• No results found

De filoloog als patholoog-anatoom

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "De filoloog als patholoog-anatoom "

Copied!
9
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

De filoloog als patholoog-anatoom

WILLEM KUIPER

In zijn onvoltooid gebleven voorrede tot de Rijmkroniek van Melis Stoke schrijft de achttiende-eeuwse taalkundige Balthazar Huydecoper (1695-1778):

Zeer gelukkig ben ik geweest in het ontdekken van oude Handschriften van echte Neder- landsche Dichters, die my eenen onbetaalbaaren dienst in het verklaaren van de oude taal ge- daan hebben; waarom [ik -WK] ook niet spaarzaam geweest ben 'er gebruik van te maaken, en 'er sOl11tyds groote brokken uit over te neemen. Negen te gelyk ben ik 'er in eenen koop magtig geworden, geschreeven op perkament, in klein folio [ ... ] en gebonden in drie Fran- sche banden.'

Deze negen handschriften waarop Huydecoper doelt, gebonden in drie uniforme Fran- se banden, zijn na Huydecopers dood geveild en aangekocht door Zacharias Alewijn (1742-1788), die ze legateerde aan de Maatschappij der Nederlandsche Letterkunde.' Ze worden nu in de UB Leiden bewaard, onder de signatuur Ltk. 191,195 en 537.3 Niet bekend is wie de bezitter vóór Huydecoper was"

Ook de binder is nog niet (definitief) geïdentificeerd, gedateerd en gelokaliseerd.

Willem de Vreese dateerde de banden tweede helft zeventiende eeuw, plusminus 1680.1 Oud-conservator G.!. Lieftinck hield het op tweede helft zeventiende eeuw.(' Daarnaar gevraagd sprak de Haagse boekbandenkenner Jan Storm van Leeuwen, op basis van hem toegezonden afwrijfsels, het vermoeden uit dat de banden Haags (zou- den kunnen) zijn, mogelijk afkomstig uit het atelier van Christiaan Micke.7 De (ou- derwets aandoende) stempel die gebruikt is voor het centrale rugveld van de band is

Met dank aan Martijn Bezuijen,jos Biemans en Hans Kienhorst voor hun hulp.

I Henri A. Ett, 'De briefwisseling Balthazar Huydecoper - Gerard Meerman en Huydecoper's onvoltOoide voorrede tot de Rijmkroniek van Melis Stoke', BijdragelI mlllededelilJgclI vall het Historisch GelJootschap 66 (1948), p.

93-189, citaat op p. 164-165.

2 H. de Buck, De swdie vall /zeI Middclllcder/alldsc/z lol ilJ /zet lIIiddm der lIegel/tiel/de eellUi. GtOningen enz. 1931, p. 27- 28. Alewijn stelde hierbij de voorwaarde 'om van dit Legaat, onder behoorlyke voorzorg, een goed gebruik te maaken, en de Boeken niet enkel voor de pronk te houden.'

3 Alleen het convoluut Ltk. 191 droeg een rugtitel:'MAN!S'.Boekbinderslatijn voor '(libri) manuscripti'?

4 Zei ik tijdens de lezing: 'Helaas is niet bekend .!'all/leer Huydecoper deze banden kocht, waar hij ze kocht noch vall wie', in de discussie na aRoop deelde jos Biemans mee dat hij de aankoop had teruggevonden in een veilingca- talogus die de Leidse boekhistoricus Bert van Selm hem onder ogen bracht. Huydecoper kocht de drie banden op een veiling, gehouden te Den Haag door Pieter de Hondt op 22-23 november van het jaar 1734. De inbrenger van de kavels is (nog) onbekend:jos A.A.M. Blemans, 'Voorbeelclige boekwetenschap', in Queeste 4 (1997), p. 155-157.

5 De Bibliotheca Neerlanclica Manuscripta te Leiden bewaart een beschrijving van zijn hand, gemaakt vóór het verschijnen van: F/oris ellde B/G/.ceftoer vall Diederic vall Assmede, uitgegeven door P. Leendertz. Leiden 1912. Leen- dertz heeft in 1911 met De Vreese over de beschrijving van het handschrift gecorrespondeerd - BPL 2998 - en dIens beschrijving en conmlentaar in zijn inleiding verwerkt. Met dank aan jeanne Verbij-Schillings.

6 G.!. Lieftinck, CodiculII ill jillibllS Belgartllll G/.le atlll''''! /550 collscriptonllll qlli ill Bib/iotheca Ulliversitalis asservat.lllr pars I: Codices /68-360 S"cielalis (lIi nOlllell MOOISe/'"ppij der Neder/olldse/.e Letterk'lIIde. Lugduni Batavorum 1948, p. 10.

7 Brief d.d. 15-02-1989.

(2)

KUIPER De fIloloog als patholoog-anatoom 173

weliswaar onbekend, maar men vindt vele varianten van dit type bij Nederlandse bin- ders in de periode 1670-1740. De hoekstempels echter lijken op die van Christiaan Micke, en ook de gebruikte rol bovenaan de kop van de rug kan van Micke geweest zijn.8 Tegen Christiaan Micke pleit weer de ouderdom van de banden: Micke heeft zijn bedrijf, naar men denkt, niet voor 1737 uitgeoefend en daarnaast staat hij erom bekend dat zijn banden zeer nauwkeurig en precies gemaakt zijn, wat niet gezegd kan worden van (wat er over is van) Huydecopers Franse banden.

