• No results found

ANNA VLU* EEN F L-1 N K TWEETAL

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "ANNA VLU* EEN F L-1 N K TWEETAL"

Copied!
36
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

ANNA VLU*

EEN F L-1 N K

TWEETAL

(2)
(3)

EEN FLINK

ioor Anna Vlijt

Met tekeningen van J. COUSY

'DE PALM,

JEUGDREEKS

EEN FLINK

(4)
(5)

EEN EINDE EN EEN BEGIN

Een oude vigilantkoets - tante Agnes rijdt nooit taxi, dat is haar te snel en te modern - komt hen afhalen aan het kleine, witstenen huis, waarin Alice en Karel als tweelingen geboren werden en de mooiste dagen van hun jeugd sleten. En uit dit huis werden ze nu verjaagd door de dood, die hen nauwelijks een uur geleden tot wezen had gemaakt. V66r twee jaren was het moedertje geweest die onder de machtige slagen van magere Hein het leven liet. Nu lag vadertje binnen, in het grote, witte bed, met de ogen gesloten en wasbleek...

Het grauwe, smalle herenhuis van tante even grauw en smal als zij- zelf -- ligt buiten de stad in een verlaten wijk. Onwillekeurig vatten Karel en Alice elkaar bij de hand als ze in de kale, halfduistere vestibule ko men. Een oude meid met een zuur gezicht is het enige levend wezen, dat zich voorlopig laat zien.

- Hier heb je dan nog een paar bengels, Sophie, waar je eten zal moe- ten voor koken in de toekomst, zegt tante zeemzoet.

Sophie probeert haar zuur gezicht nog zuurder te zetten.

-- Als 't zo doorgaat zal ik gauw voor een hele kazerne te koken hebben antwoordt ze ruw en zonder nog naar iemand om te zien trekt ze naar haar keuken.

Aan de enorme kapstok, die een groot deel van de gangmuur beslaat, wijst tante Agnes haar neef en nicht een paar haken om hun kleren aan op te hangen.

- Vergeet die plaatsen niet, zegt ze met haar scherpe kin in de lucht aan deze haken en geen andere zullen jullie je spullen hangen. Ik houd nu eenmaal van orde en in mijn huis zul je daaraan moeten wennen.

Dat er orde heerst in tante's huis is inderdaad te merken in de huis kamer waarin ze haar neef en nicht binnenleidt. Haar drie kinderen, een jon- gen en twee meisjes, zijn net bezig stoffige karpetjes op elkaars hoofd uit te kloppen. Virginie, de oudste der meisjes, is boven op het brede blad van de schoorsteenmantel gevlucht ; haar broer, Ernest, heeft een koperen bloempot als beschermende helm op z'n kop ; het jongste meisje, Bertha, zwaait ver vaarlijk met een kokosmat.

Als een bende mussen stuiven de telgen van tante uiteen. Ze verstop- pen zich achter stoelen en onder kasten voor de vervaarlijk stekende ogen hunner moeder.

Tante Agnes heeft blijkbaar de gewoonte in dergelijke gevallen kordaat, op te treden en in dit spelletje schijnt ze zeer bedreven. In een oogwenk heeft ze zulke serie oorvijgen en schoppen uitgedeeld, dat haar spruiten huilen al vermoord en gauw in een hoek staan saa'mgedreven.

1

(6)

\Vanneer ze op deze afdoende wijze de orde in haar hui s heeft hersteld, gaat ze zich met de vereiste beleefdheid bemoeien.

-- En nu gauw, zegt ze tot haar kinderen op een toon alsof er niets gebeurde, wensenjullie je neef en nicht vriendelijk welkom hier. Ze zullen voortaan in ons huis blijven.

Ernest, die bezig is de pijnlijke plekken, opgelopen bij z'n moeders kordate tussenkomst, met innigheid te betasten, houdt plot s met dit speciale werk op en trekt zijn rood omrande, ontstoken oogjes ver open. Het onver- wachte nieuws schijnt hem verre van ongezelli g te zijn ; misschien vermoedt hij in de veertienjarige Karel - een jongen net zo oud als hijzelf - een prettige speelkameraad.

Alhoewel z'n oogjes glinsteren en z'n hand tamelijk stevig die van Karel drukt, spreekt hij maar schuw

-- Welkom, Karel, Welkom, Alice.

Ook het jongste meisje, Bertha - die zowat tien jaar is - praat schuw, rnornpeit eigenlijk maar wat.

Virginie, die zich blijkbaar met haar vijftien jaar al een hele dame be- gint te voelen, doet erg koel en hovaardig. Zij ziet Karel gewoonwe g voorbij en geeft Alice een hand met de toppen harer vingers.

- Zo, zo, zegt ze met dezelfde rauwe stem als haarmoeder, dan komen jullie nu maar eens wat op onze kosten leven.

.-. Foei, Virginie, zegt tante Agnes, schaam je Virginie lacht haar grote mond ver open.

-- Geloof maar niet, Alice, dat ik er iets kwaads mee bedoel, verbetert ze. Wij zullen best met elkaar kunnen opschieten.

Alice heeft onwillekeurig haar hand teruggetrokken, zij hoeft maar naar het witte, bloedioze gelaat van het meisje te kijken om dadelijk te weten, dat zij v66r een vijandin staat. Zij antwoordt helemaal niets en tracht zo dicht mogelijk bij haar broer te komen. Karel, op zijn beurt, moet eveneens niet helemaal in zijn schik zijn met Virginie, want hij bekijkt haar zo'n beetje als een vervelende vlieg als zij hem eindelijk toch de hand geeft,

Tante Agnes schijnt ook wel te bemerken, dat de kennismaking niet zo hartelijk is als ze zou mogen verwachten, want ze maakt er gauw een einde aan door een bevel aan haar oudste dochter

- Je kunt Sophie met het avondeten gaan helpen.

Vir ginie kijkt haar moeder aan met iets in haar grijze ogen van uit- dagende vreugde.

0, zegt ze, nu zal ik toch niet meer alleen naar die vervelende keuken moeten. Alice kan me nu wel een handje toesteken.

Alice is dadelijk bereid. Ze zou liever alles doen dan hier nog langer in deze grauwe, ongezellige huiskamer blijven.

Maar Alice heeft het mis gehad als ze dacht, dat het er in de keuken

4

(7)

wat prettiger zou uitzien. Als ze met Virginie in de kleine, ziltige plaats komt zit Sophie juist op haar knieën v66r de keukenkachel, puffend en blazend als een kat die net uit het water komt gekropen. Gulpen rook omhullen haar grijs hoofd en vullen de kamer.

- Poeh !, zegt Virginie verachtelijk.

Woest heft Sophie het hoofd op.

- Je trekt de neus op, juf ? barst ze los. Zou je niet liever, jij of je luiwammes van een broer, een oude vrouw wat flinker helpen. Ik kan niet het huis schoonmaken, deuren openen, eten koken en dan nog kachelhoutjes hakken op de koop toe.

Sophie schijnt nu nog maar eerst Alice gewaar te worden, zij zet de han- den in de heupen en blaft verder tegen Virginie

.- Zo, nu kom je bovendien nog met een ander creatuurtje aandraven dat me hier het leven komt lastig maken.

.- Zij blijft voorgoed bij ons, antwoordt Virginie tergend-vriendelijk.

Tegen zoveel onbeschaamdheid staat Sophie paf.

- Hier, zegt ze wanhopig, roer in de pap terwijl ik hout in de kelder ga hakken. Die vervelende kachel zal zonder hout toch niet flink willen door- branden.

Virginie lacht haar brokkelige tandjes bloot, tast terwijl wat ---,aii een harer ellebogen.

- Ach, Alice, zegt ze haifschaterend van pret om haar eigen onbe- schaamdheid, ik heb zo'n kramp in mijn arm. Wil jij niet eens mijn karwei overnemen.

Maar Alice neemt niet dadelijk de karwei over zoal s verwacht.

-- Een ogenblik, antwoordt ze en verdwijnt uit de keuken.

Sophie blijkt schik te hebben in 't geval.

- Die gaat natuurlijk je moeder verwittigen, zegt ze overtuigend, en dan krijgen we hier direct de poppen aan 't dansen.

Virginie kan moeilijk haar onrust verbergen. Ze deinst zover mogelijk de keuken in als ze de stappen van twee mensen in de gang hoort.

Doch het is niet met haar moeder dat Alice weer in de keuken komt, maar met Karel.

- Alsjeblief, juffrouw, zegt het meisje tot Sophie, ik bren g ie mijn broer. Hij wil graag voor je houtjes hakken. Wijs hem even de weg naar de kelder, intussen let ik op de pap.

In de glazige, oude ogen van Sophie komt ineens een onvermoede glans, haar zuur gelaat trekt zich in zware rimpels van verbazing. Zonder één woord echter gaat zij Karel voor naar de kelder.

. Als de oude Sophie een poosje later weer in de keuken verschijnt en van hieruit reeds de bijislagen in de kelder te horen zijn, is de verbazing nog niet van haar gelaat geweken. Zij wil Alice cie lepei uit de hand nemen, waarmee ze duchtig in de pap staat te roeren, maar het meisje geeft niet af.

5

(8)

- Ach, juffrouw, zegt ze minzaam, misschien kun je al wel iets anders bereiden terwijl ik hier bezig ben ?

De oude Sophie kan maar niet over haar verbazing heenkomen. Nog altijd spreekt ze geen stom woord, maar gaat aan het aanrecht de aardap- pelen naspoelen en in de kookpot gereed zetten. Even bromt ze nog wat

- Als er maar gas was in dit oude bouwvallige huis hier.

Dan wil ze Alice weer van haar taak ontlasten, doch reeds staat Karel daar met zijn armen vol kachelhoutjes.

Sophie slaat nu werkelijk de handen in elkaar.

