• No results found

Leesproblemen op tekstniveau bij afasie

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Leesproblemen op tekstniveau bij afasie"

Copied!
35
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Leesproblemen op tekstniveau bij afasie

Een overzicht en een evaluatie van bestaande methodes in de literatuur en gebruikte methodes in afasiecentra

Anouk Vermulst ANR: 421974 UNR: 1271840 Bachelorscriptie

Opleiding: Communicatie- en Informatiewetenschappen Specialisatie: Tekst en Communicatie

Faculteit: Tilburg School of Humanities Universiteit van Tilburg, Tilburg Aantal woorden: 8517

Begeleider: dr. K. van Nispen

Tweede begeleider: J.M. van der Loo Tweede lezer: prof. dr. A. Maes

Juli 2018

(2)

2 Abstract

Vanuit het afasiecentrum Siza in Tilburg is de vraag gesteld om bestaande methodes gericht op leesproblemen bij personen met de taalstoornis afasie in kaart te brengen. Dit met als doel om wetenschappelijke onderbouwing te vinden voor methodes die in de praktijk gebruikt worden en om een overzicht te bieden van bestaande methodes uit de literatuur.

Er is een literatuurstudie uitgevoerd en er zijn interviews afgenomen bij logopedisten die dagelijks te maken hebben met personen met afatische leesproblemen. Vervolgens zijn de gevonden methodes geëvalueerd aan de hand van kenmerken die zijn geselecteerd op basis van informatie uit de literatuur en de interviews. In deze scriptie lag de focus op

leesproblemen op tekstniveau.

De literatuurstudie heeft drie methodes opgeleverd die in de wetenschap gebruikt worden om leesproblemen op tekstniveau te verminderen. Uit de interviews zijn nog drie methodes naar voren gekomen die in de praktijk worden gebruikt. Op basis van dit onderzoek kan geconcludeerd worden dat er een discrepantie bestaat tussen de methodes die in de

literatuur beschreven staan en de methodes die in de praktijk gebruikt worden in afasiecentra in Nederland. De methodes uit de literatuurstudie gebruiken het hardop lezen van tekst doorgaans als middel om een beter tekstbegrip en een hogere leessnelheid te bewerkstelligen terwijl de methodes uit de interviews zich meer richten op het verduidelijken van structuur en het simplificeren van tekst. De gevonden methodes zijn uiteengezet in een overzicht. Dit overzicht zal beschikbaar worden gesteld voor afasiecentra in Nederland.

(3)

3 Inhoudsopgave

Abstract Pagina 2

Inhoudsopgave Pagina 3

Introductie Pagina 4-5

1. Theoretisch kader

1.1 Afasie Pagina 5-6

1.2 Lezen Pagina 6-8

2. Methode

2.1 Design Pagina 8

2.2 Procedure literatuurstudie Pagina 8-9

2.3 Materiaal en procedure interviews Pagina 9-11

2.4 Analyse Pagina 11-13

3. Resultaten

3.1 Resultaten literatuurstudie Pagina 13-18

3.1.1. Multiple Oral Reading (MOR) Pagina 13-14

3.1.2. Oral Reading for Language in Aphasia (ORLA) Pagina 14-15

3.1.3. Neurological Impress Method (NIM) Pagina 16-17

3.1.4. Andere inzichten Pagina 17-18

3.2 Resultaten telefonische interviews Pagina 18-23

3.3 Cumulatieve resultaten Pagina 24

3.4 Algehele resultaten Pagina 25

4. Conclusie Pagina 25-26

5. Discussie Pagina 26-27

Literatuurlijst Pagina 28-29

Bijlagen Pagina 30-35

(4)

4 Introductie

Lezen is een fundamentele alledaagse bezigheid die van groot belang is voor ons sociale en professionele leven. Leesproblemen kunnen daarom een grote impact hebben (Martin, Thompson & Worrall, 2007). Personen met de verworven taalstoornis afasie kunnen problemen met lezen ervaren. Zo is het mogelijk dat personen met afasie (PMA) hun beroep door hun leesproblemen niet meer kunnen uitoefenen, of kunnen leesproblemen PMA in hun sociale leven belemmeren doordat ze bijvoorbeeld niet meer kunnen voorlezen aan hun kleinkinderen.

De meest voorkomende oorzaak van afasie is een beroerte. Ongeveer 20 procent van de personen die een beroerte krijgt, houdt hier afasie aan over (Afasie Vereniging Nederland, 2014). Naar schatting hebben circa 30.000 mensen in Nederland afasie. In de maanden na het krijgen van de afatische klachten vindt vaak nog wel verbetering plaats, maar de meeste PMA blijven de rest van hun leven problemen ondervinden met het produceren en begrijpen van taal (Hills & Heidler, 2002).

Afasie is een taalstoornis die gevolgen kan hebben voor taalproductie en taalbegrip, in zowel geschreven als gesproken taal. Zo kunnen PMA bijvoorbeeld woordvindingsproblemen hebben, waarbij ze niet op de juiste woorden kunnen komen. Het kan voor PMA ook lastig zijn om de grammaticale structuur in een zin te begrijpen en te produceren. Ook hebben PMA vaak problemen met schrijven en lezen. Zo kan het voorkomen dat PMA een woord precies schrijven zoals ze deze horen en zullen zij bijvoorbeeld ‘sjek’ in plaats van ‘shag’ opschrijven (Bastiaanse, 2010). In deze scriptie zal worden gekeken naar leesproblemen die PMA kunnen ervaren.

Het hebben van leesproblemen ten gevolge van afasie wordt ook wel alexie genoemd.

Bastiaanse (2010) schetst dat leesproblemen frequent voorkomen bij PMA. PMA kunnen leesproblemen hebben op woord-, zins-, tekst- en cognitief niveau. Voorbeelden van leesproblemen zijn het niet langer kunnen begrijpen van een tekst of het ervaren van een verlaagde leessnelheid.

PMA met leesproblemen kunnen na een periode van revalidatie in afasiecentra terecht om taalvaardigheden te trainen. Vanuit het afasiecentrum Siza in Tilburg is ons de vraag gesteld om wetenschappelijke onderbouwing te vinden voor de manier waarop zij PMA ondersteunen bij het leren omgaan met hun leesproblemen. Deze vraag zal worden beantwoord middels dit onderzoek. Er zal een overzicht worden geboden van bestaande methodes uit de literatuur en in de praktijk gebruikte methodes bij afasiecentra in Nederland.

(5)

5 Bestaande methodes en gebruikte methodes zullen ook met elkaar worden vergeleken. Het overzicht zal beschikbaar worden gesteld voor afasiecentra in Nederland. In deze scriptie zal specifiek worden gefocust op leesproblemen die PMA op tekstniveau kunnen ervaren. Voor deze scriptie wordt tekstniveau gedefinieerd als de talige vaardigheden die nodig zijn om een tekst te begrijpen. Dat houdt op een hoog niveau in dat men de samenhang in een tekst moet kunnen begrijpen. Ook moet men weten wat voegwoorden betekenen om de verbanden in een tekst te kunnen leggen. Op lager niveau is woordbegrip ook cruciaal voor het begrijpen van een tekst. Sanne Roodhuyzen (2018) richt zich in haar scriptie op lezen op woordniveau. Ook kennis van syntax is belangrijk voor tekstbegrip, omdat dit cruciaal is wanneer men zinnen wil kunnen begrijpen. Ten slotte liggen aan tekstbegrip ook een aantal cognitieve kenmerken ten grondslag. Pleun van Hees (2018) focust zich in haar scriptie op deze cognitieve

kenmerken.

1. Theoretisch kader 1.1 Afasie

Afasie is een taalstoornis die ontstaat nadat taal verworven is. Deze stoornis is vaak een gevolg van plotseling optredend hersenletsel, zoals een beroerte. De meest voorkomende oorzaak van afasie is een cerebrovasculair accident (CVA) (Bastiaanse, 2010). Afasie is een taalstoornis waarbij niet alleen taalproductie en taalbegrip, maar ook geschreven en gesproken taal aangetast kunnen zijn. Afhankelijk van het hersengebied dat door het hersenletsel wordt aangetast, kunnen de afatische klachten van elkaar verschillen. Afasie kan problemen veroorzaken in vier verschillende taalmodaliteiten (Mahendra, Hopper, Papathanasiou &

Coppens, 2013).

In de modaliteit spraak kunnen problemen zich op verschillende manieren uiten.

Wanneer een persoon met afasie last heeft van een fonologische stoornis kunnen er klanken van bedoelde woorden worden weggelaten, vervangen of toegevoegd. Zo is het mogelijk dat het woord ‘knuit’ wordt geproduceerd in plaats van het woord ‘kluit’ (Bastiaanse, 2010). Ook kan het zo zijn dat PMA inhoudelijk niet de juiste woorden weten te vinden. Er kan dan een aandeel van de inhoudswoorden worden weggelaten. Bastiaanse (2010) beschrijft nog een mogelijk spraakprobleem dat PMA kunnen ervaren. Het is namelijk mogelijk dat een persoon met afasie geen correcte grammaticale structuren weet te produceren. Het kan zijn dat de grammaticale structuren vereenvoudigd worden aangebracht in zinnen, ook wel

agrammatisme genoemd.

De tweede modaliteit is het begrijpen van gesproken taal, ook wel auditief taalbegrip

(6)

6 genoemd. PMA kunnen bij deze modaliteit ook problemen ondervinden, bijvoorbeeld bij het verwerken van bepaalde klanken waardoor ze de betekenis van die woorden niet meer kunnen achterhalen. Dit fenomeen wordt ook wel ‘woorddoofheid’ genoemd (Bastiaanse, 2010).

Naast problemen bij gesproken taal kunnen PMA ook problemen ondervinden met geschreven taal. Personen met afatische klachten kunnen bijvoorbeeld problemen ervaren bij het schrijven van taal (Bastiaanse, 2010). Schrijven is de derde taalmodaliteit.

