• No results found

Graaf van Lynden van Sandenburgweg / Zandweg Gemeente Wijk bij Duurstede (Utrecht)

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Graaf van Lynden van Sandenburgweg / Zandweg Gemeente Wijk bij Duurstede (Utrecht)"

Copied!
39
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

1

Transect-rapport 383

Wijk bij Duurstede

Graaf van Lynden van Sandenburgweg / Zandweg 10-12 Gemeente Wijk bij Duurstede (Utrecht)

Bureauonderzoek en Inventariserend veldonderzoek

(IVO; verkennende en karterende fase)

(2)

2

ISSN: 2211-7067

© Transect, Utrecht

Niets uit deze uitgave mag worden vermenigvuldigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie of op welke wijze dan ook zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgevers.

Transect aanvaardt geen aansprakelijkheid voor eventuele schade voortvloeiend uit de toepassing van de adviezen of het gebruik van de resultaten van dit onderzoek.

Auteur Drs. T. Nales

Versie Definitief

Projectcode 14010010

Datum 17-02-2014

Opdrachtgever Gemeente Wijk bij Duurstede

Afdeling Strategie Beleid en Projecten Postbus 83

3960 BB Wijk bij Duurstede

Uitvoerder Transect

Australiëlaan 5-a 3526 AB Utrecht Onderzoeksmelding GVLVS-weg 60.302

Zandweg 10-12 60.303

Bevoegde overheid Gemeente Wijk bij Duurstede

Foto voorblad Plangebied GVLVS-weg

Autorisatie

Naam Datum Paraaf

Drs. A.A. Kerkhoven (Senior archeoloog)

18-02-2014

(3)

3

Samenvatting

In opdracht van de gemeente Wijk bij Duurstede heeft Transect in februari 2014 een archeologisch vooronderzoek uitgevoerd in een plangebied aan de Zandweg 10-12 en een plangebied aan de Graaf van Lynden van Sandenburgweg (GVLVS-weg; ong.) in Wijk bij Duurstede (gemeente Wijk bij

Duurstede). De aanleiding voor het onderzoek is de aanvraag van een omgevingsvergunning ten behoeve van de verplaatsing van het garagebedrijf en tankstation van Kerkhof en Visscher, thans gevestigd aan de Zandweg 12, naar het plangebied aan de Graaf van Lynden van Sandenburgweg. Het vrijkomende perceel aan de Zandweg zal in de toekomst ruimte bieden voor nieuwe woningen.

Op basis van het vooronderzoek zijn de volgende conclusies te trekken:

 Het plangebied Graaf van Lynden van Sandenburgweg (GVLVS-weg) heeft een zeer hoge archeologische verwachting op het aantreffen van zowel vroeg- als laatmiddeleeuwse waarden.

Dit is gebaseerd op diverse onderzoeken die in de directe omgeving van dit plangebied hebben plaatsgevonden, evenals de resultaten van de uitgevoerde veldonderzoeken in het plangebied. De bodem kent een hoge mate van intactheid en er zijn concrete indicatoren voor de aanwezigheid van waarden aangetroffen (vondstmateriaal, cultuurlagen; Kalisvaart, 2009). Op grond van de ligging van het plangebied in de overgangszone van de oever naar een restgeul en de resultaten van het onderzoek uit de omgeving zijn zowel bewoningssporen te verwachten, alsook zaken die te relateren zijn aan een natte context (beschoeiingen, steigers, scheepshout e.d.).

 Het plangebied Zandweg 10-12 is in het verleden grotendeels opgegraven, waardoor een groot deel van de aanwezige archeologische waarden in het plangebied zijn gedocumenteerd. In de rest van het plangebied zijn grote delen van de ondergrond verstoord als gevolg van de aanleg van een garagebedrijf, een tankstation en een brandweerkazerne. Dit is aan de hand van diverse

bouwtekeningen vastgesteld. Onder de bouwwerken zijn namelijk kelders, opslagtanks, leidingen en funderingspalen aanwezig, die tot een maximale diepte van 2,5 m –Mv zijn ingegraven. Slechts van een klein deel van het plangebied kon niet worden aangetoond dat verstoring in het verleden heeft plaatsgevonden. De restwaarde van het plangebied is daarmee archeologisch gezien laag.

Advies

Plangebied Graaf van Lynden van Sandenburgweg (GVLVS-weg)

Geadviseerd wordt om graafwerkzaamheden in het plangebied beneden een diepte van 25 cm –Mv zoveel mogelijk te beperken en het ontwerp van de garage en het eromheen gelegen terrein zodanig aan te passen, dat de oorspronkelijke bodemopbouw (en daarmee de aanwezige archeologie) onder de nieuwe bebouwing behouden blijft. Daarbij valt te denken aan het ophogen van het bestaande maaiveld.

Mocht in het kader van de realisatie blijken dat dit niet mogelijk is, dan verdient het de aanbeveling waarderend archeologisch onderzoek uit te voeren. Een dergelijk onderzoek zou kunnen plaatsvinden door middel van proefsleuven of –putten en is erop gericht de exacte waarde vast te stellen van de vindplaats in het plangebied. De waarde wordt daarbij niet alleen bepaald door de aard, kwaliteit en zeldzaamheid van de resten in het plangebied. De reeds bekende hoeveelheid informatie die reeds bij eerder onderzoek is verkregen, weegt hierin ook sterk mee. Voor dergelijk onderzoek dient de werkwijze te worden vastgelegd in een Programma van Eisen (PvE), dat door de gemeente Wijk bij Duurstede wordt beoordeeld en goedgekeurd.

Australiëlaan 5-a 3526 AB Utrecht

T: 030-7620705 F: 030-7620706 E: informatie@transect.nl

(4)

4 Plangebied Zandweg 10-12

Er worden voor het plangebied Zandweg 10-12 geen aanvullende maatregelen aanbevolen in het kader van de voorgenomen herontwikkeling. In het verleden was er sprake van een zeer hoge waarde, maar als gevolg van verstoringen en opgravingen is het merendeel van de resten uit de bodem aangetast, vernietigd of verdwenen. In slechts 6% van het plangebied kunnen mogelijk nog intacte resten voorkomen, omdat hier geen verstoringen aangetoond zijn. De restwaarde van het terrein is echter laag, aangezien de omliggende context in en rondom het plangebied reeds is verstoord of opgegraven en gedocumenteerd.

Bovenstaande adviezen vormen selectieadviezen. Op grond van de resultaten van het rapport en het advies zal het bevoegd gezag (de gemeente Wijk bij Duurstede) een selectiebesluit nemen over de daadwerkelijke omgang met eventueel aanwezige archeologische waarden binnen het plangebied.

(5)

5

Inhoud

Samenvatting ... 3

1. Aanleiding ... 6

2. Aard en doel van het archeologisch vooronderzoek ... 7

3. Afbakening plan- en onderzoeksgebied ... 8

4. Consequenties toekomstig gebruik ... 10

5. Beleidskader ... 12

6. Landschappelijke achtergronden ... 13

7. Archeologische context van de plangebieden ... 15

8. Gespecificeerde archeologische verwachting ... 18

9. Inventariserend Veldonderzoek – Graaf van Lynden van Sandenburgweg ... 19

10. Conclusie en Advies ... 24

11. Geraadpleegde bronnen ... 26

Bijlage 1: Beleidskaart van de gemeente Wijk bij Duurstede – Plangebied GVLVS-weg ... 27

Bijlage 2: Beleidskaart van de gemeente Wijk bij Duurstede – Plangebied Zandweg 10-12 ... 28

Bijlage 3: Archeologische waarden- en informatiekaart – Plangebied GVLVS-weg ... 29

Bijlage 4: Archeologische waarden- en informatiekaart – Plangebied Zandweg 10-12 ... 30

Bijlage 5: Overzichtskaart van de verschillende verstoringen in plangebied Zandweg 10-12 ... 31

Bijlage 6: Uitsnedes van de bouwtekeningen – Plangebied Zandweg 10-12 ... 32

Bijlage 7: Boorpuntenkaart – Plangebied Graaf van Lynden van Sandenburgweg ... 34

Bijlage 8: Lithogenetisch profiel – Plangebied Graaf van Lynden van Sandenburgweg ... 35

Bijlage 9: Foto’s boringen – Plangebied Graaf van Lynden van Sandenburgweg ... 36

Bijlage 10: Afkortingen in de boorstaten ... 38

Bijlage 11: Boorbeschrijvingen ... 39

(6)

6

1. Aanleiding

In opdracht van de gemeente Wijk bij Duurstede heeft Transect1 in februari 2014 een archeologisch vooronderzoek uitgevoerd in een plangebied aan de Zandweg 10-12 en een plangebied aan de Graaf van Lynden van Sandenburgweg (GVLVS-weg; ong.) in Wijk bij Duurstede (gemeente Wijk bij Duurstede). De aanleiding voor het onderzoek is de aanvraag van een omgevingsvergunning ten behoeve van de verplaatsing van het garagebedrijf en tankstation van Kerkhof en Visscher, thans gevestigd aan de Zandweg 12, naar het plangebied aan de Graaf van Lynden van Sandenburgweg. Het vrijkomende perceel aan de Zandweg zal in de toekomst ruimte bieden voor nieuwe woningen.