- Heb je van je leven !, zegt ze stomverbaasd. Jongen, wat is dat rap gegaan.

Ze bekijkt de jongen, die haar ernstig aanstaart, te ernstig voor zijn ouderdom.

.--- Ben je ziek, kereltje ? , vraagt ze verrassend.

Karel schudt even ernstig het hoofd. Sophie begrijpt er niets van.

-Je lijkt me zo bleek en zwijgzaam, zegt ze onderzoekend.

Virginie zal haar brutaal inlichten.

-Stel toch niet zo'n stomme vragen. Sophie, grijnst ze met een paar gestolen kersen in de mond. Zou je misschien willen, dat ze aan 't dansen gin- gen omdat hun vader vandaag gestorven is ?

Sophie ontstelt zichtbaar, haar waterige ogen knipperen als tegen een fel licht. Eventjes raakt ze met haar hand een arm van Karel aan.

- En je moeder ?, fluistert ze bijna.

Karel slikt een paar malen. Virginie komt hem ter hulp met haar onge- voelige brutaliteit.

. Ach, Sophie, zegt ze half-verveeld, hun moes ging al voor twee jaar het hoekje om.

Karel keert zich bruusk om, verlaat de keuken. Onmiddellijk daarop is hij daar weer terug. Met zijn hoofd door een kier van de deur zegt hij tot de oude meid

- Ik zal morgen een berg hout voor je hakken, juffrouw.

't Is goed te zien, dat Sophie graag wat zou antwoorden, maar zij kan eenvoudig niet. Als Karel verdwenen is, keert ze zich naar Alice.

-. Is dat je broer, meisje ? , vraagt ze zacht.

- Ja, antwoordt Alice even zacht, wij zijn tweelingen.

- Een knappe jongen.

Sophie heeft het slechts gefluisterd, maar Virginie heeft het gehoord.

- Niet half zo knap als onze Ernest, zegt ze dom-hovaardig en steekt haar dunne neus in de lucht

Sophie, die reeds houtjes in de kachel is aan 't stoppen, vindt toch de tijd om zich naar Virginie te keren.

- Als ik een dochter had als jij, zegt ze vurig, en een zoon als Ernest

(9)
(10)

dan ranselde ik jullie elke avond vó'ór het naar bed gaan een halfuur lang, tot jullie in je dromen nog zou huilen.

Voor de hartstocht, waarmee het vrouwtje haar die woorden toebijt, blijkt Virginie niet het minste respect te hebben.

--' Voor een moeder als jij, gaven we geen prikje, lacht ze smalend.

Sophie wil blijkbaar haar wijsheid niet meer verspelen aan zo'n onbe- schaamd wezen. Zij wendt zich, nu het vuur goed opvlamt, naar Alice om zich zelf met de pap bezig te houden. Het meisje is echter niet geneigd om werk- loos te blijven toezien.

Wil je me een en ander wijzen, juffrouw ?, vraagt ze een tikje ver- legen. Dan kan ik verder helpen.

't Is eigenaardig hoe hulpeloos Sophie staat als haar iets liefs gevraagd wordt ; in haar leven moet de oude meid nooit veel innigheid hebben onder- vonden. Met een verbijsterd gelaat wijst zij het meisje waar ze koffie kan vinden om te malen.

Misschien doet Virginie niets meer of minder dan ze anders in de keuken doet : hier en daar aan snoepen. Maar ditmaal doet Sophie plots een verwoede uitval als ze bemerkt hoe het meisje op haar gemak bezig is een deel van de kersen voor het dessert op te peuzelen.

jij nietsnut, scheldt ze, wanneer ben jij nu eens zinnens eindelijk de handen uit te steken, niet enkel om te eten maar ook om te werken. Neem een voorbeeld aan deze kleine hier.

Sophie bedoelt met de laatste woorden Alice, die rood van inspanning;

koffie zit te malen. Dit schijnt Virginie bepaald op te winden, want ze ant- woordt met een vinnige nijdigheid

--1 Die « kleine » doet niet meer dan haar plicht. Zij mag zich wel eens inspannen voor haar weldoeners.

Deoude meid is een beroerte nabij.

•— Jij klein mormel !, schreeuwt ze. Als je niet dadelijk uit de keuken komt, dan... ja, dan ransel ik je er uit !

Virginie moet ook merken, dat het de meid deze keer heilige ernst is.

want zij gaat zonder meer buiten. Sophie achtervolgt haar in de gang en schreeuwt nog enige ruwe woorden, die in de huiskamer moeten gehoord wor- den. Inderdaad, de vrouw des huizes komt afgerend. Zij ontmoet onderweg haar dochter en vraagt haar wat. Virginie antwoordt iets haperend, alleen de naam « Alice » is goed verstaanbaar. Die naam is voor haar moeder zeker voldoende want als de straffende gerechtigheid komt ze plechtig de leuken ingewandeld, bekijkt Alice vernietigend.

Zo, kleine meid, zegt ze ijzig kalm, jij begint dus maar dadeli;k met de boel hier op stelten te zetten. Laat ik je vooraf waarschuwen :, je vader heeft jullie laten opgroeien als wilden, hier zal het anders gaan.

Alice komt vlak vóór haar tante staan. Zij is een groote meid voor haar L

(11)

cuderdom en haar bruine, schitterende ogen zijn bijna op dezelfde hoogte als die van de vrouw des huizes.

- Mijn vader was een goed mens, tante, zegt ze en in haar stem is iets dreigends.

Net zooals haar dochter daarjuist voor de verontwaardiging van de oude Sophie week, zo ook wijkt tante Agnes nu voor de opstandigheid van haar jonge nicht. Zij schuift alreeds terug naar buiten, maar om haar aftocht enige waardgheid te verlenen zegt ze bevelend

- Je oom kwam net thuis. Ik had graag, dat je hem kwam groeten.

Zonder antwoord af te wachten gaat tante Agnes heen.

De oude Sophie kucht een paar malen luidruchtig alsof ze moeite heeft haar lachen te weerhouden. Als Alice haar voorbijgaat legt zij haar arm om de schouders van het meisje.

Je hebt dapper van je afgebeten, kind, zegt ze vriendelijk. Als het je daarbinnen wat te erg mocht worden, kom dan gerust hier.

't Is verbazend hoe mooi het zure, gerimpeld gelaat van een oude meid kan worden als er een glimlach doorbreekt. Alice knikt haar vriendelijk toe

- Ja, dat doe ik, juffrouw, antwoordt ze stil.

Nog v16r de deur van de huiskamer hoort Alice reeds de zware, luie bromstem van oom Herman. De man is inderdaad zoals zijn stem : zwaar en lui. l\'let de benen ver uitgestrekt ligt hij in de •eenige zetel der huiskamer en is bezig een grap te vertellen, die hem vandaag overkwam in zijn klompen- fabriek. De man drijft handel in klompen en vindt daarin genoeg reden om zich eeuwig te verheugen. In de grond is hij een goedige kerel als men hem maar met lastige kwesties van het hoofd blijft, anders kan hij echte buien van razernij krijgen en zijn vrouw heeft dit reeds menige keren tot haar na- deel ondervonden.

Oom Herman vindt het helemaal niet nodig zijn grappig verhaal te onderbreken als Alice binnenkomt. Als hij er eindelijk mee klaar is, keert hij zich naar het meisje en in z'n luie stem klinkt nog de napret over het grapje.

- Ach zo, beste meid, daarmee kom je dan mijn troep kleine deug- nieten in de toekomst vergroten ?

Hij doet geen moeite om Alice zijn dikke hand te reiken, maar wuift er slechts mee alsof ze zich op mijlen afstand van hem bevindt.

- Ik hoop, dat je het goed mag vinden in mijn huis. Je bent welkom.

Alice buigt eventjes.

- Dank je, oom Herman, zegt ze glad.

Tante Agnes is erg spraakzaam tegenover haar man.

-. Ja, het zal Alice en Karel de eerste tijd wel wat moeite kosten om zich hier aan te passen, zegt ze met een spitse, vriendelijke mond. Bij hen thuis ging het er dikwijls nog al tamelijk oppervlakkig, ik zou haast zeggen ordeloos toe.

9

(12)

Oom Herman kijkt een beetje verbaasd. Tante Agnes haalt gemoedelijk lachend de schouders op.

- Ach, wat wil je ? zegt ze zuchtend. Hun vader was een brave man maar van kinderopvoeding had hij natuurlijk geen begrip. De arme kerel stond er ook gans alleen voor. Zijn kinderen groeiden zowat op in 't wilde.

Oom Herman kijkt nog verbaasder, eerst naar zijn vrouw, dan naar zijn neef en nicht. Iets van verwildering bij deze twee laatsten schijnt hij nooit bemerkt te hebben. Zijn hersenen zijn er echter niet naar om zich lang bezig te houden met een geval, dat niets met klompen te maken heeft.

- Die kinderen zullen hier net zogoed wennen als onze eigen kinderen, lacht hij goedig. Ik geloof niet, dat ze zo moeilijk zijn als je wel schijnt te vrezen, vrouw.

f'ante Agnes blijft haar man vriendelijk toelachen.

- Kijk eens, man, zegt ze ijverig, je weet dat ik van gedane zaken houd. Zouden we meteen niet voor de toekomst vastleggen wat er met de twee kinderen gaat gebeuren. Karel en Alice zullen wel iets willen leren...

Oom Herman maakteen afwerend gebaar met zijn dikke, witte handen.

- Dat heeft nog zijn tijd, antwoordt hij ongeduldig. Je schijnt te ver- geten, vrouw, dat hun vader, die toch je broer is, nog...

De man praat niet verder, maar iedereen weet wat hij bedoelt : indei- daad de dode ligt nog op aarde, in het eenzame, verlaten huis.

Tante Agnes dringt niet meer aan. Zij helpt Sophie, die met borden en eetgerei verschijnt, de tafel dekken.

