• No results found

Raad van de Europese Unie Brussel, 16 december 2015 (OR. en)

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Raad van de Europese Unie Brussel, 16 december 2015 (OR. en)"

Copied!
106
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

PUBLIC

15174/15 DEP/ADW/hw 1

Raad van de Europese Unie

Brussel, 16 december 2015 (OR. en)

15174/15

LIMITE

DATAPROTECT 234 JAI 988

DAPIX 239 FREMP 300 COMIX 680 CODEC 1701 Interinstitutioneel dossier:

2012/0010 (COD)

NOTA

van: het voorzitterschap

aan: het Comité van permanente vertegenwoordigers nr. vorig doc.: 12555/15, 14934/15

Nr. Comdoc.: 5833/12

Betreft: Voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door bevoegde autoriteiten met het oog op de voorkoming, het onderzoek, de opsporing en de vervolging van strafbare feiten of de tenuitvoerlegging van straffen, en betreffende het vrije verkeer van die gegevens

- Bespreking van de definitieve compromistekst met het oog op een akkoord

I. INLEIDING

1. The Commission proposed on 25 January 2012 a comprehensive data protection reform package consisting of:

− the proposal for a General Data Protection Regulation1 to replace Directive 95/46/EC and;2

1 Proposal for a Regulation of the European Parliament and of the Council on the protection of individuals with regard to the processing of personal data and on the free movement of such data (General Data Protection Regulation), 5853/12.

2 Directive 95/46/EC of the European Parliament and of the Council of 24 October 1995 on the protection of individuals with regard to the processing of personal data and on the free movement of such data. OJ L 281, 23.11.1995, p. 31-50.

(2)

− the proposal for a Directive on the protection of individuals with regard to the processing of personal data by competent authorities for the purposes of prevention, investigation, detection or prosecution of criminal offences or the execution of criminal penalties, and the free movement of such data,3 which is intended to replace Framework Decision 2008/977/JHA.4

2. The draft Directive aims to ensure a consistent and high level of data protection in the field of law enforcement by enhancing mutual trust between the police and judicial authorities of different Member States and by facilitating the free flow of data and cooperation between police and judicial authorities.

3. The European Parliament adopted its position on the draft Directive at first reading in the context of the ordinary legislative procedure on 12 March 2014.5

4. The European Council requested in its conclusions of 25-26 June 2015 for the data protection package to be adopted by the end of 2015.6

5. The Council agreed on a general approach on the draft Directive on 9 October 2015,7 thereby giving the Presidency a negotiating mandate to enter into trilogues with the European

Parliament. The Presidency considers the work on the Directive as one of its main priorities and is undertaking significant efforts to secure agreement with the European Parliament by the end of 2015.

3 5833/12

4 OJ L 350, 30.12.2008, p. 60-71.

5 7428/14

(3)

6. The Directive has been examined intensively by experts when preparing the five trilogues with the European Parliament that have taken place since October 2015. The Presidency sought the views of delegations on possible compromise solutions both before and after each trilogue on 15 December 2015. Delegations have also been debriefed orally and in writing on all the chapters of the draft Directive discussed in trilogues. Furthermore, outstanding issues relating to the whole draft Directive have been analysed by the Permanent Representatives Committee on 26 November 2015, 2 and 10 December 2015.

7. With a view to enabling the adoption of a political agreement on the draft Directive as an early second reading agreement with the European Parliament, the Presidency submits the consolidated text of the draft Directive to the Permanent Representatives Committee as an outcome of the final trilogue. Taking into account the overall balance of this compromise text, the Presidency invites the Permanent Representatives Committee to analyse the compromise text resulting from the final trilogue with a view to agreement.

II. OVERALL COMPROMISE TEXT

8. From the annexed compromise text, the Permanent Representatives Committee will note that an acceptable balance can be found.

9. On the final outstanding issues that were discussed in the last trilogue, the following compromise was achieved:

1. Concerning the scope of the draft Directive, an acceptable compromise could be found by establishing the link between the prevention of criminal offences and the safeguarding against and the prevention of threats to public security.

2. On Article 36aa, the Presidency defended the necessary elements that had been identified during the informal JHA Counsellors meeting on 14 December 2015. The European Parliament could accept the compromise that included the above-mentioned elements.

(4)

3. Concerning Article 62, the Presidency managed to convince the European Parliament to accept an additional period for the implementation of Article 24(1) on logging. On the other hand, the compromise on the implementation period in paragraph 1 was to revert to the initial Commission proposal.

III. OTHER ISSUES

4. On the following issues, modifications have been made:

1. Recitals: 23, 24a, 27, 36a, 37a, 49b, 73.

2. Article 5 chapeau 3. Article 9(2b) 4. Article 34(5) 5. Article 60 IV. CONCLUSION

6. With a view to enabling the adoption of the political agreement on draft the Directive, the Presidency invites the Permanent Representatives Committee to analyse the compromise text resulting from the final trilogue, as it appears in the Annex, with a view to agreement.

(5)

BIJLAGE

Voorstel voor een

RICHTLIJN VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door bevoegde autoriteiten met het oog op de voorkoming, het onderzoek,

de opsporing en de vervolging van strafbare feiten of de tenuitvoerlegging van straffen, en betreffende het vrije verkeer van die gegevens

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 16, lid 2, Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen, Gezien het advies van de Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming8,

Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure, Overwegende hetgeen volgt:

(1) De bescherming van natuurlijke personen bij de verwerking van persoonsgegevens is een grondrecht. Krachtens artikel 8, lid 1, van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie en artikel 16, lid 1, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie heeft eenieder recht op bescherming van de hem betreffende persoonsgegevens.

8 PB C 192 van 30.6.2012, blz. 7.

(6)

(2) De beginselen en regels betreffende de bescherming van natuurlijke personen bij de

verwerking van hun persoonsgegevens dienen, ongeacht de nationaliteit of de verblijfplaats van de betrokkenen, in overeenstemming te zijn met hun grondrechten en fundamentele vrijheden, en in het bijzonder met hun recht op bescherming van persoonsgegevens. Dit moet bijdragen aan de totstandkoming van een ruimte van vrijheid, veiligheid en recht.

(3) Als gevolg van snelle technologische ontwikkelingen en de mondialisering zijn

nieuwe uitdagingen voor de bescherming van persoonsgegevens ontstaan. De mate waarin gegevens worden verzameld en gedeeld, is spectaculair gestegen. Dankzij de technologie kan bij activiteiten zoals de voorkoming, het onderzoek, de opsporing en de vervolging van strafbare feiten of de tenuitvoerlegging van straffen meer dan ooit tevoren gebruik worden gemaakt van persoonsgegevens.

(4) Dit maakt het noodzakelijk het vrije verkeer van gegevens tussen bevoegde autoriteiten met het oog op de voorkoming, het onderzoek, de opsporing en de vervolging van strafbare feiten of de tenuitvoerlegging van straffen, met inbegrip van de bescherming tegen en de voorkoming van gevaren voor de openbare veiligheid binnen de Unie en de doorgifte aan derde landen en internationale organisaties te vergemakkelijken, en daarbij een hoge mate van bescherming van persoonsgegevens te garanderen. Deze ontwikkelingen maken het noodzakelijk in de Unie een solide en coherenter kader voor de bescherming van persoonsgegevens tot stand te brengen en dat strak te handhaven.

(5) Richtlijn 95/46/EG van het Europees Parlement en de Raad van 24 oktober 1995

betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens9 is van toepassing op alle persoonsgegevensverwerkingsactiviteiten in de lidstaten, zowel bij de overheid als in de particuliere sector. Die richtlijn is echter niet van toepassing op de verwerking van persoonsgegevens "die met het oog op de uitoefening van niet binnen de werkingssfeer van het Gemeenschapsrecht vallende activiteiten geschiedt", zoals in het kader van activiteiten op het gebied van justitiële samenwerking in strafzaken en politiële samenwerking.

(7)

(6) Kaderbesluit 2008/977/JBZ van de Raad van 27 november 2008 over de bescherming van persoonsgegevens die worden verwerkt in het kader van de politiële en justitiële samenwerking in strafzaken10 is van toepassing op justitiële samenwerking in strafzaken en politiële samenwerking. Het toepassingsgebied van dat kaderbesluit is beperkt tot de verwerking van persoonsgegevens die worden doorgegeven of beschikbaar gesteld tussen lidstaten.

(7) Het is voor een doeltreffende justitiële samenwerking in strafzaken en een doeltreffende politiële samenwerking van het allergrootste belang dat een consequente en hoge mate van bescherming van de persoonsgegevens van natuurlijke personen wordt gewaarborgd, én dat de uitwisseling van persoonsgegevens tussen de bevoegde autoriteiten van de lidstaten wordt vergemakkelijkt. Daartoe moet in alle lidstaten worden voorzien in een gelijkwaardige mate van bescherming van de rechten en vrijheden van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door bevoegde autoriteiten met het oog op de voorkoming, het onderzoek, de opsporing en de vervolging van strafbare feiten of de tenuitvoerlegging van straffen, met inbegrip van de bescherming tegen en de voorkoming van gevaren voor de openbare veiligheid. Doeltreffende bescherming van persoonsgegevens in de gehele Unie vereist versterking van de rechten van de betrokkenen en de verplichtingen van degenen die persoonsgegevens verwerken, maar ook gelijkwaardige bevoegdheden om de regelgeving inzake de bescherming van persoonsgegevens in de lidstaten te handhaven en toe te zien op de naleving ervan.

