G e n ^
Ommen Éit /h
RAADSBESLUIT
Zaakkenmerk: 2152210 Documentkernmerk: 2155156
Onderwerp: Treasury statuut 2017 gemeente Ommen
De raad van de gemeente Ommen;
gelezen het voorstel van het College van Burgemeester en Wethouders van 3 oktober 2017;
gelet op artikel 212 van de Gemeentewet;
Besluit:
vast te stellen de:
Treasury statuut 2017 gemeente Ommen
Treasurystatuut
2017
Gemeente Ommen
Inhoud
1 Inleiding 4
2 T reasurystatuut 5
I Begrippenkader 5
II Doelstellingen van de treasuryfunctie 8
Risicobeheer 8
III Uitgangspunten risicobeheer 8
IV Renterisicobeheer 8
V Koersrisicobeheer 9
VI Kredietrisicobeheer 9
VII Intern liquiditeitsrisicobeheer 10
VIII Valutarisicobeheer 10
Gemeentefinanciering 10
IX Financiering 10
X Langlopende uitzettingen 10
XI Garanties 11
XII Relatiebeheer 12
Kasbeheer 12
XIII Geldstromenbeheer 12
XIV Saldo- en liquiditeitenbeheer 12
XV Schatkistbankieren 13
Administratieve organisatie en interne controle 13
XVI Uitgangspunten administratieve organisatie en interne controle 13
XVII Verantwoordelijkheden 14
XVIII Bevoegdheden 17
XIX Inwerkingtreding 18
1 Inleiding
Algemeen
Het Treasurystatuut is een nadere uitwerking van artikel 13 (financieringsfunctie) van de "Financiële Verordening 2017 gemeente Ommen". Het college stelt hetTreasurystatuut op en biedt het ter vaststelling aan de raad aan. In hetTreasurystatuut staat het beleid over de treasuryfunctie. De invoering van de Wet op het Schatkistbankieren maakt het noodzakelijk het huidige Treasurystatuut te actualiseren. Dit Treasurystatuut 2017 gemeente Ommen vervangt hetTreasurystatuut van oktober 2011.
Wettelijk kader
De wettelijke grondslag(en) of basis van de bevoegdheden zijn:
Wet financiering decentrale overheden (Wet Fido);
Besluit lening voorwaarden decentrale overheden;
Uitvoeringsregeling financiering decentrale overheden;
Regeling uitzettingen en derivaten decentrale overheden;
Regeling schatkistbankieren decentrale overheden;
Financiële verordening gemeente Ommen 2017 ex artikel 212 Gemeentewet.
In de Regeling schatkistbankieren decentrale overheden en de Wet Fido is m.i.v. december 2013 het verplichte schatkistbankieren opgenomen. Deze verplicht decentrale overheden hun overtollige middelen aan te houden bij het ministerie van Financiën. De belangrijkste uitzonderingen zijn hierop het drempelbedrag dat mag worden aangehouden op de eigen rekening-courant (met een
minimumbedrag van € 250.000) en het onderling lenen door decentrale overheden indien er tussen beide partijen geen toezichtrelatie is. Voor gemeenten met een begrotingstotaal kleiner of gelijk aan € 500 miljoen is het drempelbedrag gelijk aan 0,75% van het begrotingstotaal, waar bij het drempelbedrag minimaal € 250.000 bedraagt.
Doel en inhoud van het Treasurystatuut
HetTreasurystatuut heeft tot doel een formeel kader te scheppen waarbinnen de treasury activiteiten van de gemeente Ommen dienen plaats te vinden. De hoofddoelstelling van de treasuryfunctie is het sturen op en beheersen van, het verantwoorden over en het toezicht houden op de vermogenswaarden, geldstromen, financiële posities en de hieraan verbonden risico's.
In het treasurystatuut worden allereerst het begrippenkader en de doelstellingen van de treasuryfunctie geformuleerd. Deze worden vervolgens geconcretiseerd voor verschillende deelgebieden van treasury: risicobeheer, gemeentefinanciering en kasbeheer. Daarna worden de organisatorische randvoorwaarden van de treasuryfunctie weergegeven. Daarbij ligt het accent op de helderheid betreffende de verdeling van de taken, bevoegdheden en verantwoordelijkheden. Tot slot worden de uitgangspunten vastgelegd voor de informatie die noodzakelijk is om het gehele proces beheersbaar en meetbaar te maken en te houden.