De drie banden vormen een twee-eenheid: Ltk. 537 is een 'Einband' en bevat de met een vijftigtal miniaturen verluchte MiddelhoogduitseArturroman Wigalois. Ltk. 191 en Ltk. 195 zijn beide convoluten en bevatten respectievelijk zes en twee Middelnederlandse handschriften." Mgezien van de los bijgebonden Walewein-miniatuur - ridder in aan- valshouding met in de lucht een tweedimensionaal zwevend schaakbord van zeven bij acht velden, zonder stukken, waaraan de roman de foutieve toenaam 'en het schaakbord' heeft overgehouden - en de gehistorieerde Fetguut-initiaal- ridder te voet, met een ge- trokken zwaard in de rechterhand en aan de linkerarm. een (gelet op Ferguuts alias: die Riddere metten Witten Scilde vermoedelijk) wit schild - zijn de Middelnederlandse hand- schriften niet geillurnineerd en is daar ook geen ruimte voor opengelaten.

Is bij gebrek aan provenance-gegevens onbekend wie de bijeenbrenger van deze he- terogene verzameling handschriften Ltk. 191 en 195 is, dat somrnige handschriften al omstreeks 1400 in elkaars nabijheid verkeerden, kan op meer dan één marlier worden

aangetoond: .

- Het laatste blad - en daarmee de slotverzen (?) - van de Heinrie en Margriete van Lim-

borcl~ is verwijderd en deze versregels zijn - in een veertiende-eeuwse hand op de rugzijde van de Walewein-miniatuur overgeschreven. 10

- De Heinrie en Matgriete van Limboreh, de Waleweil1, én de Ferguut bevatten identieke gebruiksporen, namelijk een variant op het paragraafteken. Ook lijken die 'sernipara- graaftekens' - zoals ik ze noem in navolging van een vijftiende-eeuwse opsomming van leestekens en hun Latijnse benaming" - in alle drie de teksten op dezelfde manier

8 J. Storm van Leeuwen, De achttieude-eel/lVse Haagse boekbal/d i/1 de KOl/illklUke Bibliotheek ell hel RUksll/llseum Meermmmo- Westreel/ia/J/II//: historisch overzicht en catalogus //Iet de afoee/dil/gen vall ongeveer 1200 stempels. Den Haag 1976, p. 402, nr. n6 a en b.

9 Ltk. '9' bevat achtereenvolgens: Fergul/t, Floris et/de Blm/cqloer, Der ystorien b/aellle, Esopet, Die bediedwisse valider //lisse en Die dietsche doctrillale; Ltk. '95 Heil/ric en Margriete va/l Limborch, gevolgd door de Wa/ewei/l.

10 God hoede ons van messciene Op sente sebastiaens dacl120 januari Die doe op enen vridach gelach Wel omtrent te homestide Nu make god ons allen blide Ende geue ons allen pays ende verde Nu segt amen dat es terde runen

Gedurende de veertiende eeuw viel 20 januari op een vrijdag in de jaren: 1301,1307,13,8,1324, 1329, 1335,1346, 1352,1357,1363, '374, '380, 1385 en 1391.

I l Wolfenbüttel, Herzag Augustbibliotheek, Cod. Guelf. 18.2 Aug. 4"; Een afbeelding van deze opsonuning in:

J.L. van der Gouw, Ol/d schrift ill Neder/alld {.. .J.Alphen aan den Rijn 1980', p. 54, afb. 37; R..]ansen-Sieben, De 1/0-

tl/"rk/mde /latl het gehee/al [. . .J. Brussel 1968, deel r, p. 153-163.

(3)

174 Q/leeste jaargang 5 (1998) nummer 2

te worden gebruikt: als markering van een plaats waar het verhaal bij voorlezing afge- broken zou kunnen worden."

- Indirect bewijs is het gegeven dat het zogeheten 'oude stuk' van Floris ende B/a/1ce- floer - ik kom hier zo dadelijk op terug - van de dezelfde kopiistenhand is als de be- rijmde bewerking van levens der apostelen in de Legenda al/rea, beter bekend als Der ystoriell bloeme.'3

- Keihard bewijs vormen de bijgeschreven regels op de opengebleven stukken aan het slot van de Ferguut en Die dietse/u doctrina/eo Deze zijn van dezelfde hand en zeer waar- schijnlijk niet veel ouder dan ca. 1400." Aan het slot van de Fergllllf, onder het colo- fon van de corrector, lezen wij de beginregels van Die dietsche doctrilla/e, en onder aan Die dietsche doctrillale staan in dezelfde hand twee passages uit het slot van deze tekst en een paar woorden die /liet in Die dietse/u doctrina/e terug te vinden zijn. Omdat de citaten zowel aan het slot van de Fergllut als aan het slot van Die dietsche doctrina/e 'let- terlijk' gekopieerd zijn, kan het moeilijk anders of de regels, ik citeer:

Lieve ende gheminde [nevel Sy ghenoeghelie [te ver. .. l Dat ie alsoe [ ... l

zijn ook gekopieerd. De vraag is: uit welke tekst? Ik heb de DBML - mijn Digitale Bi- bliotheek van Middelnederlandse Letterkunde - deze regels voorgelegd, maar niets gevonden. "

De overige twee handschriften, de Esopet en Die bediedenisse Ilallder misse hebben geen zichtbare gemeenschappelijke littekens met de overige handschriften. Maar ... het ge- lukkige geval doet zich voor dat Ltk. 191 en Ltk. 195 gerestaureerd zijn, en wel in de

12 Fe~~/Ilu alld Galielle.Ajacsimile ~rthe OI,{y eXlallt I'vliddle Df/teil f//il/f//script (Leidm, Ulliversity Libmr)\ 1I1s. Leuer- kImde 191). Edited by M.J.M. de Haan. Leiden 1974, p. 10;W. Kuiper, 'Lombarden, paragraaf-en semiparagraafte- kens in Middelnederlandse epische teksten', in: Spektator lO (1980-1981), p. 67-69. Na aAoop van de lezing vertel- de Erwin Mantingh mij dat hij (met behulp van ultraviolet licht) ook semiparagraaftekens had gezien voor de re- gels ~%Ieweill 3650,5108,9177/78,9639/40, en Hei",ie ell Afargriete /'011 Liml/Oreh VI, 1235.