(8) Overeenkomstig artikel 16, lid 2, van het Verdrag betreffende de werking van de

Europese Unie dienen het Europees Parlement en de Raad de voorschriften vast te stellen betreffende de bescherming van natuurlijke personen met betrekking tot de verwerking van persoonsgegevens, alsmede de voorschriften betreffende het vrije verkeer van die gegevens.

(9) Op die basis worden bij Verordening (EU) …/XXX van het Europees Parlement en de

Raad betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens (algemene verordening gegevensbescherming) algemene regels vastgesteld om de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en het vrije verkeer van persoonsgegevens in de Unie te waarborgen.

10 PB L 350 van 30.12.2008, blz. 60.

(8)

(10) In Verklaring nr. 21 betreffende de bescherming van persoonsgegevens op het gebied van justitiële samenwerking in strafzaken en op het gebied van politiële samenwerking, gehecht aan de slotakte van de intergouvernementele conferentie die het Verdrag van Lissabon heeft aangenomen, erkende de conferentie dat, vanwege de specifieke aard van de politiële en justitiële samenwerking in strafzaken, op die gebieden specifieke voorschriften inzake de bescherming van persoonsgegevens en het vrije verkeer van die gegevens op basis van artikel 16 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie nodig zouden kunnen blijken.

(11) Er is derhalve een afzonderlijke richtlijn nodig waarin rekening wordt gehouden met de specifieke aard van deze beleidsgebieden, en regels worden vastgesteld betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door bevoegde autoriteiten met het oog op de voorkoming, het onderzoek, de opsporing en de vervolging van strafbare feiten of de tenuitvoerlegging van straffen, met inbegrip van de bescherming tegen en de voorkoming van gevaren voor de openbare veiligheid. Die bevoegde autoriteiten kunnen niet alleen overheidsinstanties zoals de gerechtelijke autoriteiten, de politie of andere rechtshandhavingsautoriteiten zijn, maar ook ieder ander orgaan dat of iedere andere entiteit die krachtens het nationale recht is gemachtigd openbaar gezag en openbare bevoegdheden uit te oefenen voor de doelen van deze richtlijn. Wanneer dat orgaan of die entiteit evenwel persoonsgegevens verwerkt voor andere doelen dan die van deze richtlijn, is Verordening EU/XXX van toepassing. Verordening EU/XXX is derhalve van toepassing in gevallen waarin een orgaan of entiteit persoonsgegevens verzamelt voor andere doelen en deze persoonsgegevens verder verwerkt met het oog op nakoming van een wettelijke verplichting waaraan het orgaan of de entiteit is onderworpen. Financiële instellingen, bij- voorbeeld, bewaren met het oog op onderzoek, opsporing of vervolging bepaalde gegevens die door hen worden verwerkt, en verstrekken deze gegevens uitsluitend in specifieke gevallen en overeenkomstig het nationale recht aan de bevoegde autoriteiten. Een orgaan dat of entiteit die namens die autoriteiten persoonsgegevens verwerkt binnen het toepas- singsgebied van deze richtlijn, dient gebonden te zijn door een overeenkomst of een andere rechtshandeling en door de ingevolge deze richtlijn op verwerkers toepasselijke bepalingen, terwijl Verordening EU/XXX onverminderd van toepassing blijft op verwerkingsactiviteiten van de verwerker die buiten het toepassingsgebied van de richtlijn vallen.

(9)

(11a) De door de politie of andere rechtshandhavingsautoriteiten ondernomen activiteiten zijn hoofdzakelijk gericht op de voorkoming, het onderzoek, de opsporing en de vervolging van strafbare feiten, met inbegrip van politieactiviteiten waarbij vooraf niet bekend is of een voorval al dan niet een strafbaar feit is. Hiertoe kan ook behoren de uitoefening van gezag door het nemen van dwangmaatregelen, zoals politieactiviteiten tijdens demonstraties, belangrijke sportevenementen en rellen. Tot het werkterrein van de bovengenoemde auto- riteiten behoort ook de handhaving van recht en orde als een, zo nodig, aan de politie of andere rechtshandhavingsautoriteiten toevertrouwde taak ter bescherming tegen en voor- koming van gevaren voor de openbare veiligheid en voor bij wet beschermde fundamentele belangen van de samenleving, die tot strafbare feiten kunnen leiden. De lidstaten kunnen de bevoegde autoriteiten belasten met andere taken die niet noodzakelijkerwijs worden verricht met het oog op de voorkoming, het onderzoek, de opsporing en de vervolging van strafbare feiten, met inbegrip van de bescherming tegen en de voorkoming van gevaren voor de open- bare veiligheid, zodat de verwerking van persoonsgegevens voor die andere doelen, voor zover zij binnen het toepassingsgebied van de Uniewetgeving valt, binnen het toepassings- gebied van Verordening EU/XXX valt.

(11aa) Het concept strafbaar feit in de zin van deze richtlijn moet een autonoom Unierechtelijk begrip zijn zoals uitgelegd door het Hof van Justitie van de Europese Unie.

(11b) Aangezien deze richtlijn niet dient te gelden voor de verwerking van persoonsgegevens in de loop van een activiteit die buiten het toepassingsgebied van de Uniewetgeving valt, mogen activiteiten die de nationale veiligheid betreffen, activiteiten van agentschappen of eenheden die zich met nationale veiligheidsvraagstukken bezighouden en de verwerking van persoonsgegevens door de lidstaten in het kader van activiteiten die binnen de werkingssfeer van Hoofdstuk 2 van Titel V van het Verdrag betreffende de Europese Unie vallen, niet als binnen het toepassingsgebied van deze richtlijn vallende activiteiten worden beschouwd.

(10)

(12) Teneinde voor natuurlijke personen in de hele Unie eenzelfde beschermingsniveau te waarborgen door middel van in rechte afdwingbare rechten en te voorkomen dat verschillen in dit verband de uitwisseling van persoonsgegevens tussen bevoegde autoriteiten hinderen, dient de richtlijn te voorzien in geharmoniseerde regels betreffende de bescherming en het vrije verkeer van persoonsgegevens die worden verwerkt met het oog op de voorkoming, het onderzoek, de opsporing en de vervolging van strafbare feiten of de tenuitvoerlegging van straffen, met inbegrip van de bescherming tegen en de voorkoming van gevaren voor de openbare veiligheid. Het op elkaar afstemmen van de rechtsstelsels van de lidstaten mag niet tot een minder goede bescherming van gegevens leiden, maar moet juist zorgen voor een hoog beschermingsniveau in de Unie. De lidstaten mag niet worden belet met betrekking tot de bescherming van de rechten en vrijheden van de betrokkene inzake de verwerking van persoonsgegevens door bevoegde autoriteiten uitgebreidere waarborgen te bieden dan die waarin deze richtlijn voorziet.

(13) Deze richtlijn laat het beginsel recht van toegang van het publiek tot officiële

documenten onverlet. Uit hoofde van Verordening EU/XXX mogen persoonsgegevens in officiële documenten die door een overheidsinstantie of een particulier orgaan voor de uitvoering van een taak van algemeen belang worden bijgehouden, door die instantie of dat orgaan worden verstrekt in overeenstemming met de wetgeving van de Unie of van de lidstaat waaraan de overheidsinstantie of het orgaan is onderworpen, teneinde het recht van toegang van het publiek tot officiële documenten in overeenstemming te brengen met het recht op bescherming van persoonsgegevens.

(14) De bescherming die door deze richtlijn wordt geboden, dient betrekking te hebben op natuurlijke personen, ongeacht hun nationaliteit of verblijfplaats, in verband met de verwerking van hun persoonsgegevens.

(15) De bescherming van natuurlijke personen dient technologieneutraal te zijn en mag niet afhankelijk zijn van de gebruikte technologieën; anders zou een ernstig risico op omzeiling ontstaan. De bescherming van natuurlijke personen dient te gelden bij zowel geautomatiseerde verwerking van persoonsgegevens als niet-geautomatiseerde verwerking daarvan indien de gegevens zijn opgeslagen of zullen worden opgeslagen in een bestand.

Dossiers of een verzameling dossiers, evenals de omslagen ervan, die niet volgens specifieke criteria gestructureerd zijn, dienen niet onder het toepassingsgebied van deze richtlijn te vallen.

(11)

(15a) Verordening (EG) nr. 45/200111 is van toepassing op de verwerking van persoonsgegevens door de instellingen, organen en instanties van de Unie. Verordening (EG) nr. 45/2001 en andere rechtsinstrumenten van de Unie die van toepassing zijn op zulke verwerking van persoonsgegevens, moeten aan de beginselen en regels van Verordening EU/XXX worden aangepast.

(15b) Deze richtlijn belet niet dat de lidstaten in nationale regels over strafrechtelijke procedures met betrekking tot de verwerking van persoonsgegevens door rechterlijke instanties en andere gerechtelijke autoriteiten een nadere omschrijving opnemen van verwerkingsactiviteiten en verwerkingsprocedures, met name wat betreft persoonsgegevens die zijn vervat in een rechterlijke beslissing of in registers betreffende strafrechtelijke procedures.

