• No results found

1 Amerens Brouwer Maatschappelijke Ontwikkeling 30 januari 2014

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "1 Amerens Brouwer Maatschappelijke Ontwikkeling 30 januari 2014"

Copied!
26
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

1

Kerkplein 2 T (0343) 56 56 00 Postbus 200 F (0343) 41 57 60 3940 AE Doorn E info@heuvelrug.nl

Datum 30 januari 2014

Afdeling Maatschappelijke Ontwikkeling

Auteur Amerens Brouwer

(2)

1

Inhoudsopgave

1 Voorwoord ... 3

2 Inleiding ... 4

2.1 Doel van nota ... 4

2.2 Leeswijzer ... 4

3 De Opgave ... 6

3.1 Landelijke opgave en lokale uitgangspunten ... 6

3.2 Wat moet de gemeente regelen? ... 8

3.3 Met wie voeren we de dialoog? ... 9

4 Waar kan de inwoner zijn ondersteuningsvraag stellen? ... 10

4.1 Hoe organiseren wij de toegang? ... 10

4.2 Aansluiting op dienstverleningsconcept ... 12

4.3 Signalering ... 12

4.4 Beleidskeuzen ... 12

4.4.1 In elk dorp is een herkenbaar servicepunt. ... 12

4.4.2 Wij stellen een dorpsteam samen met expertise vanuit welzijn, Wmo, opvoeden en opgroeien en werk en inkomen. ... 13

4.4.3 De coördinator van het dorpsteam is in gemeentelijke dienst. ... 13

4.4.4 Het dorpsteam heeft het mandaat om ondersteuning in te zetten. ... 13

4.4.5 In ieder dorpsteam wordt op dezelfde manier gewerkt. ... 14

4.4.6 Er komt een goed privacy protocol. ... 14

5 Hoe gaan wij de ondersteuning vernieuwen? ... 15

5.1 Maatwerk ... 15

5.2 Beleidskeuzen ... 15

5.2.1 We herijken de subsidies aan maatschappelijke partijen. ... 15

5.2.2 We investeren in preventie en onderzoeken welke individuele voorzieningen we kunnen omvormen tot algemene voorzieningen. ... 16

5.2.3 Wij bieden begeleiding op maat... 16

6 Hoe gaan wij de ondersteuning inkopen en bekostigen? ... 17

6.1 Sterke punten ... 17

6.2 Wat willen we bereiken? ... 17

6.3 Beleidskeuzen ... 18

6.3.1 In 2018 hebben wij de transities volledig doorgevoerd ... 18

6.3.2 We werken regionaal samen op gebied van inkoop en kwaliteit ... 18

6.3.3 We bekostigen éénvormig en op maat. ... 19

(3)

7 Hoe borgen wij kwaliteit? ... 20

7.1 Inwoners krijgen goede ondersteuning. ... 20

7.2 Beleidskeuzen ... 20

7.2.1 We sturen op resultaat en meten kwaliteit en resultaat ook door organisaties en cliënten te bezoeken. ... 20

8 Samenvatting van beleidskeuzen ... 21

9 Hoe komen we er? ... 22

9.1 Onderzoek alles, behoud het goede ... 22

9.2 Pilots ... 22

9.3 Huidige klanten ... 23

9.4 Risico’s ... 23

9.5 Vervolg... 23

9.6 Verklarende woordenlijst ... 24

(4)

3

1 Voorwoord

Voor u ligt mijn laatste nota. Na meer dan 30 nota's in acht jaar, is deze laatste tevens de belangrijkste van allemaal.

Hierin worden immers de hoofdkeuzes gemaakt voor de drie transities die naar verwachting in 2015 bij de gemeenten liggen. Daarmee verandert de samenleving, de gemeentelijk begroting en het accent van de gemeentelijke taken. Het sociale domein zal dan 60 procent van de begroting vormen. Bovendien vragen de transities nog duidelijker om een dorpsgerichte aanpak.

Wij hebben na de herindeling de identiteit van elk dorp gekoesterd omdat dit na de herindeling heel gevoelig lag. Met de komende nieuwe taken is dit achteraf een zegen geweest. De kracht die in elk dorp aanwezig is gebleven, hebben wij heel hard nodig met een terugtredende overheid

Afgelopen twee jaar is volop gediscussieerd, zijn visies uiteengezet en gedeeld, is onderzoek gedaan naar alle toekomstige nieuwe cliënten, heb ik veel mensen thuis bezocht om hun persoonlijke verhaal te horen en is in pilots volop geoefend met een nieuwe werkwijze.