13 Over deze veronachtzaamde tekst: G.H.M. Claassens, '"Der ystorien bloemeo>. Een mislukte «Legenda aurea.- bewerking in het Middelnederlands?', in: OIIS Geestelijk Eif70 (1996), p. 99-120.

Het voor ons grote verschil tussen heilig en profaan is voor middeleeuwse begrippen gemakkelijk overbrugbaar.

In het Comburgse handschrift bijvoorbeeld volgt direct na Vtlll dell vos Rey"aerde het cluster VtlllJf/daesgileborte mde sil/e doot, Vt", Pylarus gheborle ellde siue doot, Vtlll Allfkerst co//lSie ell de sille doot.Tenzij men van mening is dat het hier om vier aartsschurken gaat en dat ze daarom bij elkaar gezet zijn.

14 Zie Lieftinck (n. 6), p. 11-[4. Lieftinck veronderstelt op basis van deze bijgeschreven regels dat in een eerdere band Die dietscile doctri//ale op de Fergf/lIt volgde, en dat deze band met de Floris ell de Blau((jloer eindigde, gelet op de staat van het laatste blad ervan. In Die riddere //Imell witten seilde [' . .J,Amsterdam 1989, p. /1-12 interpreteerde ik deze bijgeschreven regels - op basis van Lieftincks veronderstelling en 'Over de betekenis van gebruikssporen in prozaromans en volksboeken' van R..J. Resoort, Spektator 6 (1976-77), p. 311-327 - als notities van een binder. Nu denk ik dat dit 'overschrijfsels' van een toenmalige bezitter zijn, vergelijkbaar met de lerrerimitaties in Het CO//l- burgse l/al/dscilr!!;, ed. Herman Brinkman en Janny Schenkel 1997, p. 85.

15 Dirk Geirnaert van het Instituut voor Nederlandse Lexicologie te Leiden was zo behulpzaam mij in de CD-ROM versie (in wording) van het Corpus Gysseling en het Middel/lederla/ldscl/ Woorde/lboek te laten zoeken naar de combina- tie lieve + gMellli/lde + /leve. Geert w,1tllar hielp mij op weg in de on-line Bibliotheca Neerlandica Manuscripta. Het resultaat was nul. Het dichtst in de buurt kwam de Heimlicileit der Ileilll/icilede/l, redactie hs. KB Den Haag 76 ES:

Nv omfaet dit lieue neue Van mi IACO~PEVAN MERLANT

\0 Van dat ic in LATINE vant [ ... ]

(4)

KUIPER De filoloog als patholoog-anatoom 175

Onze Lieve Vrouwe Abdij te Oosterhout. '''Tijdens die restauratie van beide convolu- ten is een naaischema op ware grootte gemaakt dat ik mij door de Nijmeegse codi- coloog Hans Kienhorst heb laten uitleggen.

Alle handschriften in beide convoluten hebben - per convoluut - dezelfde drie ge- neraties naaigaten, dat wil zeggen dat alle zes handschriften in Ltk. I9I nooit eerder genaaid of gebonden zijn geweest voordat ze samengebonden werden - los van in welke volgorde - en voor Ltk. I95 geldt hetzelfde.'7 Alle acht handschriften werden dus in losse katernen bewaard totdat zij voor het eerst in twee banden werden gezet.

De beslissing om de Heinric en Margriete van Limborch in deze volgorde met de Wale- wein en de bewuste miniatuur samen te binden zal genomen zijn door de hand die de epiloog van de Limborch-roman op de achterkant van de ~letIJein-miniatuur

schreef.'8 Is bij die gelegenheid ook de huidige volgorde van Ltk. I9I bepaald?'"

Misschien was deze eerste band een provisorische - voor eigen gebruik - en wer- den de handschriften daarna opnieuw gebonden: tweede generatie naaigaten. Deze banden zijn vervangen door de Franse banden - derde generatie naaigaten - waarin ze in I734 geveild werden en door een dolgelukkige Huydecoper aangekocht.'o

Over de Ferguut en de Esopet heb ik het al eens gehad, van Die dietsche doctrina Ie zou ik graag een nieuwe editie bezorgen, maar nu wil ik ingaan op één van de hand- schriften in Ltk. I9I waar 'iets' mee gebeurd is, Floris ende BlallClifioer; eigenlijk zouden wij Florijs moeten zeggen en schrijven, immers zo luidt de naam van de hoofdper- soon in rijmpositie.

Floris ende BIa/1((ifIoer is een van de weinige Middelnederlandse epische teksten waarvan de naam van de auteur bekend is: Diederic van Assenede. Assenede ligt tegenwoordig in de Belgische provincie Oost-Vlaanderen, recht boven Gent, vlak onder de grens met Zeeuws-Vlaanderen. Ten tijde van Diederic was Assenede zowel een hoofdplaats als een ambacht - een rechtsdistrict - deel uitmakend van de Vier Ambachten." Maar het komt niet voor in De properheden vanden steden van Vlaendren, waarin 58Vlaamse steden opgesomd worden met de bijnaam van de bewoners."

