• No results found

Inspectierapport BSO De Maanster (BSO) De Weer AK ZAANDAM Registratienummer

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Inspectierapport BSO De Maanster (BSO) De Weer AK ZAANDAM Registratienummer"

Copied!
13
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Inspectierapport

BSO De Maanster (BSO) De Weer 75

1504AK ZAANDAM

Registratienummer 210994368

Toezichthouder: GGD Zaanstreek-Waterland

In opdracht van gemeente: Zaanstad

Datum inspectie: 30-06-2015

Type onderzoek : Jaarlijks onderzoek

Status: Definitief

Datum vaststelling inspectierapport: 21-07-2015

(2)

Inhoudsopgave

Het onderzoek ... 3

Observaties en bevindingen ... 4

Pedagogisch klimaat ... 4

Personeel en groepen ... 6

Veiligheid en gezondheid ... 7

Ouderrecht ... 8

Inspectie-items ... 9

Gegevens voorziening ... 12

Gegevens toezicht ... 12

Bijlage: Zienswijze houder kindercentrum ... 13

(3)

3 van 13 Definitief inspectierapport buitenschoolse opvang jaarlijks onderzoek 30-06-2015

BSO De Maanster te ZAANDAM

Het onderzoek

Onderzoeksopzet

Dit onderzoek is uitgevoerd op grond van artikel 1.62 lid 2 van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen. Het betreft een onaangekondigd jaarlijks onderzoek.

Het rapport dat voor u ligt is tot stand gekomen aan de hand van onderzoek op basis van

risicogestuurd toezicht. Om meer maatwerk bij het toezicht in de kinderopvang mogelijk te maken werken de GGD ’en in Nederland bij de inspectie volgens een model voor risicogestuurd toezicht.

Dat betekent dat er intensiever geïnspecteerd zal worden waar nodig en minder intensief waar gebleken is dat dit kan. Bij risicogestuurd toezicht ligt de nadruk vooral op die zaken die het meest direct bijdragen aan de kwaliteit van de kinderopvang. Het risicogestuurd toezicht houdt in dat er een onderzoek plaatsvindt naar kernzaken. Dit onderzoek zal echter worden uitgebreid indien er tijdens voorgaande inspecties sprake was van overtredingen, of indien hier een andere aanleiding toe is, bijvoorbeeld bij een signaal.

Beschouwing

Algemene kenmerken

Buitenschoolse opvang de Maanster is gevestigd samen met het gelijknamige kinderdagverblijf op de begane grond van een gebouw aan de Weer 75 in Zaandam. De BSO is geopend van maandag t/m vrijdag en heeft basisgroep van max 20 kinderen. De groep wordt begeleid door 1 of 2 vaste beroepskrachten.

Op dinsdag 30 juni 2015 is er een onaangekondigd inspectiebezoek gebracht aan BSO de Maanster. In dit inspectierapport zijn niet alle items beoordeeld, omdat er sprake is van een zogeheten risicogestuurde toezicht (RGT).

Inspectiegeschiedenis

Jaarlijks worden er inspecties uitgevoerd bij KDV de Maanster. In 2013 is er een onderzoek geweest waaruit bleek dat de houder niet voldeed aan voorwaarden met betrekking tot de risico- inventarisatie gezondheid en het Klachtenverslag. Het onderzoek van 2014 laat zien dat de organisatie dan voldoet aan alle getoetste voorwaarden.

Conclusie

Ook tijdens de inspectie van 30 juni 2015 voldoet de houder aan alle getoetste voorwaarden uit het huidige toetsingskader.

Advies aan College van B&W Geen handhaving.

(4)

Observaties en bevindingen

Pedagogisch klimaat

Binnen het domein ''Pedagogisch klimaat'' is de pedagogische praktijk geobserveerd. Hierbij is naast de uitvoering van het pedagogisch beleid gelet op de volgende pedagogische doelen uit de Wet Kinderopvang:

-Emotionele veiligheid -Persoonlijke competentie -Sociale competentie

-Overdracht van normen en waarden

Pedagogische praktijk

De observatie van de pedagogische praktijk vond plaats op de groep van buitenschoolse opvang de Maanster. De kinderen werden op dit moment gehaald door de vaste beroepskracht en de houder van verschillende scholen. Gedurende het halen van de kinderen, mogen de kinderen vrij spelen op de groep. Wanneer alle kinderen zijn gehaald, is er een tafelmoment met iets te eten en te drinken.