Voor beide plangebieden geldt echter volgens het gemeentelijk archeologiebeleid een hoge

archeologische verwachting. Dit betekent dat voor de voorgenomen bodemingrepen, in het kader van de aanvraag van een omgevingsvergunning, ter onderbouwing een archeologische waardestelling nodig is. Hiervoor dient een archeologisch vooronderzoek te worden uitgevoerd.

Gezien de hoge verwachting van het terrein aan de GVLVS-weg is besloten om een locatiespecifiek bureauonderzoek achterwege te laten. Op grond van de afwezigheid van bebouwing , de zeer gespecificeerde waarden op de gemeentelijke verwachtingskaart en de resultaten van onderzoeken aangrenzend aan het plangebied, bestaat het archeologisch onderzoek uitsluitend uit een

Inventariserend Veldonderzoek, verkennende en karterende fase. Voor de locatie Zandweg 10-12 is juist wel een locatiespecifiek onderzoek uitgevoerd, dit in verband met de verwachting op

diepreikende verstoringen in het gebied.

Beide onderzoeken zijn uitgevoerd in overeenstemming met het voor dit onderzoek opgestelde Plan van Aanpak (Isarin, 2013) en de eisen van de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA), versie 3.2.

1 Transect Archeologie beschikt over een opgravingsvergunning voor booronderzoek ex artikel 45 van de Monumentenwet, verleend door de Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed (RCE).

(7)

7

2. Aard en doel van het archeologisch vooronderzoek

Plangebied Graaf van Lynden van Sandenburgweg (ong.)

Het doel van het Inventariserend Veldonderzoek (IVO) is het aanvullen en toetsen van de

archeologische verwachting. Binnen het Inventariserend Veldonderzoek wordt onderscheid gemaakt in twee fasen, namelijk een verkennende fase en een karterende fase. Tijdens de verkennende fase worden de bodemopbouw, bodemintactheid en bodemreliëf in kaart gebracht. Hiermee ontstaat inzicht in de landschapsvormende processen en landschappelijke eenheden uit het verleden. Op basis hiervan kan een oordeel worden gegeven over waar, wanneer en in hoeverre het gebied in het verleden geschikt was voor de mens. Tijdens de karterende fase wordt, voor zover mogelijk, de feitelijke aan- of afwezigheid van archeologische waarden vastgesteld. Het huidige onderzoek betreft een combinatie van de verkennende en karterende fase. Het onderzoek moet waar mogelijk antwoord geven op de volgende vragen (Isarin, 2013):

 Welke lithogenetische eenheden zijn te onderscheiden in het plangebied?

 Is er in het plangebied een intacte bodem aanwezig en zo ja, om wat voor bodem gaat het hier ? Zo nee, welke verstoring is zichtbaar, waar en tot welke diepte? Hoe kan de verstoring verklaard worden?

 Zijn er archeologische resten in het plangebied aanwezig, en zo ja, wat zijn aard, omvang, ligging en datering hiervan?

Is er sprake van in situ of ex situ vondsten? Op basis van welke landschappelijke/lithogenetische waarnemingen?

Het inventariserend veldonderzoek is uitgevoerd conform protocol 4003 van de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie versie 3.2 (KNA 3.2).

Plangebied Zandweg 10-12

Om de archeologische waarde van het plangebied aan de Zandweg 10-12 te kunnen bepalen is gekozen voor een bureauonderzoek (BO). Het doel van het archeologisch bureauonderzoek is het specificeren van de archeologische verwachting ofwel het definiëren van de kans dat binnen het plangebied sprake is van archeologische resten. De hoge verwachtingen zijn wat betreft de omgeving van het plangebied bekend. Daarom richt dit bureauonderzoek zich met name op de mate van verstoring in het plangebied. Deze is gezien de aanwezigheid van een tankstation in het plangebied zeker te verwachten. In dit kader zijn bouwtekeningen geraadpleegd, afkomstig uit het bouwdossier van de gemeente Wijk bij Duurstede. Eventuele andere informatie, die benodigd is ter definiëring van de verwachting is afkomstig uit het centraal Archeologisch Informatiesysteem (ARCHIS-2) van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE) of gebiedsspecifieke kaarten en publicaties omtrent de archeologie en het landschap rondom Wijk bij Duurstede.

Het resultaat van beide onderzoeken is een rapport met een conclusie voor wat betreft het risico dat eventueel aanwezige archeologische waarden in de plangebieden worden verstoord als gevolg van de voorgenomen bodemingrepen. Aan de hand hiervan wordt een advies voor eventuele vervolgstappen geformuleerd. Met het rapport kan de bevoegde overheid een beslissing nemen in het kader van de vergunningverlening. Het rapport bevat waar mogelijk gegevens over de aan- of afwezigheid, diepteligging, aard, omvang, ouderdom, gaafheid, conservering en (relatieve) kwaliteit van archeologische waarden.

(8)

8

3. Afbakening plan- en onderzoeksgebied

Gemeente Wijk bij Duurstede

Plaats Wijk bij Duurstede

Toponiemen Zandweg 10-12

Graaf Van Lynden van Sandenburgweg (ong.)

Kaartblad 39B

Centrumcoördinaat GVLVS-weg 151.755 / 443.892 Zandweg 10-12 152.107 / 442.954

Binnen dit onderzoek is sprake van een tweetal plangebieden. Het eerste plangebied ligt aan de Graaf van Lynden van Sandenburgweg (GVLVS-weg), net ten noorden van de bebouwde kom van Wijk bij Duurstede. Ten tijde van het onderzoek was het plangebied deels in gebruik als volkstuinencomplex en lag het deels braak. Het heeft een oppervlakte van circa 5.500 m2. In het noordelijk deel van het plangebied waren door het gebruik als volkstuinen veel tuinhuisjes, afrastering en begroeiing in de vorm van struiken, bomen en groente aanwezig. In het zuidelijk deel van het plangebied waren grondhopen aanwezig en lag op plekken gebroken puin. Het plangebied wordt in het westen begrensd door de Graaf van Lynden van Sandenburgweg, de overige begrenzing bestaat uit de perceelgrenzen van het kavel. De exacte ligging ervan is terug te vinden in figuur 1.

Het tweede plangebied betreft de garage en het tankstation van Van Kerkhof en Visscher aan de Zandweg 10-12, in het hart van de bebouwde kom van Wijk bij Duurstede. Het plangebied is intensief bebouwd en bestraat en is in gebruik als garage. Aan de voorzijde is een tankstation aanwezig. Het plangebied heeft een omvang van 3.550 m2 en ligt ingeklemd tussen de woonhuizen in het noorden en een café in het zuiden. Ten westen van het plangebied ligt de Zandweg (figuur 2).

Figuur 1: Globale ligging van het plangebied GVLVS-weg, aangegeven met rode lijnen. In blauw is de locatie Tankstation weergegeven. Deze plek zal binnen de ontwikkeling worden betrokken, maar is reeds in het verleden onderzocht.

(9)

9 Figuur 2: Globale ligging van het plangebied Zandweg 10-12, aangegeven met

rode lijnen.