16 De restauratie is vastgelegd in twee rapporten daterend uit 1988 (Ltk. 195) en 1992 (Ltk. 191) van de hand van zr. Lucie Gimbrère OSB.

17 'In alle katernen van dit handschrift [Ltk. 195,WKj komen deze reeksen naaigaten voor en geen andere die de beide delen [U",borch en Walewei", WK] van elkaar zou onderscheiden. Ook in de vouw van fol. 120, de Walewein- miniatuur, komen al de naaigaten voor.' Aldus het commentaar van zr. Gimbrère bij het 'Naaischema van Ltk. 195, op ware grootte.' De overschrijfSels zitten soms zo dicht in de marge dat ik het voor waarschijnlijk houd dat ze wer- den aangebracht voordat de katernen gebonden werden. Het gegeven dat de beginregels van Die dielsche doctri/wle op de Ferg/wl volgen hoeft m.i. dus niet te betekenen dat deze twee teksten in een vorige band op elkaar volgden.

18 Tot deze conclusie zou ik niet gekomen zijn zonder lezing van: Jan Willem Klein, 'De status van de "Lance- lotcompilatie»: handschrift, fragmenten en personen', in: TNTL 1I4 (1998), p. 105-124.

19 Zie Biemans (n. 5) over de bewuste veilingcatalogus, nog te verschijnen.

20 Momenteel zitten Ltk. 191 en Ltk. 195 in een gerestaureerde band. Tijdens de restauratie zijn geen nieuwe naaigaten gemaakt, maar is de oudste generatie naaigaten gebruikt.

21 Voor de zogeheten Dampierre-kaarten met daarop Assenede: Adrie de Kraker, 'De vier ambachten in vogel- vlucht, circa 750 jaar kaartbeeld', in:A.M.]. de Kraker, H. van Royen en Marc De Smet, "Over dm Vier Ambachlell'>.

750jaar KeI/re. 50ojaarJallsdijk. Kloosterzande [993, p. 5-12.

22 Her Geraardsbergse ha/1dschrift [ ... j. Diplomatische editie bezorgd door Marie-José Govers e.a. [ ... j. Hilversum 1994, tekst nr. J 3.

(5)

IJ

Queeste jaargang 5 (1998) nummer 2

Of de auteur Diederic van Assenede dezelfde is als de derc Dierekin van Hassenede, waarvoor hij - m.i. te graag en te gemakkelijk - gehouden wordt, en ofhij aan het hof van Margaretha van Constantinopel, gravin van Vlaanderen van I244 tot I280, een lite- raire spilfunctie gehad heeft en daar als doorgeefluik fungeerde, waag ik te betwijfelen.']

'Van Assenede' zegt overigens weinig of niets over waar Diederic verbleef toen hij Flaire et Blancllljfarvertaalde voor Den ghenerl diet Walsch niet en connen (r. 27). Zo'n toe- naam krijg je als je daar niet meer woont en onderscheiden moet worden van andere Diedericken.

Diederics roman is overgeleverd in twee en een halve redactie. De oudste is Ltk. 2040, vier dubbelblaadjes van een klein boekje, één kolom van 28 regels, oorkondehand, en ten onrechte niet opgenomen in het literaire Corpus Gysseling.2' De taal is uitgesproken Westvlaams, op het 'Engelse' af iau Uijlu) , a/re (alle), lite! (weinig), hit (het), cam (kwam), him (hem).Als Diederic zijn origineel in het dialect van Assenede geschreven heeft dan kan aan de hand van de inAssenede gelokaliseerde oorkonden worden vastgesteld dat de taal van de fragmenten niet veel van die van het origineel zal hebben afgeweken.'5

Daarnaast is er de redactie Ltk. 19LEen synoptische editie Ltk. 2040-Ltk. I9I brengt aan het licht dat de teksten meestal gelijk opgaan - met de gebruikelijke varianten, een kopüst van volks talige epiek gedraagt zich beslist niet als een middeleeuws foto- kopieerapparaat - maar op sonunige plaatsen zeer van elkaar kunnen verschillen,

23 Dierekin kan ook teruggaan op de hier te lande bekende Arturridder-naam Y dier (o.a. Waleweill, r. 3198), zo- als Nap. de Pauw al meedeelde, VMVA (190r), 2e halfjaar, p. 22-40.

In zijn doctoraalscriptie Over Italldscllrifi, autellr et/ kopiistelI /1011 Floris ende Bint/afloer vall Diederik van Assfllede, In- stituut voor Neerlandistiek UvA, Amsterdam 1918. heeft Martijn Bezuijen het Diederic-dossier nog eem doorge- nomen. In de archivalia is er inderdaad sprake van een ambtenaar tevens derc Dierekill vall Hassellede die pennin- gen incasseert op last van gravin Margaretha van Comtantinopel, maar of hij onze auteur is? Voor de traditionele visie: L. Stock1l1an,'Diederik van Assenede, grafelijk ambtenaar (vóór 1263 - vóór 1296)', in: Biekoif,Westvlaams ar- chitif voor geschiedenis, oudheidkuIlde ell folklore 73 (1972), p. 213-214; F. Handtpoorter, '"Ene aventure van minnem>.