(16) De beginselen van gegevensbescherming moeten voor alle informatie betreffende een geïdentificeerde of identificeerbare natuurlijke persoon gelden. Om te bepalen of een natuurlijke persoon identificeerbaar is, dienen alle middelen in aanmerking te worden genomen waarvan redelijkerwijs te verwachten valt dat zij door de verwerkings- verantwoordelijke of door iedere andere persoon zullen worden gebruikt om de natuurlijke persoon direct of indirect te identificeren. Om uit te maken of redelijkerwijs te verwachten valt dat middelen zullen worden gebruikt om de natuurlijke persoon te identificeren, dienen alle objectieve factoren, zoals de kosten van en de tijd benodigd voor identificatie, in aanmerking te worden genomen, rekening houdend met de beschikbare technologie op het tijdstip van verwerking en de technologische ontwikkeling. De beschermingsbeginselen dienen derhalve niet van toepassing te zijn op anonieme gegevens, dat wil zeggen gegevens die geen betrekking hebben op een geïdentificeerde of identificeerbare natuurlijke persoon of op gegevens die zodanig geanonimiseerd zijn dat de persoon op wie die gegevens betrekking hebben, niet langer identificeerbaar is.

11 PB L 8 van 12.1.2001, blz. 1.

(12)

(16a) Overheidsinstanties waaraan ingevolge een wettelijke verplichting gegevens worden verstrekt voor het vervullen van een officiële taak, zoals belasting- of douaneautoriteiten, financiële onderzoeksdiensten, onafhankelijke bestuurlijke autoriteiten of financiële-

marktautoriteiten die belast zijn met de regulering van en het toezicht op de effectenmarkten, kunnen niet als ontvangers worden beschouwd indien zij gegevens ontvangen die nodig zijn voor het uitvoeren van een bepaald onderzoek van algemeen belang, overeenkomstig de Uniewetgeving of nationale wetgeving. Verzoeken om gegevensverstrekking vanwege overheidsinstanties dienen in ieder geval schriftelijk te worden ingediend, gemotiveerd te worden en incidenteel te zijn, en mogen geen volledig bestand betreffen of resulteren in het interconnecteren van bestanden. De verwerking van deze gegevens door die overheids- instanties moet stroken met de voor het doel van de verwerking toepasselijke

gegevensbeschermingsregels.

(16aa) Genetische gegevens moeten worden gedefinieerd als persoonsgegevens met betrekking tot de overgeërfde of verworven genetische kenmerken van een natuurlijke persoon die unieke informatie geven over de fysiologie of de gezondheid van die persoon, die in het bijzonder aan het licht komen via een chromosoomanalyse, een analyse van desoxyribonucleïnezuur (DNA) of van ribonucleïnezuur (RNA) of een analyse van andere elementen waarmee soortgelijke informatie kan worden verkregen. Gezien de complexe en gevoelige aard van genetische informatie is er een groot risico op misbruik en/of hergebruik voor uiteenlopende doelen door de verwerkingsverantwoordelijke. Discriminatie op grond van genetische kenmerken moet in beginsel worden verboden.

(17) Persoonsgegevens over gezondheid dienen alle gegevens te omvatten die betrekking hebben op de gezondheidstoestand van de betrokkene en die informatie geven over de lichamelijke of geestelijke gezondheidstoestand van de betrokkene in het verleden, het heden en de toekomst, met inbegrip van informatie over de natuurlijke persoon die is verzameld in het kader van de registratie voor en de verlening van gezondheidszorgdiensten aan die persoon als bedoeld in Richtlijn 2011/24/EU; een aan een natuurlijke persoon toegekend nummer, symbool of ken- merk dat als unieke identificatie van die persoon geldt voor gezondheidsdoeleinden;

informatie die voortkomt uit het testen of onderzoeken van een lichaamsdeel of lichaamseigen stof, met inbegrip van genetische gegevens en biologische monsters; of informatie over bijvoorbeeld ziekte, handicap, ziekterisico, medische voorgeschiedenis, klinische behandeling of de feitelijke fysiologische of biomedische staat van de betrokkene, ongeacht de bron, zoals bijvoorbeeld een arts of andere gezondheidswerker, een ziekenhuis, een medisch hulpmiddel of een in-vitrodiagnostiek.

(13)

(17a) Alle lidstaten zijn aangesloten bij de Internationale Criminele Politieorganisatie (Interpol).

Om haar taak te kunnen uitvoeren, zorgt Interpol voor het ontvangen, opslaan en verspreiden van gegevens om bevoegde autoriteiten bij te staan in het voorkomen en bestrijden van internationale criminaliteit. Het is daarom passend de samenwerking tussen de Europese Unie en Interpol te versterken door een efficiënte uitwisseling van persoonsgegevens te bevorderen, zulks met eerbiediging van de grondrechten en fundamentele vrijheden met betrekking tot de automatische verwerking van persoonsgegevens. Wanneer persoonsgegevens worden door- gegeven van de Europese Unie aan Interpol, en aan landen die vertegenwoordigers naar Interpol hebben afgevaardigd, dient deze richtlijn van toepassing te zijn, met name de bepalingen inzake internationale doorgiften. Deze richtlijn mag geen afbreuk doen aan de specifieke regels van Gemeenschappelijk Standpunt 2005/69/JBZ van de Raad van 24 januari 2005 over de uitwisseling van bepaalde gegevens met Interpol12 en van Besluit 2007/533/JBZ van de Raad van 12 juni 2007 betreffende de instelling, de werking en het gebruik van het Schengeninformatiesysteem van de tweede generatie (SIS II)13.

12 PB L 27 van 29.1.2005, blz. 61-62.

13 PB L 205 van 7.8.2007, blz. 63-84.

(14)

(18) Iedere verwerking van persoonsgegevens dient ten aanzien van de natuurlijke personen in kwestie rechtmatig, behoorlijk en transparant te zijn en uitsluitend te geschieden met het oog op specifieke, bij wet vastgestelde doelen. Dit belet als zodanig niet dat de rechts- handhavingsinstanties activiteiten verrichten zoals infiltratieoperaties of videobewaking.

Die activiteiten kunnen worden verricht met het oog op de voorkoming, het onderzoek, de opsporing en de vervolging van strafbare feiten of de tenuitvoerlegging van straffen, met inbegrip van de bescherming tegen en de voorkoming van gevaren voor de openbare veiligheid, voor zover de activiteiten bij wet zijn vastgelegd en in een democratische samenleving, met inachtneming van de gerechtvaardigde belangen van de betrokkene, een noodzakelijke en evenredige maatregel vormen. Het gegevensbeschermingsbeginsel behoorlijke verwerking is een ander begrip dan het recht op een eerlijk proces zoals omschreven in artikel 6 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden en artikel 47 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie. Natuurlijke personen moeten bewust worden gemaakt van de risico's, regels, waarborgen en rechten in verband met de verwerking van hun persoonsgegevens, alsmede van de wijze waarop zij hun rechten met betrekking tot de verwerking kunnen uitoefenen. Met name dienen de specifieke doelen waarvoor de gegevens worden verwerkt expliciet en gerechtvaardigd te zijn, en te worden vastgesteld op het ogenblik dat de gegevens worden verzameld. De gegevens moeten toereikend en ter zake dienend zijn voor de doelen waarvoor zij worden verwerkt; derhalve moet er met name voor worden gezorgd dat niet bovenmatig veel gegevens worden verzameld en dat zij niet langer worden bewaard dan nodig is voor het doel waarvoor zij worden verwerkt. Persoonsgegevens mogen alleen worden verwerkt indien het doel van de verwerking niet redelijkerwijs op een andere manier kan worden verwezenlijkt. Om ervoor te zorgen dat gegevens niet langer worden bewaard dan nodig is, dient de verwerkingsverantwoordelijke termijnen vast te stellen voor het wissen van gegevens of voor een periodieke toetsing ervan. De lidstaten moeten voorzien in passende waarborgen voor persoonsgegevens die langer worden bewaard voor archivering in het

algemeen belang of voor wetenschappelijke, statistische of historische doelen.

(19) Met het oog op de voorkoming, het onderzoek en de vervolging van strafbare feiten is het noodzakelijk dat bevoegde autoriteiten de persoonsgegevens die zij in het kader van de voorkoming, het onderzoek, de opsporing en de vervolging van bepaalde strafbare feiten hebben verzameld, ook buiten dat kader verwerken, teneinde inzicht te verwerven in criminele activiteiten en verbanden te leggen tussen verschillende opgespoorde strafbare feiten.

(15)

(19a) Om de veiligheid van de verwerking te handhaven en te voorkomen dat met een verwerking inbreuk wordt gemaakt op deze richtlijn, dienen persoonsgegevens te worden verwerkt met inachtneming van een passend niveau van beveiliging en vertrouwelijkheid, wat onder meer inhoudt dat ongeoorloofde toegang tot of het gebruik van persoonsgegevens en de voor de verwerking gebruikte apparatuur wordt voorkomen, met inachtneming van de stand van de techniek en van de uitvoeringskosten in verband met de risico's en de aard van de te beschermen persoonsgegevens.

