Inspectierapport
De Schaepskooi (BSO) Kersenlaan 3
5345JK Oss
Registratienummer 126021338
Toezichthouder: GGD Hart voor Brabant
In opdracht van gemeente: Oss
Datum inspectie: 20-09-2017
Type onderzoek : Jaarlijks onderzoek
Status: Definitief
Datum vaststelling inspectierapport: 24-10-2017
Inhoudsopgave
Inhoudsopgave ... 2
Het onderzoek ... 3
Observaties en bevindingen ... 4
Overzicht getoetste inspectie-items ... 9
Gegevens voorziening ... 13
Gegevens toezicht ... 13
Bijlage: Zienswijze houder kindercentrum ... 14
Het onderzoek
Onderzoeksopzet
Dit onderzoek is uitgevoerd op grond van artikel 1.62 lid 2 van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen. Het betreft een onaangekondigd jaarlijks onderzoek.
Beschouwing
Buitenschoolse opvang (BSO) De Schaepskooi locatie Ussen/ Kersenlaan is gehuisvest in semipermanente gebouwen op het terrein van de basisschool de Polderhof. De BSO kan maximaal 57 kinderen opvangen.
Huidige inspectie
Op woensdagmiddag 20 september 2017 heeft een onaangekondigd inspectiebezoek
plaatsgevonden bij BSO De Schaepskooi, locatie Ussen/ Kersenlaan te Oss. In dit onderzoek is de nadruk gelegd op de kwaliteit van de dagelijkse praktijk, aangevuld met de onderdelen Veiligheid en gezondheid en pedagogisch beleid.
Het pedagogisch beleid voldeed niet aan alle voorwaarden van de Wet kinderopvang. Er is tevens een overtreding geconstateerd met betrekking tot de beroepskracht-kindratio.
Herstelaanbod
Naar aanleiding van de overtreding met betrekking tot het pedagogisch beleid, is aan de manager een herstelaanbod gedaan. Dit betekent dat de manager in de gelegenheid wordt gesteld om de overtreding lopende het onderzoek op te lossen. De manager heeft aangegeven gebruik te willen maken van dit herstelaanbod.
De overtreding met betrekking tot de beroepskracht-kindratio komt, gezien de ernst van de overtreding, niet in aanmerking voor een herstelaanbod.
Na herbeoordeling van de overtreding met betrekking tot het pedagogisch beleid is vastgesteld dat aan de voorwaarde wordt voldaan.
Conclusie
Er is één overtreding geconstateerd met betrekking tot de beroepskracht-kindratio.
De toelichting op de bevindingen van de toezichthouder kunt u lezen in het vervolg van dit rapport.
Aan het einde van dit rapport treft u een overzicht aan van de inspectie-items die zijn beoordeeld.
Advies aan College van B&W
De toezichthouder adviseert het college om te handhaven conform handhavingsbeleid.
Observaties en bevindingen
Pedagogisch klimaat
Binnen dit onderdeel zijn de volgende competenties geobserveerd en beoordeeld:
Het bieden van een gevoel van emotionele veiligheid.
De mogelijkheid bieden tot de ontwikkeling van persoonlijke competenties.
De ruimte bieden tot het ontwikkelen van sociale competenties.
De mogelijkheid geven om normen en waarden eigen te maken.
De buitenschoolse opvang voldoet aan de onderzochte voorwaarden van het onderdeel pedagogisch klimaat.
Pedagogisch beleid
Kinderopvang De Schaepskooi werkt met een algemeen pedagogisch beleidskader 4 - 12 jaar.
Hierin wordt onder andere de visie op de omgang met de kinderen beschreven. Tevens is er een pedagogisch werkplan dat voor de bso-locatie in Ussen is geschreven.