De goede samenwerking met zorg- en welzijnsorganisaties die afgelopen acht jaar is opgebouwd, heeft zeker bijgedragen aan een open dialoog en kruisbestuivingen. Daarnaast werd ik elke keer weer getroffen door de grote realiteitszin van veel van onze inwoners. De beleidskeuzes zoals verwoord in deze nota is een resultaat van al deze contacten, gesprekken en discussies, ervaringen en keuzes in voorliggende nota's van afgelopen jaar.

De basis in onze gemeente in het sociale domein is direct na de herindeling op orde gebracht en sindsdien doorontwikkeld. Inmiddels zijn wij in controle als het gaat om de voorbereiding voor de transities. Wij hebben in de regio, door deze integrale benadering, een sterke eigen inbreng. Mijn dank gaat daarom ook uit naar het enthousiaste en deskundige team van medewerkers met wie ik dat afgelopen jaren heb samengewerkt.

Elisabeth van Oostrum

Wethouder Sociale en Maatschappelijke taken

(5)

2 Inleiding

2.1 Doel van nota

Voor u liggen de beleidskeuzen Sociaal Domein. Om de drie transities (Jeugdhulp, AWBZ-begeleiding en Participatiewet) goed vorm te geven, hebben wij richtinggevende uitspraken nodig.

Op het moment dat wij deze nota schrijven, is nog een heleboel niet duidelijk. Onduidelijk is welke taken er precies naar de gemeente overkomen. Onduidelijk is wat precies het wettelijk kader is waarbinnen wij moeten werken. Onduidelijk is hoeveel geld wij krijgen om deze taken goed uit te voeren. Onduidelijk is of de nieuwe taken daadwerkelijk op 1 januari 2015 naar ons overkomen.

Maar wat we wel weten is dát er taken naar de gemeente overgaan met betrekking tot de Jeugdhulp, de AWBZ-begeleiding en de Participatiewet. Ook is op dit moment duidelijk dat op 28 januari 2014 de wet op de jeugdzorg door de eerste kamer wordt besproken.

Wat betreft de overheveling van de AWBZ-taken is nu duidelijk dat de Persoonlijke Verzorging niet naar de gemeente overgaat. En dat er extra geld komt voor de ondersteuning van mantelzorgers. De planning is nog steeds dat de nieuwe wet Wmo in juni of juli 2014 gepubliceerd wordt zodat deze ingevoerd kan worden op 1/1/2015. De wet is onlangs met advies van de Raad van Staten naar de Tweede Kamer gestuurd ter behandeling.

Wat betreft de participatiewet: het lijkt nu dat op 1 juli 2014 in de Wet Werk en Bijstand de tegenprestatie als verplichting wordt opgenomen. Staatssecretaris Klijnsma is voornemens om de voorstellen voor de Participatiewet via een Nota van Wijziging in november bij de Tweede Kamer in te dienen.

Ondanks alle onzekerheden is ook wel duidelijk dat wij niet stil kunnen gaan zitten wachten tot alles zeker is. Wij zijn al twee jaar bezig met het voorbereiden van deze transities. Dat doen wij niet alleen.

Samen met inwoners, aanbieders, organisaties, ondernemers, adviesraden, onderwijs, kerken en cliënten denken wij na over de manier waarop wij het beste deze taken kunnen uitvoeren.

Deze beleidskeuzen zijn dan ook niet achter een tekentafel bedacht maar juist in dialoog met de mensen om wie het gaat.

Met deze beleidskeuzen maken wij basiskeuzen zodat wij verder kunnen werken aan de implementatie van de nieuwe taken.

2.2 Leeswijzer

We beginnen deze nota met de landelijke opgave en de lokale uitgangspunten met betrekking tot de drie transities. Hierbij verwijzen we naar de piramide van getrapte verantwoordelijkheid die we in eerdere beleidsnota’s ook beschreven hebben. Hierna geven wij aan wat expliciet de zaken zijn die de gemeente moet regelen voor de transities, namelijk de toegang, de innovatie van het aanbod, de inkoop en de kwaliteit van het aanbod. In de volgende vier hoofdstukken beschrijven wij deze vier zaken en beschrijven we welke beleidskeuzen we daarbij willen maken. In hoofdstuk 8 staat de samenvatting

(6)

5 van alle beleidskeuzen. In het laatste hoofdstuk beschrijven wij hoe wij komen tot het uiteindelijke resultaat zoals we dat in de beleidskeuzen aangeven. Hierbij benoemen we de pilots waaraan wij werken, welke risico’s er te benoemen zijn, hoe wij de overgang voor de huidige cliënten willen regelen en welke thema’s wij de komende periode verder uitwerken.