Schrijfstoornissen ten gevolge van afasie worden ook wel agrafie genoemd. Vrijwel geen enkel persoon met afasie is in staat om een langere zin zonder fouten op te schrijven

(Bastiaanse, 2010). PMA hebben over het algemeen meer moeite met schriftelijk taalgebruik dan met mondeling taalgebruik omdat schrijven een aantal specifieke vaardigheden vereist zoals het toepassen van bepaalde spellingsconventies en het maken van bepaalde

handbewegingen. Bij lezen zijn deze specifieke vaardigheden niet vereist (Bastiaanse, 2010).

Ten slotte kunnen PMA ook problemen hebben met lezen. Lezen is de vierde en laatste taalmodaliteit. Een leesstoornis bij personen met afatische klachten wordt ook wel alexie genoemd. Leesproblemen kunnen zich bij PMA op veel verschillende niveaus uiten. Zo kan het bijvoorbeeld zijn dat PMA de woorden die ze lezen helemaal niet meer kunnen

begrijpen, ze de grammaticale structuur van zinnen niet meer snappen of dat ze de delen van de tekst niet meer met elkaar kunnen integreren en daardoor de structuur van de tekst niet kunnen achterhalen. In deze studie staat leesvaardigheid centraal, dus ga ik hier in de volgende paragraaf dieper op in.

1.2. Lezen

Bij PMA kunnen leesproblemen zich op verschillende niveaus uiten. Problemen kunnen zich voordoen op zowel woord-, zins- als tekstniveau (Webster, Morris, Connor, Horner, McCormac & Potts, 2013).

Op woordniveau is het mogelijk dat zich problemen in het leesproces voordoen. Het leesproces zit als volgt in elkaar. Wanneer men leest zullen in eerste instantie de individuele letters door de lezer geanalyseerd moeten worden zodat deze als klanken herkend kunnen worden. Hierna kan een woord worden opgehaald uit het mentale lexicon. Het mentale lexicon is een verzameling van alle woorden die voor een persoon bekend zijn en ook de relaties tussen deze woorden (Baker, Don & Hengeveld, 2012). PMA kunnen bij deze zogeheten grafeem-naar-foneem conversie problemen ondervinden (Thissen, 2016).

Vervolgens moeten de woorden in het mentale lexicon betekenis verkrijgen. Het kan zo zijn dat PMA een aangeboden woord niet juist kunnen interpreteren omdat ze niet de juiste

(7)

7 betekenis weten toe te kennen aan een woord (Visch-Brinck, 2005). Sanne Roodhuyzen (2018) gaat in haar scriptie dieper in op leesproblemen op woordniveau bij PMA.

PMA kunnen daarnaast problemen ondervinden op zinsniveau. PMA kunnen op zinsniveau bijvoorbeeld moeite hebben met het toedichten van betekenis aan woorden in een zin. Ook kan het zo zijn dat PMA de betekenis van alle losse woorden in een zin begrijpen, maar de betekenis van de hele zin niet begrijpen (Thissen, 2016).

Problemen met tekstbegrip komen bij PMA ook regelmatig voor (Webster et al., 2013). Tekstbegrip is een vaardigheid waar verschillende cognitieve processen aan ten

grondslag liggen (Webster et al., 2013). Zo moet een lezer werkgeheugen beschikbaar hebben om informatie te kunnen onthouden en moet er ook voldoende aandacht zijn om een langere tekst te kunnen begrijpen. Dit zijn voorbeelden van executieve functies (Ferstl, Walther, Guthke, & von Cramon, 2005). Pleun van Hees gaat hier in haar scriptie (2018) dieper op in.

Bij tekstbegrip zijn niet alleen cognitieve factoren van belang, maar ook verschillende talige factoren. Een belangrijke factor is leessnelheid. Volgens Webster, Morris, Howard en Garraffa (2018) is verminderde leessnelheid als gevolg van afasie een nadeel dat bij veel PMA voorkomt. Ze vonden dat PMA significant langzamer lazen dan personen zonder afasie.

Webster et al. (2018) concludeerden dat een verlaagde leessnelheid nadelig kan zijn voor tekstbegrip.

Een andere belangrijke factor is syntax. Op tekstniveau hebben PMA vaak moeite met het begrijpen van grammaticaal complexe zinnen wanneer deze worden aangeboden in geschreven vorm. De syntactische structuur van zinnen kan dan problemen opleveren voor PMA met leesproblemen op zins- en tekstniveau, omdat ze dan de relaties tussen woorden vaak niet meer kunnen achterhalen. Een mogelijkheid om PMA met dit probleem om te leren gaan is het simplificeren van de complexe syntactische structuren van zinnen. Brennan, Worrall en McKenna (2005) doen hier onderzoek naar. Hierover in de literatuurstudie meer.

Een derde belangrijke factor is cohesie in een tekst, waar PMA ook problemen bij kunnen ondervinden. Noordman en Maes (2000) onderscheiden drie representatieniveaus die volgens hen essentieel zijn voor het verwerken en begrijpen van een tekst. Ten eerste is er het oppervlakteniveau, waarbij de letterlijke betekenis van de woorden waaruit een tekst bestaat, wordt verwerkt. Het is mogelijk dat PMA op dit niveau moeite hebben met het doorgronden van de letterlijke informatie uit de tekst. Het tweede niveau is het propositieniveau. De propositionele representatie bevat de inhoudelijke informatie over de zin in de vorm van proposities. Een propositie is de kern van een zin die de betekenis van een zin duidelijk kan maken (Webster et al., 2018). Ook op dit niveau kunnen PMA problemen ondervinden. Het

(8)

8 laatste niveau omvat de mentale representatie. Hierin wordt wat de lezer al wist vóór het lezen van de tekst en wat de lezer nu weet met elkaar geïntegreerd. Dit mentale model, ook wel het situatiemodel genoemd, zorgt er in combinatie met de oppervlakterepresentatie en de

propositionele representatie voor dat de samenhang in een tekst door de lezer wordt begrepen.

Verder blijkt er uit de literatuur over leesproblemen op tekstniveau dat er maar een beperkt aantal leesmethodes en -therapieën beschikbaar is (Webster et al., 2013). Dit blijkt ook uit de vraag van het afasiecentrum in Tilburg om bestaande methodes in kaart te brengen en wetenschappelijke onderbouwing te vinden voor de oefeningen die zij cliënten aanbieden.

Het doel van deze scriptie is om antwoord te geven op deze vraag. Er wordt een overzicht uit de literatuur geboden en methodes die in afasiecentra in Nederland gebruikt worden, zullen tevens in dat overzicht worden opgenomen. De gevonden methodes zullen worden

geëvalueerd aan de hand van kenmerken die voortgekomen zijn uit de literatuur. In deze scriptie wordt getracht de volgende onderzoeksvragen te beantwoorden.

1. Welke methodes om leesproblemen op tekstniveau voor PMA te verbeteren zijn beschreven in de literatuur?

2. Welke methodes om leesproblemen op tekstniveau voor PMA te verbeteren worden er in afasiecentra in Nederland gebruikt?

3. Welke kenmerken blijken uit de literatuur van belang voor methodes voor leesvaardigheid?

4. Welke kenmerken zijn van toepassing op de gevonden methodes uit de literatuurstudie en de interviews.

2. Methode 2.1 Design

Voor deze scriptie is een kwalitatieve studie uitgevoerd om in kaart te brengen welke methodes er zowel in de wetenschap als in de praktijk gebruikt worden voor PMA met leesproblemen op tekstniveau. Om erachter te komen welke methodes er zoal in de literatuur te vinden zijn is er via Google Scholar en WorldCat gezocht naar relevante literatuur. In aanvulling op de methodes die in de literatuurstudie gevonden zijn, zijn er tevens interviews afgenomen bij logopedisten die dagelijks te maken met PMA met leesproblemen.

2.2 Procedure literatuurstudie

Voor de literatuurstudie is de bestaande literatuur op het gebied van leesproblemen op tekstniveau bij PMA onderzocht. Hiervoor zijn Google Scholar en WorldCat gebruikt. De zoekwoorden ‘afasie lezen methodes’, ‘leesproblemen afasie’, ‘afasie lezen tekstniveau’,

(9)

9

‘leesbegrip methodes’, ‘leesvaardigheden’ en ‘tekstbegrip methodes afasie’ zijn gebruikt.

Deze zijn zowel in het Nederlands als in het Engels opgezocht. Na het vinden van een relevante studie is er in de referentielijst van deze studie gezocht naar aansluitende relevante literatuur over het zelfde onderwerp.

Uit de zoekopdrachten zijn een aantal studies met methodes naar voren gekomen. Aan de hand van drie criteria is besloten of de methodes relevant waren om in de literatuurstudie op te nemen. Het eerste criterium was of de methodes betrekking hadden op lezen. Als dit niet het geval was, zijn de methodes niet in de literatuurstudie meegenomen. Het tweede criterium was of de methodes bewezen effectief waren. Als dit niet het geval was, werden de methodes niet meegenomen in de literatuurstudie. Ten derde werd gekeken of de methodes betrekking hadden op tekstbegrip, of dat deze zich meer richtten op de executieve functies of

woordbegrip. Er is bijvoorbeeld een studie gevonden waarin leesmethodes met elkaar vergeleken werden. De methodes uit deze studie hadden echter alleen betrekking op executieve functies, en niet op talige kenmerken. Vandaar dat deze methodes niet meegenomen zijn in deze literatuurstudie.