In het pedagogisch beleidskader en het pedagogisch werkplan worden de volgende onderdelen beschreven:
de voor dat kindercentrum kenmerkende visie op de omgang met kinderen is beschreven.
de wijze waarop de emotionele veiligheid van kinderen wordt gewaarborgd, de mogelijkheden voor kinderen tot de ontwikkeling van hun persoonlijke- en sociale competentie, en de wijze waarop de overdracht van normen en waarden aan kinderen plaatsvindt.
de werkwijze, de maximale omvang en de leeftijdsopbouw van de basisgroep.
bij welke (spel)activiteiten kinderen hun basisgroep verlaten.
hoe beroepskrachten bij hun werkzaamheden worden ondersteund door andere volwassenen.
de achterwachtregeling.
de wijze waarop kinderen kunnen wennen aan een nieuwe basisgroep waarin zij zullen worden opgevangen.
het beleid ten aanzien van het gebruik maken van kinderopvang gedurende extra dagdelen.
Sinds kort is het aantal op te vangen kinderen van 71 naar 57 kinderen aangepast. Dit was nog niet aangepast in het werkplan.
Herstelaanbod
De toezichthouder heeft de manager naar aanleiding van bovenbeschreven bevinding een
herstelaanbod gedaan waardoor de overtreding binnen de looptijd van dit onderzoek hersteld kan worden.
Bevindingen na de hersteltermijn
Na afloop van de hersteltermijn zijn de eerder benoemde voorwaarden opnieuw beoordeeld.
Hieruit is gebleken dat: de overtreding hersteld is.
Pedagogische praktijk
Tijdens de observaties van de pedagogische praktijk maakt de toezichthouder gebruik van het Veldinstrument observatie kindercentrum (GGD GHOR Nederland/ NJI, 2015). Onderstaande beschrijvingen zijn aan dat instrument ontleend, en tijdens het onderzoek op locatie geconstateerd.
Na de beschrijving uit het veldinstrument volgt eventueel een voorbeeld uit de waargenomen praktijk.
De beoordeling van de pedagogische praktijk is gebaseerd op observaties in de groep tijdens een tafelmoment, vrij spel binnen en een knutselactiviteit.
Het bieden van een gevoel van emotionele veiligheid De beroepskrachten communiceren met de kinderen.
De beroepskrachten kennen ieder kind in de groep; ze kennen hen bij naam en weten persoonlijke bijzonderheden (bijvoorbeeld karakter en interesses). De beroepskrachten geven de kinderen complimenten, praten op kindhoogte met ze en troosten een kind als dat nodig is.
Respectvol contact
De beroepskrachten hebben gesprekjes met de kinderen waarbij beiden bijdragen aan de voortgang en inhoud van het gesprek.
Voorbeeld: Tijdens het tafelmoment vertelt een kind dat hij appels lekker vindt. De beroepskracht vraagt de kinderen wat er allemaal van appels gemaakt wordt. De kinderen noemen allerlei dingen en zeggen vervolgens of ze het wel of niet lekker vinden.
De mogelijkheid bieden tot de ontwikkeling van persoonlijke competentie De beroepskrachten ondersteunen en stimuleren de ontwikkeling van kinderen.
De beroepskrachten hebben een herkenbaar programma; er hangen dagritmekaarten in de groepsruimte. Deze worden met de kinderen doorgenomen.
Het programma bestaat uit zowel vrij spel als gestructureerde activiteiten. Tijdens de
inspectie gaan de kinderen, na het tafelmoment, eerst vrij spelen in de groepsruimte. Daarna kunnen ze kiezen om buiten te gaan spelen of een smiley te maken.
De ruimte bieden tot het ontwikkelen van sociale competenties De beroepskrachten ondersteunen de kinderen in hun onderlinge interactie.
De beroepskrachten begeleiden zowel de positieve als de negatieve interacties tussen de kinderen.
Bij negatieve interacties helpen ze om de betreffende situatie stop te zetten of op te lossen.
Tijdens het vrij spel hebben twee kinderen onenigheid over wie er met het speelgoed mag spelen.
