingen krijgt de vrouw met obesitas flinke pijn aan haar rechter knie. Wat is de meest waarschijnlijke verklaring hiervoor?

1. Dit ervaart iedere beginnende wandelaar, en dit verdwijnt vanzelf als de trainingsfrequentie verder wordt opgevoerd.

2. Haar hoge lichaamsgewicht zorgt voor overbelasting van de knie waardoor het kraakbeen beschadigt.

3. Haar slechte conditie leidt tot een lokaal zuurstofgebrek en daaruit voortvloeiende verzuring.

Vraag 42

Er bestaan meerdere theorieën over de genetisch moleculaire verouderings- mechanismen bij de mens. Eerder onderzoek heeft in een bepaalde historische bevolkingsgroep laten zien dat vrouwen die meer kinderen kregen, een lagere levensverwachting hadden. Deze onderzoekbevinding pleit …

1. tegen de disposable somatheorie.

2. tegen de parallelle netwerktheorie.

3. voor de disposable somatheorie.

4. voor de parallelle netwerktheorie.

Vraag 43

De effecten van veroudering op het gehoor zijn goed te verklaren door een aantal moleculaire verouderingsmechanismen. Welk verouderingsmechanisme is het meest van belang bij het ontstaan van presbyacusis?

1. Maillard reacties 2. Oxidatieve stress 3. Somatische mutatie 4. Wear en tear

I F M S A Nijmegen

(15)

15 Vraag 44

De bovenstaande afbeelding is afkomstig uit een baanbrekend tweelingonderzoek uit Denemarken (BMJ, 2009) en laat twee compositiefoto’s zien van 10 eeneiige tweelingparen met een gemiddelde leeftijd van 70 jaar. De linker foto is samengesteld uit alle foto’s van de tweelinghelft die er het jongste uitzag. De rechterfoto is samengesteld uit alle foto’s van de tweelinghelft die het oudste oogde.

Er is een duidelijke variatie in het fenotype van de tweelinghelften waarneembaar.

Welke factor blijkt volgens deze twee foto’s de meeste variatie in het fenotype bij veroudering te verklaren?

1. biologische leeftijd 2. genetische factoren 3. kalenderleeftijd 4. toeval

Vraag 45

Veroudering begint zichtbaar te worden vanaf het moment dat het maximale prestatieniveau begint af te nemen.

Dirk Kuijt is een wereldberoemde 35-jarige voetballer in de nadagen van zijn carrière.

Hij heeft ervoor gekozen om bij Feyenoord zijn laatste voetbaljaren actief te zijn en wil zijn oude niveau handhaven door zijn trainingsintensiteit op te voeren.

Van welk psychosociaal verouderingsmechanisme is dit een goed voorbeeld?

1. Aanpassing aan beperkingen 2. Externe en actieve coping 3. Integratie en berusting 4. Selectie en compensatie

I F M S A Nijmegen

(16)

16 Vraag 46

In de Nederlandse bevolking vinden de komende decennia grote demografische verschuivingen plaats. Uit gegevens van het centraal bureau voor de statistiek is gebleken dat de laatste 10 jaar de levensverwachting bij geboorte voor mannen en vrouwen met 4,4 resp 2,8 jaar is toegenomen.

De levensverwachting op 65 jaar voor mannen en vrouwen met 15 resp 8,3 jaar is toegenomen. Het aantal ouderen is procentueel gestegen tot bijna 15%

Welke demografische transitie beschrijven deze gegevens?

1. Compressie van morbiditeit 2. Compressie van mortaliteit 3. Dubbele vergrijzing

4. Expansie van morbiditeit

Vraag 47

Het bereiken van een hoge gemiddelde leeftijd in een populatie heeft verschillende oorzakelijke factoren. De figuur geeft een voorbeeld van de verschillen in vergrijzing tussen stedelijke populaties in Nederland.

Er zijn niet alleen biologische en gezondheidskundige factoren van invloed op de grijze druk, maar ook sociaal economische factoren.

Figuur: CBS gegevens over de top-10 gemeenten met hoogste en laagste grijze druk, 2011.