2 Treasurystatuut
De raad van de gemeente Ommen ;
Gelet op artikel 212 van de Gemeentewet, Wet financiering decentrale overheden en de Financiële Verordening gemeente Ommen 2017 ex art 212;
Besluit:
Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Ommen d.d. 30 november 2017.
De raad voornoemd,
De griffier. De voorzitter.
W/
J.A.R. Tenkink mr. drs. G.A.A. Verkerk
I Begrippenkader Artikel i
In dit statuut wordt verstaan onder:
i. Begrotingstotaal: De totale lasten op de begroting.
ii. Derivaten: Financiële instrumenten die hun bestaan ontlenen aan een bepaalde onderliggende waarde. De onderliggende waarden kunnen financiële producten, zoals leningen of obligaties zijn. Derivaten worden onder andere gebruikt om renterisico's te sturen en financieringskosten te minimaliseren.
iii. Financiering: Het aantrekken van benodigde financiële middelen voor een periode van minimaal één Jaar. Deze middelen kunnen bestaan uit zowel eigen vermogen als vreemd vermogen;
iv. Geldstromenbeheer: Al die activiteiten die nodig zijn om liquiditeiten te transfereren zowel binnen de organisatie zelf als tussen de organisatie en derden (betalingsverkeer);
V. Intern llquidlteitsrisico: De risico's van mogelijke wijzigingen in de
liquiditeitenplanning en meerjaren investeringsplanning waardoor financiële resultaten kunnen afwijken van de verwachtingen.
vi. Kasgeldlimiet: Een bedrag op basis van de Wet fido ter grootte van een percentage van het begrotingstotaal van de gemeente bij aanvang van het Jaar.
vii. Koersrisico: Het risico dat de financiële activa van de organisatie in waarde verminderen door negatieve koersontwikkelingen.
viii. Kredietrisico: De risico's op een waardedaling van een vordering ten gevolge van het niet (tijdig) na kunnen komen van de verplichtingen door de tegenpartij als gevolg van insolventie of deficit.
ix. Liquiditeitenbeheer: Het aantrekken en uitzetten van middelen voor een periode tot één Jaar.
X. Liquiditeitenplanning: Een gestructureerd overzicht van de toekomstige inkomsten en uitgaven ingedeeld naar aard en tijdseenheid.
xi. Rating: Een rapportcijfer voor de kredietwaardigheid van ondernemingen die obligaties uitgeven of van hun waardepapier. Hiermee wordt de mate aangegeven waarin, naar verwachting, aan verplichtingen kan worden voldaan.
xii.
xiii. Renterisico: Het gevaar van ongewenste veranderingen van de (financiële) resultaten van de gemeente door rentewijzigingen.
xiv. Renterisiconorm: Een bij de aanvang van enig jaar op basis van de Wet fido gefixeerd percentage van het begrotingstotaal van de gemeente dat bij de realisatie niet mag worden overschreden.
XV. Rentetypische looptijd: Het tijdsinterval gedurende de looptijd van een geldlening, waarin op basis van de voorwaarden van de geldlening sprake is van een door de verstrekker van de geldlening niet beïnvloedbare, constante rentevergoeding.
xvi. Rentevisie: Toekomstverwachting over de renteontwikkeling.
xvii. Saldobeheer: Het beheer van de dagelijkse saldi op de rekeningen.
xviii. Schatkistbankieren: Het verplicht aanhouden van overtollige financiële middelen bij de Nederlandse staat.
xix. Soivabiiiteitsratio van o%: Status die door een bancaire toezichthouder in een lidstaat van de Europese Unie aan het schuldpapier van een instelling kan worden toegekend.