Aan het eind van de nota leggen wij de gebruikte begrippen uit in een verklarende woordenlijst.

Vooraf:

In de gehele nota wordt gesproken over “ondersteuning”, hieronder moet u alle vormen van hulp, begeleiding, zorg, individuele en collectieve voorzieningen etc. verstaan die als nieuwe taken naar de gemeente komen.

Ook spreken wij steeds over “gezin” hierbij bedoelen we natuurlijk ook een 1-persoonshuishouden.

Voor de leesbaarheid van de tekst is gekozen om het woord “gezin” te gebruiken.

Met de transitie Jeugdhulp bedoelen wij steeds de decentralisatie van taken rond de jeugdhulp en passend onderwijs.

Met de transitie Participatiewet hebben wij het over de decentralisatie van taken rondom de nieuwe participatiewet

Met de Transitie AWBZ begeleiding bedoelen wij de decentralisatie van taken vanuit de AWBZ (begeleiding zowel individueel als in groepsverband) naar de nieuwe Wmo.

(7)

3 De Opgave

3.1 Landelijke opgave en lokale uitgangspunten

Het rijk heeft met de drie transities allerlei taken willen neerleggen bij een overheid die dichter bij de mensen staat. De gemeente kan deze taken beter uitvoeren omdat zij meer maatwerk kan leveren. De gemeente kijkt meer naar wat er echt nodig is bij een inwoner en een gezin en wij weten beter welke andere mogelijkheden er binnen het sociale netwerk (in de buurt, familie of dorp) rondom het gezin aan te spreken zijn. De gemeente is de meest aangewezen overheid om samen met haar inwoners de participatiesamenleving vorm te geven.

Naast het feit dat het rijk denkt dat wij het beter kunnen, denkt men ook dat wij het goedkoper kunnen uitvoeren.

Dat betekent dat wij niet alleen moeten zoeken naar andere (betere) manieren van ondersteuning van onze inwoners, maar ook dat wij goedkopere manieren moeten zoeken.

Uit de cijfers blijkt dat 600 inwoners1 van de Utrechtse Heuvelrug nu AWBZ-begeleiding hebben. Bij de Jeugdhulp laten de cijfers2 uit 2010 en 2011 zien dat het in de Utrechtse Heuvelrug gaat om 220

indicaties voor provinciaal gefinancierde zorg, 755 cliënten/trajecten in de Jeugd-GGZ en 180 jeugdigen die AWBZ-gefinancierde jeugdzorg ontvangen3.

Wat betreft de Participatiewet ontvangen nu 840 inwoners van de Utrechtse Heuvelrug een Wajong- uitkering. Van deze groep zullen alleen Wajongers die nog enige vorm van arbeidsperspectief hebben onder de gemeentelijke verantwoordelijkheid gaan vallen. Deze verantwoordelijkheid omvat het verstrekken van een inkomen en het begeleiden naar werk. De huidige inschatting4 is dat dit 200 – 250 Wajongers zullen zijn.

Wij willen voor deze inwoners bereiken dat zij tevreden zijn met de ondersteuning die zij krijgen. Om dit te bereiken zien wij voor ons als gemeente drie rollen: rol van facilitator, uitvoerder en regievoerder.

 Als facilitator willen wij de sterke sociale structuur in de dorpen versterken. De diverse (welzijns)organisaties in de dorpen werken samen en zij werken vraaggericht om dit te bereiken. Met de servicepunten is er een herkenbare toegang waar inwoners terecht kunnen met (ondersteunings)vragen.

 Als uitvoerder bieden wij een gezin met een meervoudige (ondersteunings)vraag aan om hun rechterhand te zijn totdat zij indien mogelijk hun gezinsleven weer op de rit hebben en zij weer zelfstandig in staat zijn het te redden.

 Als regievoerder regelen wij dat er zorg op maat beschikbaar is en dat deze direct inzetbaar is.

1 Uit: Inventarisatie zorgvraag en zorgaanbod in de gemeente Utrechtse Heuvelrug.

2 Uit: startfoto Jeugd

3 Deze aantallen zijn niet zomaar op te tellen. Het kan zijn dat 1 jeugdige meerdere vormen van zorg ontvangt en meerdere indicaties heeft.