(20) (…)

(20a) Persoonsgegevens dienen te worden verzameld voor welbepaalde, uitdrukkelijk

omschreven en gerechtvaardigde doelen binnen het toepassingsgebied van deze richtlijn, en mogen niet worden verwerkt voor doelen die onverenigbaar zijn met de voorkoming, het onderzoek, de opsporing en de vervolging van strafbare feiten of de tenuitvoerlegging van straffen, met inbegrip van de bescherming tegen en de voorkoming van gevaren voor de openbare veiligheid. Indien persoonsgegevens door dezelfde of een andere verwerkings- verantwoordelijke worden verwerkt voor een doelstelling die binnen het toepassingsgebied van deze richtlijn valt, niet zijnde die waarvoor zij zijn verzameld, is deze verwerking verenigbaar, op voorwaarde dat zij is toegestaan op grond van toepasselijke wettelijke bepalingen, noodzakelijk is en in verhouding staat tot dat doel.

(21) Het beginsel juistheid van gegevens moet worden toegepast in het licht van de aard en het doel van de verwerking in kwestie. In het bijzonder bij gerechtelijke procedures zijn verklaringen die persoonsgegevens bevatten, gebaseerd op de subjectieve perceptie van natuurlijke personen en in sommige gevallen niet geheel te controleren. Het vereiste van juistheid dient derhalve geen betrekking te hebben op de juistheid van een verklaring, maar alleen op het feit dat een specifieke verklaring is afgelegd.

(22) (…)

(16)

(23) De verwerking van persoonsgegevens op het gebied van justitiële samenwerking in

strafzaken en politiële samenwerking brengt met zich mee dat persoonsgegevens betreffende verschillende categorieën van betrokkenen worden verwerkt. Daarom dient in voorkomend geval en zo veel mogelijk een onderscheid te worden gemaakt tussen persoonsgegevens betreffende verschillende categorieën van betrokkenen, zoals verdachten, personen die zijn veroordeeld wegens een strafbaar feit, slachtoffers en derden, zoals getuigen, personen die over relevante informatie beschikken of personen die contact hebben of banden onderhouden met verdachten en veroordeelde misdadigers. Dit mag geen afbreuk doen aan de toepassing van het recht op het vermoeden van onschuld zoals gewaarborgd bij het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie en het Europees Verdrag voor de rechten van de mens en zoals uitgelegd door de vaste rechtspraak van respectievelijk het Hof van Justitie van de Europese Unie en het Europees Hof voor de Rechten van de Mens.

(24) De bevoegde autoriteiten moeten ervoor zorgen dat persoonsgegevens die onjuist, onvolledig of niet langer actueel zijn, niet worden verstrekt of beschikbaar gesteld. Om de bescherming van natuurlijke personen en de juistheid, de volledigheid of mate waarin de persoonsgegevens actueel zijn en de betrouwbaarheid van de verstrekte of beschikbaar gestelde persoonsgegevens te waarborgen, dienen de bevoegde autoriteiten voor zover mogelijk bij elke verstrekking van persoonsgegevens de benodigde informatie toe te voegen.

(24a) Wanneer in deze richtlijn naar nationale wetgeving, een rechtsgrond of wetgevings- maatregel wordt verwezen, betekent dit niet noodzakelijk dat een door een parlement vastgestelde wetgevingshandeling nodig is, onverminderd de constitutionele vereisten van de betrokken lidstaat; deze nationale wetgeving, rechtsgrond of wetgevingsmaatregel moet evenwel duidelijk en nauwkeurig zijn, en de toepassing ervan moet voorspelbaar zijn voor degenen op wie deze van toepassing is, zoals vereist door de jurisprudentie van het Hof van Justitie van de Europese Unie en het Europees Hof voor de Rechten van de Mens. In nationale wetgeving die de verwerking van persoonsgegevens binnen het toepassingsgebied van deze richtlijn regelt, worden ten minste de doelstellingen, de te verwerken persoonsgegevens en de doelen van de verwerking gespecificeerd, alsmede de procedures voor het vrijwaren van de integriteit en de vertrouwelijkheid van persoonsgegevens en de procedures voor de

vernietiging ervan, zodat voldoende garanties worden geboden tegen het risico op misbruik en willekeur.

(17)

(24b) De verwerking van persoonsgegevens door bevoegde autoriteiten met het oog op de voorkoming, het onderzoek, de opsporing en de vervolging van strafbare feiten of de tenuitvoerlegging van straffen, met inbegrip van de bescherming tegen en de voorkoming van gevaren voor de openbare veiligheid moet betrekking hebben op een bewerking of een geheel van bewerkingen met betrekking tot persoonsgegevens of een geheel van persoons- gegevens voor deze doelen, al dan niet uitgevoerd met behulp van geautomatiseerde procedés, zoals het verzamelen, vastleggen, ordenen, structureren, opslaan, bijwerken, wijzigen,

opvragen, raadplegen, gebruiken, aligneren, combineren, afschermen, wissen of vernietigen van gegevens. Met name dienen de bepalingen van deze richtlijn van toepassing te zijn op de doorgifte van persoonsgegevens voor de toepassing van deze richtlijn aan een ontvanger die niet onder deze richtlijn valt. Onder 'ontvanger' dient te worden verstaan, een natuurlijke persoon of rechtspersoon, een overheidsinstantie, een instantie of enig ander orgaan aan wie of waaraan de persoonsgegevens rechtmatig door de bevoegde autoriteit worden verstrekt.

Wanneer de gegevens in eerste instantie zijn verzameld door een bevoegde autoriteit voor een van de doelen van deze richtlijn, moet Verordening EU/XXX van toepassing zijn op de verwerking van deze gegevens voor andere doelen dan die van deze richtlijn, indien deze verwerking is toegestaan bij Uniewetgeving of nationale wetgeving. Met name dienen de bepalingen van Verordening EU/XXX van toepassing te zijn op de doorgifte van

persoonsgegevens voor doelen die niet onder deze richtlijn vallen. Verordening EU/XXX dient van toepassing te zijn op de verwerking van persoonsgegevens door een ontvanger die niet de bevoegde autoriteit is of niet optreedt als bevoegde autoriteit in de zin van deze richtlijn en aan wie de persoonsgegevens rechtmatig zijn verstrekt door een bevoegde autoriteit. Bij de uitvoering van deze richtlijn kunnen de lidstaten ook de toepassing van de regels van Verordening EU/XXX nader bepalen, mits wordt voldaan aan de voorwaarden in die verordening.

(18)

(25) Een verwerking van persoonsgegevens op grond van deze richtlijn geldt slechts als rechtmatig indien zij noodzakelijk is om een bevoegde autoriteit in staat te stellen op grond van de Uniewetgeving of nationale wetgeving een taak in het algemeen belang uit te voeren met het oog op de voorkoming, het onderzoek, de opsporing en de vervolging van strafbare feiten of de tenuitvoerlegging van straffen, met inbegrip van de bescherming tegen en de voorkoming van gevaren voor de openbare veiligheid. Deze activiteiten dienen de bescherming van vitale belangen van de betrokkene te omvatten.Het uitvoeren van de bij wet aan de bevoegde autoriteiten toegewezen taken in verband met de voorkoming, het onderzoek, de opsporing en de vervolging van strafbare feiten, stelt hen in staat van natuur- lijke personen te verlangen/te eisen dat zij aan de gedane verzoeken gevolg geven. In dit geval mag de toestemming van de betrokkene (als omschreven in Verordening EU/XXX) geen rechtsgrond vormen voor de verwerking van persoonsgegevens door bevoegde

autoriteiten. Wanneer van de betrokkene wordt verlangd dat hij aan een wettelijke verplicht- ing voldoet, heeft hij geen echte, vrije keuze, en kan zijn reactie derhalve niet als een spontane blijk van zijn wil worden uitgelegd. Dit mag de lidstaten niet beletten om in hun wetgeving te bepalen dat de betrokkene kan instemmen met de verwerking van zijn persoonsgegevens voor de doelen van deze richtlijn, zoals DNA-tests in strafrechtelijke onderzoeken of het toezicht, met behulp van elektronische enkelbanden, op de locatie waar de betrokkene zich bevindt met het oog op de tenuitvoerlegging van straffen.

(25a) De lidstaten moeten bepalen dat de verstrekkende bevoegde autoriteit, wanneer de op die autoriteit toepasselijke Uniewetgeving of nationale wetgeving voorziet in specifieke voorwaarden die in specifieke omstandigheden op de verwerking van persoonsgegevens van toepassing zijn, zoals het gebruik van behandelingscodes, de ontvanger van de toegezonden gegevens van die voorwaarden en van de noodzaak tot eerbiediging ervan in kennis dient te stellen. Die voorwaarden kunnen bijvoorbeeld inhouden dat de ontvanger aan wie de gegevens worden verstrekt, deze niet verder verstrekt of voor andere doelen gebruikt, of de betrokkene niet in kennis stelt in geval van een beperking van het recht op informatie zonder de voorafgaande toestemming van de verstrekkende bevoegde autoriteit. Deze verplichtingen gelden ook voor doorgiften van de verstrekkende bevoegde autoriteit aan ontvangers in derde landen of internationale organisaties. De lidstaten moeten bepalen dat, wanneer die autoriteit zulke voorwaarden toepast op ontvangers in andere lidstaten of op organen en instanties die zijn opgericht krachtens titel V, hoofdstukken 4 en 5, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, die voorwaarden niet mogen afwijken van de voorwaarden voor vergelijkbare gegevensverstrekkingen binnen de lidstaat van de verstrekkende bevoegde

(19)

