• No results found

LES. Taalkanjers Thema 3 SUGGESTIES VOOR LINKEN

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "LES. Taalkanjers Thema 3 SUGGESTIES VOOR LINKEN"

Copied!
6
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Taalkanjers – Thema 3 LES 4

SUGGESTIES VOOR LINKEN

In de les muzische vorming kun je het lied Zes heksen of Wie zijn hoed is dit? zingen. Je kunt het lied vinden via YouTube. Hierbij kun je extra nadruk leggen op het gebruik van de juiste intonatie van de zinnen.

(2)

LESDOELEN

Taalbeschouwing – Zinnen

• De leerlingen kunnen de leestekens op een correcte manier aan het einde van de zin gebruiken: punt, vraagteken en uitroepteken.

Attitudes en andere leerinhouden

• De leerlingen kunnen wat ze in een bepaalde situatie hebben geleerd, in gelijkaardige situaties opnieuw toepassen.

LEERLIJNEN

Dit kwam eerder aan bod.

• De leerlingen denken na over het nut en het gebruik van de volgende leestekens in een zin:

punt, vraagteken, uitroepteken. (thema 1)

• De leerlingen kunnen woorden opsommen door gebruik te maken van komma’s en dubbele punten. (thema 2)

Dit komt later aan bod.

• De leerlingen kunnen zinnen bouwen met gegeven woorden en gebruiken daarbij de passende leestekens: punt, vraagteken, uitroepteken. (thema 7)

MATERIAAL

• Taalboek p. 39

• Werkboek p. 9-11

• Onthoudboek 7

• Instructiefilmpje leestekens

• Extra materiaal

drie hoeden, een post-it-kleefbriefje voor elke leerling

LESVERLOOP Aanzet 10

1 Kom in de heksenkring

Kern 35

2 Welk leesteken moet je gebruiken?

3 Lezen in het taalboek

4 De leestekens oefenen in het werkboek

Reflectie 5

5 Terugkijken

VOOR DE LES

• Je legt drie hoeden in het midden van een kring.

Op elke hoed plak je een leesteken.

Hoedje af 50

LES 4

(3)

4.2

LESVERLOOP

1 Kom in de heksenkring

Je laat de leerlingen in een kring rond de hoeden plaatsnemen. Je zegt dat ze mogen plaatsnemen in de heksenkring.

Je vertelt de leerlingen dat je niet goed weet wat die hoeden hier doen of van wie ze zijn.

Je leest de tekst Hoeden die toveren voor aan de leerlingen. Je gebruikt daarbij de gepaste intonatie.

Hoeden die toveren

Er waren eens drie heksen.

Met een punthoed, een puist en een neus als een haak.

Het zijn zussen, dat zie je zo.

Ze spelen een gek spel.

Ze hebben net de stad betoverd.

Elke mens is nu een kikker, een slak of een pad.

Ik ben niet betoverd en moet de stad redden.

Ze geven alle drie hun hoed aan mij.

Ze hebben niet de juiste hoed.

Er staat een teken op hun hoed.

Een . , een ? en een ! .

Als ik de juiste hoed op het juiste hoofd zet, dan bevrijd ik de stad.

Hoe moet ik dat doen?

Krijg ik geen tip?

Geef nu een tip!

Elke heks geeft mij een tip.

Aagje de heks:

Geef je me mijn hoed terug?

Maak je me blij?

Weet je welke hoed bij mij past?

Maak je de stad vrij?

Uitje de heks:

Blijf daar niet staan!

Maak me blij!

Kijk naar het teken op mijn hoed!

Geef hem aan mij!

Puntje de heks:

Je kunt me vast helpen.

Ik kan je niet leiden.

Je weet vast welke hoed van mij is.

Je zult de stad bevrijden.

Ik weet het.

Ik zet de ? -hoed op het hoofd van Aagje.

Ik zet de ! -hoed op het hoofd van Uitje.

Ik zet de . -hoed op het hoofd van Puntje.

Plots is de betovering weg.

Alles is weer normaal.

Ook Aagje, Puntje en Uitje zijn weg.

Ik heb ze nooit meer teruggezien.

AANZET

10

taalboek p. 39

(4)

Na het lezen stel je een aantal vragen aan de leerlingen.

• Waarover ging de tekst? (over drie hoeden, over drie heksen)

• Wat was er met de mensen aan de hand? (Ze waren betoverd door de heksen.)

• Weten we nu al van wie de hoeden in onze heksenkring zijn? (ja, van Aagje, Uitje en Puntje)

• Wat moest er met de hoeden gebeuren? (Die moesten terug op het juiste hoofd gezet worden.)

• En wat gebeurde er dan? (Alle mensen werden weer normaal.)

• Waarom zou de heks Aagje de hoed met het vraagteken opzetten? (Aagje stelt allemaal vragen.)

• Waarom zou de heks Uitje de hoed met het uitroepteken passen? (Uitje schreeuwt of roept allemaal dingen.)

• En heks Puntje dan? (Puntje zegt haar zinnen gewoon en die eindigen dus met een punt.)

Je verwoordt het doel van de les.