4 Uit: Cijfermatige Verkenning Participatiewet, versie oktober 2013, Berenschot

(8)

7 Voor de inwoner zien wij de vormen van ondersteuning die iemand nodig kan hebben gevisualiseerd in onderstaande piramide.

De basis van een inwoner ligt aan de onderkant, “in het gewone leven”. Hierbij maakt hij soms ook gebruik van of verleent hij mantelzorg of informele zorg. Een inwoner kan gebruik maken van een collectieve voorziening. Helemaal bovenin zijn de door de gemeente verstrekte individuele

voorzieningen (in de nieuwe Wmo worden dit maatwerkvoorzieningen genoemd).

Voor wat betreft de financiële middelen die omgaan in de piramide kunnen we dezelfde piramide tekenen maar dan op zijn kop. Het meeste geld zit in de smalle top, het minste geld in de brede basis.

(9)

Het is onze opdracht om ervoor te zorgen dat er minder geld naar de individuele voorzieningen gaat en dat er meer geïnvesteerd wordt in de collectieve voorzieningen en in het “gewone leven” door onder andere mantelzorgers en vrijwilligers te ondersteunen en door in te zetten op meer preventie en lichte zorg in plaats van zware zorg. Niet alleen omdat dit een besparing is, maar vooral omdat deze zaken minder zwaar ingrijpen in het leven van inwoners.

Om deze opdracht goed te kunnen uitvoeren, hebben wij lokale uitgangspunten geformuleerd.

 We zetten de “Couleur locale” van de dorpen in (we gaan uit van de goede dingen die in de dorpen al gebeuren en haken daar op aan).

 We werken sociaal domein breed, integraal (we kijken met de inwoner naar alle levensdomeinen, naar het hele gezin).

 We werken met de methodiek 1 gezin – 1 plan – 1 regisseur.

 We zoeken de oplossing zoveel mogelijk in een combinatie van formele en informele zorg.

 We leveren kwalitatief goede zorg.

 We bieden keuzevrijheid middels een persoonsgebonden budget of een persoonsvolgend budget.

 We organiseren lokaal wat kan, en we organiseren zaken alleen regionaal waar dat meerwaarde heeft.

3.2 Wat moet de gemeente regelen?

Om de nieuwe taken per 2015 goed uit te voeren moeten wij diverse zaken regelen. Deze transities vragen uiteindelijk om een nieuwe verhouding tussen inwoners en overheid. Deze cultuuromslag, deze transformatie zal veel meer tijd nodig hebben dan de 2 jaar voorbereidingstijd die we nodig hebben voor de drie transities.

Voor deze transformatie hebben wij al een goede basis gelegd.

In de woonservicegebieden versterken wij de samenwerking tussen organisaties op het gebied van wonen, zorg en welzijn (zie verder “Sociale Rijkdom in alle dorpen, visie woonservicegebieden van 2011).

In een Gesprek met inwoners met een ondersteuningsvraag bespreken wij wat iemand zelf kan doen en welke ondersteuning hij daar mogelijk bij kan gebruiken (zie verder De Kanteling Wmo, april 2012).

Wij regelen deze ondersteuning vraaggericht en gericht op versterking van de sociale samenhang (zie Kracht van welzijn, april 2012).

In de nota welzijn (Vitale dorpen, december 2013) werken wij dit verder uit.

Wij hebben in ons beleidsplan Wmo (Kansen door Kantelen, april 2013) beschreven hoe en waar wij de Gesprekken voeren. We werken met servicepunten in de dorpen waar inwoners terecht kunnen met een vraag en om advies en we werken in een dorpsteam5 met één integrale werkwijze waardoor integraal afgewogen wordt welke vorm van ondersteuning het best passend is.

Ook zijn er veel zaken die in de dorpen zonder (grote) bemoeienis van de gemeente tot stand komen. In de film6 “Samen voor elkaar “(zomer 2013) zijn hiervan mooie voorbeelden te zien.

5 Voorheen: wijkteams, maar gezien de schaal van onze gemeente (onze inwoners wonen in een dorp, niet in een wijk) noemen we het nu dorpsteam. Behalve waarschijnlijk in Driebergen, daar komen vanwege de grootte twee wijkteams niet één dorpsteam.

6 De film is te vinden op: http://www.heuvelrug.nl/inwoner/wonen-en-zorg_44551/

(10)

9 Er ligt dus al een goede basis in onze gemeente voor de nieuwe taken. Op deze basis borduren wij voort. Daarnaast moeten wij vier zaken goed regelen. Daarin nemen wij dan ook de rol van regievoerder op ons.