(26) Persoonsgegevens die door hun aard bijzonder gevoelig zijn wat betreft de grondrechten en fundamentele vrijheden, vereisen specifieke bescherming aangezien de context van de verwerking ervan grote risico's voor de grondrechten en fundamentele vrijheden kan mee- brengen. Die gegevens dienen ook persoonsgegevens te omvatten waaruit ras of etnische afkomst blijkt, waarbij het gebruik van de term 'ras' in deze verordening niet impliceert dat de Europese Unie theorieën aanvaardt die erop gericht zijn vast te stellen dat er verschil- lende menselijke rassen bestaan. Deze gegevens mogen slechts worden verwerkt indien bij de verwerking de rechten en vrijheden van de betrokkene voldoende geborgd zijn en zij is toegelaten in bij wet bepaalde gevallen; of, bij ontstentenis van zulke wet, indien de ver- werking noodzakelijk is om de vitale belangen van de betrokkene of een andere persoon te beschermen; of indien de verwerking betrekking heeft op gegevens die de betrokkene zelf kennelijk openbaar heeft gemaakt. Voldoende borging voor de rechten en vrijheden van de betrokkene kan bijvoorbeeld inhouden dat die gegevens slechts mogen worden verzameld in samenhang met andere gegevens over de natuurlijke persoon in kwestie, dat de verzamelde gegevens afdoende worden beveiligd, dat strengere regels gelden voor de toegang van het personeel van de bevoegde autoriteit tot de gegevens, of dat de doorgifte van die gegevens wordt verboden. De verwerking van die gegevens dient ook bij wet toegelaten te zijn wan- neer de betrokkene uitdrukkelijk heeft toegestemd in gevallen waarbij de verwerking van gegevens een grote inbreuk vormt op zijn privacy. De toestemming van de betrokkene op zich mag evenwel geen rechtsgrond vormen voor de verwerking van die gevoelige persoonsgegevens door bevoegde autoriteiten.

(27) De betrokkene dient het recht te hebben niet te worden onderworpen aan een besluit waaraan voor hem negatieve rechtsgevolgen zijn verbonden of dat hem in aanmerkelijke mate treft, indien dat besluit alleen wordt genomen op grond van een geautomatiseerde verwerking die bedoeld is om een beeld te krijgen van bepaalde persoonlijke aspecten. Er moeten voor die verwerking in ieder geval passende waarborgen worden geboden, waaronder specifieke voorlichting van de betrokkene en het recht op menselijke tussenkomst, met name om zijn standpunt kenbaar te maken, om een uitleg over het na een dergelijke beoordeling genomen besluit te krijgen of om het besluit aan te vechten. Profilering die leidt tot de discriminatie van natuurlijke personen op grond van persoonsgegevens die door de aard ervan bijzonder gevoelig zijn wat betreft de grondrechten en fundamentele vrijheden, dient verboden te worden, overeenkomstig de bepalingen van de artikelen 21 en 52 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie.

(20)

(28) Informatie die bestemd is voor de betrokkene, dient eenvoudig toegankelijk, onder meer op de website van de verwerkingsverantwoordelijke, en begrijpelijk te zijn, en in duidelijke en eenvoudige taal te worden gesteld, teneinde de betrokkene in staat te stellen zijn rechten uit te oefenen. Deze informatie dient aangepast te zijn aan de behoeften van kwetsbare personen, zoals kinderen.

(29) Om het de betrokkene makkelijk te maken zijn rechten uit hoofde van de krachtens deze richtlijn vastgestelde bepalingen uit te oefenen, moeten daartoe mogelijkheden worden geschapen, waaronder regelingen voor het indienen van een verzoek om inzage in zijn persoonsgegevens, alsmede om rectificatie, wissing en afscherming van gegevens, zonder dat daar voor de betrokkene kosten aan verbonden zijn. De verwerkingsverantwoordelijke dient verplicht te zijn zonder onredelijke vertraging op verzoeken van betrokkenen te reageren, tenzij de verwerkingsverantwoordelijke beperkingen toepast op de rechten van betrokkenen overeenkomstig de regels van deze richtlijn. De verwerkingsverantwoordelijke mag bovendien een redelijke vergoeding aanrekenen of weigeren aan het verzoek gevolg te geven wanneer verzoeken kennelijk ongegrond of buitensporig zijn, zoals wanneer de betrokkene zonder goede reden en herhaaldelijk om informatie verzoekt, of wanneer de betrokkene zijn recht om informatie te verkrijgen misbruikt, bijvoorbeeld door bij het verzoek valse of misleidende informatie te verstrekken.

(29a) Wanneer de verwerkingsverantwoordelijke om de nodige aanvullende informatie verzoekt ter bevestiging van de identiteit van de betrokkene, dient die informatie uitsluitend voor dit specifieke doel te worden verwerkt en niet langer te worden opgeslagen dan voor dit specifieke doel noodzakelijk is.

(30) Ten minste de volgende informatie moet ter beschikking van de betrokkene worden gesteld:

de identiteit van de verwerkingsverantwoordelijke, het bestaan van de verwerking, de doelen van de verwerking, het recht een klacht in te dienen en het bestaan van het recht om van de verwerkingsverantwoordelijke toegang tot en rectificatie, wissing of beperking van de ver- werking te verlangen. Dit kan worden gedaan op de website van de bevoegde autoriteit.

Daarnaast dient de betrokkene, in specifieke gevallen en om hem in staat te stellen zijn rechten uit te oefenen, te worden ingelicht over de rechtsgrond van de verwerking en over hoe lang de gegevens zullen worden opgeslagen, voor zover die nadere informatie nodig is, met inachtneming van de specifieke omstandigheden waarin de persoonsgegevens worden verwerkt, om tegenover de betrokkene een behoorlijke verwerking te waarborgen.

(21)

(32) Elke natuurlijke persoon dient het recht te hebben om de gegevens die over hem zijn verzameld, in te zien, en dit recht eenvoudig en met redelijke tussenpozen uit te oefenen, zodat hij zich van de verwerking op de hoogte kan stellen en de rechtmatigheid ervan kan controleren. Iedere betrokkene dient derhalve het recht te hebben, met name de doelen waarvoor de gegevens worden verwerkt te kennen, te weten hoe lang deze gegevens worden bewaard, en welke ontvangers ze ontvangen, ook in derde landen, en dient het recht te hebben hierover informatie op te vragen. Wanneer het informatie betreft met betrekking tot de oorsprong van de persoonsgegevens, mag die informatie de identiteit van natuurlijke personen , met name van vertrouwelijke bronnen, niet onthullen. Om aan dit recht te voldoen, volstaat het dat aan de betrokkene een volledig overzicht van die gegevens, in een begrijp- elijke vorm, wordt verstrekt, dat wil zeggen in een vorm die de betrokkene in staat stelt kennis te nemen van deze gegevens en te controleren of deze juist zijn en overeenkomstig deze richtlijn zijn verwerkt, zodat hij in voorkomend geval de hem uit hoofde van deze richtlijn toegekende rechten kan uitoefenen. Dat overzicht kan worden verstrekt in de vorm van een kopie van de persoonsgegevens die worden verwerkt.

(33) De lidstaten dienen de mogelijkheid te hebben wetgevingsmaatregelen te treffen om de informatieverstrekking aan de betrokkenen uit te stellen, te beperken of achterwege te laten, of de inzage in hun persoonsgegevens volledig of gedeeltelijk te beperken, voor zover en zolang die maatregel in een democratische samenleving, met inachtneming van de grond- rechten en van de gerechtvaardigde belangen van de natuurlijke persoon in kwestie, een noodzakelijke en evenredige maatregel is om belemmering van officiële of gerechtelijke onderzoeken of procedures te voorkomen, om ervoor te zorgen dat de voorkoming, de opsporing, het onderzoek en de vervolging van strafbare feiten niet in het gedrang komen of met het oog op de tenuitvoerlegging van straffen, om de openbare veiligheid of de

nationale veiligheid te beschermen, of om de rechten en vrijheden van anderen te beschermen.

De verwerkingsverantwoordelijke dient door middel van een concreet en individueel onder- zoek van elk geval te beoordelen of het inzagerecht gedeeltelijk dan wel volledig moet worden beperkt.

(34) Elke weigering of beperking van de inzage dient in principe schriftelijk aan de betrokkene te worden toegelicht, met vermelding van de feitelijke of juridische gronden die aan het besluit ten grondslag liggen.

(22)

(34a) Elke beperking van de rechten van de betrokkene dient in overeenstemming te zijn met het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie en met het Europees Verdrag voor de rechten van de mens, zoals uitgelegd door de vaste rechtspraak van respectievelijk het Hof van Justitie van de Europese Unie en het Europees Hof voor de Rechten van de Mens, en met name de wezenlijke inhoud van die rechten en vrijheden te eerbiedigen.