(Grijze druk= aantal personen van 65 jaar en ouder / aantal personen tussen 25 en 65 jaar X 100%)

In de figuur blijken verschillen van 20 - 40% in grijze druk tussen deze gemeenten.

Welke soort factoren kunnen een dergelijke omvang van verschil verklaren?

1. Genetische factoren

2. Sociaal economische factoren.

3. Toeval gerelateerde factoren 4. Voedingsverschillen

Laren (N.H.) Rozendaal Haren Bloemendaal Bergen (N.H.) Heemstede Wassenaar Renkum Rheden Lochem

Pijnacker-Nootdorp Leiden Lelystad Groningen Amsterdam Zeewolde Houten Utrecht Urk Almere

0 10 20 30 40 50 60

%

I F M S A Nijmegen

(17)

17 Vraag 48

Een 30-jarige vrouw heeft last van gewrichtsklachten van haar beide knieën. Zij is met een BMI van 37 al jaren veel te zwaar. Ze heeft gelezen dat het middel glucosamine gewrichtsklachten kan verminderen en ze vraagt haar arts om een recept. De arts legt uit dat overgewicht versnelde schade aan gewrichten kan geven.

Tevens schrijft de arts een recept voor.

Voor welke benadering kiest de arts hier?

1. De biomedische benadering 2. De psychologische benadering 3. De sociale benadering.

Vraag 49

Iedereen ervaart klachten op een andere manier. Welke aspecten van symptoomperceptie zijn hierbij vooral van belang?

1. omgevingsfeedback, sensorische input, conditie, geslacht 2. pathologische afwijking, emotie, leergeschiedenis, sensitiviteit 3. somatische input, aandacht, waarneming, interpretatie

Vraag 50

Negatieve affectiviteit is een persoonlijkheidskenmerk dat grote invloed heeft op klachtbeleving en gezondheidsgedrag. Een andere term voor negatieve affectiviteit is:

1. neuroticisme 2. psychopathologie 3. somatisatie

I F M S A Nijmegen

(18)

18 Vraag 51

Wat is normaal, wat is afwijkend?

Hieronder zie je een grafiek van de waarden van het hormoon TSH in de populatie.

Binnen welke grenzen wordt de TSH-waarde als normaal beschouwd? Dat is wanneer de waarde van het TSH valt binnen de …

1. grens van 95% van de gemeten waarde rondom het gemiddelde zoals vastgesteld bij ‘normaal gezonden’.

2. grens van het gemiddelde van de gemeten waarde, plus of min de standaarddeviatie.

De volgende drie vragen horen bij elkaar.

Een 49-jarige man komt op het spreekuur van de huisarts in verband met een rode plek op zijn linker bovenbeen.

Vraag 52

De huisarts vraagt of hij nog ergens anders uitslag op zijn huid bemerkt heeft. De huisarts vraag hier naar …

1. beleving.

2. de hulpvraag.

3. een symptoom.

Vraag 53

In het vervolg van de anamnese vraagt de huisarts of de patiënt vanwege zijn huiduitslag gedacht heeft of hij wellicht eczeem of psoriasis heeft.

Welk aspect uit het biopsychosociaal model vraagt de huisarts hier uit?

1. cognitie 2. emotie 3. gedrag 4. somatiek

I F M S A Nijmegen

(19)

19 Vraag 54

In het verdere verloop van het consult geeft de patiënt aan dat hij vanwege de huiduitslag op zijn been maar niet is gaan sporten omdat de plek onder zijn korte sportbroek wel erg zichtbaar is.

Deze opmerking hoort bij zijn … 1. emotie.

2. klacht.

3. ziektegedrag.

Vraag 55

Overgewicht is een complex probleem waaraan ook psychische en sociale factoren ten grondslag liggen. Zogenaamde emotie-eters hebben een verhoogd risico op het ontwikkelen van overgewicht. Emotie-eters ...

1. eten vooral als ze eten zien.

2. hebben een stoornis in hun verzadigingsgevoel.

3. laten hun voedingsgewoonten sterk beïnvloeden door hun stemming.