(10)

10

4. Consequenties toekomstig gebruik

Kader Omgevingsvergunning

Planvorming Verplaatsing van een garage, nieuwbouw van

woningen

Bodemverstorende werkzaamheden Graafwerkzaamheden

Het garagebedrijf met tankstation van Van Kerkhof en Visscher, thans gevestigd aan de Zandweg 12 te Wijk bij Duurstede, zal worden verplaatst naar een nieuwe locatie aan de Graaf van Lynden van Sandenburgweg. Daar zal op een thans braakliggend terrein en het volkstuinencomplex een nieuwe garage worden gebouwd. Op de hoek van de Graaf van Lynden van Sandenburgweg met de

Langbroekerweg zal het tankstation worden aangelegd (figuur 1, figuur 3). De locatie aan de Zandweg 10-12, die door de bedrijfsverplaatsing vrijkomt, zal worden herontwikkeld ten behoeve van

woningbouw. Hiervoor is reeds een plan opgesteld, hetgeen weergegeven is in figuur 4. Van beide locaties is vooralsnog niet bekend hoe de bebouwing funderingstechnisch gezien zal worden

aangelegd. Wel zijn de bouwpeilen reeds bekend (de bestrating op 4,75 m +NAP; de garage op 4,9 m +NAP). Het is echter nog niet bekend in hoeverre exact bij de realisatie van de plannen de

oorspronkelijke bodemopbouw in beide plangebieden zal worden verstoord. De resultaten van onderhavig onderzoek kunnen als input dienen voor het nader uit te werken ontwerp.

Figuur 3: Inrichtingsplan GVLVS-weg met daarop de nieuwe garage (rood) en het tankstation (blauw)

(11)

11 Figuur 4: Inrichtingsplan voor het plangebied Zandweg 10-12.

(12)

12

5. Beleidskader

Onderzoekskader Omgevingsvergunning

Beleidskader Bestemmingsplan

Onderzoeksgrens 100 m2|500 m2 en 50 cm -Mv

In 1992 heeft Nederland het Europees Verdrag inzake de bescherming van het archeologisch erfgoed ondertekend; ook wel het Verdrag van Malta of Valletta genoemd, naar het eiland en de plaats waar het is ondertekend. Het Verdrag is in 1998 geratificeerd en op 1 september 2007 via de Wet op de Archeologische Monumentenzorg (Wamz) geïmplementeerd. De Wamz is een wijzigingswet en omvat een wijziging van de Monumentenwet 1988, de Wet Milieubeheer en de Ontgrondingenwet. Vanuit de Wet op de ruimtelijke ordening (Wro) bestond al een verplichting om bij de voorbereiding van

bestemmingsplannen alle ter zake doende belangen mee te wegen. Vanuit deze wet zijn gemeenten namelijk verplicht bij het opstellen of wijzigen van bestemmingsplannen rekening te houden met archeologie.

Het archeologiebeleid van de gemeente Wijk bij Duurstede is vastgelegd in de Beleidsnota Archeologie en de Archeologische Beleidskaart. Op de beleidskaart is per zone vastgelegd welke archeologische verwachting een gebied heeft. Het archeologiebeleid zal uiteindelijk een plek moeten krijgen in de bestemmingsplannen, maar dit is voor het plangebied nog niet het geval. Aan de actualisering van het bestemmingsplan “Buitengebied 2013” wordt gewerkt. Dit betekent dat in de bestemmingsplannen, waar nog niets geregeld is met betrekking tot de archeologie, teruggevallen wordt op de Beleidsnota en de Archeologische Beleidskaart.

Op de beleidskaart is het noordelijk deel van het plangebied aan de GVLVS-weg aangeduid als een gebied met een hoge archeologische waarde (Archeologie Waarde -2). Hiervoor geldt een

archeologische onderzoeksplicht voor bodemingrepen met een omvang vanaf 100 m2 en een diepte van 50 cm –Mv. Het zuidelijk deel van dit plangebied is reeds in 2009 onderzocht. Toen is voor dat deel – het braakliggende terrein – een zeer hoge archeologische verwachting vastgesteld (Kalisvaart, 20092; bijlage 1).

Het plangebied aan de Zandweg 10-12 is aangegeven als een gebied met een hoge archeologische verwachting (Archeologie Waarde -3). Hiervoor geldt een onderzoeksplicht voor bodemingrepen met een omvang vanaf 500 m2 en een diepte van 50 cm. Omdat de voorgenomen ingrepen in beide plangebieden het vrijstellingscriterium overschrijdt geldt een archeologische onderzoeksplicht (bijlage 2).

2 Een nadere toelichting van de resultaten van dit onderzoek volgt in hoofdstuk 6.

(13)

13

6. Landschappelijke achtergronden

Inleiding

Het plangebied ligt in de Kromme Rijnstreek, dat deel uit maakt van het Midden-Nederlands

rivierengebied. Gedurende het Holoceen, het huidig geologisch tijdperk, kwam de streek onder invloed te staan van het Utrecht stroomsysteem als gevolg van een natuurlijke rivierverlegging (een

zogenaamde avulsie) nabij Wijk bij Duurstede. Deze rivierverlegging vond plaats rond 5.500 BP3 (Berendsen & Stouthamer, 2001). Via dit stroomsysteem heeft langdurig afvoer van Rijnwater plaatsgevonden, totdat de laatste fase binnen dit stroomsysteem (de Kromme Rijn) in 1122 na Chr. bij Wijk bij Duurstede werd afgedamd (Dekker, 1980). Vanaf dat moment werd het grootste deel van het Rijnwater via de Lek en de Waal afgevoerd. Het Utrecht stroomsysteem heeft wisselende perioden van activiteit gekend, die zich kenmerken door een drietal stroomgordels die via Utrecht hebben

afgewaterd. Dit waren de Werkhoven, Houten en de Kromme Rijn. De oudste stroomgordel is de Werkhoven stroomgordel (5660 -3440 BP), gevolgd door de Houten (3795-2560 BP). De jongste is de Kromme Rijn (3000-828 BP), die gekenmerkt wordt door een nu nog watervoerende restgeul van circa 20 m breed (Berendsen & Stouthamer, 2001). Het onderscheid tussen deze drie stroomgordels is met name in de Kromme Rijnstreek nog duidelijk te zien, aangezien de drie stroomgordels hier als aparte elementen in de ondergrond aanwezig zijn (Berendsen, 1982).

Geomorfologie

Het landschap in de directe omgeving van beide plangebieden heeft hoofdzakelijk onder invloed gestaan van de Kromme Rijn, de jongste fase van het Utrecht stroomsysteem. Een geul van deze rivier ligt in, dan wel even ten noordoosten van, beide gebieden, zoals te zien is in figuur 5 (Berendsen, 1982).

Vermoedelijk betreft de geul een nevengeul van de Kromme Rijn. Onderzoek aan deze geul tijdens grootschalig archeologisch onderzoek in de jaren ’70 en ’80 van de vorige eeuw heeft aangetoond dat de geul verlaten is tussen 620 en 930 na Chr. (Lanting en Mook, 1977). De periode van activiteit is daarbij gebaseerd op dateringen uitgevoerd aan sequenties van beschoeiingen, waaraan de migratie en bewoningsactiviteit van de rivier viel af te leiden.

Beide plangebieden liggen vermoedelijk in de overgangszone tussen de oever en de restgeul. Dit is in ieder geval de verwachting voor het plangebied aan de Graaf Lynden van Sandenburgweg. Op basis van het onderzoek van Nales (2013) ter plaatse van de locatie van het nieuwe tankstation is dit aan de hand van een lithogenetisch dwarsprofiel vastgesteld (zie figuur 6 in het volgende hoofdstuk). Deze geul zou daarmee ook in het onderhavig plangebied liggen, aangezien het even ten noorden van deze plek gelegen is. De ligging van het plangebied aan de Zandweg is vergelijkbaar.

3 BP, Before Present (eng.): voor heden (gerekend vanaf 1950)

(14)

14 Figuur 5: Kaartuitsnede van de geomorfogenetische kaart van Berendsen (1982). Beide

plangebieden zijn met rode lijnen aangegeven. Fs7 zijn (dichtgeslibte) restgeulen, Fs1 en Fs2 oeverwallen en kronkelwaarden.