Vandaag onderzoeken jullie waarom we leestekens gebruiken. Jullie leren de juiste leestekens in zinnen gebruiken.

2 Welk leesteken moet je gebruiken?

Je overloopt met de leerlingen het onthoudkader van de leestekens uit thema 1, les 5. Wanneer gebruik je een punt, een vraagteken of een uitroepteken?

Je zegt aan de leerlingen dat ze de namen van de drie leestekens al kennen, maar dat er ook voor elke soort zin een naam bestaat.

• Een mededeling is een zin die iets vertelt, iets zegt aan iemand. Het klinkt als een gewone zin. Het is de zin die een punt krijgt als leesteken.

• Geef eens een voorbeeld van een mededeling. (eigen antwoord)

• Een zin waarin je iets vraagt, noemen we een vraag. Een vraag krijgt een vraagteken als leesteken.

• Maak eens een goede vraag. (eigen antwoord)

• Een zin waarin je een bevel geeft of iets uitroept, krijgt een uitroepteken als leesteken. Dit soort zin noemen we een bevel of een uitroep.

• Bouw eens een zin die een bevel is. (eigen antwoord)

3 Lezen in het taalboek

Je laat de leerlingen nu zelf de tekst lezen. Ze gaan hiervoor per drie

samenzitten. Elke groep van drie leerlingen krijgt ook drie post-it-kleefbriefjes.

Je laat de leerlingen op elk van de drie kleefbriefjes een leesteken noteren (post-it met punt erop, post-it met vraagteken erop, post-it met uitroepteken erop). Elke leerling in de groep kleeft een post-it op zijn voorhoofd.

Je zegt de leerlingen dat ze in hun groep gaan oefenen op het lezen met de juiste intonatie.

• Ben jij heks Puntje? Dat moeten we zien omdat het kleefbriefje met het leesteken ‘punt’ op jouw voorhoofd kleeft. Jij leest dan de zinnen van Puntje.

• Ben jij heks Uitje? Dan lees jij de zinnen van Uitje. Je leest de zinnen met een uitroepteken.

• Ben jij Aagje? Dan lees jij de zinnen van Aagje. Je leest de zinnen met een vraagteken.

KERN

35

onthoudboek 7

taalboek p. 39

(5)

4.4

Een groep die klaar is, wisselt de briefjes. Zo worden de leerlingen elk een keer een van de drie heksen.

Je loopt tijdens het lezen in groepen rond in de klas om het lezen met intonatie bij te sturen waar nodig.

Je vraagt de leerlingen om elk één post-it naar keuze mee naar hun eigen bank te nemen.

Je zegt dat jullie de post-its nog even gebruiken op het einde van de les.

4 De leestekens oefenen in het werkboek

Je maakt oefening 1 klassikaal in het werkboek. De leerlingen werken daarna individueel in hun werkboek.

De aanloopgroep maakt eerst oefening 2 en probeert daarna oefening 3.

De kerngroep gaat zelfstandig aan de slag met oefeningen 2 en 3.

De leerlingen die probleemloos de kernoefeningen opgelost hebben, maken uitdagingsoefening 4 zelfstandig.

Diff.: aanloop

Je begeleidt de aanloopgroep en leest samen met de leerlingen de zinnen uit de oefeningen. Je probeert hen ook actief de woorden ‘mededeling’,

‘vraag’ en ‘bevel’ te laten gebruiken.

5 Terugkijken

Je zegt de leerlingen dat je enkele zinnen gaat zeggen, met een bepaalde intonatie.

Wie denkt dat ‘zijn’ leesteken achter de zin hoort, kleeft de post-it op zijn voorhoofd.

• Mag ik jouw hoed lenen? (Post-it vraagteken wordt gekleefd.)

• Ik wil geen kikkers meer toveren! (Post-it uitroepteken wordt gekleefd.)

• Help! Een spin in onze klas! (Post-it uitroepteken wordt gekleefd.)

• Een heks met lange, vuile haren en een wrat op haar neus is eng. (Post-it punt wordt gekleefd.)

• ...

Je herhaalt met de leerlingen de drie soorten zinnen: mededeling, vraag, bevel of uitroep.

• Een zin waar een punt achter staat, is een ...? (mededeling)

• Een zin met een vraagteken is een ...? (vraag)

• Een zin met een uitroepteken is een ...? (bevel of uitroep)

De leerlingen die nog moeilijkheden ondervinden met de leerstof, duiden de weeroefening aan (groene pijl).

De leerlingen die de oefeningen vlot maakten, duiden de meeroefening aan (blauwe pijl).

werkboek p. 9-11 oefeningen 1-4

REFLECTIE

5

(6)

Dit heb ik vandaag geleerd!

Ik leerde nadenken over het gebruik van leestekens op het einde van een zin.

Hocus. Pocus? Pas!

Lees de zin aandachtig.

Vul de zin aan met het juiste leesteken.

Op het hoofd van de heks staat een hoed .

De heks heeft een haakneus .

Heks Aagje vraagt: ‘Maak ik een vreemd soepje klaar? Heks Puntje heeft lang haar .

Dragen heksen schoenen?