XX. Treasuryfunctie: De treasuryfunctie omvat alle activiteiten die zich richten op het besturen en beheersen van, het verantwoorden over en het toezicht houden op de financiële vermogenswaarden, de financiële stromen, de financiële posities en de hieraan verbonden risico's. De treasuryfunctie bestaat uit vier deelfuncties:
risicobeheer, gemeentefinanciering, kasbeheer en debiteuren- en crediteurenbeheer.
xxi. Uitzetting: Het tijdelijk toevertrouwen van liquiditeiten aan derden tegen vooraf overeengekomen condities en bedingen. Kortlopende uitzettingen hebben betrekking op een periode tot één jaar en langlopende uitzettingen hebben betrekking op een periode van één jaar of langer.
II Doelstellingen van de treasuryfunctie Artikel 2
De treasuryfunctie van de gemeente dient tot:
1. Het verzekeren van duurzame toegang tot financiële markten tegen acceptabele condities;
2. Het beschermen van gemeentelijke vermogens- en (rente-)resultaten tegen ongewenste financiële risico's zoals renterisico's, koersrisico's, kredietrisico's en liquiditeitsrisico's;
3. Het minimaliseren van de interne verwerkingskosten en externe kosten bij het beheren van de geldstromen en financiële posities;
4. Het optimaliseren van de renteresultaten binnen de kaders van de Wet fido respectievelijk de limieten en richtlijnen van het treasurystatuut
Risicobeheer
III Uitgangspunten risicobeheer Artikel 3
Met betrekking tot risicobeheer gelden de volgende algemene uitgangspunten:
1. De gemeente mag middelen uitzetten en garanties verstrekken uit hoofde van de "publieke taak", waarbij vooraf advies van de vakafdeling i.s.m. de afdeling Financiën wordt ingewonnen over de financiële positie en de kredietwaardigheid van de betreffende partij. Tevens wordt bij het verstrekken van leningen en garanties uit hoofde van de publieke taak zoveel mogelijk zekerheden geëist;
2. De gemeente kan middelen uitzetten uit hoofde van de treasuryfunctie indien deze uitzettingen een prudent karakter hebben en niet zijn gericht op het genereren van inkomen door het lopen van overmatig risico. Het aantrekken en uitzetten van middelen met als doel het genereren van inkomsten is niet toegestaan. Het prudente karakter van uitzettingen wordt gewaarborgd middels de richtlijnen en limieten van dit treasurystatuut. Het is expliciet verboden om gelden te lenen met het enkele doel de middelen tegen een hoger rendement uit te zetten.
3. Het uitzetten van geldmiddelen in de vorm van deelnemingen in rechtspersonen, maatschappen en verenigingen uit hoofde van de publieke taak, zoals opgenomen in artikel 160 van de
Gemeentewet is alleen toegestaan op basis van een besluit van de Raad dat de vereiste goedkeuring heeft van de provincie.
4. Het gebruik van derivaten is niet toegestaan.
IV Renterisicobeheer Artikel 4
1. De kasgeldlimiet wordt niet overschreden conform de Wet Fido;
2. De renterisiconorm wordt niet overschreden conform de Wet Fido;
3. Nieuwe leningen/uitzettingen worden afgestemd op de bestaande financiële positie en de liquiditeitenplanning;
4. De rentetypische looptijd en het renteniveau van de betreffende lening/uitzetting wordt zo veel mogelijk afgestemd op de actuele rentestand en de rentevisie;
5. Binnen de kaders gesteld onder lid 3 en lid 4, streeft de gemeente tevens naar spreiding in de rentetypische looptijden van leningen/uitzettingen.
V Koersrisicobeheer Artikel 5
1. Overtollige liquide middelen zet de gemeente uitsluitend uit bij de Nederlandse Staat (Schatkistbankieren) of lagere Nederlandse overheden en overheidsinstanties, zoals gemeenschappelijke regelingen en gemeentelijke diensten.
2. Het uitzetten van geld anders dan bij de Nederlandse Staat wordt toegestaan onder de voorwaarde dat de hoofdsom van de uitzetting gegarandeerd is.
3. De gemeente beperkt de koersrisico's op uitzettingen uit hoofde van treasury, door daarbij uitsluitend de volgende producten te hanteren: rekening courant, daggeld en deposito's.
4. Tevens beperkt de gemeente de koersrisico's door conform artikel 7 de looptijd van de uitzettingen af te stemmen op de liquiditeitenplanning.