Vraag 56

In het nieuwe concept van gezondheid worden indicatoren van gezondheid gedefinieerd op 6 hoofddimensies. Naast lichaamsfuncties, mentale functies &

beleving en spirituele dimensie zijn dit …

1. Kwaliteit van leven, sociaal maatschappelijke participatie en betekenisvolle relaties

2. Kwaliteit van leven, sociaal maatschappelijke participatie en dagelijks functioneren

3. Opleidingsniveau, kwaliteit van leven, instrumenteel functioneren 4. Sociaal maatschappelijke participatie, instrumenteel functioneren en

betekenisvolle relaties

Vraag 57

Een 36-jarige vrouw moet vanwege een chronische bloedarmoede regelmatig geprikt worden. Het prikken is voor haar zeer belastend, ze is erg bang voor pijn. Als kind is zij tijdens een lange ziekenhuisopname veelvuldig geprikt.

Wat is hier de meest logische verklaring voor de prikangst? Dat is ...

1. leergeschiedenis.

2. verhoogde gevoeligheid van de pijnreceptor.

3. verstoorde pijnperceptie.

I F M S A Nijmegen

(20)

20 Vraag 58

De endosymbiont-theorie geeft een verklaring voor de herkomst van mitochondriën.

Welke van onderstaande observaties vormt een belangrijke ondersteuning voor deze theorie?

1. Mitochondriën bezitten een dubbele membraan.

2. Mitochondriën verbruiken O2 via de ademhalingsketen.

3. Mitochondriën worden in vrijwel alle eukaryoten gevonden.

Vraag 59

Celsignalering kan plaatsvinden door binding van een ligand of factor aan de betreffende receptor in of op de cel. Welk type signaalmolecuul wordt uitgescheiden door de hypothalamus?

1. Eiwithormoon.

2. Steroïdhormoon.

3. Thyroïdhormoon.

Vraag 60

Onderstaande figuur symboliseert de hypothalamus – hypofyse – schildklier regel-as.

Welk hormoon dient op plek 1 ingevuld te worden?

1. T3/T4 2. TRH 3. TSH

I F M S A Nijmegen

(21)

21 Vraag 61

In de tekening hieronder ziet u vijf compartimenten in en rondom het mitochondrion die aangegeven worden met omcircelde cijfers. Welk compartiment wordt aangeduid met het cijfer 1?

1. Cytoplasma

2. Intermembraan ruimte 3. Mitochondriële Matrix

Vraag 62

Mitochondriën spelen een belangrijke rol bij de aanpassing van het lichaam aan een extreem lage temperatuur. Dit gebeurt via de afgifte van schildklierhormoon. Het schildklierhormoon stimuleert vervolgens de aanmaak van het mitochondriële ontkoppelingseiwit (UCP). In welk compartiment bevindt zich dit eiwit?

1. Intermembraanruimte

2. Mitochondriële binnenmembraan 3. Mitochondriële buitenmembraan 4. Mitochondriële matrix

I F M S A Nijmegen

(22)

22 Vraag 63

Bij een patiënt met een mitochondriële ziekte die veroorzaakt wordt door een deficiëntie in het pyruvaat dehydrogenase complex, wordt een verhoogd lactaatgehalte (melkzuurgehalte) in het bloed aangetroffen. Dergelijke patiënten hebben soms baat bij een dieet.

Welke van de onderstaande diëten is voor een “PDH-patiënt” het meest geschikt?

1. Arm aan koolhydraten en vetten

2. Arm aan koolhydraten maar rijk aan vetten 3. Rijk aan koolhydraten en vetten

4. Rijk aan koolhydraten maar arm aan vetten

Vraag 64

Het eerste complex van de ademhalingsketen bestaat uit 45 verschillende eiwitten.

Het mitochondriële DNA bevat de genen voor slechts 7 van deze subeenheden. De genen die coderen voor de overige 38 onderdelen liggen in het kern-DNA.

Waar vindt de synthese van deze 38 eiwitten plaats?

1. in de kern

2. in de mitochondria 3. in het cytoplasma

Vraag 65

Een patiënt heeft de ziekte van Graves, gekenmerkt door hyperthyreoïdie. Welke van onderstaande symptomen past hier het beste bij?

1. obstipatie 2. oedeem

3. warmte-intolerantie

Vraag 66

Bij een patient is hyperthyreoïdie biochemisch vastgesteld. Welke vorm van diagnostiek heeft nu de voorkeur om de ziekte van Graves aan te tonen?