De beroepskrachten handelen naar het pedagogisch beleid van de organisatie. Ze bespreken hun handelen op vaste momenten met het team en de leidinggevende.

Het pedagogisch beleidsplan is geïnspireerd door het gedachtegoed van Reggio Emilia. De aanwezige beroepskracht legt uit hoe zij hier uiting aan geeft op de groep.

Tijdens de observaties van de pedagogische praktijk maakt de inspecteur gebruik van het veldinstrument observatie kindercentrum versie 1 jan 2015. Onderstaande schuingedrukte beschrijvingen van de praktijk zijn aan dat instrument ontleend, en tijdens het onderzoek op locatie geconstateerd. Na de beschrijving uit het veldinstrument volgt eventueel een voorbeeld uit de waargenomen praktijk.

Emotionele veiligheid

Elk kind wordt individueel begroet, op school of bij binnenkomst; de beroepskrachten doen dit op een enthousiaste en persoonlijke manier.

Observatie

Op verschillende momenten komen de kinderen op de groep. Ze zijn net van school gehaald. De aanwezige beroepskracht groet ieder kind persoonlijk en vraagt hoe het op school was. Wanneer een kind zegt dat ze buiten hadden gespeeld, vraagt de beroepskracht door over wat ze eventueel nog meer hebben gedaan.

Wanneer ze ontdekt dat ze een kind dat al aan het spelen is, nog niet begroet heeft, doet ze dat alsnog. "Oh, ik had jou nog niet gevraagd hoe het op school was, hoe was het?"

Overdracht van normen en waarden

Beroepskrachten hanteren de afspraken, regels en omgangsvormen op eenduidige en consequente wijze. Daarbij blijven zij rekening houden met de situatie; hun optreden sluit aan bij gedrag en behoefte van individuele kinderen.

Observatie

Er zijn 2 kinderen die vroeg worden opgehaald en al een broodje krijgen. Ze krijgen een plak kaas op brood. Een van de andere kinderen merkt dit op en wijst de beroepskracht erop dat ze altijd een halve plak kaas mogen. De beroepskracht reageert met "dat weet ik hoor, maar vandaag mogen zij een hele plak kaas."

Conclusie

De houder draagt voldoende zorg voor het waarborgen van de emotionele veiligheid, de

stimulering van de persoonlijke en sociale competentie en het overdragen van normen en waarden.

Er wordt voldaan aan de getoetste eisen uit de Wet Kinderopvang met betrekking tot de pedagogische praktijk.

(5)

5 van 13 Definitief inspectierapport buitenschoolse opvang jaarlijks onderzoek 30-06-2015

BSO De Maanster te ZAANDAM Gebruikte bronnen:

 Interview anderen (Beroepskrachten)

 Observaties (In de middag op 30 juni 2015)

 Pedagogisch beleidsplan

(6)

Personeel en groepen

Personeel

Binnen dit domein is bij pedagogisch medewerkers (middels een steekproef) gecontroleerd op de aanwezigheid van een passende beroepskwalificatie en verklaring omtrent het gedrag (VOG). Ook bij andere personen werkzaam bij het kindercentrum is de VOG (middels een steekproef)

gecontroleerd.

Groepen

Dit domein is beoordeeld aan de hand van roosters, presentielijsten en bezettingslijsten. Hierbij is onder andere bekeken of de opvang plaatsvindt in vaste groepen, of er voldoende beroepskrachten worden ingezet in verhouding tot het aantal kinderen per groep (beroepskracht-kindratio) en of er niet langer dan de toegestane periode is afgeweken van de beroepskracht-kindratio.

Verklaring omtrent het gedrag

Alle beroepskrachten werkzaam bij de onderneming zijn in het bezit van een verklaring omtrent gedrag (VOG) niet ouder dan 2 jaar en bij overleggen niet ouder dan 2 maanden. De VOG's van de stagiaires en vrijwilligers zijn niet ouder dan 2 jaar.

Passende beroepskwalificatie

Alle beroepskrachten betrokken bij de opvang beschikken over een voor de werkzaamheden passende beroepskwalificatie.

Opvang in groepen

BSO de Maanster heeft 1 basisgroep van max 20 kinderen in de leeftijd van 4-12 jaar.

Momenteel maken ongeveer (afhankelijk van de dag) 12 kinderen tegelijk gebruik van de opvang.