Het avondmaal verloopt met oom Herman voortdurend aan het woord.

Hij heeft het maar steeds over z'n klompen en tussendoor vertelt hij zulke moppen, dat zijn kinderen het dikwijls uitgieren van pret.

Alice en Karel eten zwijgend, moeilijk en ingetogen. Hun stille houding kari tenslotte aan oom niet ontgaan, hij wordt er sprakeloos bij en dompelt zich, na, het eten, dadelijk in de zetel, zijn dikke handen gelukzalig over zijn zware buik gekruist.

i:'e kinderen halen hun schoolwerk voor de dag op bevel van Tante Agnes en de borden en schotels op de tafel worden vervangen door papieren en hoeken. Voor de ganse familie schijnt de huiskamer zowat de uitverkoren plek te zijn om hun tijd door te brengen.

Alice en Karel voelen zich nu helemaal vreemd temidden van de groep mensen, met wie zij vroeger zo weini g contact hebben gehad. Immers, vader was niet zo bijzonder gesteld op zijn zuster Agnes ; alleen sprak hij veel van zijn jongere broeder Robert die, op een goeie dag, spoorloos vedween zonder nog iets van zich te laten horen. Oom Robert was een guitige schavuit ge- weest, die deed wat hij verkoos en zei wat hij wilde ; naar vaders bewering had hij een hart van goud, maar dulde niet dat iemand hem wilde dwars Zitten. Daarom wellicht sprak tante Agnes ook nooit één enkel woord over die broeder, alhoewel hij reeds twaalf jaar geleden verdween.

Iij

(13)

Oom Herman doet een teken aan zijn vrouw. Blijkbaar hindert het Pre- :zicht van die twee zwijgzame, treurige kinderen hem toch meer dan hij kn

verdragen bij zijn zalige overpeinzingen.

Tante Agnes heeft het gebaar van haar man begrepen.

- Zouden jullie niet graag naar bed willen ?, zegt ze uitnodigend tot de twee kinderen. Jullie hebben vorige nacht bijna niet geslapen. Wil ik jullie maar meteen naar boven brengen ?

Alice en Karel hebben nog nooit zo sterk verlangd alleen te zijn. Ze zijn aanstonds bereid tante te volgen.

Het huis heeft drie verdiepingen en een eindeloze, smalle trap. Helemaal boven zijn de kamers der kinderen : twee kleine, grauwe plaatsjes, waarvan één voor Ernest en één voor zijn zusters.

Tante Agnes heeft nog niet cie tijd gehad om andere kamertje s voor hare nieuwe kostgangers gereed te maken. Karel zal dus maar bij Ernest en Alice bij de twee meisjes moeten slapen voor enige dagen. Men zal naderhand hun eigen bedjes naar hier laten overbrengen.

- Jullie kunnen zich niet indenken hoe ik plots overstelpt ben met werk, zegt ze een beetje verontschuldigend. Er moet heel wat van jullie huis naar hier verhuizen en dan is er nog de begrafenis.

Over dit laatste spreekt tante op een toon alsof het een geweldig tijd- verlies en een vervelende karwei geldt. Zij laat Karel in een kleine kamer met het één smalle bed achter en Alice in een andere, even kleine kamer met een breed bed. Zij mompelt telkens een weerbarstig «goede nacht» en spoedt zich om beneden te zijn in de gezelligheid dr huiskamer.

Nauwelijks is tante Agnes een eind de trappen afgedaald of reeds staat .Alice in de kamer van Karel. Zij vindt hem ineengedoken op het bed, snik kend zei--der geluid, huiverend voor een koude binnen in hem.

Alice is, als tweelingzuster, natuurlijk precies even oud als haar broer.

Doch, zoals bijna altijd gebeurt, voelt zij zich een flinke meid, die het recht heeft zo'n beetje als moeder op te treden voor haar broer. 0, zo graag zou zij zelf nu haar hoofdje neerleggn en huilen om zovele dingen. Maar zij houdt zich sterk en slaat haar arm om de hals van Karel.

-- Kom, Karel, zegt ze en haar stemmetje is slechts een zucht, we zullen ons door alles heen slaan. Huil niet, want vader en moeder zien ons en wij moel:en flink zijn voor hen.

Onder haar sussende handen komt Karel tot rust. Hij slaat de armen vast om haar heen. Zo blijven zij zitten, onbeweeglijk, sprakeloos. Zij hoe- ven niet te praten om te weten welke diepe zelfde smart hun beider harten beroert en hoe hard zich het leven voor hen aankondigt.

(14)

WEZEN IN EEN VREEMD HUIS.

Karel en Alice hebben het voorzien, dat het leven geen pretje voor hen zou worden in het grauwe huis hunner tante. Maar nooit hebben zij kennis gemaakt met de brutaalste zijde van harteloze menschen.

-1 ante Agnes is een vrouw die, als ze man was geweest, voorzeker de grootste aanleg zou hebben voor het baantje van gevangeniscipir. Het ligt in haar natuur de evenmens te bewaken, zijn handelingen te controleren, zijn leven te schaduwei. Verdroogd als ze is voor haar tijd, kan zij niet de minste levenslust of jeugdige uitgelatenheid rond zich dulden. Haar eigen kinderen hebben het niet gemakkelijk met haar, maar sedert Alice en Karel in huis zijn verschenen, schijnt tante Agnes het er op aan te leggen haar neef en nicht het leven zoo zuur mogelijk te maken. Zij houdt er een systeem op na om alle blijheid en liefde in de kinderen te doden, dat op 'teerste gezicht niet zo dadelijk opvalt. Hardnekkig, zonder onderbreken bespiedt zij elk gebaar, beluistert elk woord en als een bijl klieft steeds haar scherpe stem op de beide kinderen neer

- Alice, wat ben je toch een echte ijdeltuit om steeds heimelijk in de spiegel te loeren ! Je aardt werkelijk naar je moeder.

- Karel, natuurlijk heeft je vader je nooit geleerd je handen te wassen v66r je aan tafel komt

Zonder erbarmen heeft zij de kleine spiegel boven Alice's waskom weg- genomen en Karel moet in de toekomst maar in de keuken met Sophie eten als hij niet kan leren zijn handen grondig te reinigen na het houthakken,

- Alice, geniepig nest, je moet niet telkens met je mooie schoolrap- porten komen opzetten. Meisjes met teveel hersens worden nooit goede huis- vrouwen

- Karel, je bent een brutale vlegel om zo op de hond los te slaan als het arme beest je even besnuffelt

Tante vergeet dan, dat Alice verplicht is haar schoolrapporten te laten handtekenen door haar tante en dus gedwongen het rapport moet tonen. Ze vergeet ook, dat de hond, een kwaadaardig, groot best, opgehitst door Ernest, een flinke hap gaf in Karels kuiten.

Lichamelijk mangelt het de kinderen anders aan niets. Tante heeft dade- lijk, na de begrafenis van haar broer, alle klederen, bedden en andere heno- digheden van de beide wezen naar hier laten overbrengen. Zij verzorgt alles met de grootste nauwgezetheid en over het voedsel hebben de kinderen zich nier te beklagen. Alles hier in huis loopt werkeleijk zo geregeld en eentonig streng als een klok.

't Is eigenaardig, maar alles wat buiten haar huis gebeurt schijnt tante niet het minste belang in te boezemen. Nooit zal ze zich bemoeien met zaken,

12

(15)

die de school betreffen. Zonder enige aanmerking tekent zij zowel de slecht- ste als de beste rapporten. Dat haar eigen kinderen het in de studie zover moeten afleggen tegen hun neef en nicht, raakt haar blijkbaar niet.

Oom Herman bemoeit zich absoluut met niets. Als Alice hem bekijkt moet ze steeds onwillekeurig denken aan een zekere aap in de stedelijke dierentuin, boven wiens kot een kaartje hangt met een niet vleiende naam

« luiaard ».

Als oom praat is het over klompen. Verder rookt hij dikke sigaren, drinkt grote glazen wijn en geniet van een onverstoorbare rust. De ganse dag brengt hij door in zijn fabriek, ergens in de stad, en als hij 's avonds thuiskomt verlangt hij enkel niet lastig gevallen te worden. In huis heeft hij een mooi bureau, dat hij nooit betreedt, tenzij er toevallig zakenkennis op bezoek komt.

Doch bezoeken in het grauwe huis zijn uiterst zeldzaam. Oom Herman wordt dus zelden van buitenaf in zijn rust gestoord en in huis zorgt tante er wel voor, dat die rust zeker niet ontheiligd wordt. Hoe streng tante ook voor anderen is, tegenover haar man legt zij een onthutsende, eerbiedige gedweeheid aan de dag. Misschien heeft haar houding een andere reden dan Lefde. immers, Karel heeft het op een avond eens toevallig gehoord hoe oom Herman tegen zijn vrouw losbarstte omdat zij hem met een of ander lastig viel. Zijn razende stem en machtige vuistslagen op tafel waren ver te horen.

Neen, bij hem moet tante geen smoesje komen verkopen over zijn neef of nicht. Zolang die kinderen hem in zijn gezapig leven niet hinderen, heeft hij zich over hen niet te beklagen en al het overige is kletspraat.

Toch voelen Alice en Karel niet de minste sympathie voor die zware, logge man met zijn onuitputtelijke klompenhistories en zijn eeuwig verlangen naar rust. Bovendien voelen zij onder de logheid van zijn dik lichaam iets als een voortdurende dreiging, die verschrikkelijk moet zijn als ze eenmaal losbaret.

Heel de levenshouding van oom Herman komt er op neer, dat hij ver- langt door iedereen gerust gelaten te worden en zo is hij bereid ook iedereen gerust te laten. Niemand heeft van hem iets te vrezen als men maar uit z'n nabijheid blijft. Niet alleen tante, maar ook zijn eigen kinderen beseffen volkomen hoe zij hem 't best kunnen dienen.