(35) (…)

(36) Iedere natuurlijke persoon dient het recht te hebben onjuiste hem betreffende

persoonsgegevens te laten rectificeren, vooral wanneer het gaat om feiten, en deze te laten wissen indien de verwerking van die gegevens niet strookt met de in deze richtlijn vastgestelde bepalingen. Het recht op rectificatie mag echter geen invloed hebben op, bijvoorbeeld, de inhoud van een getuigenverklaring. Iedere natuurlijke persoon dient tevens recht te hebben op beperking van de verwerking wanneer hij de juistheid van persoonsgegevens betwist en de juistheid of onjuistheid niet kan worden geverifieerd, of wanneer de persoonsgegevens moeten worden bewaard als bewijsmateriaal. Met name moeten persoonsgegevens niet gewist maar afgeschermd worden indien redelijkerwijs kan worden aangenomen dat het wissen van de gegevens de gerechtvaardigde belangen van de betrokkene die beschermd dienen te worden, zou kunnen schaden. In dit geval worden de afgeschermde gegevens alleen verwerkt voor het doel ten behoeve waarvan zij niet gewist zijn. De verwerking van persoonsgegevens zou onder meer kunnen worden beperkt door het overbrengen van de geselecteerde gegevens naar een ander verwerkingssysteem, bijvoorbeeld voor archivering, of door het niet-beschikbaar maken van de geselecteerde gegevens. In geautomatiseerde bestanden dient de verwerking van persoonsgegevens in beginsel met technische middelen te worden beperkt; het feit dat de verwerking van persoonsgegevens wordt beperkt, dient in het bestand duidelijk te worden aangegeven. Die rectificatie, wissing of beperking van de verwerking dient te worden meegedeeld aan de ontvangers aan wie de gegevens zijn verstrekt en aan de bevoegde autoriteiten van wie de onjuiste data afkomstig waren. De verwerkingsverantwoordelijke dient er tevens voor te zorgen dat verdere

verspreiding van die gegevens achterwege blijft.

(23)

(36a) Indien de verwerkingsverantwoordelijke een betrokkene diens recht op informatie, inzage, rectificatie, wissing of beperking van de verwerking ontzegt, dient de betrokkene het recht te hebben te verzoeken dat de nationale toezichthoudende autoriteit de rechtmatigheid van de verwerking controleert. De betrokkene dient over dit recht te worden ingelicht. Indien de toezichthoudende autoriteit namens de betrokkene optreedt, dient zij de betrokkene er ten minste van in kennis te stellen dat zij alle noodzakelijke controles of toetsingen heeft verricht.

De toezichthoudende autoriteit dient de betrokkene tevens te informeren over zijn recht om een voorziening in rechte in te stellen.

(36aa) Indien de persoonsgegevens in het kader van strafrechtelijke onderzoeken en strafrechtelijke procedures worden verwerkt, mag het recht op informatie, toegang, rectificatie, wissing en beperking van de verwerking overeenkomstig het nationaal strafprocesrecht worden uitgeoefend.

(37) De verantwoordelijkheid en aansprakelijkheid van de verwerkingsverantwoordelijke met betrekking tot elke verwerking van persoonsgegevens die door hem of te zijner behoeve wordt uitgevoerd, dienen te worden vastgesteld. Met name dient de

verwerkingsverantwoordelijke te worden verplicht passende en effectieve maatregelen te implementeren, en te kunnen aantonen dat de verwerkingsactiviteiten stroken met deze richtlijn. Bij deze maatregelen moet rekening worden gehouden met de aard, de omvang, de context en het doel van de verwerking en het risico voor de rechten en vrij- heden van natuurlijke personen. De door de verwerkingsverantwoordelijke genomen maatregelen dienen onder meer te bestaan in het opstellen en implementeren van specifieke waarborgen inzake de behandeling van persoonsgegevens van kwetsbare personen, zoals kinderen.

(24)

(37a) Gegevensverwerking kan voor de rechten en vrijheden van de betrokkenen, risico's, van uiteenlopende waarschijnlijkheid en ernst, inhouden die tot lichamelijke, materiële of morele schade kunnen leiden, met name waar de verwerking kan leiden tot discriminatie, identiteitsdiefstal of -fraude, financiële verliezen, reputatieschade, verlies van vertrouwelijk- heid van door het beroepsgeheim beschermde gegevens, ongeoorloofd omkeren van

pseudonimisering, of elk ander aanzienlijk economisch of maatschappelijk nadeel; wanneer de betrokkenen hun rechten en vrijheden of de controle over hun persoonsgegevens dreigen te verliezen; wanneer persoonsgegevens worden verwerkt waaruit ras of etnische afkomst, politieke opvattingen, religie of overtuiging, of vakbondslidmaatschap blijkt, en bij de verwerking van genetische gegevens of biometrische gegevens voor de unieke identificatie van een persoon of gegevens over gezondheid of seksueel gedrag en seksuele gerichtheid of strafrechtelijke veroordelingen en begane strafbare feiten of daarmee verband houdende veiligheidsmaatregelen; wanneer persoonlijke aspecten worden geëvalueerd, om met name de aspecten beroepsprestaties, economische situatie, gezondheid, persoonlijke voorkeuren of belangstellingssferen, betrouwbaarheid of gedrag, locatie of verplaatsingen te analyseren of te voorspellen, teneinde persoonlijke profielen op te stellen of te gebruiken; wanneer persoonsgegevens van kwetsbare natuurlijke personen, met name van kinderen, worden verwerkt; wanneer de verwerking een grote hoeveelheid persoonsgegevens en een groot aantal betrokkenen betreft.

(37b) De waarschijnlijkheid en ernst van de risico's dienen te worden bepaald op basis van de aard, het toepassingsgebied, de context en de doelen van de gegevensverwerking. Risico's dienen te worden beoordeeld op basis van een objectieve evaluatie, aan de hand waarvan wordt bepaald of de gegevensverwerking een hoog risico inhoudt. Een hoog risico is een bijzonder risico op aantasting van de rechten en vrijheden van betrokkenen.

(25)

(38) De bescherming van de rechten en vrijheden van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens vereist passende technische en organisatorische maatregelen om te waarborgen dat aan het in deze richtlijn bepaalde wordt voldaan. De tenuitvoerlegging van dergelijke maatregelen kan niet alleen van economische over- wegingen afhangen. Teneinde de naleving van deze richtlijn te kunnen aantonen, dient de verwerkingsverantwoordelijke intern beleid vast te stellen en maatregelen te implementeren, die in het bijzonder voldoen aan de beginselen van gegevensbescherming door ontwerp en gegevensbescherming door standaardinstellingen. Wanneer de verwerkingsverantwoordelijke ingevolge deze richtlijn een gegevensbeschermingseffectbeoordeling heeft uitgevoerd, dienen de resultaten daarvan in acht genomen te worden bij de ontwikkeling van die maatregelen en procedures. Dergelijke maatregelen kunnen onder meer inhouden dat zo spoedig mogelijk wordt overgegaan tot pseudonimisering. Het gebruik van pseudonimisering voor de toepassing van deze richtlijn kan dienst doen als instrument om het vrije verkeer van persoonsgegevens binnen de ruimte van vrijheid, veiligheid en recht te vergemakkelijken.

(39) Het is voor de bescherming van de rechten en vrijheden van betrokkenen en de verantwoordelijkheid en aansprakelijkheid van verwerkingsverantwoordelijken en verwerkers, onder meer wat de monitoring door en de maatregelen van de toezicht- houdende autoriteiten betreft, noodzakelijk dat de bij deze richtlijn vastgestelde verantwoordelijkheden op duidelijke wijze worden toegekend, onder meer voor het geval waarin een verwerkingsverantwoordelijke de doelen en de middelen voor de verwerking samen met andere verwerkingsverantwoordelijken vaststelt, of wanneer een verwerking namens een verwerkingsverantwoordelijke wordt uitgevoerd.

(39a) De uitvoering van een verwerking door een verwerker dient te worden geregeld door een rechtshandeling, met inbegrip van een overeenkomst die de verwerker bindt aan de verwerkingsverantwoordelijke, en waarin met name wordt bepaald dat de verwerker uitsluitend op bevel van de verwerkingsverantwoordelijke dient te handelen. De verwerker dient de beginselen gegevensbescherming door ontwerp en gegevensbescherming door standaardinstellingen in acht te nemen.

(40) Teneinde de naleving van deze richtlijn aan te tonen, dient de verwerkingsverantwoordelijke of de verwerker een register bij te houden van alle categorieën van verwerkingsactiviteiten van persoonsgegevens die onder zijn verantwoordelijkheid plaatsvinden. Iedere

verwerkingsverantwoordelijke en iedere verwerker dient ertoe te worden verplicht met de toezichthoudende autoriteit samen te werken en haar desgevraagd dit register te verstrekken zodat zij het kan gebruiken om op die verwerkingsactiviteiten toe te zien. De

verwerkingsverantwoordelijke of de verwerker die persoonsgegeven verwerkt in systemen voor niet-geautomatiseerde verwerking dient te beschikken over efficiënte methoden, zoals logbestanden of andere vormen van registers, om de rechtmatigheid van de

gegevensverwerking aan te tonen, om interne controle mogelijk te maken en om de integriteit en de beveiliging van gegevens te waarborgen.

(26)

(40a) Er dienen logbestanden te worden bijgehouden van ten minste de volgende activiteiten in systemen voor geautomatiseerde verwerking: verzameling, wijziging, raadpleging,

verstrekking, met inbegrip van doorgiften, samenvoeging en wissing. De identificatie van de persoon die persoonsgegevens heeft geraadpleegd of verstrekt, dient te worden geregistreerd en op basis daarvan zou de rechtvaardiging voor de verwerkingsactiviteiten kunnen worden vastgesteld. De logbestanden dienen uitsluitend te worden gebruikt om te controleren of de gegevensverwerking rechtmatig is, om interne controle uit te oefenen, om de integriteit en de beveiliging van de gegeven te garanderen en om strafrechtelijke procedures te waarborgen.

Interne controle omvat ook interne tuchtprocedures van bevoegde autoriteiten.