De beroepskracht bemiddelt tussen de twee kinderen.
De mogelijkheid geven om normen en waarden eigen te maken
De beroepskrachten begeleiden de (nieuwe) kinderen actief bij het leren kennen en omgaan met de afspraken in de groep. Ze leggen uit wat er van een kind verwacht wordt.
Conclusie
Op basis van de waarnemingen in de praktijk is te concluderen dat de vier pedagogische basisdoelen tijdens de inspectie voldoende worden gewaarborgd.
Gebruikte bronnen:
Interview houder en/of locatieverantwoordelijke (telefonisch met mevrouw A. van den Hout)
Interview (beroepskrachten)
Observaties
Pedagogisch beleidsplan
Pedagogisch werkplan (Locatie BSO Ussen)
Personeel en groepen
Binnen dit onderdeel zijn de beroepskrachten gecontroleerd op een geldige verklaring omtrent het gedrag en een passend diploma.
De beroepskracht-kindratio en de opvang in groepen zijn gecontroleerd door middel van roosters en presentielijsten.
De buitenschoolse opvang voldoet niet aan de onderzochte voorwaarden met betrekking tot personeel en groepen. Er is een overtreding geconstateerd met betrekking tot de beroepskracht- kindratio.
Verklaring omtrent het gedrag
De beroepskrachten zijn in het bezit van een geldige verklaring omtrent het gedrag (VOG) en zijn opgenomen in de continue screening.
Passende beroepskwalificatie
De beroepskrachten beschikken over een voor de werkzaamheden passende beroepskwalificatie.
Opvang in groepen
Met ingang van 2 oktober 2017 worden maximaal er 57 kinderen opgevangen. De oudste kinderen worden op de dinsdagen voortaan opgevangen op de nieuwe bso-locatie aan de Bessenlaan, in basisschool De Lockaert.
De kinderen zijn in vijf vaste groepen verdeeld.
Beroepskracht-kindratio
Tijdens een gedeelte van de inspectie wordt de beroepskracht-kindratio niet nageleefd.
Op de middag van de inspectie worden 17 kinderen opgevangen. Er zijn twee beroepskrachten aanwezig. Echter gedurende bijna een uur (van 14.10 - 15.05 uur) heeft één van de
beroepskrachten een intakegesprek met een moeder. Zij zitten in een andere ruimte en het kind van de moeder speelt mee op de groep. Gedurende het intakegesprek staat de andere
beroepskracht alleen op de groep met de 18 kinderen (17 bso-kinderen en het "nieuwe" kind).
Na het intakegesprek staan de twee beroepskrachten weer samen op de groep en klopt de beroepskracht-kindratio weer.
Tevens is er een steekproef genomen van de aanwezigheidslijsten en de roosters van de
beroepskrachten van de anderhalve week voorafgaand aan de inspectie (weken 37 en 38). Hieruit blijkt dat de beroepskracht-kindratio in die periode wordt nageleefd.
Uit bovenstaande constatering(en) / bevinding(en) blijkt dat aan de volgende voorwaarde(n) niet is voldaan.
De verhouding tussen het aantal beroepskrachten en het aantal feitelijk gelijktijdig aanwezige kinderen in de groep bedraagt ten minste:
- 1 beroepskracht per 10 aanwezige kinderen in de leeftijd vanaf 4 jaar.
- 1 beroepskracht per 10 aanwezige kinderen in de leeftijd vanaf 8 jaar.
Bij kinderen van verschillende leeftijden in één groep wordt het minimale aantal beroepskrachten berekend met de rekentool op www.rijksoverheid.nl.
(art 1.49 lid 1 en 1.50 lid 1 en 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 4 lid 2 en 3 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 6 lid 3 en 5 Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen)
OF
De verhouding tussen het aantal beroepskrachten en het aantal feitelijk gelijktijdig aanwezige kinderen in de groep bedraagt ten minste:
- 2 beroepskrachten en een extra volwassene per 30 aanwezige kinderen in de leeftijd vanaf 8 jaar.