 Toegang: Waar kan inwoner in de toekomst terecht met zijn ondersteuningsvraag?

 Innovatie van het aanbod: Hoe gaan wij de ondersteuning vernieuwen?

 Inkoop: Hoe gaan wij de ondersteuning bekostigen en inkopen?

 Kwaliteit: Hoe borgen wij de resultaten en de kwaliteit van de ondersteuning?

3.3 Met wie voeren we de dialoog?

Wat de gemeente moet regelen en hoe wij dat het beste kunnen doen, bepalen wij natuurlijk niet alleen.

Juist door de dialoog aan te gaan met de mensen om wie het gaat krijgen wij scherper wat de beste manier is om zaken te regelen. Daarbij hebben wij gesproken met alle betrokken partijen, inwoners, cliënten, cliëntenraden, Wmo-raad, organisaties, meedenkgroep, netwerken woonservicegebieden en aanbieders. De input van al deze bijeenkomsten en gesprekken is gebruikt bij het verder uitwerken van de vier bovenstaande thema’s in beleidskeuzen.

In de rest van deze nota zoemen wij in op deze thema’s. Dat wil niet zeggen dat wij geen oog hebben voor alle goede initiatieven die erin onze gemeente op het gebied van het sociale domein zijn. Maar we liggen hier nu de nadruk op wat de gemeente expliciet zelf moet regelen om de nieuwe taken goed uit te voeren.

(11)

4 Waar kan de inwoner zijn

ondersteuningsvraag stellen?

4.1 Hoe organiseren wij de toegang?

Het vertrekpunt voor de manier waarop wij de toegang willen organiseren ligt bij iedere transitie anders. De toegang bij de AWBZ en bij de Jeugdhulp ligt nu buiten de gemeenten. Wij willen de toegang lokaal organiseren. Inwoners kunnen in hun eigen dorp terecht met hun vraag om ondersteuning. De lokale dorpsteams werken dichtbij en ontschot.

De huidige toegang tot de Wet Werk en Bijstand ligt nu alleen regionaal. In onze visie, waarin wij ontschot willen werken tussen alle levensdomeinen in het sociale domein, lijkt deze afspraak niet langer houdbaar. We gaan in gesprek met de regiogemeenten en met de Regionale Sociale Dienst over het organiseren van een integrale toegang.

Wij realiseren ons dat het antwoord op de vraag “waar kan de inwoner zijn vraag stellen?” alleen opgaat voor nieuwe klanten en niet voor inwoners die nu reeds ondersteuning krijgen. Voor deze laatste groep zorgen wij ervoor dat de ondersteuning die zij zullen krijgen in het eerste jaar gelijk blijft.

Dit is geregeld middels het overgangsrecht in de nieuwe wet. Dit doen we door voor de jeugdzorg in het transitiearrangement afspraken te maken over de ondersteuning na 1/1/2015. Voor de AWBZ- begeleiding willen wij ook een dergelijk arrangement af gaan sluiten. Zie verder hoofdstuk 6.

Hoofdstuk 4 is een verdere uitwerking van het model dat we al in de beleidsnota de Kanteling en het Wmo-beleidsplan gepresenteerd hebben.

In onderstaande schets geven wij schematisch de manier aan waarop wij de toegang invullen.

(12)

11 Het model draait om drie pijlers:

 Servicepunten

 Dorpsteam

 Invliegen van experts

Inwoners zoeken antwoord op hun vraag om ondersteuning bij een loket in hun dorp. Dit kunnen zowel fysieke als digitale “loketten” zijn. Wij stimuleren dat bij al die loketten de professionals niet automatisch doorverwijzen naar door de gemeente betaalde individuele voorzieningen maar dat er ook gekeken wordt naar andere mogelijke oplossingen.

Daarnaast vragen wij aan de gebiedsnetwerken in de woonservicegebieden te komen met nieuwe collectieve oplossingen als vanuit de servicepunten wordt gesignaleerd dat er bepaalde hiaten zitten in het bestaande (collectieve) aanbod. Denk hierbij bijvoorbeeld aan een preventieve budgetteringscursus die aangeboden wordt aan inwoners in een bepaalde wijk als blijkt dat er in die wijk veel gebruik gemaakt wordt van bureau schuldhulpverlening of aan ontmoetingsplekken als blijkt dat veel mensen in de wijk eenzaam zijn en een vorm van dagbesteding zoeken.

Als gemeente nemen wij de regie op het servicepunt en het CJG.