(40b) Indien verwerkingsactiviteiten op grond van hun aard, hun reikwijdte of hun doel waarschijnlijk een hoog risico voor de rechten en vrijheden van betrokkenen met zich meebrengen, dient de verwerkingsverantwoordelijke een

gegevensbeschermingseffectbeoordeling uit te voeren, waarbij met name wordt gekeken naar de geplande maatregelen, waarborgen en mechanismen voor het beschermen van persoonsgegevens en het aantonen dat aan deze richtlijn is voldaan. Effectbeoordelingen dienen relevante systemen en procedures van verwerkingsactiviteiten van persoonsgegevens te bestrijken, maar geen individuele gevallen.

(41) Teneinde de rechten en vrijheden van betrokkenen doeltreffend te beschermen dient de verwerkingsverantwoordelijke of de verwerker in bepaalde gevallen de toezichthoudende autoriteit voorafgaand aan de verwerking te raadplegen.

(41a) Teneinde de veiligheid te handhaven en te voorkomen dat met een verwerking inbreuk op deze richtlijn wordt gemaakt, dient de verwerkingsverantwoordelijke of de verwerker de risico's die de verwerking met zich meebrengt te beoordelen en maatregelen te treffen om deze risico's te beperken, zoals versleuteling. Deze maatregelen dienen een passend niveau van veiligheid, met inbegrip van vertrouwelijkheid, te waarborgen, met inachtneming van de stand van de techniek en de uitvoeringskosten in verband met het risico en de aard van de te beschermen persoonsgegevens. Bij de beoordeling van gegevensbeveiligingsrisico's dient aandacht te worden besteed aan de risico's die zich voordoen bij gegevensverwerking, zoals de vernietiging, het verlies, de wijziging, de ongeoorloofde verstrekking van of de

ongeoorloofde toegang tot doorgezonden, opgeslagen of anderszins verwerkte gegevens, hetzij per ongeluk hetzij onrechtmatig, hetgeen met name tot lichamelijke, materiële of morele schade kan leiden. De verwerkingsverantwoordelijke en de verwerker dienen ervoor te zorgen dat de verwerking van persoonsgegevens niet door onbevoegde personen wordt verricht.

(27)

(42) Een inbreuk in verband met persoonsgegevens kan, wanneer deze niet tijdig en adequaat wordt aangepakt, resulteren in lichamelijke, materiële of morele schade voor natuurlijke personen, zoals verlies van controle over hun persoonsgegevens of beperking van hun rechten, discriminatie, identiteitsdiefstal of -fraude, financiële verliezen, ongeoorloofde ongedaanmaking van pseudonimisering, reputatieschade, verlies van vertrouwelijkheid van door het beroepsgeheim beschermde gegevens, of enig ander economisch of maatschappelijk nadeel voor de natuurlijke persoon in kwestie. Zodra een verwerkingsverantwoordelijke tot de bevinding komt dat een inbreuk in verband met persoonsgegevens heeft plaatsgevonden en dat die inbreuk waarschijnlijk een risico voor de rechten en vrijheden van de betrokkene met zich meebrengt, dient de verwerkingsverantwoordelijke de toezichthoudende autoriteit zonder onredelijke vertraging en, indien mogelijk, binnen 72 uur van deze inbreuk in kennis te stellen. Wanneer dit niet binnen 72 uur kan gebeuren, dient de kennisgeving vergezeld te gaan van een toelichting bij de vertraging en kan informatie in fasen worden verstrekt zonder verdere onredelijke vertraging.

(43) Wanneer de inbreuk in verband met persoonsgegevens waarschijnlijk een hoog risico voor de rechten en vrijheden van natuurlijke personen met zich meebrengt, dienen de natuurlijke personen daarvan zonder onredelijke vertraging in kennis te worden gesteld, zodat zij de nodige voorzorgsmaatregelen kunnen treffen. In de kennisgeving dienen zowel de aard van de inbreuk in verband met persoonsgegevens als aanbevelingen over hoe de persoon in kwestie mogelijke negatieve gevolgen kan beperken, te worden vermeld. Betrokkenen dienen zo snel als redelijkerwijs mogelijk is, in nauwe samenwerking met de toezicht-

houdende autoriteit en met inachtneming van de door haarzelf of andere relevante autoriteiten aangereikte richtsnoeren, in kennis te worden gesteld. Zo zouden betrokkenen bijvoorbeeld onverwijld in kennis moeten worden gesteld wanneer een onmiddellijk risico op schade moet worden beperkt, terwijl een langere termijn gerechtvaardigd kan zijn wanneer passende maat- regelen moeten worden genomen tegen aanhoudende of soortgelijke inbreuken. Wanneer door het uitstellen of beperken van de kennisgeving inzake een inbreuk in verband met persoons- gegevens aan de natuurlijk persoon in kwestie niet kan worden belet dat officiële of

gerechtelijke onderzoeken of procedures worden belemmerd, dat de voorkoming, de opsporing, het onderzoek of de vervolging van strafbare feiten in het gedrang komen, dat strafrechtelijke sancties niet ten uitvoer worden gelegd en dat de openbare veiligheid, de nationale veiligheid en de rechten en vrijheden van anderen niet worden beschermd, zou die kennisgeving in uitzonderlijke omstandigheden achterwege kunnen worden gelaten.

(28)

(44) De verwerkingsverantwoordelijke dient een persoon aan te wijzen die de

verwerkingsverantwoordelijke bijstaat bij het toezicht op de interne naleving van de krachtens deze richtlijn vastgestelde bepalingen, behalve wanneer een lidstaat beslist om rechterlijke instanties en andere onafhankelijke gerechtelijke autoriteiten daarvan vrij te stellen in het kader van hun gerechtelijke taken. Deze persoon kan een lid van het bestaande personeel van de verwerkingsverantwoordelijke zijn die een speciale opleiding inzake gegevensbeschermingswetgeving en -praktijken heeft genoten om expertise op dit gebied te verwerven. Het vereiste expertiseniveau dient met name te worden bepaald op grond van de uitgevoerde gegevensverwerking en de bescherming die voor door de

verwerkingsverantwoordelijke verwerkte persoonsgegevens wordt vereist. De aangewezen persoon kan zijn taken op deeltijdse of voltijdse basis uitvoeren. Verschillende

verwerkingsverantwoordelijken kunnen, rekening houdend met hun organisatiestructuur en omvang, samen een functionaris voor gegevensbescherming benoemen, bijvoorbeeld in het geval van gezamenlijke middelen in centrale eenheden. Binnen de structuur van de verwerkingsverantwoordelijken in kwestie kunnen aan deze persoon ook verschillende functies worden toegewezen. Deze persoon dient de verwerkingsverantwoordelijke en de medewerkers die persoonsgegevens verwerken bij te staan door hen te informeren en te adviseren over het nakomen van hun relevante verplichtingen inzake gegevensbescherming.

Deze functionarissen voor gegevensbescherming dienen in staat te zijn hun taken en verplichtingen onafhankelijk in overeenstemming met nationale wetgeving uit te voeren.

(45) De lidstaten dienen ervoor te zorgen dat doorgifte aan derde landen of aan een

internationale organisatie slechts plaatsvindt indien die specifieke doorgifte noodzakelijk is met het oog op de voorkoming, het onderzoek, de opsporing en de vervolging van straf- bare feiten, of de tenuitvoerlegging van strafrechtelijke sancties, waaronder de bescherming tegen en de voorkoming van gevaar voor de openbare veiligheid, en dat de verwerkings- verantwoordelijke in het derde land of de internationale organisatie een autoriteit is die bevoegd is in de zin van deze richtlijn. Doorgifte mag enkel door bevoegde autoriteiten die als verwerkingsverantwoordelijken optreden, worden verricht, behalve wanneer verwerkers expliciet wordt opgedragen om namens verwerkingsverantwoordelijken gegevens door te geven. Een dergelijke doorgifte kan plaatsvinden in gevallen waarin de Commissie heeft besloten dat het derde land of de internationale organisatie in kwestie een passend

beschermingsniveau waarborgt, of in gevallen waarin passende waarborgen worden geboden of waarin afwijkingen voor specifieke situaties van toepassing zijn. Wanneer persoons- gegevens van de Unie aan verwerkingsverantwoordelijken, verwerkers of andere ontvangers in derde landen of internationale organisaties worden doorgegeven, mag dit niet ten koste gaan van het beschermingsniveau waarvan natuurlijke personen in de Unie door deze richtlijn verzekerd zijn, ook in gevallen van verdere doorgiften van persoonsgegevens van het derde land of de internationale organisatie aan verwerkingsverantwoordelijken, verwerkers in hetzelfde of een ander derde land, c.q. dezelfde of een andere internationale organisatie.