Nooit doen zij beroep op hun vader voor iets, nooit mengen zij hem in een gesprek, nooit zullen ze zich bij hem beklagen. Zij doen alsof hij gewoon geen deel uitmaakt van hun leven.

Voor de kinderen is het een zonderlinge toestand : om hun vader niet te storen hoeven zij steeds voorzichti g te zijn en om de spiedende ogen hun ner moeder te ontkomen eveneens. Dit voortdurend besef op hun hoede te moeten wezen heeft de kinderen gemaakt tot genieperds en bangerikken.

Zelfs de kleine Bertha heeft het voor haar tien jaren reed s tot een

13

(16)

hoge graad van heimelijkheid gebracht. Zij kan haar kleine pekelzonden op werkelijk geraffineerde wijze verbergen en straf ontgaan. Op dit laatste komt het er voor de kinderen maar op aan, want tante Agnes is niet mais als het er om gaat haar moederlijk gezag te doen gelden ; haar straffen schommelen tussen een paar oorvijgen en een duchtig pak slaag. Zij houdt de lichamelijke tuchtiging nog voor de meest heilzame remedie om zondaars op de goede weg te brengen. Alleen een zeker gevoel van zelfsrespect weer- houdt haar er van dezelfde methode toe te passen op Alice en Karel, alhoewel deze beiden het meest te lijden hebben onder haar bemoeizucht.

De zoon des huizes, Ernest, groeit op tot een onooglijk, geniepig zentje, dat nu en dan wanhopige pogingen doet om er wat jongensachtige: uit te zien. Op de school - alhoewel even oud als Karel, zit hij twee klassen lager dan de - blinkt hij uit door zijn volledig gemis aan hersenen. De ver- schijning van zijn neef in het huis, heeft ongetwijfeld een grote invloed ten goede op hem uitgeoefend. De eerlijkheid en het openhartig optreden van zijn neef hebben hem dadelijk aangespoord te trachten zijn voorbeeld te vol~

gen. Tante Agnes ondervond er onmiddellijk de gevolgen van : op een avond bekende haar zoon spontaan, voor de eerste keer in zijn leven, dat hij het was die de bloempot van de trappaal nam en in het bed van zijn zusters stopte. Bij die oprechte bekentenis bleef tante Agnes, eveneens voor de eerste keer, sprakeloos. Zij vergat zelfs de gewone straf toe te passen ei toen Ernest er zelf naar vroeg, ranselde zij hem van puur verbouwerering zo hard, dat zij uren later, nog niet in staat was een naald vast te nemen tussen haar gekneusde vingers.

De twee jongens, Karel en Ernest, schoten nog het best met mekaar op.

Eens was er slechts herrie geweest : toen Ernest de kat tussen de mooie blonde haren van Alice smeet. Het dier krabte er zo duchtig op los, dat het meisje er bij gilde. Toen timmerde Karel net zolang op zijn neef, tot hij jammerend om vergiffenis vroeg.

Maar deze kleine vechtpartij was - zoals het tussen jongens past gauw vergeten, temeer daar tante niet openlijk partij had durven kiezen en zich eerder wat schuw had getoond tegenover de onstuimigheid van haar krachtige - neef. Tante Agnes kon inderdaad het gevoel niet van zich afschud- den, dat die « half wilde van een kleine neef », niet zou aarzelen in opstand te komen tegen een lichamelijke tuchtigin g uit vrouwenhanden.

En tante zag op dit punt niet verkeerd. Karel had iets van diezelfde onbuigzaamheid van oom Robert, waarvoor tante destijds toch zo'n afschuw en tevens angst had gekend. In haar ogen zou Karel het met zijn ontembaar karakter niet verder brengen dan haar jonge broeder, die nu misschien ergens in de wereld ronddoolde als een schooier. Wie zijn leven niet regelde was voor tante zo goed als reddeloos verloren. Indien tante op die ogenblikken de schatrijke farmer Robert Kuyts had kunnen zien in een der prachtigste

14

(17)

haciënda's van Argcntini, hd zij wellicht een ander gedacht gekregen van de waarde van zekere pesGnen.

Doch evenals tante zich schromelijk vegist ir. de toestand van haar, broeder Robeit, vergist :'ij zich even schromelijk n het karakter van haar neef Karel. De knaap heeft het instinct om zich dadelijk te weer te stellen als hem lichamelijk iets wordt aangedaan, maar verder kan hij zich wel ge- makkelijker in het noodlot schikken dan zijn zuster.

Inderdaad, Alice maakt de indruk meer gelaten te zijn en haar zachte manieren verhogen nog die indruk. Maar indien er iemand de hardnekkige kordaatheid van die zo versmade oom Robert heeft overge&fd, dan ;s het zonder twijfel de dochter van zijn oudere broer. Achter het hoge, rechte voorhoofd van Alice wentelen gedachten, die haken naar vrijheid en zich schrap zetten tegen de kleingeestigheden, waarmee ze dagelijks omringd worden.

Zij heeft slechts misprijzen voor de liefdeloze tucht van tante en ver- foeit de zielloze rust van haar man. Een zekere vroegrijpheid - ontstaan door het vroeg gemis aan een moeder - geeft haar een klare kijk op de onvolmaaktheden der grote mensen. En 't zijn deze laatsten die zij het meest verfoeit, veel meer dan bijvoorbeeld haar nicht Virginie.

15

(18)

Nochtans heeft Alice het niet gemakkelijk met haar oudere nicht. Vir- ginie heeft die ouderdom bereikt, dat de jaloersheid een duchtige rel kan spelen in het leven van een meisje. Zij steekt het noch onder stoelen of ban- ken, dat haar nicht een doorn is in haar ogen. Geen gelegenheid laat zij voorbijgaan zonder Alice te beledigei en meni g keer bedenkt zij tal van listen om het meisje straffen en vermaningen te doen oplopen. Zij behandelt haar nicht als een « meid » en ze heeft het inderdaad zover gekregen, dat Alice al haar vrije uren moet doorbrengen in de keuken om de oude Sophie bij te staan. Als Virginie 's Zondags in haar wit tennispakje er op uit tijgt om zich in een sportclub voor meisjes, niet ver van huis, te gaan vermaken, loopt Alice in een slordig schort rond en dient de tafel af.

Op een vrije namiddag betrapt Alice zelfs haar nicht in haar kamertje, bezig de laden van een kleine nachttafel te inspecteren. Alice vermoedde aanstonds wat de reden was van dit geheimzinnig gedoe : een gouden ringetje niet een mooie, blauwe safier. Op dit kleinood - een erfenis van haar rucedertje - was Alice bijzonder gesteld. Toen zij dan onmiddellijk de ver- dwijning van dit kleinood vaststelde, sloot zij de deur af v66r Virginie gele- genheid zag om te ontsnappen. Daarop bekeek zij de dievegge op zo'n dreigende wijze, dat Virginie huilend de rin g van uit haar handtasje terug in 1e lade deed verhuizen en zich ging verstoppen in de uiterste hoek van de kamer. Kalm, zonder één woord, had Alice de deur weer ontsloten en als een weggeschopte hond was Virginie buitengerend.

De grootmoedigheid van haar nicht, die met geen woord repte over het geval, zou doen vermoeden dat Virginie wat meer blijken van ingetogenheid zou geven. Maar het tegendeel was waar. Vanaf die stond werd de houding van Virginie nog onverzoenlijker en de spanning tussen de meisjes nog erger.

Soms verwaardigde Virginie zich zelfs 's avonds even de keuken te ko men binnenwippen, om haar ook op dit neutraal terrein, veilig voor haar moe-

der, die geen herrie tussen haar huisgenoten wilde, te komen tergen met ste kelige, hovaardige op- en aanmerkingen.

Ontelbare malen was de oude Sophie, bij de sarrende houding van de indringster, verbolgen opgevlogen, had haar de toegang tot de keuken ver- boden. Maar de brutaliteit van Virginie kent geen grenzen, zij stoort zich nauwelijks aan de verontwaardiging van de meid. Nu en dan duwt zij de deur der keuken open en vraagt heel lief aan haar nicht

- Wel, assepoes, hoe gaat het met je ?

Een andere keer smijt zij een hoop schoenen v&5r de voeten van Alice n beveelt nors

- Poets die dingen behoorlijk en niet zoals gisteren toen mijn schoenen nog vol modder zaten.

Zo gaat het voort, onophoudelijk. Een lange reek s van korte sarringen

16

(19)

die pijn doen als dolkprikken. Alice doorbijt alles met een vage glimlach en gelukkig is daar nog Sophie. De oude meid heeft haar norsheid volstrekt afgelegd toont haar geneenheid voor de twee wezen op daadwerkelijke wijze. In 't geniep - om in de lijn van de huisdeugd te blijven stopt zij de beide kinderen lekkere hapjes toe, als zij voor straf van tante Agnes geen dessert krijgen. Zij put haar oude hersens uit bij het zoeken naar mooie verhalen, die zij de kinderen met vele gebaren en in haar smijdig volkstaaltje opdient. Niet zelden gebeurt het, dat Karel een poosje in de keuken komt binnenwippen om naar de sprookjes van Sophie te luisteren en ook om hij zijn zuster te zijn. Want, hij de minste gelegenheid, trachten de twee wezen zoveel en zolang mogelijk hij elkaar te komen. Daartoe is er nochtans niet veel gelegenheid. .

Tante Agnes schijnt er vooral op te waken, dat Karel en Alice za weinig mogelijk elkaar benaderen,

- Als jullie zo met mekaar achter m'n rug zaakjes moet bedisselen, zegt ze, dan heb ik het gevoel alsof ik jullie onrechtvaardig behandel.