VI Kredietrisicobeheer Artikel 6
1. Bij het doen van feitelijke uitzettingen worden de volgende richtlijnen in acht genomen:
a. (Tijdelijke) overtollige middelen worden in de schatkist bij het Rijk aangehouden;
b. Uitgezonderd van deze verplichting zijn:
1. Middelen voor zover deze, gerekend over een kwartaal gemiddeld het drempelbedrag schatkistbankieren niet te boven gaan. Het drempelbedrag wordt bepaald op basis van het begrotingstotaal van het openbaar lichaam. Voor Ommen geldt het bedrag gelijk aan 0,75% van het begrotingstotaal, waarbij het drempelbedrag minimaal €250.000 bedraagt.
2. Middelen aangehouden in fondsen, bedoeld in artikel 15.47 van de wet Milieubeheer (door GS van een provincie opgericht fonds, bestemd voor de zorg van gesloten stortplaatsen);
3. Middelen op een G-rekening als bedoeld in artikel 1, onder k, van de Uitvoeringsregeling inleners-, keten en opdrachtgeversaansprakelijkheid.
2. Gelden die conform lid 1 uitgezonderd zijn van de verplichting om in de schatkist bij het Rijk te worden aangehouden, zet de gemeente, al dan niet tegen waardepapieren, slechts uit bij financiële ondernemingen waarvan het land van vestiging tot de Europese Unie behoort en de betreffende financiële onderneming beschikt over minimaal dezelfde rating als de Nederlandse Staat.
3. Het is niet van toepassing op uitzettingen tegen waardepapieren waarvoor een solvabiliteitsratio van 0 procent geldt.
4. De gemeente zet tijdelijk overtollige gelden van aangetrokken leningen voor projectfinanciering uitsluitend uit bij de financiële onderneming waar deze leningen zijn aangegaan, onverminderd het tweede en derde lid.
5. Indien de gemeente een nettingovereenkomst heeft afgesloten met een financiële
onderneming met betrekking tot het uitzetten van tijdelijk overtollige gelden van aangetrokken leningen voor projectfinanciering als bedoeld in het vijfde lid, zijn het tweede en derde lid niet van toepassing.
VII Intern liquiditeitsrisicobeheer Artikel 7
De gemeente beperkt haar interne liquiditeitsrisico's door haartreasuryactiviteiten te baseren op een korte termijn liquiditeitenplanning (looptijd tot één Jaar), alsmede een meerjarige
liquiditeitenplanning.
VIII Valutarisicobeheer Artikel 8
Valutarisico's worden in de gemeente uitgesloten door uitsluitend leningen te verstrekken, aan te gaan ofte garanderen in de Nederlandse geldeenheid (euro).
Gemeentefinanciering
IX Financiering Artikel g
Bij het aantrekken van financieringen voor een periode van één Jaar en langer gelden de volgende uitgangspunten:
1. Financieringen worden enkel aangetrokken ten behoeve van de uitoefening van de publieke taak;
2. Financiering met externe financieringsmiddelen wordt zoveel mogelijk beperkt door primair de beschikbare interne financieringsmiddelen te gebruiken teneinde de renterisico's en het renteresultaat te optimaliseren;
3. Toegestane instrumenten bij het aantrekken van financieringen zijn: onderhandse leningen;
4. De gemeente vraagt offertes op bij minimaal twee instellingen/financiële ondernemingen alvorens een financiering wordt aangetrokken.
X Langlopende uitzettingen Artikel 10
1. Door de invoering van het schatkistbankieren is de gemeente verplicht overtollige middelen (boven het drempelbedrag) te storten in de schatkist van het rijk. Daarnaast zijn er conform de Wet Fido mogelijkheden tot onderling uitlenen door decentrale overheden.
2. Het drempelbedrag is gelijk aan 0,75% van het begrotingstotaal, waarbij het drempelbedrag minimaal € 250.000 bedraagt.