Er zijn drie relevante methodes gevonden. De methodes Multiple Oral Reading (MOR) en Oral Reading for Language in Aphasia (ORLA) zijn methodes die reeds in de afasiologie worden gebruikt en Neurological Impress Method (NIM) is een methode uit het basisonderwijs die jonge kinderen met een te laag leesniveau helpt te verbeteren. Deze methode is geselecteerd omdat de NIM als basis heeft gediend voor de ORLA methode.

Bestaande methodes die de talige leesproblemen behandelen zijn uiteengezet en geëvalueerd aan de hand van een aantal geselecteerde kenmerken (zie Tabel 1). Deze kenmerken zijn uit de literatuur gedestilleerd en aangevuld met de informatie uit het theoretisch kader en de interviews.

2.3 Materiaal en procedure interviews

In aanvulling op de literatuurstudie zijn er voor deze scriptie interviews afgenomen.

Deze zijn ofwel telefonisch of persoonlijk afgenomen bij logopedisten van verschillende afasiecentra in Nederland. Deze interviews hadden als doel het in kaart brengen van de methodes die in afasiecentra in Nederland gebruikt worden om PMA hun leesproblemen te helpen verminderen.

Alle afasiecentra op www.afasiecentrum.nl zijn benaderd voor de interviews, met uitzondering van Tilburg en de startende afasiecentra. Het benaderen van de afasiecentra gebeurde in eerste instantie telefonisch. Eerst werd in het telefoongesprek kort aangegeven dat

(10)

10 we onderzoek verrichtten naar leesproblemen bij personen met afasie. Er werd gevraagd of de logopedisten interesse hadden om deel te nemen aan een kort interview van circa vijftien minuten. Voor het volledige telefoongesprek verwijs ik naar de bijlage (zie Appendix A).

Naar de afasiecentra die niet direct te bereiken waren, is nogmaals teruggebeld. Bij een aantal centra is vervolgens een telefonische afspraak ingepland om het interview op een later tijdstip af te nemen. Twee centra hebben we telefonisch niet kunnen bereiken. We hebben deze centra gemaild (voor de opgestelde mail, zie Appendix B), maar van deze centra is uiteindelijk geen data verzameld. Met twee andere centra is het na meerdere contactmomenten niet gelukt om een afspraak in te plannen om het interview te laten plaatsvinden. Tijdens het contact met twee andere logopedisten is gebleken dat zij werkzaam waren voor twee

verschillende afasiecentra. Voor beide logopedisten geldt dat er data is verzameld van één van de twee centra waar zij werkzaam waren. Om deze reden is dus van twee afasiecentra geen data verzameld. In totaal zijn er tien interviews afgenomen.

Er is een interview ontwikkeld met daarin vragen over methodes voor leesproblemen bij afasie. De afgenomen interviews waren semigestructureerd. Er zijn twaalf vragen

geformuleerd die aan de logopedisten gesteld zijn. De logopedisten hebben vragen

beantwoord over leesproblemen op zowel woord-, zins- als tekstniveau. Omdat voor deze scriptie alleen leesmethoden op tekstniveau in kaart worden gebracht, zijn alleen de methodes die betrekking hebben op lezen op tekstniveau geanalyseerd. Om te onderzoeken welke methodes er in afasiecentra worden gebruikt zijn hier verschillende vragen over gesteld. Een aantal vragen zijn opgesteld met als doel de leesactiviteiten binnen de afasiecentra te

beschrijven. Zo kon er in kaart worden gebracht met welke leesactiviteiten de afasiecentra zich bezighouden. Ook wilden we weten of logopedisten zelf nog iets aan zouden willen passen aan de methodes die zij gebruiken. Hier hebben we de logopedisten ook naar gevraagd. De volledige vragenlijst is terug te vinden in de bijlagen (Appendix C).

Elk interview duurde gemiddeld 12 minuten. De procedure van de interviews was als volgt. Het interview werd kort ingeleid door te vertellen waar het onderzoek over ging en de logopedisten werden gevraagd of ze ermee instemden dat er geluidsopnames zouden worden gemaakt die achteraf zouden worden getranscribeerd en geanalyseerd. Daarna begon het interview. Na afloop van het interview zijn de logopedisten bedankt voor hun deelname. Er werd nog uitgelegd dat de auteurs van de drie scripties uit deze reeks samen een overzicht bieden van alle methodes die in de literatuurstudie en de interviews gevonden zijn. Er werd de logopedisten aangeboden dit overzicht te ontvangen na de beoordeling van de scriptie. Alle logopedisten stemden hiermee in en hun e-mailadres is genoteerd zodat het overzicht

(11)

11 verspreid kan worden. Op een later tijdstip zijn de logopedisten nogmaals benaderd om

toestemming te vragen of we de antwoorden op de vragen mochten citeren. 9 van de 10 logopedisten stemden hiermee in. De antwoorden van de logopediste die geen toestemming heeft gegeven zijn niet geciteerd.

2.4 Analyse

Op basis van het theoretisch kader en de uitkomsten van de literatuurstudie en de interviews zijn een aantal kenmerken geselecteerd. Deze kenmerken hadden als doel om de methodes uit de literatuurstudie en de interviews te evalueren, om zo de onderzoeksvragen te kunnen beantwoorden. De kenmerken zijn in Tabel 1 toegelicht.

Het eerste kenmerk is leessnelheid. Dit kenmerk houdt in dat een methode de

leessnelheid tracht te verbeteren. Een verlaagde leessnelheid is een factor die volgens zowel het theoretisch kader, de literatuurstudie als de interviews nadelig kan zijn voor PMA. Het tweede kenmerk is syntax. Dit kenmerk houdt in dat de methode de syntactische structuur van een zin probeert te verduidelijken voor PMA. In het theoretisch kader komt naar voren dat PMA problemen kunnen ondervinden bij het doorgronden van de syntactische structuur van een zin. Ten derde blijkt uit het theoretisch kader dat het begrijpen van de samenhang in een tekst belangrijk is voor tekstbegrip. Het kenmerk of een methode PMA helpt meer cohesie in de tekst te zien is ook meegenomen. Het vierde kenmerk is structuur. Tijdens de telefonische interviews zijn door meerdere logopedisten strategieën genoemd om PMA te helpen structuur te herkennen in teksten. Volgens een aantal logopedisten is structuur essentieel om

persoonlijke doelen van PMA te kunnen behalen. Tijdens de literatuurstudie is naar voren gekomen dat een doel van de methodes het accurater hardop lezen van tekst was. Dit is als vijfde kenmerk meegenomen. Ten slotte is het belangrijk om te weten of er ook

wetenschappelijke evidentie is voor de gevonden methodes. Daarom is het kenmerk ‘bewezen effectief’ nog toegevoegd.

Naast talige kenmerken zijn er ook twee randvoorwaarden meegenomen. Uit de interviews is gebleken dat voor sommige methodes, strategieën of hulpmiddelen een

technisch hulpmiddel zoals een iPad of app nodig was. Het kan relevant zijn om te weten of er een hulpmiddel nodig is voor de gevonden methodes. Ook is er gekeken of de gevonden methodes geschikt waren voor afasie. Onderdeel van de randvoorwaarde ‘geschikt voor afasie’ was of de methodes oorspronkelijk afkomstig zijn uit de afasiologie, of dat

logopedisten de instructies bijvoorbeeld aangepast hebben om de methode toegankelijk te maken voor PMA. Een ander onderdeel van de randvoorwaarde ‘geschikt voor afasie’ was of

(12)

12 de methodes niet te kinderlijk zijn voor PMA. Deze twee randvoorwaarden zijn niet in de tabel meegenomen, maar worden in de tekst besproken.

Nadat de kenmerken waren vastgesteld zijn de interviews volledig getranscribeerd.

Vervolgens zijn de transcripten gecodeerd aan de hand van een codeboek. Dit codeboek, onder andere bestaand uit de kenmerken (zie Tabel 1), zijn ingezet met als doel de interviews van de logopedisten te analyseren. Er is onderscheid gemaakt tussen de relevante informatie op woord-, tekst-, en cognitief tekstniveau en er is in de transcripten aangegeven wanneer er gesproken werd over de persoonlijke doelen van PMA. Er is gecodeerd wanneer logopedisten spraken van methodes voor de drie verschillende niveaus. Voor het volledige codeboek en een voorbeeld transcript verwijs ik naar de appendix (zie Appendix D en E).

In het verwerken van de resultaten van de interviews hebben we een onderscheid gemaakt tussen methodes, strategieën en hulpmiddelen. Methodes zijn ervoor bedoeld een leesprobleem te behandelen zodat PMA deze leesproblemen kunnen verbeteren. Strategieën hebben niet zozeer het doel een leesprobleem helemaal op te lossen, maar worden aan PMA aangeleerd zodat zij kunnen leren omgaan met een leesprobleem. Een hulpmiddel is een aanpassing aan de omgeving van een persoon met afasie. Een logopedist kan in een tekst de zinnen bijvoorbeeld korter maken. Ook vallen onder hulpmiddelen programma’s of

internetsites die het lezen makkelijker kunnen maken door bijvoorbeeld een voorleesfunctie te bieden.

Tabel 1

Geselecteerde kenmerken, omschrijvingen van deze kenmerken en voorbeelden.

Kenmerk Omschrijving Voorbeeld

Leessnelheid

Syntax

Een methode heeft als doel de leessnelheid te verbeteren.

Een methode heeft als doel PMA de syntactische structuur van een zin te helpen doorgronden.

Het lezen van twee alinea’s binnen een bepaalde tijd.

Het in de juiste volgorde leggen van kaartjes met daarop woorden die samen een zin kunnen vormen.

Cohesie Een methode heeft als doel een beter tekstbegrip te bewerkstelligen, specifiek gericht op begrip van cohesie.

Het beantwoorden van de vragen wie, wat, waar, wanneer en waarom.

(13)

13 Structuur Een methode heeft als doel PMA een

structuur in een tekst te doen zien.

Voegwoorden worden toegelicht zodat onderlinge verbanden duidelijker worden.