(29)

(45a) Doorgifte van persoonsgegevens vanuit een lidstaat aan derde landen of internationale organisaties is in beginsel slechts toegestaan nadat de lidstaat waarvan de gegevens zijn verkregen daarin heeft toegestemd. Wanneer het gevaar voor de openbare veiligheid van een lidstaat of derde land of voor de fundamentele belangen van een lidstaat zo acuut is dat de voorafgaande toestemming niet tijdig kan worden verkregen, dient de bevoegde autoriteit met het oog op een doeltreffende samenwerking op het gebied van rechtshand- having de mogelijkheid te hebben de desbetreffende persoonsgegevens zonder voorafgaande toestemming aan het derde land of de internationale organisatie in kwestie door te geven. De lidstaten dienen te bepalen dat specifieke voorwaarden met betrekking tot de doorgifte moeten worden meegedeeld aan derde landen en/of internationale organisaties. Aan verdere door- giften van persoonsgegevens dient de bevoegde autoriteit die de oorspronkelijke doorgifte heeft verricht voorafgaand haar toestemming te verlenen. Wanneer de bevoegde autoriteit die de oorspronkelijke doorgifte heeft verricht, beslist over een toestemmingsverzoek voor een verdere doorgifte, dient deze terdege rekening te houden met alle relevante factoren, waaronder de ernst van de inbreuk, de daaraan verbonden specifieke omstandigheden en het doel waarvoor de gegevens in eerste instantie werden doorgegeven, de aard en de modaliteiten van de uitvoering van de strafrechtelijke sanctie, en het beschermingsniveau van de persoonsgegevens in het derde land of de internationale organisatie waaraan de

persoonsgegevens verder worden doorgegeven. De bevoegde autoriteit die de oorspronkelijke doorgifte heeft verricht, kan ook specifieke voorwaarden stellen aan de verdere doorgifte.

Dergelijke specifieke voorwaarden kunnen worden beschreven in, bijvoorbeeld, behandelingscodes.

(46) De Commissie kan besluiten, met rechtskracht voor de gehele Unie, dat bepaalde derde landen, of een gebied of één of meerdere nader bepaalde sectoren in een derde land, of een internationale organisatie een adequaat beschermingsniveau van persoonsgegevens bieden, en daarmee in de gehele Unie rechtszekerheid en eenvormigheid verschaffen ten aanzien van derde landen of internationale organisaties die geacht worden een dergelijk beschermings- niveau te bieden. In die gevallen kunnen doorgiften van persoonsgegevens aan deze landen zonder specifieke toestemming plaatsvinden, behalve wanneer een andere lidstaat waarvan de gegevens zijn verkregen zijn toestemming aan de doorgifte moet verlenen.

(30)

(47) Overeenkomstig de fundamentele waarden waarop de Unie is gegrondvest, in het bij- zonder de bescherming van de mensenrechten, dient de Commissie bij haar beoordeling van een derde land of van een gebied of een nader bepaalde sector in een derde land, in aanmerking te nemen in welke mate de rechtsstaat, de toegang tot de rechter en de internationale mensenrechtennormen en -regels in het derde land worden geëerbiedigd, en dient zij de algemene en sectorale wetgeving, waaronder de wetgeving betreffende openbare veiligheid, defensie en nationale veiligheid en openbare orde en strafrecht, van het land in aanmerking te nemen. Voor de vaststelling van een adequaatheidsbesluit (besluit waarbij het beschermingsniveau adequaat wordt verklaard) in verband met een gebied of een nader bepaalde sector in een derde land dienen duidelijke en objectieve criteria te worden vastgesteld, zoals specifieke verwerkingsactiviteiten en het toepassingsgebied van de toepas- selijke wettelijke normen en geldende wetgeving in het derde land. Het derde land dient waarborgen te bieden voor een adequaat beschermingsniveau dat in wezen overeenstemt met het in de Unie gewaarborgde beschermingsniveau, vooral wanneer gegevens in één of meer- dere specifieke sectoren worden verwerkt. Het derde land dient met name te zorgen voor daadwerkelijk onafhankelijk toezicht op de gegevensbescherming en voor mechanismen van samenwerking met de Europese gegevensbeschermingsautoriteiten. Voorts dienen de betrokkenen te beschikken over daadwerkelijke en afdwingbare rechten en dienen zij daadwerkelijk administratief beroep en beroep in rechte te kunnen instellen.

(47a) Afgezien van de internationale verplichtingen die het derde land of de internationale

organisatie is aangegaan, dient de Commissie ook rekening te houden met de verplichtingen die voortvloeien uit de deelname van het derde land of de internationale organisatie aan multi- laterale of regionale regelingen, in het bijzonder wat de bescherming van persoonsgegevens betreft, alsook met de uitvoering van deze verplichtingen. Er dient met name rekening te worden gehouden met de toetreding van het derde land tot het Verdrag van de Raad van Europa van 28 januari 1981 tot bescherming van personen met betrekking tot de

geautomatiseerde verwerking van persoonsgegevens en het bijbehorende Aanvullend Protocol. Bij de beoordeling van het beschermingsniveau in derde landen of internationale organisaties dient de Commissie overleg te plegen met het Europees Comité voor gegevens- bescherming. De Commissie dient tevens rekening te houden met relevante adequaatheids- besluiten van de Commissie die overeenkomstig artikel 41 van Verordening (EU) XXX zijn vastgesteld.

(31)

(47b) De Commissie dient toe te zien op het functioneren van besluiten over het

beschermingsniveau in een derde land of een gebied of nader bepaalde sector in een derde land, of in een internationale organisatie. Bij haar adequaatheidsbesluiten dient de Commissie te voorzien in een mechanisme voor de periodieke toetsing van het functioneren ervan. Deze periodieke toetsing dient in overleg met het derde land of de internationale organisatie in kwestie en met inachtneming van alle relevante ontwikkelingen in het derde land of de internationale organisatie te geschieden.

(48) De Commissie dient tevens te kunnen besluiten dat een derde land, een gebied of een nader bepaalde sector in een derde land, of een internationale organisatie niet langer een adequaat gegevensbeschermingsniveau waarborgt. In een dergelijk geval dient de doorgifte van persoonsgegevens aan dat derde land of die internationale organisatie te worden

verboden, tenzij aan het in de artikelen 35 of 36 bepaalde is voldaan. Er dient te worden voorzien in procedures voor overleg tussen de Commissie en de derde landen of internationale organisaties in kwestie. De Commissie dient het derde land of de internationale organisatie tijdig op de hoogte te brengen van haar motivering en met de andere partij in overleg treden om de situatie te verhelpen.

(32)

(49) Doorgifte die niet plaatsvindt op grond van een adequaatheidsbesluit dient slechts te worden toegestaan indien in een juridisch bindend instrument passende waarborgen voor de bescherming van de persoonsgegevens worden geboden, of indien de

verwerkingsverantwoordelijke alle omstandigheden in verband met de gegevensdoorgifte heeft beoordeeld en op basis van die beoordeling van oordeel is dat passende waarborgen voor de bescherming van persoonsgegevens worden geboden. Dergelijke juridisch bindende instrumenten zouden, bijvoorbeeld, juridisch bindende bilaterale overeenkomsten kunnen zijn die door de lidstaten zijn gesloten en in hun rechtsorde geïmplementeerd en door de betrok- kenen van die lidstaten kunnen worden gehandhaafd, en die de naleving van gegevens- beschermingsvoorschriften en de rechten van de betrokkenen waarborgen, waaronder het recht om administratief beroep of beroep in rechte in te stellen. De verwerkings-

verantwoordelijke kan rekening houden met tussen Europol of Eurojust en derde landen gesloten samenwerkingsovereenkomsten die de uitwisseling van persoonsgegevens mogelijk maken wanneer de beoordeling van alle omstandigheden omtrent de gegevensdoorgifte wordt verricht. De verwerkingsverantwoordelijke kan er ook mee rekening houden dat de doorgifte van persoonsgegevens zal worden onderworpen aan verplichtingen inzake vertrouwelijkheid en aan het beginsel van specificiteit, om ervoor te zorgen dat de gegevens niet worden verwerkt voor andere doelen dan die waarvoor zij worden doorgegeven. Verder dient de verwerkingsverantwoordelijke in acht te nemen dat de persoonsgegevens niet zullen worden gebruikt om de doodstraf of enige vorm van wrede of onmenselijke behandeling te vorderen, uit te spreken of uit te voeren. Hoewel deze voorwaarden te beschouwen zijn als passende waarborgen voor de overdracht van gegevens, kan de verwerkingsverantwoordelijke bijkomende waarborgen eisen.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Binnen 12 maanden nadat de IMO mondiale marktgebaseerde maatregelen heeft genomen voor de vermindering van de door het maritiem vervoer veroorzaakte broeikasgasemissies, en

Besluit (EU) 2019/305 van de Raad van 18 februari 2019 waarbij Cyprus, Kroatië, Luxemburg, Oostenrijk, Portugal, Roemenië en het Verenigd Koninkrijk worden gemachtigd om, in het

zo zijn er lagere lonen in de sectoren waarin vooral vrouwen aan de slag zijn, en vooroordelen over mannen, die minder behoefte zouden hebben aan een evenwicht tussen werk

1 Beschikking 2003/76/EG van de Raad van 1 februari 2003 tot vaststelling van de bepalingen die nodig zijn voor de uitvoering van het aan het Verdrag tot oprichting van de Europese

industrieproducten te waarborgen en gelet op het feit dat er in de Unie niet in toereikende mate identieke, gelijkwaardige of vervangende producten worden vervaardigd, moeten er

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:.. In afwijking van de artikelen 28, 30 en 110 van het Verdrag wordt Frankrijk gemachtigd om tot 31 december 2020 vrijstelling of

VERWIJZEND NAAR de conclusies van de Raad over de vernieuwde interneveiligheidsstrategie voor de Europese Unie 2015-2020 1 , waarin wordt voorzien in een tussentijdse evaluatie van de

Wij, de voorzitters van het Europees Parlement, de Raad van de Europese Unie en de Europese Commissie, zullen nauw toezien op de tijdige en daadwerkelijke uitvoering van