XI Garanties Artikel ii
1. De gemeente verstrekt geen garanties, tenzij:
• een maatschappelijke organisatie met rechtspersoonlijkheid naar burgerlijk recht (stichting of vereniging) aan kan tonen dat de middels gemeentegarantie te financieren zaken nodig zijn in het kader van een door de raad aangewezen "publieke taak" in de gemeente Ommen.
De Raad bepaalt met de vaststelling van de (programma) begroting welke de publieke taken van de gemeente zijn en binnen welk budgettair kader deze worden uitgevoerd. Dit wil zeggen dat ze moeten passen binnen en bijdragen aan het gemeentelijke beleid en het openbaar belang. Tevens moet er met de financiering een voor de gemeente relevant maatschappelijk doel worden gediend;
• de middels de gemeentegarantie te financieren zaken essentieel zijn voor het voortbestaan of het in voldoende mate kunnen functioneren van de aanvrager;
• de te financieren zaken zonder gemeentegarantie niet zijn te realiseren. De aanvrager dient aan te tonen zonder garantie van de gemeente niet in staat te zijn de noodzakelijke
geldlening te verwerven. Een garantie wordt niet verleend indien de aanvrager zonder onoverkomelijke bezwaren zonder gemeentegarantie een geldlening kan verkrijgen bij een financiële instelling. Een rentevoordeel ten opzichte van een lening bij een financiële instelling zonder gemeentegarantie is op zichzelf onvoldoende reden om een garantie te verlenen;
• voor een garantieverlening geen beroep kan worden gedaan op een voorliggende voorziening in de vorm van een (nationaal) waarborgfonds, omdat deze niet onder de reikwijdte van het fonds valt. Indien voor een garantieverlening een beroep kan worden gedaan op een voorliggende voorziening in de vorm van een (nationaal) waarborgfonds (bijvoorbeeld Stichting Waarborgfonds Sociale Woningbouw, Waarborgfonds voor de Zorgsector, Stichting Waarborgfonds Sport, Waarborgfonds Kinderopvang), dan dient de aanvraag bij het desbetreffende fonds te worden ingediend. Door de gemeente wordt in dat geval geen garantie verleend. Indien de aanvraag van een instelling door een waarborgfonds wordt afgewezen, is dit een reden voor afwijzing door de gemeente, tenzij de reden van de afwijzing van het waarborgfonds is dat de aanvraag niet onder de reikwijdte van het fonds valt.
2. De gemeente hanteert een zeer prudent en terughoudend beleid om leningen of garanties te verstrekken en/of financiële participaties te hebben uit hoofde van de "publieke taak".
3. De gemeente verstrekt alleen een garantie aan een stichting of vereniging, na vooraf ingewonnen advies over de financiële positie en kredietwaardigheid. Jaarlijks vindt toetsing plaats van de financiële situatie van de stichting of vereniging aan de hand van de door de stichting of vereniging verplichtte overleggen jaarstukken.
4. De door de gemeente betaalde bedragen uit hoofde van de garantiestelling blijven als een direct opeisbare schuld op de instelling rusten. Over deze vordering wordt door de gemeente rente in rekening gebracht volgens een door burgemeester en wethouders bij het aangaan van de garantie te bepalen percentage;
5. De bevoegdheid tot het nemen van besluiten als bedoeld in dit artikel ligt bij het College van
XII Relatiebeheer Artikel 12
De gemeente beoogt het realiseren van gunstige c.q. marktconforme condities voor af te nemen financiële diensten. Hiervoor gelden de volgende uitgangspunten:
1. Bankrelaties en hun condities worden ten minste ééns in de vijfjaar beoordeeld;
2. Bankrelaties dienen wat betreft hun kredietwaardigheid minimaal te voldoen aan de eisen die zijn gesteld in artikel 6 lid 2;
3. Financiële ondernemingen (kredietinstellingen, beleggingsinstellingen, verzekeraars, etc. zoals opgenomen in artikel 1.1 van de Wft onder financiële onderneming) dienen onder Nederlands of anderszins EER-toezichtte vallen, zoals De Nederlandse Bank en de Verzekeringskamer;
4. Tussenpersonen dienen geregistreerd te staan bij de Autoriteit Financiële Markten (AFM) en daarvan een vergunning als makelaar te hebben ontvangen.