(15)

15

7. Archeologische context van de plangebieden

Beide plangebieden liggen in Wijk bij Duurstede, een gebied met een zeer rijke archeologische geschiedenis. Wijk bij Duurstede is met name bekend vanwege haar voorganger in de Vroege Middeleeuwen, Dorestad. Dorestad was in die tijd één van de meest bekende handelsplaatsen in Noord-West Europa, met name in de 7e tot en met de 9e eeuw. Uit archeologische opgravingen is gebleken dat de stad zich uitstrekte in en ten noordwesten van het huidige Wijk bij Duurstede op de plek waar oorspronkelijk de splitsing van de rivier de Kromme Rijn en de Lek lag. Dorestad zou daarbij zijn gesticht op de plek van een voormalig Romeins legerkamp. Dorestad vormde een langwerpig bewoningslint, dat zich uitstrekte langs de oevers van de Rijn. Het bestond uit twee delen: de Merovingische “Bovenstad”(met het Romeinse legerkamp) en de Karolingische “Benedenstad”, die met elkaar verbonden waren door een doorlopende weg. Deze weg heeft ter hoogte van de huidige Hoogstraat, Markt en Volderstraat gelegen. Met name in het Karolingische deel van Dorestad hebben reeds verschillende archeologische onderzoeken plaatsgevonden, waaronder de grootschalige opgravingen in de wijken De Horden en De Heul (Hessing en Van Steenbeek, 1990).

Graaf Lynden van Sandenburgweg

Direct ten zuiden en westen van het plangebied Graaf Lynden van Sandenburgweg hebben reeds diverse onderzoeken plaatsgevonden. Het grootste onderzoek betrof een omvangrijke opgraving ten behoeve van de aanleg van De Geer II, direct ten westen van het plangebied. De opgravingen hebben hier de aanwezigheid van een grafveld aangetoond uit de 11e en 12e eeuw. Aangrenzend aan het plangebied zijn minimaal drie structuren opgegraven, die dateren uit de periode 7e tot 9e eeuw (Williams, 2010; onderzoeksmelding 42.327, bijlage 34). Ook heeft direct ten zuiden van het plangebied een opgraving plaatsgevonden, waar bij de aanleg van het bedrijfspand daar enkele Karolingische huisplaatsen en houten beschoeiingen zijn aangetroffen (ARCHIS-waarnemingsnummer 32.657, onderzoeksmelding 1.265). De opgravingsputten ervan – daterend uit 1994 – zijn afgebeeld in bijlage 3. Tenslotte hebben in het plangebied reeds vooronderzoeken plaatsgevonden.

 In 2009 is in het zuidelijk deel van het plangebied een archeologisch vooronderzoek uitgevoerd, dit in het kader van een voorgenomen herontwikkeling in het verleden. Uit dit onderzoek is reeds de archeologische waarde van dat deel van het terrein gebleken. Vanaf een diepte van 50 cm –Mv zijn twee archeologische cultuurlagen waargenomen, waarvan de een uit de Late Middeleeuwen en de ander uit de Vroege Middeleeuwen (C) dateert

(Kalisvaart, 2009). Daarbij valt aan de hand van de boorgegevens af te leiden dat dit deel van het plangebied op de overgangszone van de oever naar een restgeul ligt. Voornaamste kenmerken uit de boorstaten betreffen een hoge accumulatie aan ijzer, een gelaagdheid aan de basis van de afzettingen en het voorkomen van schelpresten. Dit beeld lijkt slechts weinig af te wijken van het landschappelijk beeld dat Berendsen (1982) van het gebied heeft opgesteld (figuur 5).

 In 2013 heeft ter plaatse van de nieuwe tanklocatie – op de hoek van de Langbroekseweg en de Graaf Lynden van Sandenburgweg eveneens een archeologisch vooronderzoek

plaatsgevonden (Nales, 2013). Op grond van dit onderzoek lag het plangebied ook in de overgangzone van de oever- naar een restgeul. Het dwarsprofiel, dat uit die boringen is verkregen is opgenomen in figuur 6. Ook hier is de verwachting dat archeologische waarden in de ondergrond aanwezig zijn. Er zijn in het westelijk deel van het plangebied in ieder geval intacte cultuurlagen aanwezig. Tijdens dat onderzoek is vastgesteld dat een deel van het

4 Er zijn in bijlage 6 meerdere meldingen in de omgeving aanwezig, maar hiervan is het resultaat vooralsnog niet openbaar dan wel niet van toegevoegde waarde.

(16)

16 plangebied – de noordoostelijke zone – verstoord is. Dit is vermoedelijk het gevolg van een opgraving die hier heeft plaatsgevonden (bijlage 3).

Zandweg 10-12

In de omgeving van de Zandweg 12 hebben in het verleden verschillende opgravingen plaatsgevonden, waaraan werd vastgesteld dat er sprake is geweest van intensieve bewoningsactiviteiten vanaf de Vroege Middeleeuwen (bijlage 4). Zo is even ten noorden van het plangebied – op een afstand van 75 m – een volledig huis uit de Vroege Middeleeuwen opgegraven, waarbinnen sprake was van een zestal vloerniveaus (bewoningsfasen, ARCHIS-waarnemingsnummer 32.434). Ernaast is een waterput uit die tijd gevonden en gedocumenteerd (ARCHIS-waarnemingsnummer 31.405). Ten zuidwesten zijn bij opgravingen vroegmiddeleeuwse verkavelingen, ophooglagen en waterputten aangetroffen en is uit de Late Middeleeuwen een huis (11e tot 13e eeuw; 90 m ten zuidwesten van het plangebied, ARCHIS- waarnemingsnummers 32.304 en 59.382) en zelfs een massagraf ontdekt (45 m ten westen van het plangebied, ARCHIS-waarnemingsnummer 31.416). Op basis hiervan blijkt reeds dat het plangebied deel uit maakt van een archeologisch zeer rijk gebied. Op grond van deze informatie is de kans dan ook groot dat er ook archeologische waarden in de ondergrond van het plangebied aanwezig zijn.

Er hebben zich echter subrecent diverse ontwikkelingen voorgedaan waardoor deze hoge verwachting in dit plangebied te nuanceren is. Ten eerste is het plangebied intensief bebouwd en in gebruik als garage. Op grond van bouwtekeningen van het pand, dat in de jaren ’90 van de vorige eeuw is aangelegd, zijn in de ondergrond op diverse plekken leidingen, kelders en ondergrondse opslag aanwezig. Ook zijn oudere bouwtekeningen geraadpleegd, ten behoeve van het voormalige brandweergebouw aan de Zandweg 10 (uit 1959; ten zuiden van de garage en onderdeel van het plangebied). In bijlage 5 is een projectie weergegeven van de verschillende ondergrondse objecten, gebaseerd op oude bouwtekeningen uit het gemeentelijk archief (o.a. bijlage 6). De kelders onder de garage zijn daarbij tot een diepte van 2,4 m –Mv uitgegraven. De exacte diepteligging van de

opslagputten is niet bekend, maar naar verwachting is de diepte soortgelijk. Ook onder het

brandweergebouw is vermoedelijk tot circa 2,5 m –Mv uitgegraven. De dikke palen onder het gebouw zijn vermoedelijk ingegraven tot die diepte. De fundering onder het gebouw reikt in ieder geval tot 1,0 m –Mv. Onder het gebouw lijkt namelijk sprake van een stevige gemetselde fundering, die van bovenaf is ingegraven. Ook is actuele leidinginformatie hierbij betrokken, verkregen via het Kabel en Leiding Informatie Centrum (KLIC). Hierop is te zien dat alle kabels en leidingen in het westelijk deel van het plangebied liggen, waaronder ook riolering. Deze is eveneens diep ingegraven, maar tot hoe diep is niet exact bekend.

Tevens hebben in het subrecente verleden in en rondom het plangebied reeds veelvuldig en grootschalige opgravingen plaatsgevonden (bijlage 4, 5). Bij deze onderzoeken is de oorspronkelijke bodem afgegraven ter bestudering van de archeologische resten. Op basis van Van Es en Verwers (2010) is vastgesteld dat één van de opgravingsputten van het grootschalig nederzettingsonderzoek in Wijk bij Duurstede ter plaatse van het plangebied heeft gelegen. Ook in het zuidwesten grenst een put aan het plangebied. Dat daarbij bodemverstoring heeft plaatsgevonden en eventuele archeologische resten daarmee zijn verdwenen (lees: niet meer in situ bewaard zijn) is wel zeker.