(art 1.49 lid 1 en 1.50 lid 1 en 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 4 lid 2 en 3 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 6 lid 4 en 5 Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen)
Gebruikte bronnen:
Interview houder en/of locatieverantwoordelijke (telefonisch met mevrouw A. van den Hout)
Interview (beroepskrachten)
Verklaringen omtrent het gedrag
Diploma's beroepskrachten
Presentielijsten (weken 37 en 38)
Personeelsrooster (weken 37 en 38)
Veiligheid en gezondheid
Binnen dit onderdeel zijn de risico-inventarisaties veiligheid en gezondheid gecontroleerd op inhoud en volledigheid. Onder andere is gekeken naar de datum van inventarisatie en of de inhoud de actuele situatie betreft. In de praktijk wordt gekeken naar de kennis van de beroepskrachten met betrekking tot de risico-inventarisaties en de mogelijkheden die worden geboden om hiervan kennis te kunnen nemen.
De BSO voldoet aan de onderzochte voorwaarden met betrekking tot veiligheid en gezondheid.
Risico-inventarisatie veiligheid en gezondheid
De risico-inventarisaties veiligheid en gezondheid zijn uitgevoerd op 3 november 2016.
De risico-inventarisaties zijn actueel. De risico-inventarisatie veiligheid is uitgevoerd in alle voor kinderen toegankelijke ruimtes en op alle specifieke onderdelen.
Naar aanleiding van de risico-inventarisaties zijn actieplannen gemaakt. Daarnaast zijn er huisregels en protocollen opgesteld.
Op grond van het gesprek met de beroepskracht(en) en de observatie op de groep, is
geconcludeerd dat de beroepskrachten het veiligheids- en gezondheidsbeleid kennen en over het algemeen op een juiste wijze in praktijk brengen.
Gebruikte bronnen:
Interview (beroepskrachten)
Observaties
Risico-inventarisatie veiligheid (3 november 2016)
Risico-inventarisatie gezondheid (3 november 2016)
Actieplan veiligheid
Actieplan gezondheid
Huisregels/groepsregels
Overzicht getoetste inspectie-items
Pedagogisch klimaat
Pedagogisch beleid
Het kindercentrum beschikt over een pedagogisch beleidsplan waarin de voor dat kindercentrum kenmerkende visie op de omgang met kinderen is beschreven.
(art 1.50 lid 1 en 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 5 lid 2 en 4 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen)
Het pedagogisch beleidsplan bevat in duidelijke en observeerbare termen een beschrijving van: de wijze waarop de emotionele veiligheid van kinderen wordt gewaarborgd, de mogelijkheden voor kinderen tot de ontwikkeling van hun persoonlijke- en sociale competentie en de wijze waarop de overdracht van normen en waarden aan kinderen plaatsvindt.
(art 1.50 lid 1 en 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 5 lid 2 en 4 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 7 lid 1 sub a en lid 2 Regeling kwaliteit kinderopvang en
peuterspeelzalen)
Het pedagogisch beleidsplan bevat in duidelijke en observeerbare termen een beschrijving van de werkwijze, de maximale omvang en de leeftijdsopbouw van de basisgroep.
(art 1.50 lid 1 en 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 5 lid 2 en 4 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 7 lid 1 sub b en lid 2 Regeling kwaliteit kinderopvang en
peuterspeelzalen)
Het pedagogisch beleidsplan bevat in duidelijke en observeerbare termen een beschrijving van de (spel)activiteiten die kinderen buiten de basisgroepen kunnen verrichten.
(art 1.50 lid 1 en 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 5 lid 2 en 4 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 7 lid 1 sub c en lid 2 Regeling kwaliteit kinderopvang en
peuterspeelzalen)
Bij activiteiten in groepen groter dan dertig kinderen besteedt de houder in het pedagogisch beleidsplan aantoonbaar extra aandacht aan de omgang met de basisgroep.