Neen, van onrechtvaardigheid kan tante niet beschuldigd worden, alhoe- wel haar eigen kinderen, sedert het verschijnen van Karel en Alice, wel min- der dan vroeger de spiedende ogen hunner moeder moeten vrezen, maar daarvan

blijkt

tante zich absoluut niet bewust. Trouwens, het gebeurt nog meer dan dikwijls, dat haar kinderen onder haar striemende handen door- :gaan

Doch juist die rechtvaardigheid van tante, haar onkreukbare strengheid, is het pijnlijkste van alles. Voor een buitenstaander zou die magere, harde vrouw kunnen doorgaan als een strenge, maar nauwgezette, stiefmoeder voor de twee wezen. Doch Karel en Alice, die in hun eigen huis zoveel warmte, liefde en blijheid genoten, die door hun vrolijke, goede vader werden opge voed in een sfeer van innigheid en begrijpen, zij missen in dit grauwe huis, in de nabijheid dier kille, afstotend ordelijke tante, alles wat eertijds hun leven goed en schoon maakte. De twee kinderen lijden aan een verdriet, waar- Voor zij zelf geen woorden of verklaringen kunnen vinden, maar des te schrij

-

nender voelen. Voor hun zijn het verrukkelijke ogenblikken, die ze samen kunnen doorbrengen, omdat het dan is alsof zij het vroegere leven weer eens eventjes terug herle Jen, alsof hun lieve vader nog eens strelend zijn warme handen over hun hoofder laat dwalen.

Er zijn verloren, onbewaakte ogenblikken, waaroo Karel zijn z'i plots vastgrijpt en zo maar, als een kleine dreumes, op haar schouders zijn jam- merlijk verdriet zonder woorden uitsnikt. Hoe groot en prachtig is dan die kleine, fijne Alice op die pijnlijke momenten. Ook zij zou een poosje haar hart it, rondig willen leegschreien van alle narigheden, maar zij doet het niet.

Zij denkt aan haar moedertje, die ze zich nauwelijks nog kan herinneren, maar van wie ze vermoedt, dat zij haar zoon zou troosten zoals het een moe- der doet. Zij spreekt haar broeder toe met een zachte, bevende stem, zij

17

(20)

geeft hem lieve, gekke naampjes en onder de warmte harer moedige %efde, glimlacht Karel ten slotte beschaamd en zegt

- Zusje, wat ben je goed.

Niet eens vermoedt Karel hoe moeilijk zijn zus het heeft, hoe zij, veel erger dan hij, door tante op de vingeren wordt gekeken en hoe zij steeds te worstelen heeft tegen de gemeenheid harer oudste nicht.

Alice wacht zich wel een woordje over haar ellende te reppen aan Karel.

Zij kent z'n onstuimigheid. Indien haar broeder slechts een klein deel kon vermoeden van hetgeen Virginie zich veroorlooft tegenover haar nicht, dan was hij bekwaam haar op hetzelfde oogenblik te vermoorden en er daarna om te huilen.

Alice vreest werkelijk de spontane woedebuien van haar broeder ;ndien hij ooit moest gewaar worden, dat iemand zijn zuster - een heilige voor hem

- met een vinger moest beroeren of met een woord kwetsen.

En toch zal niemand kunnen beletten, dat de dag komt, waarop Karel losbarst : vreeselijk, wild, als een razende.

4 2W 1IÏ

^

Het gebeurt op een avond dat oom Herman erg zenuwachtig doet bij zijn thuiskomst. Oom Herman en zenuwachtigheid zijn dingen die zo vreemd tegenover elkander staan, dat er iets bijzonders moet gebeurd zijn op de klompenfabriek.

Maar er is niets gebeurd, het moet nog gebeuren ! Oom Herman vertelt het bij het avondmaal : de grootste afnemer zijner fabriek, de Franschman Vi!loyard, zal hier vanavond op bezoek komen om te praten over een reus- achtige bestelling. De man komt eerst laat met de trein toe en moet nog later weer vertrekken, daarom komt hij liever hier dan naar de fabriek.

Tante geeft aanstonds de nodige bevelen in het vooruitzicht van het voorname bezoek. Virginie zal met haar het kantoor van vader een flinke beurt geven, Alice zal Sophie in de keuken helpen bij het bereiden van een mooie taart.

Na het avondeten heerst er gauw een drukke bedrijvigheid in huis. Het gaat er bijna vrolijk toe en de kinderen, die zolang hun schoolwerk opzij kunnen leggen, lopen zo druk over en weer, alsof zij bergen moeten verzet- ten. Ernest gaat zelfs met Karel naar de kelder het nodige kachelhout voor Sophie hakken en de kleine Bertha maakt zich verdienstelijk met het uitklop pen der karpetjes voor de huisdeur. Oom Herman probeert in zijn gewone

18

(21)

zetel te blijven zitten, maar telken s vliegt hij recht alsof een deugniet ecu afgebroken pen in het zitvlak heeft verborgen.

1)e algemene drukte blijkt iedereen in een vrolijke opwinding ie bren- gen, die geen plaats meer laat voor kleinzielige vitterijen. Zelfs Virginie schijnt te vergeten, dat ze een nicht heeft die ze verafschuwt. Verscheidene keren komt ze de keuken ingerend om aan de kraan haar emmer te vullen voor de schoonmaak van het kantoor. Zij bloost er een beetje bij en lacht schelms, alsof ze innerlijk veel pret beleeft. Niet eenmaal maakt zij een sarrenrie op- merking, alleen kan zij 't niet nalaten in 't voorbijgaan wat lekkers van de keukentafel te gappen. Alice ziet zelfs hoe zij een poosje aan 't linnen spuit- zakje knoeit, waarin de slagroom zit om op de taart te doen, maar zij doet alsof ze niets merkt en Sophie is te zeer in beslag genomen door het gebak in de oven om op iets te letten.

Aan de bedrijvigheid in huis komt slechts een einde door een hrs bel- gerinkel. Sophie gaat opendoen en een poosje later komt ze terug de keuken binnengerend. Ze is opgewonden, niet zozeer om het bezoek van de vreemde heer, die ze daarnet toch niet verstond, dan wel om het welgelukken van haar gebak. Dit laatste komt gelukkig uit de oven prachtig gerezen, goudgeel, heerlijk ruikend.

Nadat het meesterstuk van Sophie min of meer is afgekoeld krijg Alice, die bijzondere aanleg heeft voor tekenen, de delicate taak de taart met slag- room te versieren. De oude meid staat er bij en huilt bijna van geestdrift aLs zij de prachtigste, blanke figuren uit de linnen spuitzak op de zachtbruine taart ziet slingeren.

Als een koningin gaat zij een poosje later het monumentale gebak naar de huiskamer brengen, vanwaar tante Agnes het naar het kantoor zal over- loodsen onder de oogen van den heer Villoyard.

Na de aflevering van haar gebakken monument heeft Sophie rust nodig.

De spanning is te erg geweest. Zij gaat aan de keukentafel zitten en wil wat gezellig praten met haar jonge helpster.

- Ja, kleine Alice, zegt ze wat hovaardig, z66 gebak maken leerde ik van mijn oudere zuster. Een knappe meid. Ze is nu reeds zeventig, maar ze is er toch in gelukt door haar werk een spaarpotje voor de oude dag te ver- garen. Zij leurde in de tijd met ijsroom en haar wafeltjes, die ze zelf hakte, waren beroemd. Zo leerde ik van haar hoe men met deeg het best kan om- springen. Als 't God belieft hoop ik nog eens met haar samen te wonen. Zij vroeg het mij reeds dikwijls, maar ik wil niet van haar geld leven. Ik spaar nu zelf om...

Plots onderbreekt Sophie haar babbeltje met een gil. Onder 't praten heeft zij een hompje slagroom, dat nog in het spuitzakje overbleef, in de mond gestopt. Haar rimpelig gelaat wringt zich in vieze grimassen.

- Maar, maar, stamelt ze ten0slotte, dat i s zeep...'eep..: of iets in die aard.

(22)

Alice is er bleek hij geworden. Snel neemt zij ook een hompje slagrooni op de vinger, proeft, en weet dadelijk met wat de slagroom vermengd is met tandpasta.

Het wordt een ramp als meneer Villoyard zoiets te eten krijgt.

Scphie vliegt op, wil naar de huiskamer snellen, doch de ramp is reeds gebeurd ! Ergens in huis klinken krijsende stemmen, brutale uitroepen. Dan volgt er een gestommel van stoelen en haastige voeten. Deuren kraken open, vallen weer dicht.

De keukendeur zwaait ver open en tante Agnes, gevolgd door de kin- deren, verschijnt op de drempel zo wit as papier, bevend over al haar magere ledematen. Zonder aarzelen wijst haar lange, magere wijsvinger op Alice.

- Dat heb jij gedaan !, gilt ze meer dan ze spreekt.

Dit is Sophie toch wat te machtig. Zij plant haar beide vuisten in haar dikke heupen en wil haar mening eens over het geval zeggen. Maar zover komt ze niet. Oom Herman, die zo net de woedende heer Villoyard uitliet, komt als een lawine naar achter gevlogen. Woest duwt hij tante in het deur- gat opzij, zijn dik gelaat is verwrongen en purper van razernij. Hij zegt niets, vraagt niets, hij ziet slechts de bleke, ontdane Alice en voor hem is zij de schuldige op wie hij zijn woede kan luchten. Zijn zware hand klieft door de lucht, raakt Alice in volle gelaat. Sophie gilt, tante gift ook, de kinderen hui- len. Alice is tegen een muur aangebonsd, likt een straaltje bloed van haar lippen.

Weer heft oom Herman de hand op, maar ditmaal raakt ze het meisje niet. Grommend is Karel op hem toegeschoten, zijn kleine, stevige vuisten beuken in snel tempo op het dikke hoofd van zijn oom. De man is verrast, maar toch nog razend genoeg om zich dadelijk te herstellen. Zijn ruwe handen klieven neer op de jongensfiguur, doch Karel wijkt niet, tracht zoveel terug te geven als hij krijgt.