(17)

17 Figuur 6: Lithogenetisch dwarsprofiel door het plangebied (Nales, 2013).

(18)

18

8. Gespecificeerde archeologische verwachting

Locatie Graaf Lynden van Sandenburgweg

De grote hoeveelheid archeologische informatie in de directe omgeving van het plangebied leidt tot een zeer hoge verwachting op het aantreffen van archeologische resten in het plangebied, met name uit de Vroege en Late Middeleeuwen. Er zijn reeds archeologische resten aangetoond bij het

onderzoek van Kalisvaart (2009, even ten zuiden van het plangebied) en Nales (2013, ter hoogte van het nieuw te plaatsen tankstation). Zowel bij het eerstgenoemde als bij het laatste onderzoek was een deel van het plangebied verstoord, hetgeen vermoedelijk het gevolg was van reeds uitgevoerde opgravingen. Aangezien dit plangebied in de Bovenstad gelegen is, is de aanwezigheid van Romeinse resten eveneens niet uit te sluiten.

Locatie Zandweg 10-12

Het plangebied ligt in het hart van Karolingisch Dorestad en daarmee bevatte de ondergrond van het plangebied naar verwachting een grote hoeveelheid archeologische informatie. Het gebied is echter grotendeels opgegraven. Van het noordelijk deel van het plangebied is vastgesteld dat het in een opgravingsput ligt. Wat exact opgegraven is, is niet eenvoudig en met zekerheid te achterhalen.

Archeologische waarden zullen echter bij de opgraving zijn verdwenen of niet meer in situ aanwezig zijn. Daarbij is bij de aanleg van de bebouwing in het plangebied op grote schaal gegraven ten behoeve van de aanleg van kelders, ondergrondse opslag, funderingen en leidingen. Dit heeft tot verstoring van de oorspronkelijke bodemopbouw geleid tot in ieder geval 2,5 m –Mv, in het geval van de kelders, de opslag en de funderingspalen onder de voormalige brandweerkazerne. Archeologische waarden zullen daarmee op die plekken zijn verdwenen. Alleen voor een klein deel van het plangebied, zowel in de zuidoost als -westpunt van het plangebied is niet duidelijk of graafwerkzaamheden hebben

plaatsgevonden (met een omvang van 239 m2, 6% van het plangebied). Voor die plekken bestaat archeologisch gezien nog een verwachting op de aanwezigheid van waarden, maar daarbij bestaat de vraag in hoeverre deze nog behoudenswaardig te beschouwen zijn. Het merendeel van de

archeologische informatie en context in het plangebied is reeds opgegraven en daarmee ex situ behouden, het overige deel is sterk verstoord. Het is zodoende niet de verwachting dat een mogelijk resterend intact bodemarchief van een dergelijke waarde en kwaliteit is als van dat wat reeds eromheen is opgegraven.

Gezien bovenstaande verwachtingen is ervoor gekozen in plangebied GVLVS-weg een verkennend en karterend booronderzoek uit te voeren in het deel dat in het verleden nog niet is onderzocht. Op grond van een booronderzoek zou de mate van intactheid van de bodem en de aanwezigheid van een archeologisch bodemarchief vast te stellen zijn. Tenslotte kan aan de hand van het booronderzoek een gedetailleerd landschappelijk beeld verkregen worden, waarmee de te verwachten archeologische resten nauw te specificeren zijn. Ten aanzien van het plangebied Zandweg 10-12 is geen aanvullend booronderzoek nodig. Het merendeel van de resten in het plangebied is reeds behouden en

gedocumenteerd. In de rest van het plangebied zijn geen waardevolle resten meer te verwachten, te meer deze grotendeels als gevolg van bodemingrepen zullen zijn aangetast dan wel verdwenen.

(19)

19

9. Inventariserend Veldonderzoek – Graaf van Lynden van Sandenburgweg

Werkwijze

Het veldonderzoek in plangebied GVLVS-weg bestond uit een verkennend c.q. karterend booronderzoek en een veldinspectie. De boringen zijn daarbij gebruikt om zowel de mate van intactheid van de bodem te bepalen als om de aanwezigheid van archeologische waarden vast te stellen. In totaal zijn in het plangebied 6 boringen gezet (boring 1 tot en met 6). Gezien de geringe oppervlakte van het plangebied zijn de boringen in het plangebied uitgezet in een raai dwars door het plangebied en dwars op de verwachte restgeul. Daarbij bedraagt de afstand tussen de boringen 20 m (sensu SIKB leidraad, methode C3). De locaties van de boorpunten zijn opgenomen in bijlage 7. De coördinaten en hoogteligging ten opzichte van NAP van de boorpunten zijn respectievelijk bepaald met behulp van een meetlint en het Actueel Hoogtebestand Nederland (AHN).

De boringen zijn verricht met behulp van een Edelmanboor met een diameter van 7 cm. Beneden de grondwaterspiegel is gebruik gemaakt van een gutsboor met een diameter van 3 cm. In dit geval is het gebruik van een bredere boorkop (12 cm, conform SIKB leidraad, methode C3) niet nodig, aangezien de verwachte vindplaats in het plangebied zich kenmerkt door het voorkomen van een archeologische laag5. De opgeboorde monsters zijn alle lithologisch beschreven aan de hand van de NEN5104 en ASB.

Ook zijn opvallende sedimentkarakteristieken geregistreerd, zoals sortering van zand, consistentie van klei en het kalkgehalte (bepaald met een 10%-HCL oplossing). Deze beschrijvingen zijn terug te vinden in bijlage 11, de gehanteerde afkortingen in de beschrijvingen in bijlage 10. Alle monsters zijn door middel van verbrokkeling en versnijding doorzocht op de aanwezigheid van archeologische indicatoren (zoals bot, aardewerk, baksteen, bewerkt vuursteen en houtskool).

Veldwaarnemingen

Het plangebied is in gebruik als volkstuinencomplex. Als gevolg van begroeiing en de aanwezigheid van tuinhuisjes en afrastering is de toegankelijkheid van het plangebied beperkt. Wel is het maaiveld vrij van ondergroei, waardoor zicht bestaat op het oppervlak. Daar zijn opvallend veel archeologische indicatoren aanwezig, waaronder glas, middeleeuws aardewerk en bot. De grote hoeveelheid indicatoren bevestigt de hoge archeologische verwachting in het plangebied. Het materiaal is echter slechts beperkt verzameld. Een gedetailleerde uiteenzetting van het vondstmateriaal volgt verderop dit hoofdstuk. Tenslotte viel een verval in hoogte van het maaiveld op in oostelijke richting. Het hoogste punt ligt daarbij aan de Graaf van Lynden van Sandenburgweg. Vermoedelijk relateert dit aan de overgang van de hoger gelegen oever naar de lager gelegen restgeul.

Bodemopbouw en lithologie

In bijlage 8 is een lithogenetisch dwarsprofiel van het plangebied weergegeven. Op grond van het profiel lijkt het plangebied oorspronkelijk op de rand van een (rest)geul te hebben gelegen. Onder in de boringen is beddingzand aanwezig, dat bestaat uit matig fijn tot grof, matig afgerond en matig gesorteerd zand. Er lijkt daarbij sprake van een vergroving van het zand in oostelijke richting (lees:

richting de geul). De diepteligging van het beddingzand varieert in het plangebied tussen 0,8 en 2,2 m –Mv (3,5 – 2,1 m NAP; boring 5 en 6). In het zand zijn in boring 1 enkele kleilagen aanwezig, die wijzen op wisselende waterstromen. Bovenop het zand ligt een pakket matig tot sterk zandige klei. De klei is vermoedelijk enerzijds afgezet in de oeverzone langs de geul (boring 1 en 2) en anderzijds in de geul (boring 3, 4 en 6). De klei in de oeverzone is qua consistentie stevig, de klei in de geul is relatief slap. Er valt in de geul tevens een hoge concentratie aan ijzervlekken en -concreties op, met name in boringen

5 Grotere monstername is vooral nodig bij vindplaatsen die zich kenmerken door een hoeveelheid vondsten (zgn.

vlaknederzettingen).

(20)

20 4 en 5. De roest is daarbij zowel aan de basis van de klei als in de top van het beddingzand

aangetroffen. Deze secundaire neerslag van opgelost ijzer in de klei vindt vaak plaats op de overgang tussen bedding- en geulafzettingen. Doordat ijzerhoudend grondwater bij het uittreden van het beddingzand tegen de klei-afzettingen wordt opgestuwd, kan de klei in contact met bodemlucht gaan roesten. Eenzelfde effect treedt op met opgeloste kalk, waardoor zich op een dergelijke overgang ook concreties vormen (calciumcarbonaat; boringen 3 en 4).