Heks Uitje gilt: ‘Doe de gordijnen dicht ! Zinnen toveren

Schrijf drie zinnen over de heksen Aagje, Puntje en Uitje.

Probeer in elke zin een ander leesteken te gebruiken.

4

4

3

4

eigen antwoord, bv. Heks Aagje woont in het bos. Woont Heks Puntje ook in het bos?

Heks Uitje roept: ‘Au!’

11

De spin van Aagje, Uitje en Puntje

Lees de zinnen aandachtig.

Kleur in elke zin het leesteken. Kleur een vraagteken rood, een uitroepteken groen en een punt blauw.

Een spin in huis!

Ken jij de drie zussen al?

Ze heten Aagje, Uitje en Puntje.

Ze hebben een grote, harige spin.

Hun spin heet Zwartje.

Zwartje heeft geen acht poten maar wel twintig!

Weet je waarmee hij zijn web maakt?

Hij maakt het met de haren van Puntje.

Uitje roept: Opstaan!

Zwartje springt uit bed.

Hij gaat vliegen zoeken voor in de soep.

Lust jij soep met vliegen?

Bah, dat lijkt me vies!

Mensen zijn bang van Zwartje.

Ook al is hij lief.

Dan gillen ze: Ah! Een spin! Wat vies! Doe die spin weg!

Ben jij bang van een spin?

Zwartje heeft ook veel ogen.

Weet jij hoeveel?

Zwartje heeft geen acht ogen maar wel twintig!

Aagje roept: Het is al nacht!

De heksen vliegen uit.

Zwartje vliegt met hen mee.

Wil jij ook een ritje op hun bezem?

2

10

Hoedje af

Dit kan ik al!

Ik ken de verschillende leestekens.

Ik kan een leesteken juist gebruiken.

Rarara … welke zin past bij welk leesteken?

Verbind elke zin met het juiste leesteken.

De heks woont in een bos

Draagt de heks een pet

De bezemsteel ligt naast de heks

Aan de hoed hangt een spin

Geef die hoed aan mij

Blijf daar niet zo staan

Heeft de heks een bezem vast

Waar staat de heksenketel

Help, een heks 1

7

? .

! LES4

9 39

LES4

Hoedje af

Hoeden die toveren

Er waren eens drie heksen.

Met een punthoed, een puist en een neus als een haak.

Het zijn zussen, dat zie je zo.

Ze spelen een gek spel.

Ze hebben net de stad betoverd.

Elke mens is nu een kikker, een slak of een pad.

Ik ben niet betoverd en moet de stad redden.

Ze geven alle drie hun hoed aan mij.

Ze hebben niet de juiste hoed.

Er staat een teken op hun hoed.

Een., een?en een!.

Als ik de juiste hoed op het juiste hoofd zet, dan bevrijd ik de stad.

Hoe moet ik dat doen?

Krijg ik geen tip?

Geef nu een tip!

Elke heks geeft mij een tip.

Aagje de heks:

Geef je me mijn hoed terug?

Maak je me blij?

Weet je welke hoed bij mij past?

Maak je de stad vrij?

Uitje de heks:

Blijf daar niet staan!

Maak me blij!

Kijk naar het teken op mijn hoed!

Geef hem aan mij!

Puntje de heks:

Je kunt me vast helpen.

Ik kan je niet leiden.

Je weet vast welke hoed van mij is.

Je zult de stad bevrijden.

Ik weet het.

Ik zet de?-hoed op het hoofd van Aagje.

Ik zet de!-hoed op het hoofd van Uitje.

Ik zet de.-hoed op het hoofd van Puntje.

Plots is de betovering weg.

Alles is weer normaal.

Ook Aagje, Puntje en Uitje zijn weg.

Ik heb ze nooit meer teruggezien.

5

10

15

20

25

30

35

40

DeTaalkanjers_2_TaalboekA.indb 39 7/05/19 11:52

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

professionele opleiding vir 0..1 drie die sertifikate aange- bied. By twee van die gewone opleidingskolleges word kursus- se vir die Algemene Sertifikaat verskaf.

Principals and senior staff (H.O.D) and class teachers should work hand' in glove with the mentor teachers in helping the beginner teachers with all four basic

Onder bijzondere vormen van geregeld vervoer wordt het gemeenschappelijk vervoer van personen verstaan, wie dit ook organiseert, van bepaalde categorieën per- sonen met uitsluiting

Initial keywords: project management, PRINCE2, justification, initiation, realization, exploitation, business case, post-project, ex-post, review, evaluation, project

Evidence is provided that the personal factor PIIT and three of the six sub-dimensions of the environmental factor transformational IT leadership have a

De Raad acht het in de complexe Europese verhoudingen een grote prestatie, dat de gezamenlijke ministers voor ruimtelijke ordening van de lidstaten en de Commissaris

Een spanningsmeter en een stroommeter meten de spanning over de constantaandraad en de stroomsterkte door deze draad.. De grafiek onder de opgave geeft het resultaat van

The Bophuthatswana National Education Act of 1979 and the Botswana Edu= cation Law of 1966 determine that the systems of education in those countries remain