Diederik van Assenede en zijn Floris ende B1anceAoer', in:A.M.]. de Kraker e.a. (n. 21), p. 909-918. Over de taal- het Frans - aan het hof van haar oudere zuster:Theo Luikx,Jolznlllw /1011 COllstalllillOpel,grnvill vall Vlan/1deretl ell He- /1egouwen [. . .).Antwerpen enz. 1946, p. 490-494.

In de lezing sprak ik mijn twijfels uit over het clerc-zijn van de auteur Diederic. Diederic heeft de k1eur-en bloe- mensymboliek van zijn voorbeeldtekst niet heel weten te houden en de genremodulatie chanson de geste-klassie- ke roman niet begrepen (en daarom de pelgrimstocht naar CompostelIa vervangen door een voerreis naar Rome?).Juvenalis misstaat in de opsonuning van schoolauteurs over de liefde, en het vergeten van B1anceAoers ge- schenk aan Floris als hij naar Montorien gaat - griffel met wasfafeltje - is slordiger dan de vertaalfout (?) vrouwe Sante (r. 507). Maar de interpolatie (?) van het Ptolemeïsche wereldstelsel en het - onafhankelijk van zijn voor- beeldtekst - noemen van de Latijnse schooltekst Pal/fiette - zeer waarschijnlijk Pamphilus - een Middellatijns ge- dicht over liefdeslisten - pleiten weer sterk VÓÓr zijn status als derc. Met dank aan Roei Zemel die mij in dezen souffieerde. Over de mogelijke interpolatie en Diederics vertaalgedrag:].H. Winkelman, 'Het Ptolemeïsche stelsel op een reliëf in de Middelnederlandse "Floris ende Blancefloen>', in: NTg 74 (1981), p. rol-UO; idem, 'Diederic van Assenede en zijn Oudframe bron: De «Floire et BlanceAor» (version aristocratique)', in: NTg 77 (1984), p. 214-231.

Opvallend ten slotte is dat Diederic als geïntendeerd publiek noemt: SUt derc, zUt Ieee, zUl hotifsclle vrouwe (r. 8), waar het Frans leest: Li chevalier et les pllce/es / Li damoisel, les dall/oisdes (r. 3-4).

24 Een recente diplomatische editie ten behoeve van het Vroegl1liddell1ederlal1ds Woorde/1boek verscheen van de hand van K. van Dalen-Oskam, 'De Leidse fragmenten van Floris ellde Blnllc~oer', in: Spiegel der LetterelI 36 (1994), p. 249-277. Over het handschrift: Hans Kienhorst, De Izal!dschrifiell val! de Middehzederlmldse ridderepiek. Een codicolo- gisclle beschrUvi/1g. 2 dln. Deventer 1988, deel I, p. 55-56, deel 2, p. 38.

25 Maurits Gysseling, Corpus varl Middeillederiandse leksten (tot en lI1et hel jnar 1300). Reeks I: Ambtelijke beschei- den. Den Haag 1977, nrs. 708, 9I3a, rIssa, T232, 1655, 1751 en 1770.

(6)

KUIPER De ftloloog als patholoog-anatoom 177

waarbij zelfS de rijmwoorden niet meer heilig en veilig zijn.26 Dat laatste is opmerke- lijk. Dat twee redacties - afgezien van de meest gebruikelijke kopiistenfout, het over- slaan van een regel door een saut du même au même - variëren door het toevoegen of weglaten van substantieven, adjectieven en adverbia, en het veranderen van de woordvolgorde is niet ongebruikelijk - vergelijk de Gentse fragmenten van de V1Iále- wein met de redactie Ltk. 195 - Hiaar daarbij wordt wél het rijm(woord) gerespec- teerd. Door de grillige verhouding tussen beide Floris-redacties is het onmogelijk op basis van Ltk. I9I de katernopbouw van Ltk. 2040 (met zekerheid) te reconstrueren.'7

Het Floris mde Blanc~oer-handschrift in Ltk. 191 is heterogeen, zoals Huydecoper al constateerde:'8

Dit MS ziet'er deerlyck gescheurd en geschonden uit, en is daarenboven uit de brokken van twee MSS te saamen gevoegd, waarvan het eerste en laatste gedeelte nauwelyks of niet te lee- zen is, zynde van den inkt niets anders overgebleeven dan de moed op het perkanlent.

Het 'oude stuk' bestaat uit twee quaternio's (fol. 3-16; r. 321-2557) en werd afgeschre- ven door dezelfde kopiist als Der ystorim bloeme. '9 Deze kopiist is een vakman op wiens schrijfwerk niets valt aan te merken of het zou moeten zijn dat hij een 'ronde r' na de letter' e' schrijft.JO Het 'nieuwe stuk' wordt gevormd door één dubbelblad (fol.

1-2; r. 1-320), het derde quaternio (fol. 17-24; r. 2557-3743), en twee losse bladen (fol.