Bovenop de klei bevindt zich een pakket zwak tot sterk humeuze zandige klei, waarin een grote hoeveelheid archeologische indicatoren aanwezig is. Ook zijn fosfaatvlekken en houtskool

waargenomen. Dit pakket betreft een cultuurlaag, die op basis van de archeologische indicatoren in het pakket te dateren is in de Vroege Middeleeuwen. De laag sluit daarbij aan op de resultaten van de onderzoeken die in de directe omgeving van het plangebied hebben plaatsgevonden (Kalisvaart, 2009;

Nales, 2013). Het pakket varieert echter wel in uiterlijk en dikte binnen het plangebied. In boring 1 en 2 bestaat het pakket uit een relatief stevig pakket uiterst siltige tot matig zandige klei, met een dikte van 75 tot 90 cm. In boring 1 en 2 bestaat het cultuurdek uit twee pakketten, waarbij sprake is van een zwartgrijze sterk humeuze bouwvoor van 60 cm dik en een stugge, sterk humeuze donkerbruingrijze laag van 45 cm dikte (laatmiddeleeuws; vroegmiddeleeuws cf. Kalisvaart, 2009). De top van de eronder gelegen oeverafzettingen is zwak humeus en bevat indicatoren. In boring 2 en verder oostelijk is het donkerbruingrijze pakket verdwenen en zijn uitsluitend zwartgrijze en donkergrijze cultuurlagen aanwezig. De zwartgrijze cultuurlaag ligt daarbij direct onder de bouwvoor, is matig stug. De zwak tot matig humeuze donkergrijze klei is matig gerijpt tot matig slap. Op grond van de aangetroffen indicatoren dateert dit pakket in de Vroege Middeleeuwen. De cultuurlaag in boring 6 neemt toe in dikte en lijkt minder consistent te zijn. Het pakket tussen 30 en 160 bevat veel schelpfragmenten en bot, het pakket eronder is rommelig van aard. Het lijkt erop dat dit pakket in een relatief korte periode in het plangebied is aangebracht. Op een diepte van 226 cm –Mv is een bekapt stuk hout

aangetroffen, vermoedelijk onderdeel van een beschoeiing. Dit wordt vermoed op grond van de stand van het hout in de gutsboor. Een opname ervan is opgenomen in figuur 7.

Figuur 7: Opname van het bewerkte hout in boring 6 (op 226 cm -Mv). Mogelijk is het onderdeel van een beschoeiing.

(21)

21 Wat betreft recente bodemverstoringen in het plangebied lijkt de bodem in het gebied beperkt verstoord te zijn tot een diepte van circa 25-60 cm.

Archeologische indicatoren

Tijdens het veldonderzoek zijn zowel aan het maaiveld als in de boringen een grote hoeveelheid aan archeologische indicatoren aangetroffen. Deze zijn divers van aard, maar betreffen hoofdzakelijk fragmenten aardewerk. Deze zijn weergegeven in tabel 1.

Met name interessant is de grote hoeveelheid aardewerk dat zich tussen het vondstmateriaal bevindt, aangezien op basis van de aardewerkfragmenten een datering af te leiden is van de ouderdom van de menselijke activiteiten hier. Het aardewerk lijkt met name specifiek te dateren in de Vroege

Middeleeuwen en specifiek de Karolingische tijd (8e tot 10e eeuw). Op basis van het uiterlijk is er sprake van een grote component aan Badorf-type aardewerk, maar hierbij dient te worden opgemerkt dat het ook om Walberberg of Vroeg-Pingsdorf kan gaan. Gezien de geringe omvang van de

fragmenten was een exacte determinatie niet altijd mogelijk. Daarom is Vorgebirge (het gebied in Duitsland waar dergelijk vroegmiddeleeuws aardewerk is vervaardigd) opgevoerd in tabel 1. Ook valt een hoeveelheid huttenleem (zachtgebakken baksteen) op, met name in het westelijk deel van het plangebied. Dit huttenleem maakte veelal deel uit van de wanden van vroegere huizen.

Tabel 1: Archeologische indicatoren in het plangebied. Het vondstnummer wordt gevormd door het nummer van de boring en de diepte in cm achter elkaar te zetten, gescheiden door een ‘-‘.

(22)

22 Interpretatie

Op basis van de resultaten van het veldonderzoek is vastgesteld, dat het plangebied vermoedelijk op de rand van een voormalige geul van de Kromme Rijn heeft gelegen. Aanwijzingen hiervoor vormen onder meer de relatief grote zanddiepte, de afnemende consistentie en toenemende korrelgrootte (in oostelijke richting) en de aanwezigheid van ijzerconcreties. De ligging van de geul in het plangebied wijkt echter iets af dan de ligging zoals deze is weergegeven in figuur 2, aangezien het diepste deel ten oosten van het plangebied moet worden gezocht.

Vermoedelijk was in de loop van de Vroege Middeleeuwen de geul reeds aan het dichtslibben en was met name het oostelijk deel van het plangebied relatief laag en nat6. Vermoedelijk zijn daarom met name in het oostelijk deel in relatief korte tijd stortlagen aangebracht om het gebied toch toegankelijk te maken, hetzij voor bewoning, hetzij voor het bereiken van de steeds kleiner wordende rivierloop.

De indicatoren, hetzij afkomstig van het maaiveld, hetzij uit de boringen dateren voornamelijk uit de 8e tot 10e eeuw. In het westelijk deel zijn onder de aangebrachte cultuurlaag oeverafzettingen aanwezig, waarbij in boring 1 en 2 sprake is van een tweedeling in het cultuurdek. Op basis van het aantreffen van de indicatoren lijkt deze tweedeling respectievelijk vroeg- en laatmiddeleeuws te zijn. Deze tweedeling is eveneens aangetroffen door Kalisvaart (2009) in het reeds onderzochte deel van het plangebied. Vermoedelijk vormde het westelijk deel binnen het plangebied relatief gezien het hoogst en meest droog gelegen deel.

Archeologisch gezien betekent de ligging van het plangebied aan de rand van een voormalige geul, dat eventuele archeologische resten specifiek aan deze landschapszone te relateren zijn. In het plangebied kunnen daarom – met name in het oostelijk deel van het plangebied – beschoeiingen,

kadeversterkingen (mogelijk zelfs in de vorm van afgezonken scheepshout) en veel nederzettingsafval aanwezig zijn. Dergelijke resten (in de vorm van steigers en beschoeiingen) zijn reeds bij de opgraving ten zuiden van het plangebied aangetroffen alsmede in boring 6 (figuur 7; ARCHIS-

waarnemingsnummer 32.657). Ook zijn in het plangebied greppels en afvalkuilen te verwachten. Deze zullen in de cultuurlaag zijn ingegraven. In het westelijk deel, ter hoogte van boring 1 en 2, bestaat daarentegen de mogelijkheid op de aanwezigheid van bewoningssporen, die tot in de top van de oeverafzettingen reiken. Even ten zuiden van het plangebied is reeds een vroegmiddeleeuwse huisplaats ontdekt, waardoor de kans op het aantreffen van sporen uit die periode ook in het plangebied aanwezig is (onderzoeksmelding 1.265). Eventueel aanwezige sporen zullen naar verwachting voornamelijk dateren uit de Vroege Middeleeuwen, specifiek de 8e tot 10e eeuw. De aanwezigheid van oudere maar ook jongere resten is daarentegen niet volledig uit te sluiten, zeker gezien de aanwezigheid van een cultuurlaag met hierin laatmiddeleeuws vondstmateriaal (boring 1).

Ook dat kan wijzen op de aanwezigheid van bewoningssporen in het plangebied.

6 Dit vermoeden is reeds bevestigd door Lanting en Mook (1977, zie hoofdstuk 6).

(23)

23 Beantwoording onderzoeksvragen

De resultaten van het veldonderzoek in het plangebied GVLVS-weg hebben ertoe geleid, dat de onderzoeksvragen uit het Plan van Aanpak (Isarin, 2013) als volgt zijn te beantwoorden:

Welke lithogenetische eenheden zijn te onderscheiden in het plangebied?

Op basis van het veldonderzoek zijn in het plangebied oever-, bedding- en geulafzettingen te

onderscheiden. De oeverafzettingen concentreren zich daarbij met name in het westelijk deel van het plangebied, de geulafzettingen met name in het oostelijk deel.