Ons uitgangspunt is dat in ieder dorp één servicepunt is waar inwoners terecht kunnen met een ondersteuningsvraag. In ieder dorp is ook een CJG zichtbaar voor de inwoner.

In deze servicepunten wordt altijd met een “Gesprek gekeken wat nu precies de vraag is. Met de inwoner wordt gezocht naar wat de beste oplossing is. Hierbij kijken we uitdrukkelijk naar de eigen kracht van mensen, of en in welke mate zij dit zelf kunnen oplossen en welke vorm van ondersteuning

(13)

daarbij nodig is. In dit Gesprek betrekken wij ook de eventuele mantelzorger. Wij vragen om zijn of haar inbreng in het Gesprek en wij vragen ook op welke wijze zij of hij de mantelzorg kan blijven verrichten. Als de mantelzorger aangeeft de mantelzorg eigenlijk niet meer aan te kunnen, bekijken wij met de inwoners welke ondersteuning het best geboden kan worden.

Als de situatie complex is, als er meer aan de hand is of als de professional meent dat de situatie vraagt om meer expertise, kan de professional de vraag neerleggen bij het Dorpsteam.

In dit Dorpsteam zitten mensen met expertise op diverse terreinen. Hier wordt een integrale afweging gemaakt welke vorm van (betaalde) ondersteuning het best passend is. Hier kan ook aan het gezin aangeboden worden om de regie over de hulpverlening (tijdelijk) over te nemen. Wanneer in het Dorpsteam specialistische kennis ontbreekt, kan men expertise invliegen bijvoorbeeld van een regionaal Topteam7 of vanuit een medisch adviesorgaan (nu nog SCIO).

4.2 Aansluiting op dienstverleningsconcept

Het dienstverleningsconcept (mDienstverlening) van onze gemeente is modern, mobiel en voorziet in maatwerk. Zelfservice en zelfredzaamheid zijn daarin belangrijke pijlers.

Als zelfservice en zelfredzaamheid niet geheel tot de mogelijkheden behoort is er “dienstverlening op maat”.

Met ons model van toegang zoals hierboven beschreven staat, werken wij vooral de dienstverlening op maat verder uit.

In onze gemeente is de website www.heuvelrug.nl het eerste aanspreekpunt. Inwoners kunnen digitaal een verzoek doen om contact te leggen.

Lukt dat niet dan loopt het verzoek via het klantencontactcentrum. Zij sturen, bij nieuwe klanten, een contactformulier toe. Bestaande klanten krijgen een aanvraagformulier toegestuurd.

Voor nieuwe klanten wordt een afspraak door een medewerker van de servicepunten gemaakt. De dienstverlening op maat zal dus plaatsvinden in de servicepunten of bij de inwoners thuis.

4.3 Signalering

Wij realiseren ons dat niet iedereen die mogelijk wel ondersteuning nodig heeft, zelf zijn vraag stelt.

Het oppikken van zorgelijke signalen is een taak voor alle professionals die bij inwoners komen. Ook als een inwoner zich zorgen maakt om een ander, moet hij deze zorg kunnen melden.

Wij zorgen dat er professionals zijn die actief zoeken naar inwoners die zelf niet om hulp vragen.

Hiervoor hebben we nu het meldpunt Zorg en Overlast, dat bij inwoners waarover anderen zich zorgen maken, achter de voordeur probeert te komen. Het meldpunt en de dorpsteams gaan op dit terrein samenwerken en elkaar versterken.

4.4 Beleidskeuzen

4.4.1 In elk dorp is een herkenbaar servicepunt.

In het servicepunt wordt de inwoner geïnformeerd, geadviseerd en als dat nodig is, wordt het

dorpsteam ingeschakeld. Wij stimuleren dat dergelijke punten er komen in ieder dorp, zo nodig betalen wij dat.

7 Voor de verder uitwerking zie Regionaal Beleidsplan Transities Jeugd.

(14)

13 In ieder servicepunt wordt op een “gekantelde” manier gekeken naar de vraag van de inwoner. De mantelzorger wordt altijd betrokken bij het gesprek met de inwoner. In het gesprek wordt ook besproken of de mantelzorger de mantelzorg nog aankan en of hij ondersteuning nodig heeft om het vol te houden. Het servicepunt en het CJG zijn de belangrijkste schakels naar het dorpsteam.