Kasbeheer
XIII Geidstromenbeheer Artikel 13
Teneinde de kosten van het geidstromenbeheer te minimaliseren wordt:
1. Het liquiditeitsgebruik beperkt door de geldstromen op gemeenteniveau op elkaar en de liquiditeitenplanning af te stemmen. Hierbij wordt erop toegezien dat de liquiditeitspositie voldoende is om te garanderen dat de verplichtingen tijdig kunnen worden nagekomen;
2. Het betalingsverkeer zoveel mogelijk elektronisch uitgevoerd door één bank.
XIV Saldo- en liqulditeitenbeheer Artikel 14
Voor het saldobeheer en het liquiditeitenbeheer gelden de volgende specifieke richtlijnen:
1. De gemeente streeft naar concentratie van de liquiditeiten binnen één rentecompensatiecircuit bij de bank met de gunstigste condities;
2. Indien er een liquiditeitsbehoefte ontstaat, kan de gemeente kortlopende middelen aantrekken. Hierbij wordt - conform artikel 4 lid 1 - de kasgeldlimiet niet overschreden;
3. Toegestane instrumenten bij het aantrekken van kortlopende middelen zijn daggeld, kasgeldleningen en kredietlimiet op rekening courant;
4. Toegestane instrumenten bij het uitzetten van gelden vooreen periode korter dan één jaar zijn rekening-courant, daggeld en deposito's;
5- Het extern uitzetten van gelden korter dan één jaar wordt uitsluitend gedaan onder de in artikel 6 genoemde voorwaarden;
6. De gemeente vraagt bij minimaal twee instellingen/financiële ondernemingen offertes op alvorens middelen worden aangetrokken met een looptijd langer dan een maand en korter dan één jaar.
XV Schatkistbankieren Artikel 15
Door de invoering van het verplicht schatkistbankieren (SKB) is het niet meer mogelijk tijdelijke overschotten tegen gunstige tarieven weg te zetten bij een financiële instelling anders dan bij de schatkist. Wel is het mogelijk om als decentrale overheden gebruik te maken van eikaars
overliquiditeit. Hierbij worden de richtlijnen en grensbedragen zoals genoemd in de wet Fido in acht genomen.
Administratieve organisatie en interne controle
XVI Uitgangspunten administratieve organisatie en interne controle Artikel 16
In het kader van de treasuryfunctie gelden de volgende algemene uitgangspunten op het gebied van administratieve organisatie en interne controle;
1. De verantwoordelijkheden en bevoegdheden van treasuryactiviteiten zijn op eenduidige wijze schriftelijk vastgelegd;
2. De administratieve organisatie en interne controle waarborgen dat:
a. De uitvoering rechtmatig en doelmatig is;
b. De treasuryactiviteiten adequaat kunnen worden uitgevoerd en bijgestuurd;
c. De juistheid, tijdigheid en volledigheid van de informatie verzekerd zijn;
3. Bevoegdheden zijn via delegatie en mandaat nader schriftelijk vastgelegd;
4. Bij de uit te voeren treasuryactiviteiten is functiescheiding doorgevoerd met als belangrijkste voorwaarden:
a. Iedere transactie wordt door minimaal twee functionarissen geautoriseerd;
b. De uitvoering en de controle geschiedt door afzonderlijke functionarissen;
c. De uitvoering en de registratie in de financiële administratie geschiedt door afzonderlijke functionarissen;
5. Tegenpartijen wordt opdracht gegeven de bevestigingen van iedere transactie te versturen naar de financiële administratie zonder tussenkomst van de personen die bevoegd zijn tot het sluiten van de transacties;
6. Een transactie wordt onmiddellijk geregistreerd door de functionaris die de transactie heeft afgesloten;
7. Na ontvangst van de transactiebevestiging wordt de transactie direct gecontroleerd door de functionaris die belast is met de interne controle.
XVII Verantwoordelijkheden Artikel 17
De verantwoordelijkheden met betrekking tot de treasuryfunctie van de gemeente staan in onderstaande tabel gedefinieerd.