Is er in het plangebied een intacte bodem aanwezig en zo ja, om wat voor bodem gaat het hier? Zo nee, welke verstoring is zichtbaar, waar en tot welke diepte? Hoe kan de verstoring verklaard worden?

In grote delen van het plangebied is sprake van een intacte bodem. Bodemkundig gezien worden deze gronden tot de oude woongronden gerekend, aangezien een groot deel van de bodemopbouw bestaat uit een oude, antropogeen aangebrachte cultuurlaag. De cultuurlaag in het plangebied varieert daarbij in dikte tussen 50 en 110 cm. In het westelijk deel lijkt sprake van een tweedeling in het cultuurdek, waarbij op basis van vondsten sprake is van een vroeg- en een laatmiddeleeuws pakket. De top van de cultuurlaag (zoals in de boringen is vastgesteld) is over het algemeen beperkt verstoord. Er is alleen sprake van een recente bouwvoor, die tot een diepte van 25-60 cm –Mv reikt.

Zijn er archeologische resten in het plangebied, en zo ja, wat zijn aard, omvang, ligging en datering hiervan?

Ja, er zijn zowel in alle boringen als aan het maaiveld diverse archeologische indicatoren aangetroffen, met name aardewerk en bot. Deze vormen een directe aanwijzing voor de aanwezigheid van

archeologische resten in het plangebied. Het zwaartepunt van de aangetroffen indicatoren ligt qua datering in de 8e tot 10e eeuw, gebaseerd op de aangetroffen aardewerkfragmenten. Voor wat betreft de aard van de archeologische resten in het plangebied zijn geen zekere uitspraken te doen. Wel is de verwachting dat deze resten zowel bewoningssporen (huisplaatsen) omvatten als sporen of resten die te relateren zijn aan een natte context (beschoeiingen, greppels, scheepshout).

Is er sprake van in situ of ex situ vondsten? Op basis van welke landschappelijke en lithogenetische waarnemingen?

De meeste archeologische indicatoren die in het plangebied zijn aangetroffen zijn als afval in het plangebied terecht gekomen, toen men het plangebied heeft opgehoogd. In de ophooglagen en de top van de oeverafzettingen zijn daarentegen wel allerlei sporen te verwachten die in situ zullen zijn.

(24)

24

10. Conclusie en Advies

Conclusie

Op basis van het vooronderzoek zijn de volgende conclusies te trekken:

 Het plangebied Graaf van Lynden van Sandenburgweg (GVLVS-weg) heeft een zeer hoge archeologische verwachting op het aantreffen van zowel vroeg- als laatmiddeleeuwse waarden.

Dit is gebaseerd op diverse onderzoeken die in de directe omgeving van dit plangebied hebben plaatsgevonden, evenals de resultaten van de uitgevoerde veldonderzoeken in het plangebied. De bodem kent een hoge mate van intactheid en er zijn concrete indicatoren voor de aanwezigheid van waarden aangetroffen (vondstmateriaal, cultuurlagen; Kalisvaart, 2009). Op grond van de ligging van het plangebied in de overgangszone van de oever naar een restgeul en de resultaten van het onderzoek uit de omgeving zijn zowel bewoningssporen te verwachten, alsook zaken die te relateren zijn aan een natte context (beschoeiingen, steigers, scheepshout e.d.).

 Het plangebied Zandweg 10-12 is in het verleden grotendeels opgegraven, waardoor een groot deel van de aanwezige archeologische waarden in het plangebied zijn gedocumenteerd. In de rest van het plangebied zijn grote delen van de ondergrond verstoord als gevolg van de aanleg van een garagebedrijf, een tankstation en een brandweerkazerne. Dit is aan de hand van diverse

bouwtekeningen vastgesteld. Onder de bouwwerken zijn namelijk kelders, opslagtanks, leidingen en funderingspalen aanwezig, die tot een maximale diepte van 2,5 m –Mv zijn ingegraven. Slechts van een klein deel van het plangebied kon niet worden aangetoond dat verstoring in het verleden heeft plaatsgevonden. De restwaarde van het plangebied is daarmee archeologisch gezien laag.

Advies

Plangebied Graaf van Lynden van Sandenburgweg (GVLVS-weg)

Geadviseerd wordt om graafwerkzaamheden in het plangebied beneden een diepte van 25 cm –Mv zoveel mogelijk te beperken en het ontwerp van de garage en het eromheen gelegen terrein zodanig aan te passen, dat de oorspronkelijke bodemopbouw (en daarmee de aanwezige archeologie) onder de nieuwe bebouwing behouden blijft. Daarbij valt te denken aan het ophogen van het bestaande maaiveld.

Mocht in het kader van de realisatie blijken dat dit niet mogelijk is, dan verdient het de aanbeveling waarderend archeologisch onderzoek uit te voeren. Een dergelijk onderzoek zou kunnen plaatsvinden door middel van proefsleuven of –putten en is erop gericht de exacte waarde vast te stellen van de vindplaats in het plangebied. De waarde wordt daarbij niet alleen bepaald door de aard, kwaliteit en zeldzaamheid van de resten in het plangebied. De reeds bekende hoeveelheid informatie die reeds bij eerder onderzoek is verkregen, weegt hierin ook sterk mee. Voor dergelijk onderzoek dient de werkwijze te worden vastgelegd in een Programma van Eisen (PvE), dat door de gemeente Wijk bij Duurstede wordt beoordeeld en goedgekeurd.

(25)

25 Plangebied Zandweg 10-12

Er worden voor het plangebied Zandweg 10-12 geen aanvullende maatregelen aanbevolen in het kader van de voorgenomen herontwikkeling. In het verleden was er sprake van een zeer hoge waarde, maar als gevolg van verstoringen en opgravingen is het merendeel van de resten uit de bodem aangetast, vernietigd of verdwenen. In slechts 6% van het plangebied kunnen mogelijk nog intacte resten voorkomen, omdat hier geen verstoringen aangetoond zijn. De restwaarde van het terrein is echter laag, aangezien de omliggende context in en rondom het plangebied reeds is verstoord of opgegraven en gedocumenteerd.

Bovenstaande adviezen vormen selectieadviezen. Op grond van de resultaten van het rapport en het advies zal het bevoegd gezag (de gemeente Wijk bij Duurstede) een selectiebesluit nemen over de daadwerkelijke omgang met eventueel aanwezige archeologische waarden binnen het plangebied.

Doorvertaling van de advisering in het plan – optie: streven naar behoud in-situ Plangebied Graaf van Lynden van Sandenburgweg (GVLVS-weg)

Ten behoeve van de aanleg van bestrating in het plangebied zal het nieuwe peil in het plangebied naar een hoogte van 4,75 m +NAP worden gebracht. Het maaiveld ligt nu tussen 4,21 en 4,52 m +NAP, waardoor tussen 23 en 44 cm zand in het plangebied zal worden aangebracht. Archeologisch gezien vormt dit geen probleem, aangezien graafwerkzaamheden voor de aanleg van straatwerk binnen de geadviseerde 25 cm –huidige maaiveld blijven.

Het nieuwe peil van het plangebied voor wat betreft de plek waar de garage komen gaat, ligt op 4,9 m +NAP. Het maaiveld op die plek ligt nu op 4,34 m +NAP tot 4,55 m +NAP. Het terrein zal dus

voorafgaand de herontwikkeling worden opgehoogd met 35 tot 56 cm schoon zand. Vanaf daar is men voornemens funderingen in te graven tot een diepte van circa 90 cm –peil (tot 4,0 m +NAP). De geplande verstoringen reiken daarmee tot 34 tot 55 cm in de oorspronkelijke bodem en overschrijden daarmee de gestelde 25 cm –Mv. Als het peil in het plan met 30 cm extra grond kan worden

opgehoogd is het archeologisch bodemarchief zo goed mogelijk veiliggesteld. Anders zou een beperkte en passieve inzet van een archeoloog begeleiding kunnen bieden bij de aanleg van de

funderingsstroken om het behoud te kunnen garanderen (Archeologische Begeleiding).