In de servicepunten zal tijdens het gesprek met de inwoner gezocht worden naar wat de beste oplossing is. Daarbij zal ook besproken worden of er formele ondersteuning nodig is en welke

ondersteuning het beste past. Vanuit de servicepunten kan door de gemeente betaalde ondersteuning worden ingezet (bijvoorbeeld een wmo-voorziening of een eenvoudige vorm van

opvoedondersteuning). Het zal in de praktijk hierbij gaan om enkelvoudige vragen die niet raken aan meerdere levensdomeinen.

Daarnaast hebben wij de ambitie om te zorgen dat ander partijen die informatie en advies geven aan inwoners zo veel mogelijk één werkwijze hanteren voor de samenwerking met de servicepunten en het dorpsteam. Wij gaan bijvoorbeeld werkafspraken maken over wat je doet in welke situatie.

4.4.2 Wij stellen een dorpsteam samen met expertise vanuit welzijn, Wmo, opvoeden en opgroeien en werk en inkomen.

Wij werken expliciet met teams die met de gehele breedte van het sociale domein bekend zijn. Wij kiezen er dus niet voor om te werken met één gemeentebreed jeugdteam. Het servicepunt en het CJG kunnen het dorpsteam inschakelen bij een complexe vraag of problemen die op meerdere

levensterreinen spelen.

Dorpsteams bestaan uit verschillende generalisten die elk hun eigen expertise meebrengen. In de teams zijn in ieder geval de expertises welzijn, Wmo, opvoeden en opgroeien en werk en inkomen aanwezig.

De leden van de dorpsteams zijn niet verbonden aan aanbieders die ondersteuning leveren.

De dorpsteams vallen geografisch samen met de woonservicegebieden. Driebergen krijgt dus twee dorpsteams (alhoewel we deze waarschijnlijk wijkteams zullen noemen omdat Driebergen 1 dorp is).

Hoe en door wie de dorpsteams betaald worden, werken wij verder uit.

De exacte samenstelling van een dorpsteam kan aangepast worden als blijkt dat een bepaalde expertise in een bepaald dorp meer nodig is.

4.4.3 De coördinator van het dorpsteam is in gemeentelijke dienst.

Wij willen sturen op resultaat en op de inzet van de ondersteuning. Daarom willen wij de coördinator in gemeentelijke dienst nemen. De coördinator heeft hierbij expliciet te opdracht om te bewaken dat er in het dorpsteam integraal en gekanteld gewerkt wordt. De overige leden van het dorpsteam nemen we niet perse in gemeentelijke dienst. Wij streven ernaar om de samenwerking met andere partners die deelnemen aan de dorpsteams waarnodig te formaliseren in convenanten.

De leden van het dorpsteam, wij noemen hen (gezins)regisseurs helpen het gezin met de regie op de ondersteuning. Zij zijn als het ware de rechterhand van het gezin.

Wij werken de financiering en het competentieprofiel van de coördinator en de regisseurs verder uit.

Ons doel is om met de bemensing van het dorpsteam professionals met bepaalde expertise in huis te halen .

4.4.4 Het dorpsteam heeft het mandaat om ondersteuning in te zetten.

Een diagnose of een indicatie is hiervoor geen voorwaarde. De ondersteuning die nodig is wordt beschreven in het plan van aanpak dat samen met het gezin wordt opgesteld.

(15)

Het dorpsteam kan een (medisch) advies vragen bij een expert. Bij ondersteuning op gebied van jeugdhulp kan dit bij het Regionaal topteam , bij AWBZ begeleiding kan dit door medisch advies te vragen bij een extern bureau.

Bij een bedrag aan inzet van zorg boven de € 20.0008 (per jaar) wordt de situatie in het dorpsteam besproken en beoordeeld.

Bij een bedrag aan inzet van zorg boven de € 65.0009 (per jaar) is een advies van een externe expert verplicht.

Wij zullen dit mandaat verder uitwerken.

4.4.5 In ieder dorpsteam wordt op dezelfde manier gewerkt.

Ieder team werkt met dezelfde vraagverhelderingsmethodiek (het Gesprek). Bij deze vraagverheldering worden alle levensdomeinen betrokken. Hierbij hanteren wij de methodiek één gezin, één plan, één regisseur.

In het dorpsteam wordt ook een inschatting gemaakt van de ernst en de mogelijke risico’s van een bepaalde vraag en wordt zo nodig snel ondersteuning ingezet.

4.4.6 Er komt een goed privacy protocol.

Binnen de servicepunten en het dorpsteam is goed omgaan met de privacy van mensen belangrijk.

Binnen de servicepunten is dit al geregeld via een protocol. Bij het dorpsteam leggen wij de regie op de ondersteuning die het gezin krijgt, in principe bij het gezin zelf. Men bepaalt zelf wie aan tafel komt om met het gezin te zoeken naar oplossingen. De inwoner bepaalt dus ook zelf wie zijn dossier mag inzien.