1. bepaling van antistoffen (TSI) 2. bepaling van T3

3. scintigrafie van de schildklier 4. echografie van de schildklier

I F M S A Nijmegen

(23)

23 Vraag 67

Meerdere symptomen kunnen wijzen op het hebben van darmkanker. Bij welk symptoom moet hier niet aan worden gedacht?

1. bloed of slijm bij de ontlasting 2. constante vermoeidheid

3. onverklaarbaar gewichtsverlies 4. verminderde aandrang

Vraag 68

Bij bevolkingsonderzoek naar cervixkanker kunnen cellen verkeerd geïnterpreteerd worden. Bij een fout-negatieve uitslag wordt ten onrechte …

1. een afwijkende uitslag afgegeven bij een vrouw zónder afwijkingen.

2. een “normale” uitslag afgegeven bij een vrouw mét afwijkingen.

Vraag 69

Als de diagnose darmkanker gesteld is, zijn er verschillende behandelingsmoge- lijkheden. Deze behandelingsmogelijkheden zijn vooral afhankelijk van ...

1. de leeftijd van de patiënt.

2. de prognose van de ziekte.

3. het stadium van de ziekte.

Vraag 70

De terugtrekreflex is een proces om het lichaam te verdedigen tegen dreigende schade. Deze terugtrekreflex bestaat uit verschillende onderdelen.

Wat is de eerste stap?

1. Activatie effectorspieren 2. Conductie via afferente banen 3. Efferente conductie

4. Nociceptoren activatie

5. Schakeling in het ruggenmerg

I F M S A Nijmegen

(24)

24 Vraag 71

Bij welke pijl wordt het proces van transmissie van nociceptie aangegeven?

1. A.

2. B.

3. C.

I F M S A Nijmegen

(25)

25 Vraag 72

Onderstaande microscopische beelden tonen HE-gekleurde weefsels. In welke afbeelding is er een gezonde arteriële vaatwand zichtbaar?

1. Afbeelding 1.

2. Afbeelding 2.

3. Afbeelding 3.

4. Afbeelding 4.

I F M S A Nijmegen

(26)

26 Vraag 73

Onderstaande schematische afbeelding toont een aangedaan bloedvat.

Welk celtype wordt aangeduid met de rode pijl?

1. Endotheelcel.

2. Gladde spiercel.

3. Macrofaag.

Vraag 74

De waarde van de bloeddruk laat zich vatten in een formule, vergelijkbaar met de wet van Ohm. Welke onderstaande formule geeft de relatie tussen de verschillende grootheden juist weer? Hierin staan de letters voor de volgende grootheden:

P: bloeddruk; Q: hartminuutvolume; S: slagvolume; R: weerstand; D: gezamenlijke diameter van de capillairen.

1. P = Q/D x R 2. P = S2/Q x D 3. P = Q/R 4. P = Q x R

Vraag 75

Kanker ontstaat vaak door fouten die gemaakt worden tijdens de mitose. Tot welke DNA afwijkingen leiden dit soort fouten?

1. aneuploidiën 2. genmutaties 3. translocaties

I F M S A Nijmegen

(27)

27 Vraag 76

Een 40-jarige man is gebeten door een giftige slang en wordt naar de spoedeisende hulp gebracht vanwege progressieve spierverlammings- verschijnselen.

Het gif grijpt dus waarschijnlijk aan op … 1. acetylcholinereceptoren.

2. calciumkanalen.

3. fosfolipiden.

4. natriumkanalen.

Vraag 77

Een patiënte van 40 jaar vraagt haar huisarts wat zij kan doen om het proces van atherosclerose te remmen. De patiënte weegt 75 kg bij een lengte van 165 cm.

Haar bloeddruk bedraagt 140/90 mmHg. Mevrouw rookt, werkt 60 uur per week en geeft aan veel stress te ervaren. Mevrouw eet elke dag 2 cholesterolrijke eieren. Welke interventie zal het meest effectief zijn om het proces van atherosclerose te remmen?

1. 5 kg afvallen.