Voor wat betreft kabels en leidingen in dit gebied is de aanleg niet exact bekend. Hiervoor verdient de aanbeveling deze met zoveel mogelijk zorg voor het bodemarchief binnen de vrijgestelde diepte te realiseren (bij het tankstation, 4,0 m +NAP). Als dit niet mogelijk is, zou ook hier een begeleiding de aanbeveling verdienen. De intensiteit van een dergelijke begeleiding is daarmee afhankelijk van de mate van bodemverstoring: hoe dieper des te intensiever.

Plangebied Zandweg 12-14

Hier is vanuit het advies geen noodzaak tot behoud.

(26)

26

11. Geraadpleegde bronnen

Archeologische kaarten en databestanden:

 Archeologische Monumenten Kaart (AMK), Rijksdienst voor Cultureel erfgoed (RCE), Amersfoort, 2007.

 Archeologisch Informatie Systeem II (Archis2), Rijksdienst voor Cultureel erfgoed (RCE), Amersfoort, 2007.

 Indicatieve Kaart van Archeologische Waarden, 3e generatie, IKAW, Rijksdienst voor Oudheidkundig Bodemonderzoek (ROB), Amersfoort, 2008.

 Archeologische verwachtings- en waardenkaart van de gemeente Wijk bij Duurstede

 Bouwtekeningen uit het gemeentelijk bouwarchief

Literatuur:

Berendsen, H.J.A./ E. Stouthamer (eds.), 2001. Palaeogeographical development of the Rhine- Meuse delta, the Netherlands. Assen.

Berendsen, H.J.A., 1982. Een genese van het landschap in het zuiden van Utrecht, een fysisch- geografische studie, PhD Thesis, 3e druk, Universiteit Utrecht, Utrecht.

Berendsen, H.J.A., 2000. Landschappelijk Nederland. Assen (Fysische Geografie van Nederland). 2e druk.

Berendsen, H.J.A., 2004. De vorming van het land. Assen (Fysische geografie van Nederland).

Vierde, geheel herziene druk.

Isarin, R.F.B, 2013. Plan van Aanpak Archeologie Locaties Kerkhof & Visscher, Wijk bij Duurstede, Crevasse notitie 263, Kockengen.

Kalisvaart, C.C., 2009. Wijk bij Duurstede, Plangebied Langbroekseweg 3. Bureauonderzoek en inventariserend veldonderzoek (karterende fase). BAAC-rapport V09.0360, Deventer

Lanting, J.N., W.G. Mook, 1977. The Pre- and Protohistory of the Netherlands in terms of Radiocarbon dates. Groningen.

Mulder, E.F.J., M.C. Geluk, I.L. Ritsema, W.E. Westerhoff en T.E. Wong, 2003. De ondergrond van Nederland. Houten.

Van Es, W.A., W.J.H. Verwers, 2010. Early Medieval settlements along the Rhine; precursors and contemporaries of Dorestad, Journal of Archaeology in the Low Countries 2-1.

Williams, G.L., 2010. Wijk bij Duurstede, De Geer II. Een inventariserend veldonderzoek door middel van proefsleuven. ADC-rapport 2004. Amersfoort

(27)

27

Bijlage 1: Beleidskaart van de gemeente Wijk bij Duurstede – Plangebied GVLVS-weg

(28)

28

Bijlage 2: Beleidskaart van de gemeente Wijk bij Duurstede – Plangebied Zandweg 10-12

(29)

29

Bijlage 3: Archeologische waarden- en informatiekaart – Plangebied GVLVS-weg

(30)

30

Bijlage 4: Archeologische waarden- en informatiekaart – Plangebied Zandweg 10-12

(31)

31

Bijlage 5: Overzichtskaart van de verschillende verstoringen in plangebied Zandweg 10-12

(32)

32

Bijlage 6: Uitsnedes van de bouwtekeningen – Plangebied Zandweg 10-12

Dwarsdoorsnede van de garage uit 1989.

Uitsnede van een bouwtekening uit 1959 van de voormalige brandweerkazerne (Zandweg 10)

(33)

33 Uitsnede van een situatietekening uit 2000

(34)

34

Bijlage 7: Boorpuntenkaart – Plangebied Graaf van Lynden van Sandenburgweg

(35)

35

Bijlage 8: Lithogenetisch profiel – Plangebied Graaf van Lynden van Sandenburgweg

(36)

36

Bijlage 9: Foto’s boringen – Plangebied Graaf van Lynden van Sandenburgweg

Opname van boring 1

(37)

37 Opname van boring 5

Opname van boring 6, de basis van de geulvulling met hierin houtresten

(38)

38

Bijlage 10: Afkortingen in de boorstaten

Textuurindeling (NEN 5104)

Hoofdnaam Toevoeging [Org, Gr] Gradiënt toevoeging

G = grind g = grindig 1 = zwak

Z = zand z = zandig 2 = matig

L = leem s = siltig 3 = sterk

K = klei k = kleiig 4 = uiterst

V = veen h = humeus

m = mineraalarm

Karakteristieken en plantenresten

VAM (amorfiteit) Plantenresten (plr) Consist(entie) M50 (mediaan) Alleen voor zand

1 = Zwak amorf ri = riet ST = stevig 75-105 uiterst fijn

2 = Matig amorf ho = hout MST = matig stevig 105-150 zeer fijn 3 = Sterk amorf ze = zegge MSL = matig slap 150-210 matig fijn

wo – wortels SL = slap 210-300 matig grof

plr = ongedef. ZSL = zeer slap 300-420 grof 420-600 zeer grof

Nieuwvormingen en grondwater

Ca (kalkgehalte, CaCO3) Fe (roestvlekken) Oxidatie/reductie [o/r] GW (grondwater)

1 = afwezig 1 = afwezig o = oxidatie GW = grondwater

2 = matig kalkhoudend 2 = ijzerhoudend or = oxidatie/reductie GHG = gem. hoogste grondwaterstand 3 = kalkhoudend 3 = sterk ijzerhoudend r = reductie GLG = gem. laagste

grondwaterstand

Classificatie en interpretatie Bodemhorizont (Hor.; volgens De Bakker & Schelling, 1989)

Monstername (M) Lithogenese (lith.)

BHA X (boring) – XXX {diepte in cm) KOM = komafzetting

BHB BED = beddingafzetting

BHBC OEV = oeverafzetting

BHC OPG = opgebracht, cultuurlaag

… GEU = geulafzetting

X = recent verstoord

Bijzonderheden

Archeologische indicatoren en afkortingen in de kolom ‘bijzonderheden’

omg = omgewerkt gr = grindje l = leem (verbrand)

opg = opgebracht st = steentjes b = bot

fe-c = ijzerconcreties aw = aardewerk gg = goed gesorteerd mn-c = mangaanconcreties vs = vuursteen

mg = matig gesorteerd mn = Mangaan bakst = baksteen/puin

sg = slecht gesorteerd spi = spikkel (+ kleur) fos = fosfaat vl = vlekken (+ kleur) hk = houtskool sch = schelpen

bijm = bijmenging (+ text.)

(39)

39

Bijlage 11: Boorbeschrijvingen

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Voor de beantwoording van deze zienswijze voor wat betreft de stelling over de hoogte van het beoogde gebouw wordt verwezen naar de thematische beantwoording (#2): bouwhoogte..

(alle bedragen zijn inclusief BTW en de twee laatstgenoemde bedragen tevens inclusief kadastraal recht), dan zal de koper dit meerdere voor zijn rekening nemen. Deze extra kosten

De nieuwe Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte zal het beleid uit de Nota Ruimte gaan vervangen en zal ook de Beleidslijn Grote Rivieren worden vervangen door het Besluit

De toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mo- gelijk maakt, bevat een beschrijving van de behoefte aan die ontwikkeling, en, indien

bestemmingsplan ook al het geval is. Daar waar de woonfunctie op de begane grond in het bestemmingsplan uit 2010 planologisch gezien wel al bestaand is in het kernwinkelgebied,

We willen dat de gemeente haar inwoners serieus neemt, de belangen van alle belanghebbenden transparant afweegt, en keuzes maakt die goed zijn voor de toekomst van mensen. We

Soortenmanagementplan gebouwen Kernen Wijk bij Duurstede RA19152-05 10 De gemeente Wijk bij Duurstede vraagt ontheffing aan voor de gebouwbewonende soorten zoals die zijn

5 procent van de gehuwdennorm voor de hoofdbewoner die met meer dan één ander en/of meer dan één echtpaar in dezelfde woning zijn hoofdverblijf heeft, en met wie de