(art 1.50 lid 1 en 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 4 lid 1 en 3 en art 5 lid 2 en 4 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 6 lid 6 en 7 en art 7 lid 1c Regeling kwaliteit
kinderopvang en peuterspeelzalen)
Het pedagogisch beleidsplan bevat in duidelijke en observeerbare termen een beschrijving hoe beroepskrachten bij hun werkzaamheden worden ondersteund door andere volwassenen.
(art 1.50 lid 1 en 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 5 lid 2 en 4 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 7 lid 1 sub d en lid 2 Regeling kwaliteit kinderopvang en
peuterspeelzalen)
Het pedagogisch beleidsplan bevat in duidelijke en observeerbare termen een beschrijving hoe ondersteuning is vormgegeven indien slechts één beroepskracht in het kindercentrum aanwezig is.
(art 1.50 lid 1 en 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 5 lid 2 en 4 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 6 lid 10, art 7 lid 1 sub g en lid 2 Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen)
Het pedagogisch beleidsplan bevat in duidelijke en observeerbare termen een beschrijving hoe ondersteuning is vormgegeven indien slechts één beroepskracht in het kindercentrum wordt ingezet in afwijking van de beroepskracht-kindratio.
(art 1.50 lid 1 en 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 5 lid 2 en 4 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 6 lid 9, art 7 lid 1 sub g en lid 2 Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen)
Het pedagogisch beleidsplan bevat in duidelijke en observeerbare termen een beschrijving van de wijze waarop kinderen kunnen wennen aan een nieuwe basisgroep waarin zij zullen worden opgevangen.
(art 1.50 lid 1 en 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 5 lid 2 en 4 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 7 lid 1 sub e en lid 2 Regeling kwaliteit kinderopvang en
peuterspeelzalen)
Het pedagogisch beleidsplan bevat in duidelijke en observeerbare termen een beschrijving van het beleid ten aanzien van het gebruik maken van kinderopvang gedurende extra dagdelen.
(art 1.50 lid 1 en 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 5 lid 2 en 4 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 6 lid 11, art 7 lid 1 sub f en lid 2 Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen)
Pedagogische praktijk
De houder draagt zorg voor uitvoering van het vastgestelde pedagogisch beleidsplan.
(art 1.49 lid 1 en 1.50 lid 1 en 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 5 lid 2 en 3 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen)
De houder draagt zorg voor het waarborgen van emotionele veiligheid.
(art 1.49 lid 1 en 1.50 lid 1 en 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 5 lid 2, 3 en 4 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 7 lid 1 sub a Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen)
De houder draagt er zorg voor dat de kinderen de mogelijkheid krijgen om tot ontwikkeling van persoonlijke competentie te komen.
(art 1.49 lid 1 en 1.50 lid 1 en 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 5 lid 2, 3 en 4 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 7 lid 1 sub a Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen)
De houder draagt er zorg voor dat de kinderen de mogelijkheid krijgen om tot ontwikkeling van sociale competentie te komen.
(art 1.49 lid 1 en 1.50 lid 1 en 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 5 lid 2, 3 en 4 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 7 lid 1 sub a Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen)
De houder draagt zorg voor de overdracht van normen en waarden.
(art 1.49 lid 1 en 1.50 lid 1 en 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 5 lid 2, 3 en 4 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 7 lid 1 sub a Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen)
Personeel en groepen
Verklaring omtrent het gedrag
De houder en personen werkzaam bij de onderneming waarmee de houder het kindercentrum exploiteert zijn in het bezit van een verklaring omtrent het gedrag die is afgegeven vanaf 1 maart 2013.