Beroepskracht-kindratio

Op basis van de bezettingslijsten en de roostering van de maand mei en juni 2015 kan

geconcludeerd worden dat er voldoende beroepskrachten worden ingezet. Ook wanneer tijdelijk wordt afgeweken van de beroepskracht-kindratio, wordt minstens de helft van het aantal vereiste beroepskrachten ingezet.

Gebruikte bronnen:

 Interview houder en/of locatieverantwoordelijke (Houder Dhr. Sen)

 Interview anderen (Beroepskrachten)

 Plaatsingslijsten (mei-juni 2015)

 Presentielijsten (mei-juni 2015)

 Personeelsrooster (mei-juni 2015)

(7)

7 van 13 Definitief inspectierapport buitenschoolse opvang jaarlijks onderzoek 30-06-2015

BSO De Maanster te ZAANDAM

Veiligheid en gezondheid

Binnen dit domein is het beleid op het gebied van veiligheid en gezondheid beoordeeld. Een houder is volgens de Wet Kinderopvang verplicht om minimaal één keer per jaar een risico-inventarisatie op het gebied van veiligheid en gezondheid uit te voeren op de locatie. Dit houdt in dat (eventuele) aanwezige risico's in kaart worden gebracht. Met betrekking tot deze geïnventariseerde risico's dient een houder vervolgens effectieve en adequate maatregelen om de risico's te beperken te beschrijven in een plan van aanpak. De beschreven maatregelen dienen in de praktijk uitgevoerd te worden, zodat bestaande risico's kunnen worden beperkt.

Risico-inventarisatie veiligheid en gezondheid

De houder heeft in juni 2014 een risico-inventarisatie veiligheid en gezondheid opgesteld.

Binnenkort gaat de houder opnieuw inventariseren, onder andere omdat de buitenruimte zal worden aangepast. Er komen nieuwe speeltoestellen en een groentetuin.

Er worden indien nodig ongevallen op de juiste wijze geregistreerd.

Meldcode kindermishandeling

De houder heeft een meldcode kindermishandeling vastgesteld welke voldoet aan de beschreven eisen. De houder bevordert de kennis en het gebruik van de methode. De beroepskrachten hebben een inhoudelijke cursus gevolgd.

De beroepskrachten zijn op de hoogte van de meldcode en weten wat ze moeten doen in geval van een vermoeden.

Gebruikte bronnen:

 Interview houder en/of locatieverantwoordelijke (Houder Dhr. Sen)

 Interview anderen (Beroepskrachten)

 Risico-inventarisatie veiligheid (Juni 2014)

 Risico-inventarisatie gezondheid (Juni 2014)

 Ongevallenregistratie

 Meldcode kindermishandeling

(8)

Ouderrecht

Binnen het domein ouderrecht wordt onder andere beoordeeld hoe de houder de ouders en oudercommissie betrekt en informeert inzake het beleid en de uitvoering hiervan. Tevens wordt beoordeeld hoe de klachtenprocedure van het kindercentrum is vormgegeven en toegepast.

Omdat het risicogestuurde inspectie betreft, is alleen het item Jaarverslag klachten meegenomen in dit inspectierapport.

Klachten

De houder heeft het klachtenverslag van ouders en klachtenverslag oudercommissie van 2014 aan de toezichthouder verstrekt op 26 mei 2015. Hiermee voldoet de houder aan de eisen uit de Wet klachtrecht.

Gebruikte bronnen:

 Jaarverslag Wet klachtrecht cliënten zorgsector (26 mei 2015)

 Jaarverslag klachtenregeling oudercommissie (26 mei 2015)

(9)

9 van 13 Definitief inspectierapport buitenschoolse opvang jaarlijks onderzoek 30-06-2015

BSO De Maanster te ZAANDAM

Inspectie-items

Pedagogisch klimaat

Pedagogische praktijk

De houder draagt zorg voor uitvoering van het pedagogisch beleidsplan.

(art 1.49 lid 1 en 1.50 lid 1 en 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 5 lid 3 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen)

De houder draagt zorg voor het waarborgen van emotionele veiligheid.

(art 1.49 lid 1 en 1.50 lid 1 en 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 5 lid 2, 3 en 4 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 7 lid 1 sub a Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen)

De houder draagt er zorg voor dat de kinderen de mogelijkheid krijgen om tot ontwikkeling van persoonlijke competentie te komen.