-- Uit mijn huis ! Er uit, bandieten !, brult de man voortdurend terwijl hij vreselijk toeslaat.

Tante Agnes werpt zich onverschrokken tussen de vechtenden, Sophie volgt haar voorbeeld. Alice tracht haar broeder te ontzetten, geraakt verward in het geharrewar, staat plots tegenover de schreeuwende Virginie. Alsof zij slechts op deze gelegenheid hebben gewacht, grijpen de beide meisjes mekaar aan.

Door het gehuil van tante, het potig optreden van Sophie en het lawaai der kiflderen, neemt de herrie tussen oom Herman en Karel ten slotte een einde. Plots staan allen stil en staren ontzet op Alice, die Virginie onder zich 'op de keukentafel heeft liggen en uit de zak van haar wit schortje een zilver- achtig iets te voorschijn haalt : een half geledigde tube tandpasta.

- Ziezo, zegt' Alice, en toont zegevierend de tube die zij haar nicht

(23)
(24)

kon cntfutselen, ik wist onmiddellijk wie die streek had uitgehaald, en ik hoop dat iedereen het nu weet.

Virginie doet niet eens moeite om van de tafel af te komen, zachtjes snikkend blijft ze liggen.

Tante toont zich van haar eerlijkste zijde.

- Je moet me vergeven, Alice, zegt ze.

- Dat is al gebeurd, tante, antwoordt het meisje, doch zij zegt het op een tcon, di iedereen doet opkijken.

Het is inderdaad alsof er plots een nieuwe Alice staat, hoog opgericht, fier 2n bewust : een grote vrouw van veertien jaar oud. Als ze weer tot tante Agnes spreekt, krimpt de magere vrouw des huizes ineen als onder een slag.

- Nochtans, tante, aan één ding houd ik me : aan oom Hermans bevel!

Hij commandeerde « er uit ! » en wij zullen er uit gaan, Karel en ik. Reeds morgen vroeg.

Tante Agnes tracht te protesteren.

- Antwoord niet, tante, vervolgt Alice ijzig, me tot andere gedachten brengen kun je niet. Beproef ook geen stappen bij de overheid. Iedereen moet begrijpen, dat wij niet temidden van dieveggen en kinderbeulen kunnen leven. ik dank u voor al het goede, dat je meent voor ons te hebben gedaan.

Oom Herman stamelt iets. Hij ziet er vreselijk slap en verslagen uit na z'n woedebui, Zelfs Karel die, zijn karakter getrouw, eveneens he

l

emaal ingedijkt schijnt na zijn uitval, beproeft iets zalvends tussen te werpen.

Alice bekijkt hem zacht, maar dwingend en haar stem is een bevel

- Pak vanavond je koffers, Karel, morgen vroeg vertrekken we.

^

^ ^11^ ^ 1 1,017

llamvm

kil

En zoals Alice heeft bevolen gebeurt het.

Beladen met drie zware valiezen verlaten Karel en Alice het grauwe huis waarin de liefdeloosheid zelf woont.

Sophie staat aan de keukendeur zachtjes te huilen. Tante Agnes staat in de gang, zeer bleek en zeer treurig. Blijkbaar heeft zij alles toch niet zo gewenst en is zij het slachtoffer van haar eigen aard. Als Karel en Alice haar de hand drukken als afscheid, zegt ze met een vreemd verstikte stem

- Vergeet niet, kinderen, dat ik jullie niet wegjaag. Mijn huis blijft voor jullie beiden steeds een toevlucht.

Nauwelijks is de deur achter de twee kinderen dicht gevallen of tant9

22

(25)

Agnes vlucht de huiskamer in ; zij kan aan de meid niet tonen, 'dat haar ogen vol tranen zitten.

Buiten staan de kinderen. De zomermorgen is nog een beetje koel en doet hen huiveren. Karel ziet er uit als iemand die zijn laatste trein gemist heeft. Hij denkt er maar alleen aan, dat hij vandaag niet naar school zal kunnen gaan en morgen misschien ook niet en overmorgen... Eigenlijk voelt hij zich aangegrepen door panische angst voor de grote, donkere toekomst.

Schuw kijkt hij op naar zijn zuster en hij kan maar niet begrijpen, hoe zij zo'n onverschillig gezicht kan zetten.

inderdaad. Alice ziet er niet naar uit, alsof het geval haar erg interes- seert. Zij sjouwt een eindje de straat in met één der drie valiezen, dan schijnt het haar blijkbaar te zwaar, zij zet het valies neer en wandelt kalm naar een telefooncel om een taxi op te bellen.

Karel krabt zich in de haren. Er huizen krachten in die tere zuster van hem, waaruit hij niet Wijs geraakt.

Enige minuten later is daar reeds de taxi : een glimmend, rood ding.

Met een overtuiging alsof zij haar leven lang nooit een stap te voet heeft gedaan stijgt Alice in. Karel ploft nevens haar met z'n mond ver open van ontzetting.

- Heb jij dan geld ? , waagt hij het schuchter te vragen.

Voor alle antwoord haalt zijn zuster de schouders op en leest de chauf feur het doel van de rit voor van een briefje

- Lindenstraat 2.

Daar immers woont Marie, de oude zuster van Sophie. De meid heeft haar gisteravond in haar 'kamertje nog dit adres op een briefje gebracht en tevens een beetje geld : een lening.

- Ik krijg het wel terug, had Sophie huilend gezegd, als je groot bent.

Ga naar mijn zuster, zij is een goed mens en zij zal jullie zker helpen de eerste tijd. Wat er later gebeuren moet, weet ik niet.

Wat echter niemand wist, wist Alice al reeds. Wat er gebeuren zou stond bij haar onwrikbaar vast.

't Was een klein, witgekalkt huisje waar de taxi voor stilhield en het vrouwtje, dat op het hevig en herhaaldelijk geklop, kwam opendoen was zo als haar huisje : klein en wit.

Ze keek 'helemaal niet verbluft of angstig toen de kinderen met hun grote valiezen bij haar binnenstapten. Ze werd alleen een beetje ver1egen, omdat Alice zo dikwijls moest herhalen waaraan zij hun bezoek te danken had. Haar grijze hoofd knikte voortdurend en haar mager stemmetje piepte

-Ja, kinderkens, als een mens niet goed hoort. Ja, ja, ik begrijp het al meisje. Jullie zijn welkom in mijn huis. Maakt het je gezellig.

Alice verbaast Karel weer door haar manier van optreden. Zij loopt in 23

(26)

het kleine, kraakzindelijke huisje rond alsof het haar volstrekte eigendom is Zij waagt zich zelfs in het voorschootgrote achtertuintje.

Karel is op een stoel gaan zittn. Hij voelt een eigenaardige voldoening- en een zoete rust over zich komen, zoals hij slechts vroeger kende in zijn oudershuis. Hoelang heeft hij nu eigenlijk in het kille huis van tante door- gebracht ? Minder dan drie maanden en toch was reeds dit veilige zachte gevoel van geborgen te zijn bijna in hem gestorven. Nu, in dit onooglijke, armoedig huisje leeft dit stervende gevoel weer plots op. Zonderling is het ook, dat het oude, grijze vrouwtje, met haar lieve, begrijpende glimlach, hem helemaal niet vreemd is. Integendeel. Als het oudje hem wenkt haar te vol.- gen naar een achterplaatsje, doet hij het met vreugde.

Het kamertje, waarin de vrouw hem voorgaat, is klein zoals trouwens alles hier, maar vrolijk wit en zelfs opgesmukt met bloemen. Een smal bed, een stoel en een kast vormt het hele meubilair.

-- Ziehier, zegt het oudje met haar grappig piepstemmetje, wat ik voor- mijn zuster Sophie altijd klaar hield. Zolang zij niet komt zal het jouw eigen~

dom zijn. Als enige man in huis, die twee vrouwen te beschermen heeft, heb je recht op een eigen slaapkamer. Je zustertje zal mijn kamer delen.

De oude Marie heeft zin voor humor. Haar oogjes tintelen van pret ex Karel schreeuwt spontaan in haar dove oren

- Dank je, moedertje

Dan loopt ook Karel door het huis alsof hij er heer en meester is. Als enige man is het een beetje waar.

Hij bewondert de hoge, houten schouw, de brokkelige haard waarin,

een paar boomwortels zachtjes gloeien onder een zware koperen ketel. Voor- zichtig betast hij de oude, gebarsten borden en beeldjes op de glimmende, verjaarde kasten en tegen de gekalkte muren. Hij luistert naar de heldere stem van de koekoeksklok, een meesterwerkje van houtsnijkunst.

Het gans huis bevat slechts drie kamertjes, maar het is een paleis van innigheid en geluk.

juist is Karel bezig de oude Marie in het oor te schreeuwen, hoe prettig en lief haar haard is, als Alice komt binnenstormen. Haar ogen schitteren„, zij duwt Karel zonder meer opzij en begint zelf tegen Marie te roepen

- Moedertje, zou ik dit wagentje uit de tuin mogen hebben ?

Na een aantal vruchteloze pogingen, gelukt de oude Marie er toch in te snappen waarover het gaat.

- 0, mijn wagentje ? , zegt ze onnozel. Een goed wagentje was het.

Dertig jaar lang heb ik er roomijs in verkocht, lekkere roomijs met krakende wafeltjes, die ik zelf bakte. Mijn room en mijn wafels waren beroemd in de stad.

- Ik wil ook roomijs en wafeltjes in je karretje verkopen, schreeuwt Alice.

24

(27)

Het oudje blijkt het nu de eerste keer te verstaan. Haar kleine oogjew schitteren.

~— Doe dit, kindje, zegt ze geestdriftig, het is een mooi zaakje. Graag- zou ik nog herbeginne, maar roomijs en wafels kan ik nog maken. Zo goed als vroeger. Neem mijn wagentje, het brengt geluk.