2. Minder werken.

3. Minder eieren eten.

4. Roken stoppen.

Vraag 78

Histonen zijn rijk aan de basische aminozuren lysine en arginine. Wat is het effect van posttranslationele modificaties van deze aminozuren, zoals methylering en acetylering?

Methylering en acetylering zorgen ervoor dat … 1. histonen niet meer in de celkern terecht komen.

2. histonen versneld worden afgebroken.

3. hydrofobe interacties tussen histonen en DNA verdwijnen.

4. waterstofbruggen en polaire interacties tussen histonen en DNA verminderen.

Vraag 79

Rondom organen ligt ter bescherming stevig bindweefsel. Bindweefsel kan stevigheid vooral bieden dankzij de aanwezigheid in de matrix van …

1. Collageenvezels.

2. Elastische vezels.

3. Glycosaminoglycanen.

4. Proteoglycanen.

I F M S A Nijmegen

(28)

28 Vraag 80

Siamese tweelingen komen niet vaak voor. Een hypothese is dat ze ontstaan tijdens de vroege ontwikkeling doordat er twee kiemschijven zo dicht bij elkaar liggen, dat ze gedeeltelijk vergroeien. Hieronder een schematische voorstelling van een normale kiemschijf en van een Siamese tweeling.

De kiemschijf van de Siamese tweeling ontwikkelt zich tot:

1 2 3 4

1. Figuur 1 2. Figuur 2 3. Figuur 3 4. Figuur 4

I F M S A Nijmegen

(29)

29 Vraag 81

Een patiënt heeft bovenmatige diurese. Er blijkt sprake te zijn van secundaire bijnierschorsinsufficiëntie.

Op welke plaats in de regelkring ligt de bron van deze stoornis?

1. bijnier 2. hypofyse 3. hypothalamus

Vraag 82

Een 44-jarige patiënte heeft sinds drie dagen constant pijn rechts boven in de buik. Ze is daarbij misselijk en braakt. Ze vertelt dat ze al eerder een keer aanvalsgewijze pijn had in de rechterbovenbuik na het eten van frites met mayonaise. De patiënte vertoont geen tekenen van icterus. De SEH-arts denkt aan een acute cholecystitis op basis van een galsteen die in de galwegen beklemd zit. Bij deze patiënte zit de galsteen zeer waarschijnlijk in de …

1. ductus choledochus.

2. ductus cysticus.

3. ductus hepaticus.

Vraag 83

Tijdens inspanning is de beenspierpomp meer werkzaam dan in rust. Activiteit van de beenspierpomp zorgt primair voor een verhoging van de …

1. afterload.

2. contractiliteit.

3. preload.

4. ventilatie.

Vraag 84

In bepaalde omstandigheden, bijvoorbeeld op de IC, wordt de Mean Arterial Pressure (MAP) gezien als een betere maat voor de hemodynamiek dan de systolische en diastolische bloeddruk. Hoe wordt de MAP berekend?

1. Cardiac output X Slagvolume

2. Cardiac output X totale perifere weerstand 3. Hartfrequentie X totale perifere weerstand 4. Slagvolume X hartfrequentie

I F M S A Nijmegen

(30)

30 Vraag 85

U bent farmacologisch onderzoeker en doet een experiment waarbij u een stripje glad spierweefsel bloot stelt aan verschillende farmaca die via activatie van hetzelfde receptortype een contractie in het weefsel bewerkstelligen. De bovenstaande data demonstreren dat …

1. geneesmiddel A effectiever is dan geneesmiddel D.

2. geneesmiddel A potenter is dan geneesmiddel D.

3. geneesmiddel D de grootste receptorreserve heeft.

4. geneesmiddel D de hoogste affiniteit heeft voor de receptor.

Vraag 86

Cellen die geïnfecteerd zijn met een virus worden vernietigd door:

1. B-cellen

2. cytotoxische T-cellen 3. helper T-cellen

4. macrofagen

Vraag 87

Voor het bereiken van volledige activering van een naïeve B-cel is alleen antigeenherkenning onvoldoende. Daarnaast is nog noodzakelijk:

1. costimulatoire receptor-ligand interacties met een dendritische cel.

2. hulp van een geactiveerde CD4+ T-cel.