25-26; r. 3744-3973) tot besluit. Werd het oude stuk geschreven in een taal die zich volgens Evert van den Berg in zuidoost-Vlaanderen laat lokaliseren, het nieuwe stuk is Hollands gekleurd.J' De Vreese dateerde de oude hand tussen 1340 en 1360, de jon- ge omstreeks 1360.1' Jan Willem Klein, die curieus genoeg Ltk. 191-2 tot de comple- te handschriften rekent, dateert (zonder onderscheid te maken tusssen beide handen) tweede kwart veertiende eeuw. JJ

ZO solide als het oude stuk oogt, zo beroerd ziet het nieuwe stuk eruit. Waar nog bijkomt dat f. 1 recto met reagens bewerkt is en als gevolg daarvan zwart uitgeslagenY Wat - zo vroeg ik mij telkens af, als ik blad 32 van de Ferguut omsloeg en het eerste blad van Floris ende Blanctifloer zag - is er met het oorspronkelijke handschrift gebeurd

26 Deze (digitale) synoptische editie - waarin onbelangrijke varianten blauw gekleurd zijn en significante rood- zal tegen de tijd dat deze 'lezing' in druk verschijnt in de archieven van Neder-L, elektronisch tijdschrift voor de Neer·

laudistiek op Internet gepubliceerd worden, URL: http://baserv.uci.kun.nl/-Salemans 27 Van Dalen-Oskanl (n. 24), p. 252-253.

28 Huydecoper, De brjif",isselillg [' .. l (n. I), p. 169-170.

29 De versnummering is conform de editie-Leendertz, citaten naar de diplomatische editie-Bezuijen.

30 Strikt genomen is de 'e' geen ronde letter en zou hij daarom gevolgd moeten worden door een rechte 'r'.

31 Evert van den Berg, 'Ridderepiek in Vlaanderen: van centrum tot periferie', in: TNTL III (1995), p. 206-224, m.n. p. 219 en noot 67.Van den Berg baseerde zich hierbij op: ic/hi sal, acht en bat tegenover ielhi sel, of en bet.

32 Ed. Leendertz, p. X. De Vreese baseert zich hierbij vooral op de rong-eo

33 Jan Willem Klein,'Het getal zijner jaren is onnaspeurlijk [ ... j', in: TNTL Hl (1995), p. 1-23. De hierboven ge- noemde ronde 'r' na een 'e' is Z.i. een niet-objectief dateringscriterium voor ná ca. 1350.

34 Volgens De Vreese en Leendertz, ed. p. XII-XI![ moet dit na 1880 gebeurd zijn. Een afbeelding van het resul- taat van deze chemische oorlogvoering in: Fergl/llt and ealiene. A facsilllile of the only extalL! Middle DI/tch manllscript (LeidelI, University Ubrary, Ms. Letterkfillde 191). Edited by M.J.M. de Haan. Leiden 1974.

Reagens is een zur(ige)e oplossing van wisselende samenstelling waarmee verbleekte inkt kortstondig kan worden 'opgehaald'. Daarna wordt alles zwart. Het werd in de vorige eeuw regelmatig gebruikt om 'onleesbare' passages de baas te kunnen. Sinds de ultraviolette lamp - uviol-is het middel gelukkig in onbruik geraakt, want de door reagens aangerichte schade laat zich niet of nauwelijks herstellen.

(7)

Queeste jaargang 5 (1998) nummer 2

dat voor deze oplossing gekozen werd? Waarom werden de twee eerste bladen weg- gesneden? Dat de inhoud niet deugde, kan ik me haast niet voorstellen. Waren ze be- schadigd? Dat ze er geweest zijn, is nog zichtbaar: kim met sporen van letters en ru- briek. Eén blad wegsnijden is tot daar aan toe - het buitenste blad van een katern kan, zeker als het niet gebonden bewaard wordt, vervuilen - maar twee? En waarom wer- den het derde katern en twee losse bladen toegevoegd? Was het handschrift onvolle- dig en werd het op deze manier gecompleteerd? Of was er ook daar iets mis met de tekst en moest die daarom vervangen worden? En als er tekst vervangen moest wor- den, wie deed dat, waar gebeurde het, en wat deed dienst als legger?

De gangbare verklaring is die van Willem de V reese en P Leendertz:

Wat er met het hs. gebeurd was, kunnen wij niet meer nagaan. Maar het moet door een of an- dere oorzaak sterk geleden hebben. Daardoor heeft de jongere afschrijver op sommige plaat- sen niets meer van zijn voorbeeld kunnen lezen en dus in zijn afschrift geheeIe ofhalve regels opengelaten, nl. vss. 3325 vlgg., 3366 vlgg. 3738, 3739, 3784 vlgg. en 3824 vlgg. Het vermoeden ligt nu voor de hand, dat er wel meer onduidelijke gedeelten geweest zijn, waar de afschrijver allicht naar zijn beste weten heeft aangevuld [ ... j."

Deze redenering heeft mij nooit echt kunnen overtuigen.

Als het oude handschrift er inderdaad zo slecht aan toe was dat het voor bijna de helft overgeschreven moest worden, dan zou men in het nieuwe handschrift veel meer lege plekken verwachten dan er nu in staan. Tenzij men met Leendertz en De Vreese aanneemt dat de jonge hand in staat was onduidelijke passages naar beste we- ten in te vullen. Maar als hij dat kon en deed, waarom heeft hij die paar overblijven- de lege plekken dan ook niet aangeheeld?