(art 1.50 lid 3 en 3.8g Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen)
Een verklaring omtrent het gedrag van een persoon werkzaam bij de onderneming is vóór aanvang van de werkzaamheden bij het kindercentrum overgelegd en is bij aanvang van de werkzaamheden niet ouder dan twee maanden.
(art 1.50 lid 4 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen) Passende beroepskwalificatie
Alle beroepskrachten beschikken over een voor de werkzaamheden passende beroepskwalificatie zoals opgenomen in de meest recent aangevangen cao kinderopvang.
(art 1.50 lid 1 en 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 3 lid 1 en 3 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 4 lid 1 Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen) Opvang in groepen
De opvang vindt plaats in basisgroepen.
(art 1.49 lid 1 en 1.50 lid 1 en 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 5 lid 1 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 6 lid 1 Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen)
De basisgroep bestaat uit maximaal twintig kinderen in de leeftijd van 4 jaar tot de leeftijd waarop het basisonderwijs voor die kinderen eindigt.
(art 1.49 lid 1 en 1.50 lid 1 en 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 4 lid 1 en 3 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 6 lid 1 Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen) OF
De basisgroep bestaat uit maximaal dertig kinderen in de leeftijd van 8 jaar tot de leeftijd waarop het basisonderwijs voor die kinderen eindigt.
(art 1.49 lid 1 en 1.50 lid 1 en 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 4 lid 1 en 3 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 6 lid 2 Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen) Beroepskracht-kindratio
De verhouding tussen het aantal beroepskrachten en het aantal feitelijk gelijktijdig aanwezige kinderen in de groep bedraagt ten minste:
- 1 beroepskracht per 10 aanwezige kinderen in de leeftijd vanaf 4 jaar.
- 1 beroepskracht per 10 aanwezige kinderen in de leeftijd vanaf 8 jaar.
Bij kinderen van verschillende leeftijden in één groep wordt het minimale aantal beroepskrachten berekend met de rekentool op www.rijksoverheid.nl.
(art 1.49 lid 1 en 1.50 lid 1 en 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 4 lid 2 en 3 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 6 lid 3 en 5 Regeling kwaliteit kinderopvang en
peuterspeelzalen) OF
De verhouding tussen het aantal beroepskrachten en het aantal feitelijk gelijktijdig aanwezige kinderen in de groep bedraagt ten minste:
- 2 beroepskrachten en een extra volwassene per 30 aanwezige kinderen in de leeftijd vanaf 8 jaar.
(art 1.49 lid 1 en 1.50 lid 1 en 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 4 lid 2 en 3 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 6 lid 4 en 5 Regeling kwaliteit kinderopvang en
peuterspeelzalen)
Veiligheid en gezondheid
Risico-inventarisatie veiligheid en gezondheid
De houder stelt jaarlijks een risico-inventarisatie veiligheid op voor alle voor kinderen toegankelijke ruimtes in een kindercentrum, waaronder de buitenspeelruimte.
(art 1.49 lid 1 en 1.50 lid 1 en 2 en 1.51 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 2 lid 1 sub a Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen)
De houder heeft een risico-inventarisatie veiligheid betreffende de actuele situatie.
(art 1.49 lid 1 en 1.50 lid 1 en 2 en 1.51 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 2 lid 1 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 2 lid 5 Regeling kwaliteit kinderopvang en
peuterspeelzalen)
De houder beschrijft de veiligheidsrisico’s op de thema’s: verbranding, vergiftiging, verdrinking, valongevallen, verwondingen, beknelling, botsen, stoten, steken en snijden.
(art 1.49 lid 1 en 1.50 lid 2 en 1.51 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 2 lid 1 sub a en lid 2 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 2 lid 1 Regeling kwaliteit kinderopvang en
peuterspeelzalen)
In het plan van aanpak geeft de houder aan welke maatregelen op welk moment zijn,
respectievelijk worden genomen in verband met de veiligheidsrisico’s, alsmede de samenhang tussen de veiligheidsrisico’s en de maatregelen.