Functie Verantwoordelijkheden
De Gemeenteraad • Het op hoofdlijnen vaststellen van de
treasurydoelstellingen, hettreasurybeleid, beleidskaders en limieten in de financiële verordening;
• Het vaststellen van de paragraaf financiering in de begroting en de jaarrekening;
• Het houden van toezicht op het treasurybeleid en de uitvoering hiervan
Het college van B&W • Het vaststellen van de treasurydoelstellingen, het treasurybeleid, beleidskaders en limieten in het treasurystatuut;
• Het uitvoeren van het treasurybeleid (formele verantwoordelijkheid);
• Het evalueren en als gevolg daarvan (eventueel) bijstellen van hettreasurybeleid;
• Het rapporteren aan de Gemeenteraad over de uitvoering van hettreasurybeleid via de financieringsparagraaf bij de jaarrekening.
• Het achteraf bekrachtigen van de afgesloten transacties vindt plaats bij de jaarrekening;
De portefeuillehouder Financiën • Het houden van toezicht op het treasurybeleid en de uitvoering hiervan (politieke verantwoordelijkheid).
Afdelingshoofd Dienstverleningen (uitvoeringsorganisatie)
• Het uitvoeren van de aan haar / hem gemandateerde treasuryactiviteiten conform het treasurystatuut en de paragraaf financiering;
• Het zorgdragen voor juiste verantwoording van de uitvoering van de door hem/haar gemandateerde treasuryactiviteiten;
• Het rapporteren aan B&W over de uitvoering van het treasurybeheer;
• Het afleggen van verantwoording aan het college van B&W.
Functie Verantwoordelijkheden Budgethouders
(uitvoeringsorganisatie(
Het zorgdragen voor een goede kwaliteit van de informatie die zij aanleveren aan de Treasurer/afdeling Financiën met betrekking tot toekomstige uitgaven en ontvangsten, alsmede verantwoording achteraf van de verschillen;
Het zorgdragen voor het tijdig aanleveren van
betrouwbare operationele informatie over toekomstige geldstromen aan afdeling Financiën/Treasurer;
Het fiatteren van betalingen en ontvangsten, ten laste c.q. ten gunste van hun budgetten.
De medewerker belast met de uitvoering van treasury (treasurer
uitvoeringsorganisatie)
Het uitvoeren van de activiteiten met betrekking tot de volgende deelfuncties: het risicobeheer,
gemeentefinanciering (financiering, uitzetting en relatiebeheer) en kasbeheer. Deze activiteiten moeten conform dittreasurystatuut en de paragraaf financiering worden uitgevoerd en de transacties dienen
geautoriseerd te zijn door de daartoe bevoegde functionaris;
Het aantrekken en uitzetten van gelden in het kader van het saldo- en liquiditeitenbeheer;
Het beheren van de geldstromen;
Het onderhouden van contacten met banken, geldmakelaars en overige financiële ondernemingen;
Het afsluiten van financiële contracten voortvloeiend uit bovenstaande deelfuncties;
Het schriftelijk vastleggen van de treasurytransacties en het doorgeven hiervan aan het hoofd
Financiën/Controller;
Het voorbereiden van beleidsvoorstellen op treasurygebied;
Het adviseren van de afdelingen/sectoren over de financiële gevolgen van hun activiteiten en projecten;
Het aanleveren van tijdige, volledige en betrouwbare gegevens aan de gemeentelijke administratie;
Het opzetten van administratieve richtlijnen op het gebied van treasury;
Het bewaken van de kwaliteit van de treasuryprocessen;
Het controleren van de volledigheid en betrouwbaarheid van de informatievoorziening van de treasuryfunctie en hierover rapporteren aan het college van B&W.
Functie Verantwoordelijkheden Medewerker financiële
administratie
(uitvoeringsorganisatie)
• Het overboeken van saldi tussen bankrekeningen;
• Het afhandelen van het contante en girale betalingsverkeer;
• Het aanleveren van tijdige, volledige en Juiste gegevens aan de gemeentelijke administratie;
• Het rapporteren aan het teamleider Financiën belast met controle over de uitvoering van de aan hem/haar
gemandateerde activiteiten.