Helaas is moeilijk na te gaan hoe representatief de huidige staat van het nieuwe stuk is - meer dan erg - voor hoe het eruit zag toen het tot stand kwam. Het perkament is hier en daar zwaar gehavend met tekstverlies tot gevolg. De inkt is praktisch on- zichtbaar, maar op een foto, waarbij het contrast gemanipuleerd kan worden, maakt het schrift een onmiskenbare professionele indruk. De eerste letter van elke regel is een majuskel en staat in een aparte kolom. De kopiist maakt graag gebruik van afkor- tingen, waaronder gOt, m'S en ni3' en hij schrijft geen ronde 'r' na de letter' e'. 36

De Vreese was zeer vertrouwd met de handschriften waarin het werk van Jan van Ruusbroec is overgeleverd en heeft die beschreven.l' In de epiloog van het fameuze Brusselse verzamelhandschrift 34I6-24 drukt de kopiist-eindredacteur zijn collega's op het hart de tekst vooral zuiver te houden en daar waar de legger onleesbaar is ruimte open te laten in de hoop die ooit op te kunnen vullen aan de hand van een ander handschrift:

Ende consten si den sinne uut den exemplaer niet trecken soe mochten si hem vervullen met woerden ende die boven tekenen mer laten een velt staan onder dat lichame vander anderen scrifte oft men yet nama els vanden anderen scrifte des iersten dichters propere woerden vin- den mochte

35 Leendertz, ed., p. X.

36 Opvallend is de schrap / aan de letter 't' als dat de laatste letter van een woord is. Zie voor een afbeelding:

Kienhorst, De halldschrifteJ/ vall de Middeillederialldse ridderepiek, deel 2, afb. 37.

37 W de Vreese, De halldschriftell Va/l Ja/I vall RUllsbroec's werkelI. Gent 1900- 1902;A.Th. BOllwman en G.Warnar,

'Willem de Vreese en de Rllllsbroec-handschriften'. in: TNTL HO (1994), p. 301-324.

(8)

KUIPER De filoloog als patholoog-anatoom J79

Heeft De Vreese bij het zien van de open plekken in de tekst van de jongere hand aan deze passage gedacht, en is hij zo tot zijn doodsoorzaak gekomen?

Toen ik--de uitnodiging aanvaardde deze lezing te houden over vroege convoluutvor- ming, deed ik dat in de hoop en de verwachting dat het digitale oog ons een stap dichter zou kunnen brengen bij de genese van Ltk. 191-2. In de speciaal voor dit doel gemaakte digitale diplomatische editie-Bezuijen werden de dialectkenmerken die Van den Berg in zijn steekproeven noemde opnieuw gescoord. Hier volgt het resultaat:

De kopiist van het oude stuk spelt 'ic sa]' of'sal ic' in (vet markeert rijmpositie): 410, 476, 487, [711], Il92, Il93, II94, II95, II97, 1201, 1313, 1339, 14°7, 1434, 1499, 1532, 1712, 19°7, 21 31 ,

2138,2162,2170,2173,2178,2199,2229,2263,2315,2478 en 2495 (30 keer); de kopiist van het nieuwe stuk in: 1,42,299,306,2591,2828,2837,2839,2842,3086,3304 en 3968 (12 keer). De vorm 'ic se!' of'sel ic' wordt alleen door de nieuwe kopiist geschreven, en wel in: 88,2800, 2815,2816,2840,2992,3013,3014,3083,3356 en 3674 (u keer). Ltk. 2040 spelt 'sa\', wat mede gelet op 'sal' in rijmpositie de oorspronkelijke vorm geweest zal zijn. De nieuwe kopiist trof zeer waarschijnlijk 'sa\' in zijn legger aan, veranderde dat bewust of onbevvust in 'se!', maar liet er een paar staan, en moest er een paar laten staan om het rijm niet te verminken.

De kopiist van het oude stuk spelt 'du salt' of'saltu' in: 794,1218,1248,1253,1266,1339,1425, 1429 en 2II2 (9 keer); de kopiist van het nieuwe stuk in: 3354 en 3628 (2 keer).

De kopiist van het oude stuk spelt nergens 'du selt' of'seltu'; de kopiist van het nieuwe stuk in: 3349.

De kopiist van het oude stuk spelt nergens 'g(h)i salt' of'salt g(h)i' of'saldi'; die kopiist van het nieuwe stuk evenmin.

De kopiist van het oude stuk spelt 'g(h)i se!t' of'selt g(h)i of'se!di' in: 429, 465, 466, 477, 478, 875,1283,1903,2°42 en 2082 (10 keer); de kopiist van het nieuwe stuk in: 24,43, 89, 246, 2599, 2614,2638,2642,2799,2833,2877,3°00,3°89,3535,3673 en 3683 (16 keer).

De vorm 'g(h)i sult' wordt enkel geschreven door de kopiist van het nieuwe stuk, en wel in:

3691.

De fragmenten Ltk:. 2040 spellen 'g(h)i sult', 'suldi' en 'saltu', nergens 'se\'.

De nieuwe kopiist trof zeer waarschijnlijk 'salt' en 'sult' in zijn legger aan, veranderde dat be- wust of onbewust in 'selt', maar liet er paar staan, en moest er één laten staan om het rijm niet te verminken.

De kopiist van het oude stuk schrijft 'ocht', 'ochte', of'ochter' in: 365,457,557,559,666,760, 768,867,921,926,940,956,1007, II06, lI08, 1289, 1301, 1361, 1409, 1461, 1745, 1816, 1825, 1895,2045,2066, [2166], 2186, 2295, 2299, 2329, 2335 en 2445 en 'ofte' in 491, 2T08 en 2185.

De kopiist van het nieuwe stuk spelt uitsluitend 'ofte': 26°7, 2627, 2669, 2674, 2756 en 2782.

De fragmenten Ltk. 2040 spellen 'of' en 'iof', wat erop wijst dat dit de oorspronkelijke vorm geweest zal zijn. De kopiist van het oude stuk trof zeer waarschijnlijk 'ofte' in zijn legger aan, veranderde dat bewust of onbewust in 'ochte', maar liet er een paar staan.