I F M S A Nijmegen

(31)

31 Vraag 88

Een 6-jarig kind heeft een gecontamineerde huidwond aan de linkerarm. Waar vindt de presentatie van microbiële antigenen uit deze wond aan naïeve T-cellen vooral plaats?

1. In de drainerende lymfeklier.

2. In de milt.

3. In het beenmerg.

4. In het perifere bloed.

Vraag 89

Een patiënt met keelpijn ten gevolge van een streptokokkeninfectie krijgt een breed-spectrum antibioticakuur. Na een week is de keelpijn over maar heeft hij een branderig gevoel in de mond en een geel-witte waas op zijn tong. Deze symptomen zijn het meest waarschijnlijk het gevolg van …

1. dode streptokokken uit zijn keelholte.

2. een allergische reactie op het antibioticum.

3. een andere bacteriële infectie.

4. een schimmelinfectie.

Vraag 90

Een 35-jarige man had als kind ernstig overgewicht. Toen hij een twintiger was heeft hij uitermate zijn best gedaan om af te vallen en dat is hem gelukt. Hij is nog nooit bij een huisarts geweest. Hij komt nu echter voor een “check up” en vraagt of de obesitas van vroeger nog consequenties kan hebben voor hem.

Wat is nu het beste antwoord?

1. Afhankelijk van uw huidige gewicht heeft u een verhoogd risico op morbiditeit, maar niet op mortaliteit.

2. Er is geen relatie tussen obees zijn als kind en gezondheidsrisico’s als volwassene.

3. Onafhankelijk van uw huidige gewicht heeft u een verhoogd risico op morbiditeit en mortaliteit.

Vraag 91

Western blotting is een veel gebruikte techniek in de moleculaire levenswetenschappen. Deze techniek wordt gebruikt voor het bestuderen van … 1. de expressie van een eiwit.

2. de lengte van een boodschapper RNA.

3. de serumconcentratie van een metaboliet.

I F M S A Nijmegen

(32)

32 Vraag 92

Een patiënt bereikte en behield complete remissie van zijn Hodgkin Lymfoom (HL) door bestraling van het mediastinum. Tien jaar na behandeling wordt hij nog steeds poliklinisch gecontroleerd. Waarom is deze lange termijn controle noodzakelijk? Er bestaat voor deze patiënt een verhoogde kans op …

1. hart- en vaatziekten.

2. verhoogde schildklierfunctie.

3. recidief lymfoom.

4. longemfyseem.

Vraag 93

Een 18-jarige vrouw komt bij de huisarts. Ze heeft een regelmatige cyclus van 23 dagen. Haar cyclus is …

1. anovulatoir.

2. ovulatoir.

Vraag 94

Een 55-jarige man met hypertensie heeft bij lichamelijk onderzoek nog steeds te hoge bloeddruk ondanks het gebruik van hydrochloorthiazide. Hij heeft een opvallend snelle pols van 90/min. Het lijkt de arts daarom verstandig een middel toe te voegen dat ook de hartfrequentie verlaagt. Het middel van keuze is een … 1. ace-remmer.

2. beta-blokker.

3. diureticum.

Vraag 95

Twee broers hebben hemofilie A op basis van een intron 22 inversie. Bij de ouders was de test op deze inversie negatief.

Wat is hiervoor de meest waarschijnlijke verklaring?

1. Er is sprake van kiembaan mosaicisme.

2. De test bij moeder heeft een vals negatieve uitslag gegenereerd.

3. Er is een andere biologische vader.

I F M S A Nijmegen

(33)

33 Vraag 96

In onderstaand figuur is het spectrogram weergegeven dat met ultrageluid is gemeten aan een bloedvat. In een spectrogram is horizontaal de tijd uitgezet, verticaal de frequentie van het echo-signaal, en in grijswaarde de sterkte van de echo op dat moment bij die frequentie.

Uit de figuur blijkt dat het bloed in dit vat …

1. afwisselend voorwaarts en terugwaarts stroomt.

2. afwisselend voorwaarts stroomt en stilstaat.

3. voortdurend voorwaarts stroomt.

Vraag 97

Een 56-jarige man krijgt plotseling krachtsverlies in zijn rechterbeen. Ook laat hij ineens ander gedrag zien. Hij maakt bijvoorbeeld grapjes op momenten dat dit niet gepast is. Er wordt op de spoedeisende hulp een scan van zijn hersenen gemaakt, waarop te zien is dat de man een herseninfarct heeft in het stroomgebied van een cerebrale arterie.

Dit beeld past het beste bij een infarct In het stroomgebied van de arteria … 1. Basillaris.

2. Cerebri anterior.

3. Cerebri media.

4. Vertebralis.

I F M S A Nijmegen

(34)

34 Vraag 98

Een 34-jarige vrouw merkt ineens dat ze haar voet goed moet optillen tijdens het lopen. Ook klapt de voet tijdens het lopen op de vloer. Daarnaast heeft de vrouw gemerkt dat zij de bovenkant van haar voet niet goed voelt als ze die aanraakt. De arts die de vrouw ziet stelt vast dat er sprake is van een gestoorde functie van het perifere zenuwstelsel.

Waar in het perifere zenuwstelsel zit de stoornis bij deze mevrouw zeer waarschijnlijk? Dit is in de …

1. neuromusculaire overgang.

2. spier.

3. voorhoorncel.

4. zenuw.

Vraag 99

Een sterk obese man komt met vermoeidheidklachten op het spreekuur van de huisarts. De huisarts vermoedt dat zijn obesitas de oorzaak is van deze klachten.

De huisarts wil de patiënt graag motiveren om af te vallen. Wat kan de huisarts het beste als eerste doen?

1. Afwachten hoe patiënt reageert op zijn vermoeden.

2. Benadrukken wat de consequenties van overgewicht zijn voor de gezondheid.

3. Nauwkeurig in kaart brengen in welke situaties de patiënt het meeste eet.

4. Nauwkeurig in kaart brengen wat en hoeveel patiënt eet.

Vraag 100

Een reviewer van een project geeft aan dat er een grote mate is van subjectieve waarnemingen.

Hoe is in onderzoek het probleem van subjectieve waarnemingen kleiner te maken?

1. Door het betrouwbaarheidsinterval te berekenen.

2. Door meer waarnemers te gebruiken.

3. Door meer waarnemingen te doen.

I F M S A Nijmegen

(35)

35 Vraag 101

Een proefdier krijgt de keus tussen een hoog koolhydraat-dieet en een laag koolhydraat-dieet. Na een halve dag is het hoog koolhydraat-dieet op en het laag koolhydraat-dieet nog niet. Wat is een goede onderzoeksvraag die je op grond van deze waarneming kan formuleren?

1. Wat is het eetgedrag van deze proefdieren met betrekking tot koolhydraten?

2. Vindt het proefdier een hoog koolhydraat-dieet lekkerder dan een laag koolhydraat-dieet?

3. Welke proefdieren eten een hoog koolhydraat-dieet?

Vraag 102

Door middel van een echografie wil de arts galstenen aantonen of uitsluiten. Dit is een voorbeeld van …

1. deductie.

2. inductie.

Vraag 103

Een studente wil weten hoe het zit met het alcoholgebruik van geneeskundestudenten binnen haar opleidingsjaar. Haar opleidingsjaar heeft 300 studenten geneeskunde en 150 studenten biomedische wetenschappen. Zij stuurt een enquête naar 100 studenten geneeskunde waarvan er 50 antwoorden. Wat is in dit onderzoek de populatie?

1. Alle studenten geneeskunde van haar opleidingsjaar.

2. De 50 studenten geneeskunde die antwoorden.

3. De 100 studenten geneeskunde die een enquête toegestuurd krijgen.

Vraag 104

Welke van de hieronder volgende uitspraken heeft volgens Popper de kleinste empirische inhoud?

1. Dit tentamen is van goed niveau.

2. Dit tentamen is van goed niveau en niet te lang.

3. Dit tentamen is van goed niveau of niet te lang.

I F M S A Nijmegen

(36)

36

De volgende tekst en tabel vormen de introductie op de 5 daarop volgende meerkeuzevragen.

Voor de pijnstilling bij forse kneuzing en bloeduitstorting in de ribbenstreek schrijft een huisarts diclofenac voor. Deze huisarts overweegt nu of paracetamol hiervoor net zo effectief is als diclofenac. Bij wijze van experiment krijgen de eerstvolgende 200 patiënten met dergelijk letsel om en om óf paracetamol óf diclofenac voorgeschreven. Het aantal dagen pijn vanaf de start met pijnstilling wordt gemeten. Het resultaat staat in de volgende tabel.

Aantal dagen met pijn Pijnstiller Aantal

patiënten

Range Gemiddelde SD

Diclofenac 100 2 - 32 19 7

Paracetamol 100 5 – 31 8 8

Effect van diclofenac t.o.v. paracetamol: -5 dagen met 95%-BI: [-8; -2] en p=0,03

Vraag 105

Als de eerste 200 patiënten die zich aandienden daadwerkelijk om-en-om diclofenac of paracetamol kregen voorgeschreven, is er dan sprake van at random toewijzing van therapie?

1. Ja 2. Nee

Vraag 106

De meetschaal van de variabele ‘pijnduur’ in dagen uitgedrukt is een voorbeeld van een …

1. Intervalschaal.

2. Nominale schaal.

3. Ordinale schaal.

I F M S A Nijmegen

(37)

37 Vraag 107

In onderstaande figuur is de duur van de pijnklachten (in dagen) weergegeven voor de beide behandelingsgroepen: N = diclofenac en T = paracetamol.

Hoe noemt men deze figuur? Dit is een … 1. Boxplot.

2. Histogram.

3. Nomogram.

4. Scatterplot.

Vraag 108

‘Fysiologisch zout’ is een in het ziekenhuis veel gegeven iso-osmotische infuusvoeistof. Deze vloeistof bestaat uit 0,15 M NaCl. Voor sommige patiënten mag deze vloeistof geen NaCl bevatten. Een goed alternatief is dan een glucose- oplossing.

Wat moet de concentratie van glucose zijn in deze alternatieve infuusvloeistof?

1. 0,075 M 2. 0,15 M 3. 0,30 M

Vraag 109

Wat is de juiste conclusie uit het onderzoek? Dat is dat de gemiddelde pijnduur met diclofenac statistisch …

1. niet significant verschilt met paracetamol.

2. significant korter is dan met paracetamol.

3. significant langer is dan met paracetamol.

I F M S A Nijmegen

(38)

38 Vraag 110

Welke onderzoeksvraag kan volgens de empirische cyclus goed worden onderzocht?

1. Gaan nanodeeltjes sneller dan het licht?

2. Wat is de invloed van de filosoof Deleuze op de hedendaagse filmpraktijk?

3. Zijn oorlogen in de toekomst te voorkomen?

I F M S A Nijmegen

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Dat stelt iedereen in staat wat van zijn leven te maken, maar maakt mensen bijvoorbeeld ook weerbaarder bij tegenslag en voorkomt criminaliteit onder kwetsbare jongeren...

Precies daarom vraagt Sociaal Werk Nederland samen met 450 lidorganisaties waaronder Valente (voorheen Federatie Opvang en RIBW) en Vluchtelingenwerk Nederland om een

De nummers 3 en 4 gaan door naar de B poule en kunnen niet meer voor een echt kampioenschap spelen, maar wel als winnaar in de B-poule eindigen. Met enige trots kan TVM

Door het gebruik van e-consult kan veel tijd uitgespaard worden, Enerzijds voor de consument, aangezien deze dan niet naar de arts toe hoeft, maar anderzijds ook voor de

Gelet op de overweldigende steun voor de schikking en het zeer beperkte aantal opt-out kennisgevingen dat tot dusver ontvangen werd, heeft de raad van bestuur van Ageas tijdens

Dat hij de vrouw kort na de bestreden beschikking, maar nog voor het instellen van hoger beroep, bij brief van zijn advocaat van 29 april 2019 heeft laten weten dat de vrouw

2.16.4 Wanneer nadere inlichtingen tijdig zijn aangevraagd, maar om enigerlei reden niet binnen de in artikel 2.16.1 gestelde termijn zijn verstrekt, of wanneer de

De hoofdvraag van het hoger beroep in de bodemprocedure was of Markland onrechtmatig heeft gehandeld jegens appellante, door de heraanbieding van appellante te beoordelen als