(art 1.49 lid 1 en 1.50 lid 1 en 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 5 lid 2, 3 en 4 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 7 lid 1 sub a Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen)

De houder draagt er zorg voor dat de kinderen de mogelijkheid krijgen om tot ontwikkeling van sociale competentie te komen.

(art 1.49 lid 1 en 1.50 lid 1 en 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 5 lid 2, 3 en 4 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 7 lid 1 sub a Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen)

De houder draagt zorg voor de overdracht van normen en waarden.

(art 1.49 lid 1 en 1.50 lid 1 en 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 5 lid 2, 3 en 4 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 7 lid 1 sub a Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen)

Personeel en groepen

Verklaring omtrent het gedrag

De houder en personen werkzaam bij de onderneming waarmee de houder het kindercentrum exploiteert zijn in het bezit van een verklaring omtrent het gedrag die is afgegeven na 1 maart 2013. Indien een verklaring omtrent het gedrag is afgegeven vóór 1 maart 2013 dan is deze niet ouder dan twee jaar.

(art 1.50 lid 3 en art 3.8g lid 1 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen)

Een verklaring omtrent het gedrag van een persoon werkzaam bij de onderneming is vóór aanvang van de werkzaamheden bij het kindercentrum overgelegd en is op dat moment niet ouder dan twee maanden.

(art 1.50 lid 4, 8 en 9 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen)

De verklaring omtrent het gedrag van een stagiaire, uitzendkracht of vrijwilliger werkzaam bij de onderneming is niet ouder dan twee jaar.

(art 1.50 lid 4, 8 en 9 en art 3.8g lid 3 en 4 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen) Passende beroepskwalificatie

Alle beroepskrachten beschikken over de voor de werkzaamheden passende beroepskwalificatie zoals in de cao kinderopvang is opgenomen.

(art 1.50 lid 1 en 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 3 lid 1, 2 en 3 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 4 lid 1 Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen)

Opvang in groepen

Ieder kind behoort bij een basisgroep.

(art 1.49 lid 1 en 1.50 lid 1 en 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 5 lid 1 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 6 lid 1 Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen)

(10)

De basisgroep bestaat uit maximaal twintig kinderen in de leeftijd van 4 jaar tot de leeftijd waarop het basisonderwijs voor die kinderen eindigt.

(art 1.49 lid 1 en 1.50 lid 1 en 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 4 lid 1 en 3 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 6 lid 1 Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen) OF

De basisgroep bestaat uit maximaal dertig kinderen in de leeftijd van 8 jaar tot de leeftijd waarop het basisonderwijs voor die kinderen eindigt.

(art 1.49 lid 1 en 1.50 lid 1 en 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 4 lid 1 en 3 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 6 lid 2 Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen) Beroepskracht-kindratio

De verhouding tussen het aantal beroepskrachten en het aantal feitelijk gelijktijdig aanwezige kinderen in de groep bedraagt ten minste:

- 1 beroepskracht per 10 aanwezige kinderen in de leeftijd vanaf 4 jaar.

- 1 beroepskracht per 10 aanwezige kinderen in de leeftijd vanaf 8 jaar.

Bij kinderen van verschillende leeftijden in één groep wordt het minimale aantal beroepskrachten berekend met de rekentool op www.rijksoverheid.nl.

(art 1.49 lid 1 en 1.50 lid 1 en 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 4 lid 2 en 3 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 6 lid 3 Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen) OF

De verhouding tussen het aantal beroepskrachten en het aantal feitelijk gelijktijdig aanwezige kinderen in de groep bedraagt ten minste:

- 2 beroepskrachten en een extra volwassene per 30 aanwezige kinderen in de leeftijd vanaf 8 jaar.

(art 1.49 lid 1 en 1.50 lid 1 en 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 4 lid 2 en 3 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 6 lid 4 Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen) Minstens de helft van het aantal vereiste beroepskrachten wordt ingezet wanneer er tijdelijk wordt afgeweken van de beroepskracht-kindratio.

(art 1.49 lid 1 en 1.50 lid 1 en 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 4 lid 2 en 3 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 6 lid 8 Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen)

Veiligheid en gezondheid

Risico-inventarisatie veiligheid en gezondheid

De houder stelt jaarlijks een risico-inventarisatie veiligheid op voor alle voor kinderen toegankelijke ruimtes in een kindercentrum, waaronder de buitenspeelruimte.