Het oudje trippelt waarachtig door de kamer van pret om het mooie vooruitzicht. Alice snelt zonder meer naar buiten.

Karel snapt er niets van. Zijn begrip is een beetje te traag om dit alles tQ verwerken. Verscheidene keren krabt hij zich duchtig in de haren.

Alice blijft niet lang weg. Als ze weer binnenkomt heeft ze een pct witte verf en een splinternieuwe schilderskwast in de armen.

Kom, zegt ze zonder meer aan Karel, en rent naar de achtertuin.

Een poosje later weet Karel wat hem te doen staat : het smalle, kleine karretje, bezet met spiegelpanelen en koperen boorden, dat reeds een vijftal jaren onder een afdakje in de tuin op pensioen staat, zal hij met behulp van witte verf weer zo mooi maken, dat het terug zijn oude bezigheid kan hervat- ten zonder het publiek te ontstellen.

Karel heeft een flinke kwast en hij werkt met zoveel ijver om niet te moeten denken over sommige vreemde zaken, dat hij na een uur reeds binnen- kan gaan melden hoe prachtig hij zijn taak opknapte.

Alice is bezig groenten schoon te maken en de oude Marie schilt aard^- appelen. Ze komen beiden het werk van de eenige man des huizes keuen.

Marie is geestdriftig voor de nieuwe jeugd van haar kraam. Alice is critischer aangelegd : hier en daar moet Karel nog wat bijschilderen. Morgen zal Alice zelf de spiegels wassen en het koper poetsen. Het oude wagentje,

gaat er nog uitzien als een keizerskoets.

Karel verwondert er zich over hoe druk de twee vrouwen het in een huis kunnen hebben. Als Alice en Marie het zover gebracht hebben, dat de soep in de haardketel aan 't pruttelen is en de geschilde aardappelen op hun kookbeurt staan te wachten, gaan zij de drie valiezen Ieegmaken en alle;

netjes rangschikken op de plaats waar het hoort. Zij lopen kamer in, 'kamer uit, borstelen, vagen en letten intussen ernstig op

of het

middagmaal -3p tirjd^

klaar komt.

't Is lang geleden, dat de twee kinderen nog zo'n prettig half uurtje aan tafel hebben gesleten. De oude Marie is werkelijk onbetaalbaar in het opd.ie- pen van gekke voorvallen uit haar verleden. Luid klinkt hier de lach, zalig glinsteren de ogen en om elk woord en elk gebaar zweeft de warmte van drie blijde harten. Karel eet als een wolf en Marie heeft er zo'n schik in, dat ze verklaart spijt te hebben nooit gehuwd te zijn geweest om een « man », eens te zien eten.

Karel heeft het dadelijk door, dat hij hier als « enige man » door de°

twee vrouwen vertroeteld wordt. Inderdaad, de oude duwt hem na het midti

(28)

dagrnaal in haar eigen, gemakkelijke zetel op de koelste plek der kamer en j-\lice maant hem zelfs aan een slaapje te doen. Zij zelf gaan dadelijk weer aan de slag.

Het gerinkel der borden en schoteltjes bij 't spoelen is als een zachte vertrouwelijke muziek, die Karel gewoon in slaap wiegt.

Als hij weer ontwaakt is het door de roep van de koekoeksk1ek. De oude Marie zit v66r het haardvuur en hanteert een reusachtig wafelijzer, Alice zit een beetje verder en is bezig ijsklompjes te stapelen in een houten kuip, waarin een tinnen kuip zit vol van een gele, vloeiende brij.

Het ruikt heerlijk in de kamer en Karel snuift als een hongerig paard.

Van de oude Marie krijgt hij een wafeltje, dat kraakt tusschen de tanden en smelt in de mond. Iets heerlijkers heeft hij nooit gegeten. Marie straalt als hij het in haar oor brult. Van Alice mag hij een bordje nog vloeibare roo!ijs eten : haar eerste product naar het recept van de oude Marie. Ten slotte moeten de twee vrouwen de « man » intoomen om niet alles van hun aïbeid in zijn gulzige mond te zien verdwijnen. Maar diep in hun hart hebben zij leute in de jongensachtige vraatzucht van « hun » kerel. Zij dreigen hem maar wat omdat het er nu eenmaal zo bij hoort.

Karel krijgt het ten slotte zo ver, dat hij toch nu en dan een handje mag toesteken om niet helemaal in de weg te lopen.

De godganse dag wordt er gearbeid en zelfs na het avondmaal gaat het werk verder. De oude Marie glundert en somtijds schreeuwt zij haar vreugde - zoals meestal gebeurt bij dove lieden - zo hard uit, dat haar stem straten ver moet te horen zijn.

A1sshet eindelijk naar bedtijd loopt wacht Karel een verrassing. Zijn zuster bekijkt hem alsof ze voor God en de mensen zijn wettige moeder is.

- Karel, zegt ze met een rimpel in haar hoog voorhoofd, ga nu naai bed. Morgen gaat ge naar school.

Meer om de toon dan om de betekenis der woorden, kijkt Karel haar wat verbluft aan.

- En jij ? , vraagt hij zonder nadenken.

Alice glimlacht vaag, precies zoals men lacht om het gezanik van een kleine broekvent.

- Ik ben oud genoeg om niet meer naar school te gaan, zegt ze ochou- derophalend. Voor een meisje is geleerdheid een luxe, voor een jongen is ze broodnodig.

Het klinkt alles zo ernstig en natuurlijk, dat Karel geen woorden meer vindt. Zijn zus is hem ineens zover boven het hoofd gegroeid ! Bijna schuw geeft hij haar een nachtzoen en de oude Marie biedt hem ook haar wang, net of het nooit anders geweest is. S

26

(29)

28

(30)

EN DAN?

Karel zit in de klas. Leeraar Buyens is bezig ingewikkelde, meetkundige figuren op het bord te tekenen. De studenten kijken toe met gespannen aan- dacht, trachten het raadsel van lijnen, punten, cijfers en letters op te lossen.

Karel is een flink student. Maar ditmaal stelt hij meer belang in de heerlijke zon en de blauwe lucht daar buiten. Steeds speelt het maar in zijn hoofd, dat onder die stralende hemel zijn zusje nu loopt te arbeiden m een wit handkarretje. Vanmorgen - elke ochtend zal het nu wel zijn eerste bezigheid zijn - heeft hij het smalle, glinsterende wagentje uit de tuin door het huisje op de straat geloodst. De oude Marie stond breed en stralend- aan de deur, voor haar was het een dag uit de duizenden, een hoogdag in, haar bestaan, nu haar kraam, waarin zij de helft van haar leven had doorge~

bracht, weer triomferend de straten der stad zou doorkruisen. Alice zag er een beetje bleek uit, als iemand die slecht geslapen heeft, maar met de bewe- gingen van een volwassen vrouw had zij de twee tinnen kuipen ijsroom en de grote doos wafels in haar kraam geborgen. Misschien was het een zeker ge- voel van fierheid, dat het meisje er van weerhield tussen de handbomen te gaan staan in tegenwoordigheid van haar broer.

Karel had haar terughoudendheid begrepen. Vroeger dan eigenlijk no- dig, was hij op stap gegaan naar school, doch ver was hij niet gelopen. Er- gens achter een hoek verborgen had hij op het vertrek van het karretje ge- wacht. Lang hoefde hij niet op de uitkijk te staan. Het witte kraam kwam gauw in beweging en daarachter, gebogen door de krachtinspanning van het duwen, zag hij de tere figuur van zijn zusje. Een zonderling gevoel van fier- heid en deernis terzelfder tijd overrompelde hem, verliet hem niet meer.

Nu nog voelt Karel dit rare gevoel in zijn borst krampen. Wat een onvergelijkbaar, moedig meisje was zijn zuster ! Alle moeilijkheden, schaam- te of inspanning hebben die veertienjarige, stoere meid niet kunnen beïn- vloeden. Zonder zich te laten afschrikken heeft zij de taak op zich genomen zelfstandig door het leven te gaan, desnoods er zich doorheen te duwen met een roomijswagentje. Heerlijke Alice

En intussen zit hij hier : een echte schooljongen, voor wie een meisje zich tfslooft als voor een onmondig kind.

Karel zwaait onder de bank even met de benen, hij balt de vuisten.

Alles aan hem is gezond en kloek. Waarom zit hij hier eigenlijk terwijl zijn zusje voor hem werkt ?

Zonder er hij te denken staat Karel op, hij loopt tot aan de deur.

De leeraar kijkt hem verbaasd aan.

- Waar gaat ge, Karel ?

Karel ziet z'n leeraar even star aan.

2828

(31)

- Waar mijn plicht is, meester, zegt hij eenvoudig en gaat heen.

't Is een verrukkelijke zomerdag, de hemel straalt verblindend. Karel loopt straat in, straat uit, misschien uren, misschien minuten. Hij weet het niet. Hij is op zoek naar zijn zuster en hij zal ze vinden ook, al moest hij eLienmaal de ganse stad doorkruisen.

En wat een mens hardnekkig wil, bereikt hij gewoonlijk ook. Karel vindt het witte, in de zon glinsterende karretje ergens op een klein plein in het centrum der stad. Alice is juist bezig een grote, sjiek geklede heer te bedienen. Als ze haar broeder zo ineens op zich ziet afstevenen, laat ze de niocie meneer voor wat hij is, keert zich vol verbazing naar Karel

- Wat komt jij hier uitrichten ? , vraagt ze tamelijk verbolgen.

- Jou helpen, zegt Karel luchtig. Ik wil niet in de school luieren, terwijl jij hierde kost verdient.

Alice zet de twee vuisten in haar heupen, zoals de oude Sophie wel eens deed.

- Wil je gauw teruggaan vanwaar je gekomen bent, vlegel, zegt ze met grcte, strenge ogen.