Helpt het

accurater hardop lezen?

Een methode heeft als doel PMA accurater en correcter te helpen lezen.

PMA moeten een tekst herhaaldelijk hardop lezen totdat deze correct wordt gelezen.

Bewezen effectief?

Een methode heeft wetenschappelijke evidentie.

Voor de MOR is middels een case study

wetenschappelijk bewijs gevonden.

3. Resultaten

3.1 Resultaten literatuurstudie

We bestuderen de literatuur om de methodes in kaart te brengen die in de literatuur worden beschreven om leesproblemen op tekstniveau te verbeteren. In de literatuurstudie zijn drie methodes naar voren gekomen.

3.1.1 Multiple Oral Reading (MOR)

Een therapie die het hardop lezen van teksten traint is de Multiple Oral Reading (MOR) therapie ((MOR; Beeson, 1998, Beeson & Insalaco, 1998; Moyer, 1979; Tuomainen

& Laine, 1991) in Kim & Russo, 2010). Deze therapie is geschikt voor afasie. Voor de MOR is geen technisch hulpmiddel nodig. De achterliggende hypothese van deze therapie is dat wanneer er een tekst herhaaldelijk wordt gelezen, de woordvormen sneller kunnen worden herkend en dit de leessnelheid verbetert. Bij de MOR-therapie ligt de focus op het verbeteren van leessnelheid en accuratesse waarmee PMA hardop lezen.

Bij MOR wordt eenzelfde passage meermaals gelezen door een persoon met afasie.

Voor deze therapie worden teksten gebruikt die bestaan uit geïntegreerde paragrafen, wat wil zeggen dat de zinnen in deze paragrafen met elkaar zijn verweven. De therapie bestaat uit wekelijkse bijeenkomsten waarin PMA onder begeleiding van de proefleider paragrafen lezen en dagelijkse huiswerkopdrachten maken, die vaak 30 minuten per keer duren. Een paragraaf wordt net zo lang gelezen totdat de leessnelheid voldoet aan een bepaald criterium dat vooraf

(14)

14 wordt gesteld. Vaak wordt dit criterium in eerste instantie op 100 woorden per minuut gezet.

Wanneer aan dit criterium is voldaan, wordt er een nieuwe tekst geïntroduceerd enzovoort.

De MOR is bewezen effectief (Beeson & Insalco, 1998; Kim & Russo, 2010). Beeson en Insalco (1998) hebben middels een case study aangetoond dat PMA baat kunnen hebben bij de MOR-therapie. Mayer en Murray (2002) hebben de MOR-therapie met kleine

aanpassingen toegepast bij hun proefpersonen. Voorbeelden van deze aanpassingen zijn een langere tekst, een hogere moeilijkheidsgraad van een tekst of een ander criterium om door te kunnen gaan naar de volgende tekst. Mayer en Murray (2002) hebben echter niet aan kunnen tonen dat hun proefpersonen baat hebben gehad bij deze therapie. Beeson en Insalco (1998) hebben dus wel gevonden dat patiënten baat hebben bij de MOR en Mayer en Murray (2002) niet. Daarbij moet dan opgemerkt worden dat er in de laatste studie aanpassingen aan de methode zijn gedaan. De vraag is of die aanpassingen ervoor hebben gezorgd dat er geen significante resultaten zijn gevonden, of dat er andere factoren zijn die ervoor zorgen er geen significant resultaat is aangetoond in de studie van Mayer en Murray (2002).

Er is onderzocht of het aanbrengen van lichte modificaties aan de procedure van MOR de effectiviteit van de methode zou kunnen beïnvloeden (Kim & Russo, 2010). Kim en Russo (2010) hebben de MOR-therapie toegepast bij een persoon met afatische klachten, maar hebben in plaats van het aantal woorden per minuut als criterium ‘accuratesse van de gelezen tekst’ genomen. Accuratesse van de gelezen tekst houdt in of de tekst die door de persoon met afasie gelezen werd, correct opgelezen werd. De resultaten wezen uit dat de persoon met afasie wel degelijk baat leek te hebben bij de MOR-therapie met accuratesse als criterium. Het aantal fouten aan het begin van de therapie was significant hoger dan het aantal fouten tegen het einde van de 9 maanden durende therapie. Ook was de leessnelheid van de persoon met afatische klachten na de therapie hoger dan toen de therapie net begon. Er is echter geen bewijs gevonden door Kim en Russo (2010) dat algeheel tekstbegrip groter was na het afsluiten van de MOR-therapie bij deze persoon.

Er is nog veel onduidelijkheid voor welk profiel van stoornissen de MOR het meest effectief zou zijn. Beeson en Insalco (1998) constateren bij MOR dat het erg onwaarschijnlijk is dat patiënten die op gebied van fonologie, woord- en syntaxbegrip nog niet hoog scoren, baat hebben bij de MOR-therapie. Ook is het niet duidelijk op welke manier MOR het beste uitgevoerd kan worden, zodat de therapie het meest effectief is.

3.1.2 Oral Reading for Language in Aphasia (ORLA)

Oral Reading for Language in Aphasia (ORLA) is tevens geschikt voor afasie en ook

(15)

15 voor deze methode is geen technisch hulpmiddel nodig. Deze methode heeft als doel

tekstbegrip te verbeteren bij patiënten die problemen ondervinden met het lezen van een tekst (Cherney, Merbitz & Grip, 1986). Deze therapie omvat het herhaaldelijke hardop lezen van zinnen en korte paragrafen, met een nadruk op ritme en visuele cues. Een voorbeeld van visuele cues is de visuele ondersteuning die het biedt wanneer je naar de lippen van een spreker kijkt.

Cherney et al. (1986) suggereren dat wanneer het ritme waarmee men leest verbetert, er meer cognitieve capaciteit over is voor het begrijpen wat er in de tekst staat. Dit zou tekstbegrip verbeteren. Ze gaan daarbij uit van de Theory of Automaticity, die stelt dat vloeiende lezers een woord kunnen begrijpen zonder eerst alle letters afzonderlijk om te moeten zetten in klanken. Alleen wanneer een vloeiende lezer een woord tegenkomt dat hij of zij niet kent, zal deze zogeheten grafeem-naar-foneem conversie plaatsvinden. ORLA zou de snelheid bewerkstellingen die voor lezers nodig is om vloeiend te lezen. Dit zou dan leiden tot beter tekstbegrip. Het is echter niet duidelijk in hoeverre deze therapie ook daadwerkelijk een verbeterd tekstbegrip bewerkstelligt. Bevestiging voor de hypothese dat ORLA leidt tot verbeterde leessnelheid is wel gevonden.

Cherney et al. (1989) hebben de ORLA toegepast op tien patiënten met afasie. De procedure voor ORLA is als volgt; de proefleider zit tegenover een deelnemer, zodat de persoon met afasie eventueel kan kijken naar de bewegingen van de lippen van de proefleider.

De proefleider leest hardop een zin of paragraaf (variërend tussen de 10 en 100 woorden) voor aan de persoon met afasie, terwijl de proefleider een vinger meebeweegt over de woorden die hij voorleest. De persoon met afasie leest mee met de proefleider. Bij elke zin die de

proefleider leest, kiest de proefleider eerst een woord dat de deelnemer dan moet identificeren en bij elke zin kiest de proefleider een woord uit dat de deelnemer zelf hardop moet

voorlezen. Bij beide taken kan er gevarieerd worden tussen inhoudswoorden en functiewoorden.

Cherney et al. (1989) vonden bevestiging dat leessnelheid bevorderd wordt door de ORLA-therapie. Ook PMA die al eerder aan verschillende traditionele methodes hadden deelgenomen en daar geen baat bij hadden, verbeterden in leessnelheid na het ondergaan van de ORLA-therapie. De hypothese dat door de ondersteuning van het leesritme van de

proefleider en de visuele cues die de proefleider afgeeft meer werkgeheugen overblijft om de tekst te begrijpen, lijkt door de gedane observaties ondersteund te worden.

(16)

16 3.1.3 Neurological Impress Method (NIM)

De Neurological Impress Method (NIM) is, in tegenstelling tot de MOR en de ORLA, niet geschikt voor afasie. Ook voor de NIM is geen technisch hulpmiddel noodzakelijk. De NIM is een methode om kinderen via verschillende zintuigen te ondersteunen met als doel om tekstbegrip te vergroten. Hierbij worden kinderen door hun docenten ondersteund tijdens het lezen van een tekst. Ook bij deze methode ligt er een nadruk op het hardop lezen. Deze methode heeft volgens Flood, Lapp en Fisher (2005) het resultaat dat de deelnemers zowel hardop als in zichzelf vloeiender zouden lezen en dat tekstbegrip tevens vergroot zou zijn na gebruik van deze methode (Flood, Lapp & Fisher, 2005).

Zowel schoolkinderen met leesproblemen als de docenten die gebruik maakten van deze methode gaven na het uitvoeren van de methode aan beter te kunnen focussen, beter verbanden te kunnen leggen tussen wat er in de tekst gezegd wordt en de wereld en een beter idee te hebben van de structuur van de tekst (Flood, Lapp en Fisher, 2005). Dit zou kunnen betekenen dat deze methode de mentale representatie van zowel jonge kinderen als volwassen docenten zou kunnen versterken.