De kopiist van het oude stuk schrijft 'bat' in: 463, 1462,2138,2390; 'bet' in: 1460,2115, [2198], [2399}." De kopiist van het nieuwe stuk schrijft 'bat' in: 70 en 3776; en 'bet' in: 3035, 3735 en 3831. De fragmenten Ltk. 2040 spellen twee keer'bet' en nergens 'bat'. De kopiist van het oude stuk trof zeer waarschijnlijk én 'bat' én 'bet' aan - tnisselike tonghe - en had een voorkeur voor 'bat'. De kopiist van het nieuwe stuk kan niet op een voorkeur betrapt worden.

De kopiist van het nieuwe stuk gedraagt zich normaal in dier voege dat hij - waar zijn eigen taalgebruik afwijkt van zijn legger - hij in de regel zijn eigen voorkeur volgt,

(9)

180 Queeste jaargang 5 (1998) nummer 2

maar soms de vorm van zijn legger overneemt. Frappant is dat dit niet gebeurt met och te. De oude kopiist gedraagt zich normaal: die vervangt het Ijte uit zijn legger door zijn eigen voorkeur ocilte, maar laat er een paar staan. Het feit dat de nieuwe kopiist nergens ocilte schrijft, kan m.i. alleen maar bevredigend verklaard worden door aan te nemen dat ook zijn legger nergens ocllte spelde. Dat moet dus een andere legger ge- weest zijn dan het oude stuk van Ltk. 191-2, een legger die qua taal dichter bij het ori- gineel gestaan moet hebben.

De these-De Vreese is hiermee niet weerlegd, daarvoor zouden nog een paar met ochte-Ijte vergelijkbare, context-ongevoelige woorden zich evenzo moeten gedragen.

Maar dat is door de misselike tonghe van het origineel en de bescheiden omvang van het werk gemakkelijker bedacht dan gedaan.JY

Een vergelijkbaar woord is harde-herde, maar dit woord is vaak afgekort tot !I 'de. De voluit ge- schreven vormen zijn als volgt over beide kopiisten verdeeld: harde wordt alleen gevonden in het stuk van de oude kopiist in de regels: 366, 387,415,492,508,528,598,702,825,836,847, 926,1085,1159,1195,1311,1394, [404,1498,1501,1519,1618,1628,1682,1689,1708,1858,1875, 1876,2050,2274,2291 en 2292. De vorm herde wordt voluit alleen geschreven door de kopi- ist van het nieuwe stuk in de regels: 22,169,279,3°44,3216,3546 en 3640.

Daarom kan en wil ik niet verder gaan dan te concluderen dat er volop rekening ge- houden moet worden met de mogelijkheid dat het zogeheten nieuwe stuk werd ge- kopieerd naar een derde, verloren gegane redactie.

Summary

This contribution focuses on a set of three medieval manuscripts purchased at an auc- tion sale in The Hague by the 18th century Dutch philologist Balthazar Huydecoper.

Two of them - Leiden, University Library, Ltk. 191 and 195 - are convolutes which contain 6 (Ltk. 191) and 2 (Ltk. 195) Dutch manuscripts. User traces and identical sew- ing patterns reveal that (some of) these manuscripts must have been in one hand be- fore AD 1400.

The second manuscript in Ltk. 191 is Diederic van Assenede's (Flemish) translation (XIV-3?) ofVersion I of the Oldfrench romance F/oire et Blanaifloir. This manuscript consists of an 'old part' and a 'new part', written by another (younger) hand who, con- sidering some open spots and suspect verses, was not always able to read his exemplar.

The generally accepted explanation is that the older part somehow got damaged and was copied by the younger hand. Word for word analysis of variant readings due to different dialects of author and copiists does not confirm this thesis. It is more likely that the newèr part was copied from a third manuscript.

Adres van de auteur:

Universiteit van Amsterdam,Vakgroep Historische Nederlandse Letterkunde Spuistraat 134, NL-IOI2 VB Amsterdam

39 Martijn Bezuijen heeft met het oog hierop een diplomatisch glossarium gemaakt.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Natuurmonumenten liet vogelreservaat de Putten nabij Camperduin in 2015 via project Baggeren & Eilanden de Putten opknappen: er kwamen eilandjes voor vogels en er werd

Zoals reeds eerder werd uiteengezet, kan men pas spreken van smoezen wanneer aangetoond is dat mensen hun cognities hebben bijgesteld, nadat ze werden geconfronteerd met (b.v.)

Hoe heilzaam dat is voor grensoverschrijdende handelstransacties wordt in het commentaar op de gids onderstreept door verwijzing naar het Amerikaanse artikel 9 UCC, welk model

Maar ik versta het zo, dat wij door het geloof Christus aannemen, Die onze gerechtigheid is en ons tot kinderen van God maakt, zoals Johannes zegt: "Zovelen Hem

In de kleine en veilige gemeenschap die onze school is, leren ze voor de grote gemeenschap waaraan ze later met respect voor elkaar en voor de wereld hun bijdrage leveren.. Ze

Vanuit De Activiteit, het centrum voor Ontwikkelingsgericht Onderwijs, worden instrumenten ontwikkeld waarmee leerkrachten hun onderwijs kunnen ontwerpen, uitvoeren en

Voeg voorzichtig de blokjes feta, de helft van de quinoa, de granaatappelpitjes, de rest van de appels en de quinoa, de pompoenpitten en ten slotte de stukken pompoen toe... Spoel

Indien op naam van de innende entiteit, dus de rechtspersoon of natuurlijk persoon die de honoraria int, niet meer dan 25.000 euro jaaromzet voor niet-therapeutische diensten