• Het Juist en volledig administreren van de bezittingen, schulden, rechten, verplichtingen, inkomsten, uitgaven, ontvangsten en betalingen in de verplichtingen- en financiële administratie.
Medewerker belast met de interne organisatie
(uitvoeringsorganisatie)
• Het ontvangen van de orderbevestiging van derden en het controleren of deze overeenkomt met de transactie
informatie zoals verstrekt door de medewerker belast met treasury;
• Het voeren van de interne controle op de uitgevoerde treasurytransacties en hierover rapporteren aan het afdelingshoofd Financiën;
De externe accountant • Het in het kader van haar reguliere controletaak adviseren en controleren omtrent de feitelijke naleving van het treasurystatuut.
XVIII Bevoegdheden Artikel 18
In onderstaande tabel staan bevoegdheden met betrekking tot treasuryactiviteiten weergegeven alsmede de daarbij benodigde fiattering.
Bevoegd functionaris (eerste handtekening)
Autorisatie door (tweede handtekening) Saldo-, liquiditeiten- en geldstromenbeheer
1. Het uitzetten van middelen via callgeld en deposito.
Treasurer (uitvoeringsorganisatie)
Afdelingshoofd Dienstverlening (uitvoeringsorganisatie) 2. Het aantrekken van middelen via
callgeld of kasgeld
Treasurer (uitvoeringsorganisatie)
Afdelingshoofd Dienstverlening (uitvoeringsorganisatie) 3. Betalingsopdrachten voorbereiden en
versturen
Medewerker financiën geregistreerd bij bank (uitvoeringsorganisatie)
Treasurer geregistreerd bij bank.
(uitvoeringsorganisatie) Bankrelatiebeheer
4. Bankrekeningen
openen/sluiten/wijzigen
Treasurer (uitvoeringsorganisatie)
College B&W
5. Bankcondities en tarieven afspreken Treasurer (uitvoeringsorganisatie)
Afdelingshoofd Dienstverlening (uitvoeringsorganisatie) Financiering en uitzetting (periode > i jaar)
6. Het vaststellen van kredietfaciliteiten Treasurer (uitvoeringsorganisatie)
Afdelingshoofd Dienstverlening (uitvoeringsorganisatie) 7. Het aantrekken van middelen via
onderhandse leningen zoals vastgesteld in de paragraaf financieringen
Treasurer (uitvoeringsorganisatie)
Afdelingshoofd Dienstverlening (uitvoeringsorganisatie)
8. Hetuitzetten van middelen via onderhandse geldleningen zoals vastgelegd in de paragraaf financiering.
Treasurer (uitvoeringsorganisatie)
Afdelingshoofd Dienstverlening (uitvoeringsorganisatie)
9. Verstrekken van leningen aan derden uit hoofde van de publieke taak
College B&W Gemeenteraad
10. Het garanderen van gelden uit hoofde van de publieke taak
College B&W Gemeenteraad
Informatie Frequentie Informatie verstrekker
Informatie ontvanger 1. Gegevens m.b.t. toekomstige
uitgaven en ontvangsten voor de liquiditeitenplanning
2x per jaar Budgethouder (uitvoeringsorg
anisatie)
Treasurer (uitvoeringsorg
anisatie) 2. Liquiditeitenplanning 2x perjaar Treasurer
(uitvoeringsorg anisatie)
Afdelingshoofd Dienstverlening (uitvoeringsorg
anisatie) 3. Beleidsplannen treasury in
paragraaf financiering van de begroting
Jaarlijks Treasurer (uitvoeringsorg
anisatie)
Gemeenteraad
4. Verantwoording
treasuryactiviteiten in paragraaf financiering van de jaarrekening
Jaarlijks Treasurer (uitvoeringsorg
anisatie)
Gemeenteraad
5. Informatie (evt. aan derden - toezichthouder en CBS) zoals genoemd in art.8 wet fido
Kwartaal Medewerker
financieel beheer (uitvoeringsorg
anisatie)
Derden
6. Lenings-/uitzettings- /garantiebesluiten
Binnen 14 dagen na besluit
Treasurer (uitvoeringsorg
anisatie)
Provincie
XIX Inwerkingtreding Artikel 19
Dit Treasurystatuut treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking.