• No results found

ADVIES. inzake de klacht van [klaagster 1], [klaagster 2], [klager 3], gezamenlijk te noemen klagers gemachtigde: mevrouw mr. M.

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "ADVIES. inzake de klacht van [klaagster 1], [klaagster 2], [klager 3], gezamenlijk te noemen klagers gemachtigde: mevrouw mr. M."

Copied!
5
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Landelijke

Klachtencommissie Onderwijs

109546: Klacht over onder meer ontbrekende Verklaring Omrent het Gedrag. Pleinwacht en hulpouders die betrokken zijn bij het toezicht op kinderen in de middagpauze moeten in het bezit te zijn van een Verklaring Omtrent het Gedrag.

ADVIES

inzake de klacht van

[klaagster 1], [klaagster 2], [klager 3], gezamenlijk te noemen klagers gemachtigde: mevrouw mr. M. Verstegen

tegen

[locatiedirecteur] [basisschool], [clusterdirecteur] en [directeur ad interim], gezamenlijk te noemen verweerders

1. VERLOOP VAN DE PROCEDURE

Op 10 november 2020 ontving de Commissie een klacht van [klaagster 2] over de directeur, de locatiedirecteur en de clusterdirecteur van [basisschool] te [vestegingsplaats].

Op 14 december 2020 heeft klaagster aanvullende informatie ingediend en hebben [klaagster 1] en [klaagster 3] gevolmachtigd om ook namens hen op te treden inzake de klacht.

Op 10 februari 2021 heeft de voorzitter van de Commissie de klacht gedeeltelijk kennelijk niet- ontvankelijk verklaard omdat de klacht betrekking had op gebeurtenissen die langer dan een jaar voor het indienen van de klacht waren voorgevallen. Dit betrof de ouderraadsvergadering waarbij de verkiezing van de ouderraad plaatsvond, de positie van de ouderraad, de hoogte van het cadeautje voor hulpouders, de rol van de directeur binnen de ouderraad en de lesbevoegdheid bewegingsonderwijs.

Op 17 februari 2021 heeft klaagster bezwaar gemaakt tegen de beslissing van de voorzitter.

Op 8 april 2021 heeft de Voorzitter van de Commissie geoordeeld dat het bezwaar ertoe leidt dat de beslissing van 10 februari 2021 gedeeltelijk niet in stand kan blijven. De Commissie neemt het klachtonderdeel over het bewegingsonderwijs, in aanvulling op de in de beslissing van de vicevoorzitter reeds genoemde te behandelen klachtonderdelen, alsnog in

behandeling.

Aldus heeft de Commissie de klacht in behandeling genomen met de volgende inhoud:

[klagers] klagen erover dat de directeur, locatiedirecteur en clusterdirecteur door hen aangedragen signalen van ontevredenheid en verbeterpunten onvoldoende en onzorgvuldig hebben opgepakt. Dit betreft onder andere het delen van een ongeanonimiseerd advies van de Commissie, het niet vereisen van een Verklaring Omtrent Gedrag voor de pleinwacht en de hulpouders,

(2)

Landelijke

Klachtencommissie Onderwijs

het geven van bewegingsonderwijs zonder dat de leerkracht/directeur daar bevoegd toe is en de kascontrole van de ouderraad.

Verder klagen [klaagster 2] en [klager 3] over het onvoldoende betrekken van hun eigen kinderen, die onderwijs op afstand volgden, bij de afsluitende activiteiten in groep 8.

Een en ander zoals toegelicht in het klaagschrift en de bijlagen.

Verweerders hebben op 10 mei 2021 een verweerschrift ingediend.

Alle stukken zijn in afschrift aan partijen gestuurd.

De klacht is behandeld tijdens een hoorzitting op 16 juni 2021.

Klagers waren daarbij aanwezig, bijgestaan door de gemachtigde.

Verweerders waren eveneens aanwezig.

Onder handhaving van hun standpunten hebben partijen een nadere toelichting gegeven.

Dat wat in de stukken en op de zitting naar voren is gebracht, is, voor zover relevant, zakelijk in dit advies weergegeven.

2. DE FEITEN

Klagers zijn allen ouder van kinderen die tot einde schooljaar 2019-2020 leerling van [basisschool] (verder: de school) waren. De leerlingen zaten in groep 8 en zijn allen doorgestroomd naar het voortgezet onderwijs.

In de periode dat de leerlingen nog op school zaten hebben zich volgens klagers incidenten voorgedaan op school die hen tot de overtuiging hebben gebracht dat verweerders, kort gezegd, niet in het belang van de leerlingen hebben gehandeld.

Hierover hebben zij de klacht, zoals hiervoor omschreven, bij de Commissie ingediend.

3. OVERWEGINGEN VAN DE COMMISSIE

De klacht bestaat uit vijf onderdelen, die de Commissie hieronder zal behandelen, waarbij de Commissie, waar nodig, in zal gaan op het ingediende verweer.

Delen ongeanonimiseerd advies

[klager 3] heeft op 3 juli 2019 een klacht tegen de school ingediend, welke klacht betrekking heeft op de gang van zaken rond het voorzitterschap van klager van de ouderraad.

De Commissie heeft op 11 december 2019 advies uitgebracht in deze klacht, en deze ongegrond geoordeeld.

Later is volgens klagers gebleken dat het advies van de Commissie integraal in afschrift was gedeeld met de medezeggenschapsraad en de ouderraad. De directeur ad interim heeft daarbij het advies in zijn geheel voorgelezen. Dit is klachtwaardig omdat er persoonsgegevens in het advies staan, zoals de namen van klagers, die niet met derden gedeeld zouden mogen worden, aldus klagers.

De directeur ad interim heeft ter zitting weersproken dat hij het advies integraal heeft voorgelezen. Hij heeft naar eigen zeggen alleen de begeleidende brief van de Commissie,

(3)

Landelijke

Klachtencommissie Onderwijs

waarin het bevoegd gezag wordt verzocht aan te geven of het advies van de Commissie wordt gevolgd, voorgelezen. Uit overgelegde stukken alsook uit hetgeen hierover ter zitting door verweerders is verklaard, is gebleken dat het afschrift van het advies van de Commissie gedeeld is met de MR en OR door de secretaresse van de bestuurssecretaris, en daarom niet door verweerders.

Partijen spreken elkaar tegen over hetgeen door de directeur ad interim is voorgelezen. De ene verklaring is niet geloofwaardiger dan de andere en objectief bewijs ontbreekt. Daarom kan de Commissie het door klagers gestelde feit niet vaststellen. Verder staat vast dat verweerders niet verantwoordelijk zijn voor het doorzenden van het advies, waarmee dit klachtonderdeel ongegrond is.

Het niet vereisen van een Verklaring omtrent het gedrag voor de pleinwacht en de hulpouders Klagers constateren dat ouders die op school actief zijn, geen Verklaring omtrent het gedrag hebben, terwijl dit volgens hen wel wettelijk verplicht is.

Verweerders hebben aangegeven een Verklaring omtrent het gedrag niet nodig te vinden omdat er controle is op wie de school binnenkomt en er ook voor het overige goed toezicht binnen school is.

De Commissie overweegt hierover dat artikel 45 lid 1 a Wet op het Primair Onderwijs (WPO) bepaalt dat degenen die worden belast met toezicht van kinderen op school in de

middagpauze, in het bezit dienen te zijn van een verklaring omtrent het gedrag. Dat verweerders menen goed inzicht te hebben in de personen die op de school pleinwacht hebben dan wel hulpouder zijn, maakt niet dat zij niet hoeven te voldoen aan de wet. Voor zover de pleinwacht en hulpouders betrokken zijn bij het toezicht op de kinderen in de

middagpauze dienen zij in het bezit te zijn van een Verklaring omtrent het gedrag. Nu gebleken is dat dit niet het geval is, zal de Commissie de klacht op dit onderdeel gegrond verklaren.

Het geven van bewegingsonderwijs zonder dat de leerkracht/directeur daar bevoegd toe is De Commissie stelt vast dat artikel 3 lid 2 van de WPO bepaalt dat het vak lichamelijke

opvoeding (bewegingsonderwijs) in de groepen 3 tot en met 8 geven dient te worden door een daartoe bevoegde leerkracht. Volgens klagers was de leerkracht niet bevoegd om

bewegingsonderwijs te verzorgen. Ter zitting heeft de directeur hierover verklaard dat zij niet kan uitsluiten dat een daartoe onbevoegde leerkracht in januari van 2020 bewegingsonderwijs heeft gegeven aan een groep leerlingen, onder wie de kinderen van klagers. De directeur heeft hierbij verklaard dat het dan wel een incident moet zijn geweest, omdat het zeker geen beleid is onbevoegde leerkrachten (gym)les te laten geven. De Commissie stelt vast dat de directeur de stelling van klagers niet heeft weerlegd. Onder deze omstandigheden is het aannemelijk dat, weliswaar incidenteel, een onbevoegde leerkracht/werknemer bewegingsonderwijs heeft gegeven op de school. Omdat dit strijdig is met voornoemd artikel 3 lid 2 van de WPO is dit klachtonderdeel gegrond.

De kascontrole van de ouderraad

Klagers hebben aangevoerd dat de kascontrole van de ouderraad niet juist is gebeurd. In eerste instantie zouden alle ouders inzage kunnen krijgen in de stukken, maar toen [klaagster 2] zich hiervoor meldde kreeg zij geen inzage. Klagers verwijten de directeur dat zij hierin niet

(4)

Landelijke

Klachtencommissie Onderwijs

bemiddelend heeft opgetreden. De Commissie merkt op dat de Voorzitter in de beslissing op bezwaar van 8 april 2021 al heeft aangegeven dat de ouderraad verantwoordelijk is voor haar eigen interne werkwijze.

Nadat in eerste instantie de ouderraad geen kascontrole liet uitvoeren maar volstond met mededeling aan ouders van de mogelijkheid tot inzage in de stukken, is hij alsnog overgegaan tot instelling van een kascontrole, begin 2020. De kascontrolecommissie heeft zijn goedkeuring aan de jaarrekening gegeven. In het licht van de, uit de aard van de werkzaamheden van de ouderraad volgende, beperkte toetsing acht de Commissie deze gang van zaken voldoende en oordeelt de klacht op dit onderdeel ongegrond.

Het onvoldoende betrekken van twee van klagers kinderen, die onderwijs op afstand volgden, bij de afsluitende activiteiten in groep 8

Dit klachtonderdeel ziet erop dat de school verzuimd heeft om naar de mening van klagers de kinderen actief uit te nodigen voor het eindgala dat op school zou worden gehouden en door de kinderen niet te betrekken bij het maken van het jaarboek terwijl zij daar evenmin van in het bezit zijn gesteld.

Voor het eindgala geldt dat in het geval van de dochter van [klaagster 2] verweerster, op het verzoek van klaagster om haar kind het gala te laten bijwonen, aangegeven heeft zich op dit verzoek te moeten beraden. Verweerster moest nadenken over (extra) maatregelen omdat een mogelijke corona-besmetting voor klaagster extra risico’s met zich zou brengen. Dat verweerster niet meteen positief reageerde, hetgeen klaagster verweerster zeer aanrekent, is in het licht van voorgaande niet onbegrijpelijk.

Voor het kind van [klager 3] geldt dat dat geschorst was. De schorsing valt in de onderhavige klacht buiten het bereik van beoordeling door de Commissie omdat deze niet ter beoordeling als klachtonderdeel voorligt. Dat de leerling niet aanwezig kon zijn op het eindgala als gevolg van de schorsing valt op deze wijze dan ook buiten het bereik van beoordeling door de Commissie.

Voor het jaarboek geldt dat verweerster hierover heeft aangeven dat het een taalopdracht voor de gehele klas betrof, waar de thuiszittende leerlingen buiten werden gehouden, omdat het een maakopdracht op de computer betrof waarbij begeleiding door de leerkracht nodig was. Omdat de school niet dezelfde waarde hechtte aan deze opdracht zoals klagers dat wel hebben gedaan, heeft de school in eerste instantie er niet aan gedacht het jaarboek ook aan de kinderen van klagers te verstrekken. Verweerster werd op de laatste schooldag duidelijk hoe klagers hier in stonden, en heeft zich bereid verklaard het jaarboek ook aan klagers kinderen te verstrekken.

De Commissie overweegt hierover dat de school in beginsel er voor moet zorgen dat

thuiszittende leerlingen op eenzelfde manier als overige leerlingen bij lesopdrachten als deze worden betrokken. Hoewel het strikt gezien een taalopdracht betrof, is voor te stellen dat, omdat het als jaaroverzicht werd geafficheerd, de leerlingen dit als een afsluitende opdracht voor groep 8 hebben beschouwd. De school had hiervoor oog moeten hebben. Een en ander is naar het oordeel van de Commissie echter niet zodanig ernstig dat dit als klachtwaardig beschouwd kan worden. Het geheel overziend oordeelt de Commissie dit klachtonderdeel ongegrond.

(5)

Landelijke

Klachtencommissie Onderwijs

4. OORDEEL VAN DE COMMISSIE

De Commissie komt op grond van bovenstaande overwegingen tot het oordeel dat de klacht voor zover gericht tegen het door school niet vereisen van een verklaring omtrent het gedrag voor de pleinwacht en de hulpouders en voor zover gericht tegen het op de school geven van bewegingsonderwijs zonder dat de leerkracht/directeur daar bevoegd toe is, gegrond is.

Voor het overige is de klacht ongegrond.

Aldus gedaan te Utrecht op 16 juli 2021 door mr. W.C. Oosterbroek, voorzitter, J. Kroon en drs.

C. van Vliet, leden, in aanwezigheid van mr. J.A. Breunesse, secretaris.

mr. W. Oosterbroek mr. J.A. Breunesse

voorzitter secretaris

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Naast het feit dat de gemeente telkens middels de consulenten zelf een oordeel van de situatie wilde geven en niet, zoals verzoeker vanaf het begin gevraagd heeft om een arts naar

Uit het onderzoek dat door de afdeling klachtbehandeling is verricht, blijkt dat in het personeelsdossier zich alleen gegevens van klager bevinden met betrekking tot de twee

Lokaal en regionaal gecontracteerde aanbieders, gecertificeerde personen, instellingen voor jeugdhulp en andere zorgleveranciers die nodig zijn voor integrale bespreking van

De Commissie stelt vast dat klagers feitelijk niet hebben onderbouwd dat de school de kinderen structureel bewust te laag heeft beoordeeld in de diverse leerling rapporten..

Het CBP merkt hierbij wellicht ten overvloede op dat ook wanneer deze verstrekking getoetst zou worden aan de WBP het De Scholengemeenschap het vermoeden van fraude door

zelfstandige adviseur ontving van de bank of verzekeraar, die het financiële product leverde, provisie voor zijn advies en bemiddeling?. U betaalde dus indirect voor

Voor zover klager meent dat beklaagde zou hebben gezegd dat er een vertrouwenspersoon van […] zou moeten worden ingezet, merkt beklaagde op dat hij ter zitting (van de behandeling

Beklaagde in de zaak met nummer 17.114Ta heeft verklaard dat zij aan de huisarts in zeer algemene bewoordingen heeft verteld over de werkwijze van de RvdK, maar niet heeft gezegd