(art 1.49 lid 1 en 1.50 lid 2 en 1.51 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 2 lid 1 sub b Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen)
De registratie van ongevallen bevat per ongeval de aard en plaats van het ongeval, het jaar waarin het ongeval zich heeft voorgedaan en een overzicht van getroffen maatregelen.
(art 1.49 lid 1 en 1.50 lid 2 en 1.51 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 2 lid 2 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 2 lid 3 Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen) De houder zorgt ervoor dat personen werkzaam bij het kindercentrum kennis kunnen nemen van de vastgestelde risico-inventarisatie veiligheid.
(art 1.49 lid 1 en 1.50 lid 1 en 2 en 1.51 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 2 lid 2 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 2 lid 4 Regeling kwaliteit kinderopvang en
De houder stelt jaarlijks een risico-inventarisatie gezondheid op.
(art 1.49 lid 1 en 1.50 lid 1 en 2 en 1.51 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 2 lid 1 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen)
De houder heeft een risico-inventarisatie gezondheid betreffende de actuele situatie.
(art 1.49 lid 1 en 1.50 lid 1 en 2 en 1.51 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 2 lid 1 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 2 lid 5 Regeling kwaliteit kinderopvang en
peuterspeelzalen)
De houder beschrijft de gezondheidsrisico’s op de thema’s: ziektekiemen, binnenmilieu, buitenmilieu en medisch handelen.
(art 1.49 lid 1 en 1.50 lid 2 en 1.51 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 2 lid 1 sub a en lid 2 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 2 lid 2 Regeling kwaliteit kinderopvang en
peuterspeelzalen)
In het plan van aanpak geeft de houder aan welke maatregelen op welk moment zijn
respectievelijk worden genomen in verband met de gezondheidsrisico’s, alsmede de samenhang tussen de gezondheidsrisico’s en de maatregelen.
(art 1.49 lid 1 en 1.50 lid 2 en 1.51 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 2 lid 1 sub b Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen)
De houder zorgt ervoor dat personen werkzaam bij het kindercentrum kennis kunnen nemen van de vastgestelde risico-inventarisatie gezondheid.
(art 1.49 lid 1 en 1.50 lid 1 en 2 en 1.51 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 2 lid 2 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 2 lid 4 Regeling kwaliteit kinderopvang en
peuterspeelzalen)
Gegevens voorziening
Opvanggegevens
Naam voorziening : De Schaepskooi
Website : http://www.deschaepskooi.nl
Aantal kindplaatsen : 71
Gegevens houder
Naam houder : De Schaepskooi B.V.
Adres houder : Palestrinastraat 24
Postcode en plaats : 5344AA Oss
Website : www.deschaepskooi.nl
KvK nummer : 17112627
Aansluiting geschillencommissie : Ja
Gegevens toezicht
Gegevens toezichthouder (GGD)
Naam GGD : GGD Hart voor Brabant
Adres : Postbus 3024
Postcode en plaats : 5003DA Tilburg
Telefoonnummer : 088-3686845
Onderzoek uitgevoerd door : T. van Waardenburg Gegevens opdrachtgever (gemeente)
Naam gemeente : Oss
Adres : Postbus 5
Postcode en plaats : 5340BA OSS
Planning
Datum inspectie : 20-09-2017
Opstellen concept inspectierapport : 17-10-2017
Zienswijze houder : 24-10-2017
Vaststelling inspectierapport : 24-10-2017 Verzenden inspectierapport naar houder : 30-10-2017 Verzenden inspectierapport naar
gemeente
: 30-10-2017 Openbaar maken inspectierapport : 20-11-2017
Bijlage: Zienswijze houder kindercentrum
De zienswijze betreft een reactie van de houder op de inhoud van het inspectierapport.
Wij zijn geschrokken over de constatering van de inspecteur van de GGD over het niet naleven van de Beroepskracht-Kind-ratio.