(art 1.49 lid 1 en 1.50 lid 1 en 2 en 1.51 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 2 lid 1 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 5 lid 3 sub f Besluit registers kinderopvang en peuterspeelzaalwerk)

De registratie van ongevallen bevat per ongeval de aard en plaats van het ongeval, het jaar waarin het ongeval zich heeft voorgedaan en een overzicht van getroffen maatregelen.

(art 1.49 lid 1 en 1.50 lid 2 en 1.51 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 2 lid 1 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 2 lid 3 Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen) De houder stelt jaarlijks een risico-inventarisatie gezondheid op.

(art 1.49 lid 1 en 1.50 lid 1 en 2 en 1.51 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 2 lid 1 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 5 lid 3 onder f Besluit registers kinderopvang en peuterspeelzaalwerk)

Meldcode kindermishandeling

De houder heeft een meldcode kindermishandeling vastgesteld welke voldoet aan de beschreven eisen.

(art 1.51a Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 2a Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen)

De houder bevordert de kennis en het gebruik van de meldcode.

(art 1.51a Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen)

De houder handelt overeenkomstig de wettelijke meldplicht en bevordert de kennis en het gebruik ervan.

(art 1.51b en 1.51c Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen)

(11)

11 van 13 Definitief inspectierapport buitenschoolse opvang jaarlijks onderzoek 30-06-2015

BSO De Maanster te ZAANDAM

Ouderrecht

Klachten

De houder zendt het klachtenverslag van ouders voor 1 juni van het daaropvolgende kalenderjaar aan de GGD.

(art 2 lid 9 Wet klachtrecht cliënten zorgsector)

De houder zendt het klachtenverslag oudercommissie voor 1 juni van het daaropvolgende kalenderjaar aan de GGD.

(art 1.60a Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 2 lid 9 Wet klachtrecht cliënten zorgsector)

(12)

Gegevens voorziening

Opvanggegevens

Naam voorziening : BSO De Maanster

Website : http://www.kdvmaanster.nl

Aantal kindplaatsen : 50

Gegevens houder

Naam houder : kinderdagverblijf Maanster

Adres houder : De Weer 75

Postcode en plaats : 1504AK ZAANDAM

KvK nummer : 51107392

Gegevens toezicht

Gegevens toezichthouder (GGD)

Naam GGD : GGD Zaanstreek-Waterland

Adres : Vurehout 2

Postcode en plaats : 1507EC ZAANDAM

Telefoonnummer : 0900-2545454

Onderzoek uitgevoerd door : Nienke Huizenga Gegevens opdrachtgever (gemeente)

Naam gemeente : Zaanstad

Adres : Postbus 2000

Postcode en plaats : 1500GA ZAANDAM

Planning

Datum inspectie : 30-06-2015

Opstellen concept inspectierapport : 13-07-2015

Zienswijze houder : Niet van toepassing

Vaststelling inspectierapport : 21-07-2015 Verzenden inspectierapport naar houder : 21-07-2015 Verzenden inspectierapport naar

gemeente

: 21-07-2015 Openbaar maken inspectierapport : 11-08-2015

(13)

13 van 13 Definitief inspectierapport buitenschoolse opvang jaarlijks onderzoek 30-06-2015

BSO De Maanster te ZAANDAM

Bijlage: Zienswijze houder kindercentrum

De zienswijze betreft een reactie van de houder op de inhoud van het inspectierapport.

De houder heeft geen gebruik gemaakt van de gelegenheid een zienswijze in te dienen.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

(art 1.50 lid 1 en 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 3 lid 1 en 3 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 4 lid 1 Regeling

(art 1.50 lid 1 en 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 3 lid 1, 2 en 3 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 4 lid 1 en 2 Regeling

(art 1.50 lid 1 en 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 3 lid 1 en 3 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 4 lid 1 Regeling

(art 1.50 lid 1 en 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 3 lid 1 en 3 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 4 lid 1 Regeling

(art 1.50 lid 1 en 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 3 lid 1 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 4 lid 1 Regeling kwaliteit

(art 1.50 lid 1 en 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 3 lid 1, 2 en 3 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 4 lid 1 en 2 Regeling

1. Een buitenschoolse opvang, een kinderdagverblijf, een gastouder- bureau of een voorziening voor gastouderopvang wordt niet in exploitatie genomen voordat een onderzoek door de

(art 1.50 lid 1 en 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 3 lid 1 en 3 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 4 lid 1 Regeling