De procedure van de methode is als volgt: een docent en een kind houden eenzelfde tekst of boek vast, terwijl het kind iets voor de docent zit. De docent zit aan de kant van het oor dat voor het kind het meest dominant is. Voor rechtshandige kinderen is dit dus vaak het rechteroor. De docent leest de tekst hardop voor direct in het oor van het kind, terwijl de docent zijn of haar vinger meebeweegt met de tekst die hij of zij leest. Het kind leest hardop met de docent mee in hetzelfde tempo en zij pauzeren alleen wanneer de interpunctie dit voorschrijft. In de studie van Flood, Lapp en Fisher (2005) werd de deelnemende kinderen na het lezen van de tekst gevraagd om de tekst in eigen woorden te reproduceren aan de docent en een aantal begripsvragen te beantwoorden. Het vloeiend lezen werd gemeten door te meten hoeveel woorden de leerlingen per minuut lazen voor en na interventie. Leerlingen werden gedurende vijf weken vier keer per week getest, tien minuten per training. De methode begon met teksten van het leesniveau van het kind zelf en het niveau steeg langzaam tot het

frustratielevel tegen het einde van de interventie.

Veel studies hebben geconcludeerd dat de NIM ervoor zorgt dat leerlingen vloeiender lezen (Heckelman, 1969 ; Hollingsworth, 1978 ; Lorenz & Vockell, 1979 in Flood, Lapp en Fisher, 2005). Flood, Lapp en Fisher (2005) hebben twee experimenten uitgevoerd met elk 20 participanten. Er is aangetoond dat de NIM significant voor vloeiender en sneller lezen zorgt bij de participanten. Tevens werd er gevonden dat de attitude tegenover lezen van de

deelnemende kinderen positiever was na deelname.

(17)

17 Omdat deze methode in de afasiologie niet is toegepast, is het niet duidelijk of de NIM bij personen met afatische klachten zou werken. De NIM kan relevant zijn voor PMA omdat deze methode bewezen effectief is voor het bevorderen van leessnelheid en het

bewerkstelligen van een duidelijkere cohesie voor kinderen. Ook zouden kinderen een duidelijkere structuur van een tekst kunnen zien na het deelnemen aan de methode.

Tekstbegrip, cohesie en structuur zijn factoren waar PMA moeite mee kunnen hebben en deze factoren zijn belangrijk voor leesvaardigheden. Daarom is de NIM in dit onderzoek

meegenomen.

3.1.4 Andere inzichten

Er is in de wetenschap ook onderzoek verricht naar het toegankelijker en begrijpelijker maken van een tekst (Brennan, Worrall & McKenna, 2005). Brennan, Worrall en McKenna (2005) hebben leesmateriaal aangepast zodat PMA de tekst met behulp van deze modificaties beter kunnen verwerken. Dit hebben zij in eerste instantie gedaan door te analyseren waar de zwakke plekken bij lezen op tekstniveau over het algemeen zitten bij PMA. Na het vaststellen waar PMA problemen bij kunnen ondervinden zijn veranderingen aan de tekst toegepast. Ze hebben vier aspecten getest die mogelijk de leesbaarheid van een tekst konden beïnvloeden:

het gebruik van korte en bondige zinnen, grote en veelvoorkomende lettertypes, een grote regelafstand en het gebruik van illustraties die relevant zijn voor de tekst. Ze testten deze aspecten door negen personen met afasie teksten voor te leggen. Er zijn voor dit onderzoek 90 teksten geselecteerd die onder te verdelen waren in 6 condities. Omdat voor deze scriptie alleen de richtlijn van teksten met korte en bondige zinnen relevant is, zullen alleen de condities die hiermee te maken hebben worden uitgelicht.

Het testen van het effect van korte en bondige zinnen werd onderzocht middels een controleconditie en een experimentele conditie. In de controleconditie werden de aangeboden paragrafen niet aangepast. In de experimentele conditie werden de teksten versimpeld door deze aan te passen aan de principes die geformuleerd zijn door Carroll, Minnen, Pearce, Canning, Devlin en Tait (1999). Zij deden onderzoek naar het simplificeren van

krantenteksten, met als doel een systeem te ontwikkelen die automatisch teksten kan

simplificeren. De vijf principes waarmee zij teksten simplificeerden waren als volgt: lange en grammaticaal complexe zinnen zowel inkorten als versimpelen, verwijzingen naar

zelfstandige naamwoorden verduidelijken, passieve zinnen actief maken en laagfrequente woorden werden, daar waar mogelijk, inwisselen voor hoogfrequente.

Deelnemers aan het onderzoek werden elk gepresenteerd met een set teksten uit elk

(18)

18 van de 6 condities die er in totaal waren. Elke conditie testte één van de vier richtlijnen die volgens de hypotheses een afasie-vriendelijke tekst zou verzorgen, een van de condities testte alle vier de richtlijnen tegelijk en de zesde conditie was de controleconditie.

De hypothese dat teksten simplificeerbaar zijn met de richtlijnen van Carroll et al.

(2000) werd door dit onderzoek ondersteund. Dit bewijst niet alleen dat het kort en bondig maken van zinnen PMA kan helpen een tekst beter te doorgronden, maar het bewijst ook dat de principes van Carroll et al. (2000) succesvol een tekst kunnen simplificeren. De principes van Carroll et al. (2000) kunnen voor logopedisten waardevol zijn, omdat zij bijvoorbeeld teksten kunnen simplificeren voor PMA die als doel hebben een tekst te willen kunnen lezen.

3.2 Resultaten interviews

De resultaten van de afgenomen interviews zullen hier worden uitgewerkt. Voor deze scriptie zijn alleen de antwoorden meegenomen die betrekking hadden op leesproblemen op tekstniveau.

1. Informatie over de leesgroepen

Alle geïnterviewde logopedisten gaven aan aandacht te besteden aan het onderwerp

‘lezen’ met de cliënten die ze begeleiden. In totaal hebben 9 van de 10 ondervraagde afasiecentra op dit moment één of meerdere leesgroepen. In 8 van deze 9 gevallen gaat het hierbij om meer dan één leesgroep. Wanneer een afasiecentrum meer dan één leesgroep heeft, worden patiënten in groepen ingedeeld op basis van leesniveau. Een logopediste van het afasiecentrum in Eindhoven legt uit dat ze twee leesgroepen heeft, een leesgroep met een relatief hoog niveau en een leesgroep met een minder hoog niveau. De groep met een minder hoog niveau is bezig met het lezen op woordniveau en de groep met een hoger niveau focust zich op lezen op tekstniveau. Ook in het afasiecentrum van Groningen zijn er twee

leesgroepen. In één van de groepen is het totale communicatieproces verstoord, dus focussen zij zich niet alleen op lezen, maar op elk van de vier taalmodaliteiten. In de andere leesgroep wordt door de logopediste het niveau als matig omschreven. In deze groep zijn ze op het moment bezig met het behandelen van nieuwsartikelen bestaande uit ongeveer 3 á 4 alinea’s.

2. Leesproblemen en persoonlijke doelen bij PMA

Volgens de logopedisten zijn er verschillende leesproblemen die PMA op tekstniveau kunnen ervaren. Voor cliënten met leesproblemen op tekstniveau is het belangrijk dat ze de syntactische structuur van een zin kunnen begrijpen. Hier kunnen personen met afasie last mee ondervinden, aldus een logopediste van afasiecentrum Zellingen te Rotterdam. Het is dan

(19)

19 mogelijk om te trainen met het doorgronden van de syntactische structuren, maar het is ook mogelijk om teksten met een versimpelde syntactische structuur aan te bieden. Mensen met een dergelijk leesprobleem hebben vaak als persoonlijk doel het willen kunnen begrijpen van korte teksten.

Een logopediste van het afasiecentrum in Eindhoven geeft aan dat sommige van haar cliënten problemen ervaren met hun leesvloeiendheid of moeite hebben met technische aspecten zoals uitspraak en tempo. Een persoonlijk doel dat hiermee verbonden is, is het hardop voor willen lezen aan kleinkinderen. De meerderheid van de logopedisten geeft aan dat verminderd tekstbegrip een probleem is waar PMA vaak mee kampen. “Als cliënten een lange tekst lezen, vinden ze het soms lastig te zeggen wie de hoofdpersonen zijn, wat het onderwerp is, verband te zien tussen teksten, enzovoorts”, legt een logopediste uit. Een mogelijk persoonlijk doel dat meerdere logopedisten noemden is het willen kunnen lezen van een boek.

3. Methodes en therapieën die gebruikt worden door logopedisten

5W-strategie

De 5W-strategie valt in dit onderzoek meer onder de definitie van een methode dan van een strategie. Daarom wordt de 5W-strategie onder de noemer ‘methodes’ besproken.

Voor de precieze definities van methodes, strategieën en hulpmiddelen in het kader van dit onderzoek verwijs ik naar paragraaf 2.4.

Op de website van Creatief Denken ([5W-methode], z.d.) wordt de 5W-strategie als een techniek beschreven die kan helpen om alle feiten uit een tekst te verzamelen.

Oorspronkelijk is deze methode afkomstig uit de journalistiek, maar de 5W-strategie kan ook worden toegepast op personen met leesproblemen. Volgens de website van Creatief Denken is de 5W-strategie handig om inzicht te krijgen in een onderwerp.

De 5W-strategie wordt in vier afasiecentra in Nederland gebruikt. Deze strategie houdt in dat cliënten de tekst lezen en voor zichzelf de 5 W-vragen beantwoorden. Deze vragen zijn wie, wat, wanneer, waarom en waar. Dit zou de PMA dan helpen met een beter begrip van de tekst. Logopedisten geven een aantal redenen om de 5W-strategie toe te passen. Een

logopediste geeft aan de 5W-strategie te gebruiken zodat haar cliënten de gelezen teksten beter samen kunnen vatten. Een andere logopediste licht toe dat de 5W-strategie erg handig is om teksten te kunnen analyseren.

Nieuwsbegrip Methode

(20)

20 Hoewel de Nieuwsbegrip-methode niet oorspronkelijk afkomstig is uit de afasiologie, is deze methode wel geschikt voor afasie en wordt deze in drie verschillende afasiecentra in Nederland gebruikt. Bij de Nieuwsbegrip-methode is een technisch hulpmiddel nodig omdat de teksten alleen online toegankelijk zijn.