Koppig gaat Karel tegen het karretje leunen. Hij zegt geen woord, doch verbeten zitten zijn lippen opeen.

Alice foetert hem uit, dat het een aard heeft. Zij let helemaal niet op de vreemde heer, die haar de prijs van zijn roomijsje toesteekt. Ten slotte Tordt zij in haar woordenvloed toch gestuit door de aangename, guitige stem van haar klant.

--- Juffertje, zo je nu eindelijk eens niet m'n geld willen aannemen.

- Pardon, meneer, zegt Alice, en terzelfder tijd barst ze in snikken uit.

Zoiets heeft Karel nog niet meegemaakt. In een wip tracht hij bij z'n zuster te komen, maar de mooie heer duwt hem gewoon opzij.

-- Raak haar niet aan, loebas, zegt hij met zijn guitige stem, nadat je haar eerst aan 't huilen hebt gebracht.

Met een vertrouwelijkheid, die Karel doet knarsetanden, trekt de heer het huilende meisje naar zich toe.

- Vertel nu eens, kindje, fluistert hij en z'n stem blijft even vrolijk, wat die schurk van een kereltje je aandeed.

Alice kijkt dadelijk strijdlustig door haar tranen heen.

- Mijn broer is geen schurk, snikt ze waardig, hij wil alleen niet in de school blijven, terwijl ik de kost voor ons beiden verdien.

.- En waarom ben jij zelf niet in de school ?

De heer vraagt het met zijn onverotoorbare glimlach.

- Iemand van ons beiden moet toch de kost verdienen, antwoordt Alice geërgerd, wij hebben geen ouders meer.

- En familie ?

29

(32)

Alice aarzelt even. In haar opgewondenheid zegt ze wat ze anders nooit zou zeggen.

- Wij woonden bij een tante, die zo koud is, dat wij haar huis moesten verlaten om niet te bevriezen. Toen vader stierf wist hij reeds hoe het ons bij die tante zou vergaan, daarom betreurde hij het zijn kinderen niet te kunnen toevertrouwen aan zijn broeder, oom Robert. Hij moet een heerlijke, goede man zijn, die veel van ons zou houden.

- Waarom ga je niet naar hem ?

Alice haalt de schouders op. Haar dwaze huilbui is nu voorbij en zij neemt zich vast voor, niet meer uitleg te geven aan die vreemde man.

De heer schijnt haar gedachten te vermoeden. Zijn lange, fijne handen omvaflen de schouders van het meisje.

- Kijk mij aan, zegt hij vreemd zacht, lijk ik niet een beetje op je vader ?

Alice kijkt nu aandachtiger in het gebruinde, scherpe gelaat van de heer. Zij stoot een kreet uit, die bijna een gil is.

- Vader, stamelt ze.

Want werkelijk, die ogen, die mond, die guitige trek rond df fijne neus herinneren haar aan het gelaat van vader.

De heer neemt nu ook Karel bij de schouder.

- Neen, kinderen, zegt hij teder, niet vader, maar de broer van je vader : oom Robert.

Alice hangt reeds aan de hals van haar oom en Karel probeert zijn witte, slanke handen stuk te knijpen.

- Ik weet, kinderen, fluistert oom Robert, hoe hard jullie het de laat- ste tijd hebben gehad. De oude meid Sophie vertelde er mij alles van, want ik was vanmorgen in het huis van mijn zuster Agnes. Ik heb haar gezegd wat ik over haar houding dacht, maar zij meent het niet zo kwaad. Ze is eerder ongelukkig. Dan ben ik bij dit dove oudje in den Lindenstraat gaan kijken en zij vertelde mij hoe jullie zinnens waart er doorheen te spartelen.

Een halve dag loop ik te zoeken naar je kraam, tot ik jullie eindelijk hier tref. Ik heb heel wat van de wereld gezien en heel wat mensen leren kennen, maar ik beken eerlijk : mijn Karel en Alice zijn een flink tweetal

Oom Robert lacht, maar clan wordt hij even ernstig.

- Jammer, zegt hij, dat ik mijn broer, jullie vader, niet meer kon terug- zien. ik hield bizonder veel van die kranige, vrolijke kerel. Maar het leven heeft ons gescheiden en ook wel mijn zucht naar de verten. Toen ik me ten- slotte in Argentinië vestigde, nam ik het voornemen op een goeie keer mijn broeder eens in Europa te komen verrassen. Helaas, ik heb te lang getalmd.

Een poosje schijnt oom te dromen, dan breekt zijn lach weer door, gui- tig, onweerstaanbaar.

- Gelukkig heb ik jullie nog, kinderen. Jullie gaan met me mee en van heden af ben ik je vader.

30

(33)

Hij grijpt Karel bij z'n nek.

- Vooruit, boef, brult hij, duw dit wagentje maar weer naar dit oud,,j in de Lindenstraat.

Karel zet zich tussen de handbomen. Arm in arm, naar elkaar kijkend als naar een wondeer, lopen oom Robert en Alice nevens elkander op het gaanpad.

De oude Marie kijkt verbaasd op als ze haar kraam zo gauw teru

g

ziet- Zij had gehoopt, dat een ander meisje, na haar, zich weer eens met het glirn- mende roomijsbakje door het leven zou slaan. Het oudje let goed op of Karel haar wit heiligdom wel op de juiste plaats zet achter in de tuin.

Heeft de oude Marie daarnet verbaasd gekeken, ze kijkt nu nog ver- baasder als Alice een tinnen kruik vol roomijs en een halve doos met koekjes - de nog onverkochte waar - voor haar op tafel plaatst. Doch de verba zing van het oudje groeit tot ontzetting, als oom Robert een pakje bankbil jetten voor haar neerlegt en in haar dove oren schreeuwt

- Dat is het spaargeld van Sophie. Ze gaf het aan mij mee omdat ze 't niet graag alleen droeg. Houd het voor haar bij. Morgen of overmorgen komt zij voorgoed bij u inwonen

Na die woorden maakt oom Robert opvallend snel toebereidselen om het kleine huisje te verlaten. De kinderen krijgen geen tijd om hun koffers te pakken. « Dat komt wel terecht ! » beweert oom.

Een half uur later lopen Karel en Alice bewonderend en een beetje angstig door, de prachtigste kamers van het grootste hotel der stad. Terwijl zij grOte ogen opzetten voor de dikke tapijten, de machtige schilderijen, het voorname mobilair en de fijne badkamer, is oom Robert bezig te telefo neren naar Sophie.

- Ja, juffrouw, zegt hij knipogend tegen het apparaat, je zuster Marie vraagt je of je zo snel mogelijk voor goed hij haar wil komen inwonen. Zij heeft een belangrijke erfenis in de wacht gesleept. Ja, juffrouw, je verstond goed : een erfenis. Neen, meer uitleg kan ik je niet geven. Da-ag

Karel en Alice kijken elkander aan. Wat een prachtige deugniet is die corn van hen

Oom Robert is bepaald opgewekt van humeur. Hij richt zich tot zijn neef en nicht en zegt vrolijk

- Ziezo, Karel en Alice, nu zijn we samen en wij blijven voor goed samen Misschien is het wel nodig, dat ik vooraf jullie rechten en plichten vaststel. Ik zal kort zijn : jullie doen bij mij precies wat je wilt, niets meer en niets minder. Over enige dagen keer ik terug naar Argentinië en natuur- lijk gaan jullie met me mee. In mijn mooie haciënda zullen jullie leven als in een sprookje. Zegt nu maar niets, alles is tussen ons gezegd. Wij zijn een stelletje vrienden voor het leven !

EINDE

3 1

(34)

N DEZE REEKS ZIJN VERSCHENEN:

PAUL, DE KLEINE RUITER Maria Sereen.

DE KLEINE DETECTIVE Haagje Klem.

DE GROTE WEDSTRIJD ...Mitje Duyns.

EEN FLINK TWEETAL ... ...Anna Vlijt.

WIT EN ZWART ...» » LENI EN HAAR BEER ... ...Anna Maat.

WIM, DE STERKE...Gis Ardeur.

ANNIE, DE KLEINE VERPLEEGSTER Jeanne Withelm.

SOPHIE WIJSNEUS ...» » DE CLUB DER DRIE ...Haagje Klem

Uitgave : Boekhandel..Uitgeverij «DE rPALM » Ornrnegancktraat, 36 Antwerpen

Drukkerij M. Van Haver, Heistraat, 103, St.Niklaas.

(35)
(36)

z Q

m

"DE P

JEUGD REEKS

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

There is a very simple interpretation of the first two terms in the chain free energy (eq A6). The first term describes an entropic penalty experienced by the polymer chain due

**Zwervende heidelibel: zijgeel tot bruin met zwarte naden en geel/blauwe banden, poten zwart met smalle gele streep (soms zwart), ptero licht met dikke zwarte randaders,

Hun moeder zegt dat het goed gaat met hem en zijn zusje, maar dat ze wel in het ziekenhuis zijn omdat ze rook hebben

• De man neemt initiatief zonder rekening te houden met gevolgen voor sfeer en voor de gevoelens van anderen. • De krijger wordt een strijder voor een niet spiritueel doch

want de vrouw eens Konings kent men aan haar gelaat; zo moest het ook met de Kerk zijn; maar dat koninklijk gewaad is weg, zodat de Heere wel zeggen mag: zij is

Waar God uw vrouw, ofschoon zij een zondares is, genade geeft, genade des levens, opdat zij niet sterve, maar eeuwig voor Zijn aangezicht leve, daar zult gij, man, slechts dan

„Maar de dialoog moet meer zijn dan camaraderie”, zegt Paolo Dall’Oglio.. „We moeten ook het theologische gesprek durven

Wat mijn woordje betreft, bij ouderen be- gin ik niet over het trouwboekje, maar voorts is de liefde hetzelfde voor jong en oud.” „Bij ons was het intiem, sfeervol en