Dit is, geenszins onze opzet, zoals ook duidelijk wordt in de roosters die bekeken zijn. Wij vinden het erg belangrijk dat deze regels nageleefd worden, omdat we daarin ook de kwaliteit van de opvang terugzien.
De constatering is dat één van de twee medewerkers niet op de groep aanwezig was, om een nieuw kind en zijn ouder de gelegenheid te geven kennis te maken met onze organisatie en de BSO groep.
Onze gewoonte is dat dit soort gesprekken plaats vinden tijdens groepstijden, omdat juist op deze wijze ouders en kinderen echt kunnen ervaren hoe het op onze BSO is. Dat vinden we erg
belangrijk.
Wel realiseren we ons ook, dat deze situatie wellicht niet de meest wenselijke weerspiegelt.
Echter, we vinden hebt belangrijk om de regels, maar ook de zogenaamde "geest van de wet" te kunnen en willen naleven. In onze opinie is de "letter van de wet" nageleefd, doordat de
medewerker beschikbaar was, hoewel niet letterlijk ín de groepsruimte. Eveneens denken we te hebben gehandeld in de "geest van de wet"; altijd voldoende medewerkers beschikbaar.
In de wettekst (via: http://wetten.overheid.nl/BWBR0031613/2016-09-01 geraadpleegd op 24 oktober 2017) staat immers:
artikel 3:
Bij buitenschoolse opvang bedraagt de verhouding tussen het aantal beroepskrachten en het feitelijk aanwezige aantal kinderen ten minste één beroepskracht per tien kinderen.
Onze overtuiging is dat wij hier met het voeren van een intake-gesprek niet van hebben afgeweken. De medewerker is niet letterlijk aanwezig geweest in het lokaal, maar wel beschikbaar. Dit is ook het geval wanneer bijvoorbeeld één medewerker met één of een paar kinderen een activiteit buiten de groep doet, bijvoorbeeld op het plein, buiten. In dat geval zijn er wellicht ook meer dan 10 kinderen binnen bezig.
Wij weten dat de betreffende medewerkers goede afspraken met elkaar hebben voor ondersteuning in situaties. Mocht de situatie dusdanig zijn geweest dat de collega in de
groepsruimte de ondersteuning nodig gehad had van de collega die het intake-gesprek voerde, dan was dat direct mogelijk geweest. Dit zou ook het geval zijn geweest in bovengenoemde voorbeeldsituatie van het buitenspelen.
We ervaren ook dat deze kinderen, die al wat ouder zijn, niet meer een permanent toezicht nodig hebben. Het soms letterlijk afstand nemen van (bege-)leiders is een natuurlijke ontwikkeling, die wij van harte stimuleren. Daarmee willen we niet zeggen dat de BKR niet belangrijk is, of dat wij deze negeren. Wel willen we benadrukken dat de kinderen in geen enkele manier in een onveilige situatie hebben verkeerd. De medewerker die het intake-gesprek heeft gehouden was immers vlak in de buurt en direct beschikbaar indien nodig.
We gaan in de BSO teams in gesprek over deze situatie. We zullen bespreken of dit nog steeds de meest gewenste aanpak voor het voeren van intake-gesprekken is. We vinden het erg belangrijk dat kinderen en ouders tijdens openingstijden kunnen binnenkomen voor het intake-gesprek en op deze manier ook kunnen sfeer-proeven. Tegelijkertijd is dit voor nieuwe kinderen de enige tijd dat zij kunnen komen, zij zitten immers op school.
De overige inhoud van het rapport stemt ons tevreden. We zijn blij dat de GGD de kwaliteit rondom de pedagogische inhoud erkent en herkent. Onze medewerkers werken hier hard voor en we zien op deze manier dit terug. We zullen blijven werken aan vergroting van de kwaliteit van de opvang.
Met vriendelijke groet, Marieke Flobbe
Team Pedagogische ondersteuning en Beleid Fides 0-12