Nieuwsbegrip is een aanpak afkomstig uit het onderwijs waarbij ‘leerlingen leren strategisch te lezen’, aldus de website van Nieuwsbegrip ([Over Nieuwsbegrip], z.d.). Hier kunnen teksten op verschillende niveaus, van basisonderwijs tot MBO, worden aangepast.

Tevens kan de zinslengte van de teksten worden aangepast, zodat deze teksten toegankelijker kunnen worden gemaakt voor personen met afasie met verschillende niveaus.

Op de website van Nieuwsbegrip is te vinden dat de methode gebaseerd is op vijf

‘evidence based’ strategieën. Deze vijf strategieën zijn voorspellen, ophelderen van onduidelijkheden door stil te staan bij lastige tekstdelen, samenvatten, vragen stellen en verbanden leggen door op zoek te gaan naar tekstdelen die met elkaar in verband staan. Deze strategieën zouden een persoon helpen bij het lezen van een tekst.

In één van de afasiecentra wordt cliënten het advies gegeven te ‘visualiseren’ en te

‘voorspellen’ bij de Nieuwsbegrip-methode. Dit houdt in dat cliënten bij het zien van de kop zich een beeld oproepen van waar de tekst over zou kunnen gaan en zich tevens inbeelden waar de tekst over zal gaan.

Northwestern Anagram Test (NAT)

In twee interviews met logopedisten werd de Northwestern Anagram Test (NAT) genoemd. De NAT heeft als doel om zinsproductie in de klinische fase te meten en te trainen bij personen met afatische klachten. Deze methode is geschikt voor afasie en er is geen technisch hulpmiddel nodig. Er wordt door Weintraub, Mesulam, Wieneke, Rademaker, Rogalski & Thompson (2009) geconcludeerd dat de NAT geschikt is om de capaciteiten van de cliënten op het gebied van syntax te meten.

Weintraub et al. (2012) hebben onderzoek verricht naar de effectiviteit van de NAT voor patiënten met PPA, primaire progressieve afasie, met als reden dat voor het meten van de syntactische capaciteiten van PMA nog geen passende test was ontwikkeld. De NAT bestaat onder andere uit het in de juiste volgorde leggen van kaartjes met daarop individuele

woorden. Een mogelijk voordeel van de NAT is dat er niet alleen rekening wordt gehouden met ‘normale’ zinnen in de subject-object-werkwoordvorm, maar dat er ook niet-standaard zinnen worden gebruikt. Tevens kunnen woorden op de kaartjes in de NAT passieve vormen, functiewoorden en W-vragen omvatten.

(21)

21 Een logopediste van het afasiecentrum in Apeldoorn gaf aan dat cliënten wel baat kunnen hebben bij de NAT, maar dat deze methode doorgaans in de klinische fase gebruikt wordt. In Leiderdorp worden er in de chronische fase wel een aantal oefeningen van de NAT gebruikt. Om deze methode te gebruiken zal deze moeten worden aangeschaft, maar verder is er voor de NAT geen visuele ondersteuning of ander hulpmiddel vereist.

4. Strategieën die logopedisten gebruiken

Naast methodes zijn er door de logopedisten een aantal strategieën genoemd die als doel hebben PMA om te leren gaan met hun leesproblemen. Een voorbeeld van een genoemde strategie is een woordspin maken om het begrijpend lezen te vergemakkelijken. Dit is door twee logopedisten genoemd. Een logopediste werkzaam bij het afasiecentrum in Amsterdam geeft aan dat ze haar cliënten aanleert stukken tekst af te dekken tijdens het lezen. Dit wordt in totaal door drie logopedisten gebruikt. In de helft van de ondervraagde afasiecentra wordt cliënten aangeleerd om de belangrijkste woorden in een tekst te arceren.

5. Hulpmiddelen

Door een aantal logopedisten wordt als antwoord op de vraag ‘welke methodes worden er in jullie afasiecentrum gebruikt’ een hulpmiddel genoemd om lezen makkelijker te maken. Een hulpmiddel is een aanpassing aan de omgeving van een persoon met afasie. Een logopedist kan bijvoorbeeld aanpassingen aan een tekst doen om lezen makkelijker te maken.

Ook vallen onder hulpmiddelen programma’s of internetsites die het lezen makkelijker kunnen maken. Hieronder worden de in de interviews genoemde hulpmiddelen uitgewerkt.

Aanpassingen aan tekst

In een aantal afasiecentra passen logopedisten teksten aan zodat deze voor PMA makkelijker te lezen zijn. Voorbeelden van aanpassingen die logopedisten maken zijn het uitvergroten van de tekst, het vergroten van de regelafstand of de zinnen in de tekst inkorten.

Eén van de logopedisten legt daarbij uit dat de aanpassingen niet worden gemaakt vanuit wetenschappelijke onderbouwing, maar vanuit eigen klinische expertise.

Entoen.nu

In Leiderdorp wordt de website Entoen.nu (https://www.entoen.nu/) gebruikt om één van hun groepen teksten te laten lezen over de Nederlandse geschiedenis. De website bestaat uit een lange lijn van gebeurtenissen uit de Nederlandse geschiedenis, van ca. 3000 voor Christus tot aan de Europese tijd. Elk van deze gebeurtenissen is aan te klikken. Over deze

(22)

22 gebeurtenissen is vervolgens een tekst te lezen. Het niveau van de tekst kan worden aangepast naar het niveau van leerlingen in groep 5/6, leerlingen in groep 7/8 of scholieren van het voortgezet onderwijs. Ook is er bij elk onderwerp de mogelijkheid om de tekst hardop te laten voorlezen. Bij dit hulpmiddel wordt tevens visuele ondersteuning gebruikt. De website staat namelijk vol met plaatjes over het bijbehorende geschiedenisverhaal. Ook worden er filmpjes over de geschiedenisverhalen uitgegeven. Voor Entoen.nu is een technisch hulpmiddel zoals een computer of iPad vereist.

Deze website is ontwikkeld voor zowel basisschoolleerlingen als middelbare scholieren. De logopediste van het afasiecentrum in Leiderdorp geeft aan deze website ook zeer geschikt te vinden voor de cliënten in één van haar groepen.

Krant en Klaar en Leeslicht

Er zijn mogelijkheden voor PMA om gesimplificeerde teksten te lezen. Voor het lezen van krantenartikelen kunnen PMA gebruikmaken van Krant en Klaar. Dit is een krant die uitgegeven wordt voor mensen die de ingewikkelde taal uit reguliere kranten moeilijk kunnen begrijpen. Op Krant en Klaar kan een abonnement worden afgesloten, waarbij er jaarlijks 40 edities worden geleverd met elk vier versimpelde krantenartikelen. Twee afasiecentra in Nederland gebruiken de versimpelde krantenartikelen van Krant en Klaar. Voor versimpelde boeken zijn er de Leeslicht-boeken. Een van de logopedisten gaf aan gebruik te maken van de Leeslicht-boeken. Dit zijn boeken voor volwassenen, maar dan uitgegeven in makkelijkere taal. Zo kunnen personen die het lastiger vinden om te lezen, toch volwassen verhalen lezen.

Zowel Krant en Klaar als Leeslicht zijn bedoeld voor personen met leesproblemen. Ze zijn echter niet specifiek voor afasie ontwikkeld, maar voor personen met uiteenlopende taalstoornissen en leesproblemen.

Afasie Nieuwslezer

In drie afasiecentra in Nederland wordt vaak gebruikgemaakt van de Afasie

Nieuwslezer. Dit hulpmiddel biedt teksten in een eenvoudigere vorm aan en heeft tevens een hardop lezen functie. Zowel afasiecentra als PMA kunnen een abonnement op de Afasie Nieuwslezer afsluiten. De artikelen wisselen dagelijks en zijn aangeboden in drie verschillende niveaus, ‘eenvoudige, korte teksten’, ‘iets lastigere teksten’ en ‘complexe teksten’. De afasienieuwslezer biedt tevens de mogelijkheid om de lastige woorden aan te klikken. Over dit woord verschijnt dan aanvullende uitleg. Ook kan het lettertype en de regelafstand worden aangepast.

6. Mogelijke verbeteringen

(23)

23 Aan de logopedisten is gevraagd of zij mogelijke verbeterpunten zagen aan de

methodes, strategieën en hulpmiddelen die zij gebruiken. Alle drie de logopedisten die de Afasie Nieuwslezer gebruikten, hadden verbeterpunten voor de Afasie Nieuwslezer. Een van de logopedisten gaf aan dat ze de Nieuwslezer graag wat uitgebreider zou zien. Een andere logopediste kreeg van haar cliënten te horen dat de voorleesstem houterig klinkt en niet goed articuleert. “Computerstemmen, daar klagen mensen wel over. Die vinden ze niet mooi klinken en sommige mensen haken daardoor af. Dat is jammer”. Tevens geeft een andere logopediste aan dat de vergemakkelijkte artikelen toch vaak niet foutloos zijn.

Verder werd door de logopedisten aangegeven dat methodes en therapieën worden aangepast op de individuele leesproblemen van de cliënten. Als de logopedisten dus graag een methode veranderd zien, passen ze de methode zelf aan zodat deze aansluit op de individuele behoeftes van hun cliënten.

(24)

24 3.3 Cumulatieve Resultaten

Tabel 2

Verschillende bestaande methodes en talige kenmerken die hierop van toepassing zijn.

Methode Leessnel

heid

Syntax Cohesie Structuur Helpt het accurater hardop lezen?

Bewezen effectief?

MOR Ja Nee Nee Nee Ja Ja (Kim & Russo, 2010; Beeson &

Insalco, 1998)

ORLA Ja Nee Nee Nee Ja Ja (Cherney, Merbitz & Grip, 1986)

NIM Ja Nee Ja Nee Ja Ja (Flood, Lapp & Fisher, 2005)

5W-strategie Nee Nee Ja Ja Nee Blijkt uit praktijk succesvol

Nieuwsbegrip Nee Nee Ja Ja Nee Blijkt uit praktijk succesvol

NAT Nee Ja Ja Ja Nee Ja (Weintraub, Mesulam, Wieneke,

Rademaker, Rogalski & Thompson, 2009)

(25)

25 3.4 Algehele resultaten

De drie methodes die gevonden zijn in de literatuurstudie verschillen op een aantal punten van de drie methodes die bij de interviews naar voren kwamen. Zo voldoen de methodes uit de literatuurstudie allen aan het kenmerk ‘leessnelheid’ en de methodes uit de interviews niet. Ook geldt voor de methodes uit de literatuurstudie dat ze het accurater hardop lezen proberen te bevorderen, wat de methodes uit de interviews niet doen. De methodes uit de interviews voldoen allemaal aan het kenmerk ‘structuur’, terwijl de methodes uit de literatuurstudie niet aan dit kenmerk voldoen.

Voor bijna alle methodes, met uitzondering van de 5W-strategie en de Nieuwsbegrip- methode is er wetenschappelijke evidentie gevonden. De 5W-strategie en de Nieuwsbegrip- methode blijken uit de praktijk succesvol, maar de effectiviteit wordt niet in de literatuur onderbouwd. Ook richten bijna alle methodes, met uitzondering van de NAT, zich niet op syntax.

4. Conclusie

Vanuit het afasiecentrum Siza in Tilburg is ons de vraag gesteld om bestaande methodes en therapieën voor het verbeteren van leesproblemen bij PMA uiteen te zetten middels een literatuurstudie en interviews. De gevonden methodes zijn geëvalueerd aan de hand van geselecteerde kenmerken. De kenmerken zijn geselecteerd op basis van het theoretisch kader, de literatuurstudie en de interviews.

Het bleek lastig om in de literatuur geschikte methodes te vinden. De drie methodes die in de literatuurstudie gevonden zijn, gebruiken allen het hardop lezen van een tekst om leessnelheid te verhogen. Ook is accurater hardop lezen een kenmerk dat voorkomt in de methodes uit de literatuurstudie. Leessnelheid en accurater hardop lezen worden doorgaans niet getraind met methodes die in de praktijk door logopedisten gebruikt worden. Wat wel veel wordt gebruikt in de praktijk zijn de 5W-strategie en de Nieuwsbegrip-methode. Deze methodes richten zich vooral op structuur en het versimpelen van een tekst.

Er lijkt dus een discrepantie te zijn tussen de methodes die in de wetenschap gebruikt worden om PMA met leesproblemen op tekstniveau te helpen verbeteren en de methodes die hiervoor in de praktijk door logopedisten gebruikt worden. Een mogelijke verklaring hiervoor is het verschil tussen het doel van methodes die te vinden zijn in de literatuur en de

persoonlijke doelen die PMA in de praktijk hebben. Er worden door logopedisten in de

(26)

26 praktijk veel strategieën gebruikt om persoonlijke doelen te kunnen halen terwijl hier nog geen wetenschappelijke evidentie voor is. De strategieën die logopedisten gebruiken zijn wel gebaseerd op linguïstische principes, maar er is nog niet voldoende wetenschappelijke onderbouwing voor de in de praktijk gebruikte strategieën. Het is voor logopedisten erg belangrijk dat deze wetenschappelijke onderbouwing er wel komt.

5. Discussie

Het doel van deze studie was om wetenschappelijke onderbouwing te vinden voor de oefeningen die logopedisten in de praktijk aan hun cliënten aanbieden. Zoals genoemd, passen een aantal logopedisten teksten aan voor hun cliënten om lezen makkelijker te maken. Dit doen zijn niet vanuit wetenschappelijke onderbouwing, maar vanuit eigen klinische expertise.

Er zijn verschillende principes om teksten te versimpelen die logopedisten toepassen. Een aantal van die principes worden onderbouwd in de literatuur. Er is in de literatuur

bijvoorbeeld een studie gevonden waarin onderzoek werd gedaan naar het aanbrengen van aanpassingen in een tekst zodat PMA teksten makkelijker kunnen lezen en begrijpen (Brennan, Worrall & McKenna, 2005). De aanpassingen die zij gebruikten om teksten leesbaarder te maken, bijvoorbeeld het gebruiken van korte en bondige zinnen, het gebruiken van een grote regelafstand en een groot lettertype, bleken de leesbaarheid van een tekst voor PMA te bevorderen. Brennan, Worrall en McKenna (2005) bieden dus wetenschappelijke onderbouwing voor deze aanpassingen.

Verder blijkt uit het onderzoek dat er een verschil bestaat tussen methodes die in de literatuur worden beschreven en methodes die in de praktijk worden gebruikt. Methodes uit de literatuur lijken vooral gericht te zijn op het verbeteren van hardop lezen, terwijl het beter hardop willen lezen in afasiecentra maar zelden voorkomt als persoonlijk doel van een

persoon met afasie. PMA vinden het vaak belangrijker om een tekst te kunnen begrijpen en er zijn dus weinig methodes die zich daarop richten. Het is wenselijk dat er voor methodes die zich hier wel op richten, zoals de 5W-strategie, wetenschappelijke onderbouwing komt.

Vanuit de interviews blijkt namelijk dat logopedisten handelen vanuit hun eigen klinische expertise terwijl ze behoefte hebben aan wetenschappelijk bewijs dat de methodes en strategieën die ze toepassen, effectief zijn.

In de interviews werd door een aantal logopedisten genoemd dat persoonlijke relevantie erg belangrijk is voor PMA. Het kan voor de verbetering van de talige vaardigheden van PMA belangrijk zijn om informatie te lezen die voor hen persoonlijk interessant en relevant is. In de literatuur wordt over het belang van persoonlijke relevantie in

(27)

27 de onderzochte methodes echter niet gesproken. Dit is een nadeel van de studies die gevonden zijn met de literatuurstudie.

De methodes die in de literatuurstudie uiteen zijn gezet, hebben allemaal het hardop lezen van een tekst als middel om tekstbegrip te verbeteren. In de drie methodes die door de logopedisten worden besproken, wordt het hardop lezen van een tekst echter niet gebruikt.

Volgens één van de logopedisten is het hardop lezen van een tekst voor mensen met afatische klachten juist niet bevorderlijk, alleen als een persoonlijke doelstelling, zoals het willen voorlezen aan de kleinkinderen, hardop lezen bevat. Logopedisten zien hardop lezen dus mogelijk als middel om persoonlijke doelen te behalen, maar gebruiken dit niet om te trachten een verbeterd tekstbegrip te bewerkstelligen. De literatuur stelt echter wel dat dit mogelijk is.

Gedurende dit onderzoek is er een mogelijk punt voor vervolgonderzoek gevonden. In de evaluatie van de methodes is geen rekening gehouden met de meningen van personen met afasie. Zij zouden wellicht waardevolle toevoegingen kunnen leveren in de evaluatie van methodes. Het is wellicht waardevol dit te onderzoeken.

Dit onderzoek is uitgevoerd door drie bachelorstudenten in het kader van de opleiding Communicatie- en Informatiewetenschappen. Dit onderzoek is zo nauwkeurig mogelijk uitgevoerd maar is niet uitgevoerd door experts op het gebied van logopedie en afasie. Het is belangrijk in acht te nemen dat bepaalde details wellicht niet zijn verkregen bij het afnemen van de interviews.

Uit de scripties van Pleun van Hees (2018), die zich richt op de cognitieve leesproblemen die PMA kunnen ervaren en Sanne Roodhuyzen (2018), die zich richt op leesproblemen op woord- en zinsniveau, zijn ook methodes naar voren gekomen. De gevonden methodes uit onze drie scripties worden samengevoegd in een overzicht. Dit

overzicht zal beschikbaar worden gesteld voor alle afasiecentra in Nederland. Het beschikbaar gestelde overzicht zal logopedisten een beeld bieden van de methodes die in literatuur

beschreven staan en de methodes die in andere afasiecentra in Nederland worden gebruikt.

(28)

28 Literatuurlijst

[5W-methode], (z.d.). Geraadpleegd van http://www.creatiefdenken.com/nl/techniek/5w- methode.php

Bastiaanse, R. (2010). Afasie. Bohn Stafleu van Loghum.

Baker, A. E., Don, J., & Hengeveld, K. (Eds.). (2012). Taal en taalwetenschap. John Wiley &

Sons.

Beeson, P. M., & Insalaco, D. (1998). Acquired alexia: Lessons from successful

treatment. Journal of the International Neuropsychological Society, 4(6), 621-635.

Brennan, A., Worrall, L., & McKenna, K. (2005). The relationship between specific features of aphasia-friendly written material and comprehension of written material for people with aphasia: An exploratory study. Aphasiology, 19(8), 693-711.

Carroll, J., Minnen, G., Pearce, D., Canning, Y., Devlin, S., & Tait, J. (1999). Simplifying text for language-impaired readers. In Ninth Conference of the European Chapter of the Association for Computational Linguistics.

Cherney, L. R., Merbitz, C., & Grip, J. (1986). Efficacy of oral reading in aphasia treatment outcome. Rehabilitation Literature, 47(5-6), 112-118.

Ferstl, E. C., Walther, K., Guthke, T., & von Cramon, D. Y. (2005). Assessment of story comprehension deficits after brain damage. Journal of clinical and experimental neuropsychology, 27(3), 367-384.

Flood, J., Lapp, D., & Fisher, D. (2005). Neurological impress method plus. Reading Psychology, 26(2), 147-160.

Hillis, A. E., & Heidler, J. (2002). Mechanisms of early aphasia recovery. Aphasiology, 16(9), 885-895.

Kim, M., & Russo, S. (2010). Multiple oral rereading (MOR) treatment: Who is it for. Contemporary Issues in Communication Science and Disorders, 37, 58-68.

Mahendra, N., Hopper, T., Papathanasiou, I., Coppens, P., & Potagas, C. (2013). Dementia and related cognitive disorders. Aphasia and related neurogenic communication disorders, 397-430.

Martin, N., Thompson, C. K., & Worrall, L. (2007). Aphasia rehabilitation: The impairment and its consequences. Plural Publishing.

Mayer, J. F., & Murray, L. L. (2002). Approaches to the treatment of alexia in chronic aphasia. Aphasiology, 16(7), 727-743.

Noordman, L. G. M. & Maes, A.A. (2000). Het verwerken van tekst. In A. Braet (Ed.).

(29)

29 Taalbeheersing als Communicatiewetenschap, 29-60. Bussum: Coutinho.

[Over Nieuwsbegrip]. (z.d.). Geraadpleegd van https://www.nieuwsbegrip.nl/over- nieuwsbegrip

Thissen, M.P.E. (2016). Aangepaste leesvormen voor personen met afasie: de bekendheid onder zorgverleners (Dissertatie, Radboud Universiteit, Nijmegen, Nederland).

Visch-Brink, E. G. (2005). Semantische stoornissen bij afasiepatiënten. Stem-, Spraak-en Taalpathologie, 2(1).

Webster, J., Morris, J., Connor, C., Horner, R., McCormac, C., & Potts, A. (2013). Text level reading comprehension in aphasia: What do we know about therapy and what do we need to know? Aphasiology, 27(11), 1362-1380.

Webster, J., Morris, J., Howard, D., & Garraffa, M. (2018). Reading for Meaning: What Influences Paragraph Understanding in Aphasia?. American journal of speech- language pathology, 27(1S), 423-437.

Weintraub, S., Mesulam, M. M., Wieneke, C., Rademaker, A., Rogalski, E. J., & Thompson, C. K. (2009). The northwestern anagram test: measuring sentence production in primary progressive aphasia. American Journal of Alzheimer's Disease & Other Dementias, 24(5), 408-416.

(30)

30 Bijlagen

Appendix A Telefoongesprek

Goedendag, u spreekt met Anouk Vermulst. Bel ik even gelegen? Ik zoek contact omdat ik voor mijn bachelorscriptie onderzoek doe naar leesmethodes die gebruikt worden binnen afasiecentra in Nederland. We doen graag een interview om in kaart te brengen welke

leesmethodes er gebruikt worden binnen de afasiologie in Nederland. Wilt u hier wellicht aan deelnemen? Is het mogelijk dat we daarvoor bij u langskomen of heeft u nu even tijd om dit telefonisch te doen? Als u nu geen tijd heeft, zouden we dan een afspraak kunnen inplannen voor een later moment?

Oké, vindt u het goed als we dit gesprek opnemen zodat we later uw antwoorden uit kunnen schrijven? De opnames worden vertrouwelijk behandeld en worden vernietigd na de

beoordeling van onze scripties.

Dit onderzoek doe ik met twee medestudenten. We hebben reeds een literatuurstudie verricht, een naar leesmethodes op woordniveau, een op talig tekstniveau en een op cognitief

tekstniveau. Nu zijn we bezig met alle afasiecentra in Nederland te benaderen. Ik ga u zo meteen een aantal vragen stellen.

Appendix B

E-mail

Beste Heer/Mevrouw,

We hebben u een aantal keer telefonisch proberen te bereiken, maar dit is niet gelukt. Vandaar dat we u een mailtje sturen.

Voor onze bachelorscriptie voor de opleiding Communicatie- en Informatiewetenschappen aan de Universiteit van Tilburg doen wij onderzoek naar leesmethodes binnen de afasiologie.

We maken een inventarisatie van de methodes die worden gebruikt bij Afasiecentra in Nederland.

Onze vraag is daarom of u tijd vrij zou kunnen maken voor een kort interview. Hiervoor kunnen we eventueel bij het afasiecentra langskomen, maar het is ook mogelijk om dit interview telefonisch in te plannen.

(31)

31 Graag horen we wanneer u tijd heeft om onze vragen telefonisch te beantwoorden of wanneer we langs zouden kunnen komen. Mocht u er interesse in hebben, sturen wij u uiteraard een overzicht van de leesmethodes na afloop van dit onderzoek.

Wij zien uit naar uw reactie.

Met vriendelijke groet,

Pleun van Hees, Sanne Roodhuyzen en Anouk Vermulst Communicatie- en Informatiewetenschappen

Universiteit van Tilburg

Appendix C Vragenlijst

1. Heeft u leesgroepen, doet u wat met lezen?

JA: Kunt u daar iets over vertellen? Welke soorten leesgroepen heeft u?

NEE: Doet u iets anders om personen met afasie te ondersteunen bij het lezen?

Doorvraag: Kunt u een voorbeeld geven?

2. Wat voor leesproblemen hebben de PMA die in het centrum komen?

Doorvraag: welke problemen op woord-, tekst- en zinsniveau komen het meeste voor?

Welke problemen hebben zij met cognitieve functies?

3. Welke persoonlijke doelen hebben de PMA?

4. Hoe helpt u de PMA met hun persoonlijke doelen? Leert u ze bijvoorbeeld leesstrategieën?

5. Welke therapieën of methodes past u toe bij PMA met leesproblemen op de verschillende niveaus, zowel tekst als woord- en zinsniveau?

Doorvraag: Gebruikt u oefeningen die gericht zijn op het verbeteren (of leren omgaan met de problemen) van de executieve functies (aandacht houden bij de taak, onthouden wat er is gelezen, herkennen van de hoofdgedachte, probleemoplossend vermogen, Etc.)

NEE: gebruikt u bij andere groepen (spraak etc.) wel methodes om de EF van de PMA te verbeteren?

(32)

32 6. Zijn dat methodes die in literatuur over afasie beschreven staan, of heeft u deze zelf

bedacht?

7. Zijn de methodes die u gebruikt bedoeld voor patiënten met afasie of zijn ze afkomstig uit de afasiologie?

JA: Welke methodes gebruikt u dan?

NEE: Wat voor soort oefeningen gebruikt u dan?

Doorvraag: Kunt u een voorbeeld geven?

Doorvraag: Voor wie is de methode geschikt?

8. Gebruikt u methodes met visuele ondersteuning?

9. Zijn er nog hulpmiddelen nodig, zoals een iPad?

10. Zou u nog iets veranderd willen zien aan die methode?

11 Voor welke leesproblemen bij afasie zou u graag nog een methode ontwikkeld zien?

12. Gebruikt u methodes uit andere disciplines, bijvoorbeeld voor dyslexie, voor kinderen of voor twee-taligen?

JA: Welke methodes vindt u hiervoor geschikt?

NEE: Denkt u dat deze methodes geschikt zouden zijn voor PMA?

Appendix D Coderingen

1 t/m 12 = corresponderende vraag W = woordniveau

Z = zinsniveau T = tekstniveau C = cognitief niveau LP = leesproblemen

LPW = leesproblemen op woordniveau LPT = leesproblemen op tekstniveau LPC = leesproblemen op cognitief niveau M = methode

MW = methode woordniveau MT = methode tekstniveau MC = methode cognitief niveau

(33)

33 TC = tekst/cognitief niveau

MTC = methode tekst/cognitief niveau A = afasietherapie

D = dyslexietherapie

NT2 = Nederlands als tweede taal onderwijs therapie K = kinderonderwijs

ZO = zelf ontworpen therapie / zelf aangepaste therapie VO = voorbeeldoefening

VOW = voorbeeldoefening op woordniveau VOT = voorbeeldoefening op tekstniveau VOC = voorbeeldoefening op cognitief niveau P = persoonlijke doelen

LSN = leessnelheid SYN = syntax ACC = accuratesse COH = cohesie STR = structuur

BEWEFF = bewezen effectief GESCH = geschikt voor afasie HULP = hulpmiddel

Appendix E

Voorbeeld coderingen

Dit is slechts een fragment van het interview om een beeld te schetsen van de manier waarop de interviews gecodeerd zijn.

Functie Logopediste

Duur 12:46

A En nu zijn we dus bezig met het

inventariseren wat er zoal gedaan wordt bij

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Alleen wanneer de afasie zeer ernstig is, kan iemand echt helemaal niet meer spreken.. Mensen met afasie kunnen problemen

Sommige patiënten met afasie kunnen wel goed taal begrijpen, maar hebben moeite met het vinden van de juiste woorden of met het formuleren van zinnen.. Andere patiënten spreken

Veel plannen worden met bomen ingekleurd, maar hoe dat op de lange termijn uitpakt, daar wordt onvoldoende naar gekeken.’.. Vooral bij projecten die subsidiegestuurd zijn, wordt

Het feit dat de afasie patiënt niet meer kan zeggen wat hij wil, of niet meer goed begrijpt wat er tegen hem gezegd wordt, heeft vaak een impact op de.. gemoedstoestand van

communicatie van de ge'interviewde zo respectvol mogelijk te helpen uiten. De kaarten en de vragen richtten zich hierbij op meedelen door de ge'interviewde over hoe het

Het lijkt dat vloeiend sprekende afasiepatiënten in de onderhavige studie juist geen moeite hebben met het produceren van bijwoorden in de spontane taal.. Dit beeld

Farah (2004) geeft voor de term optische afasie dan ook de volgende definitie: een optische afasie is een raadselachtige stoornis waarbij patiënten visueel aangeboden objecten

Wel kunnen we uit dit onderzoek concluderen dat de huidige (verkorte) AAT geen betrouwbare resultaten geeft over het bestaan van een afasie bij taalgestoorde Marokkaanse