Wij gaan dit voor de dorpsteams verder uitwerken in een privacy protocol.

8 Dit bedrag is een richtbedrag, geen harde grens.

9 Dit bedrag is een richtbedrag, geen harde grens.

(16)

15

5 Hoe gaan wij de ondersteuning vernieuwen?

5.1 Maatwerk

Om de landelijke opgave voor meer maatwerk aan te kunnen, moeten wij in staat zijn om de bovenkant van de piramide smaller te maken en de onderste laag breder te maken. Door meer in te zetten op het voeren van het Gesprek, integraal en met oog voor de eigen kracht van mensen, kunnen wij meer maatwerk leveren en zullen minder individuele voorzieningen nodig zijn. Dit lukt alleen als we ook werken aan het versterken van de onderste laag van de piramide. Dit gaan wij doen door de subsidies die wij verstrekken voor het versterken van deze laag te herijken. Dit gaan wij ook doen door meer algemene voorzieningen te creëren en door begeleiding op maat te bieden.

5.2 Beleidskeuzen

5.2.1 We herijken de subsidies aan maatschappelijke partijen.

Wij willen inzetten op het versterken van de eigen kracht en het sociale netwerk van mensen. Zoals we in de welzijnsnota “Vitale dorpen” al aangaven willen wij alle bestaande subsidies herijken en alle financiële middelen bij elkaar brengen.

(17)

Voor de versterking van de onderkant van de piramide kijken wij samen met alle maatschappelijke partijen die van ons subsidie krijgen naar de maatschappelijke onderwerpen die in Utrechtse Heuvelrug spelen en waar onze inwoners mee geconfronteerd worden. Met behulp van deze vraaggerichte, maatschappelijke agenda wordt een nieuwe subsidiemethodiek bepaald. Hierbij beschrijven wij welke resultaten wij willen behalen in deze agenda. Deze resultaten moeten in ieder geval bijdragen aan de versterking van de sociale samenhang en de preventie bevorderen. Dit traject zal twee jaar duren, ook omdat subsidies als ze moeten worden afgebouwd op een zorgvuldige manier afgebouwd moeten worden.

Gezien de omvang van de wijzigingen en de impact op de transities bespreken wij de uitgangspunten voor de nieuwe subsidiemethodiek met de raadscommissie. De nieuwe subsidieverordening zal uiteraard aan de gemeenteraad ter vaststelling worden aangeboden.

5.2.2 We investeren in preventie en onderzoeken welke individuele voorzieningen we kunnen omvormen tot algemene voorzieningen.

Door algemeen toegankelijke voorzieningen te creëren of te stimuleren zal de aanspraak op individuele voorzieningen afnemen. Met algemeen toegankelijke voorzieningen willen we de informatie,

infrastructuur en voorzieningen voor alle inwoners toegankelijker maken Te denken valt bijvoorbeeld aan het omvormen van individuele huishoudelijke hulp tot een algemene voorziening. Maar mogelijk ook aan alternatieve jeugdhulp zonder verblijf of speciale pleegouderzorg in plaats van residentiële jeugdzorg. Bij de participatiewet valt te denken aan sollicitatietraining in groepsverband in plaats van aan individuele reïntegratietrajecten. Wij investeren daarnaast ook in preventie en vroegsignalering zodat de druk op de individuele voorzieningen afneemt.

Voor de huishoudelijke hulp speelt daarnaast nog dat naar alle waarschijnlijkheid in 2015 een landelijke korting op het budget van 40 % wordt doorgevoerd. De contracten met de huidige aanbieders zijn verlengd tot en met 31/12/2014. In 2014 moeten wij dus bepalen hoe wij in de toekomst de

huishoudelijke hulp vorm geven. Wij gaan deze keuzen natuurlijk maken in dialoog met de Wmo-raad, cliëntenvertegenwoordigers en aanbieders.

5.2.3 Wij bieden begeleiding op maat.

In onze gemeente zijn vele mooie vormen van dagbesteding of beschut werk. We denken hier bijvoorbeeld aan de autowasserette en fietsenreparatiewerkplaats van Bartimeus en het naaiatelier T’Uniek in Maarn. In onze gemeente zijn zeer veel verschillende vormen van dagopvang. Wij willen de overlap halen uit deze opvangvoorzieningen. De meeste van deze voorzieningen zijn ingericht naar doelgroep. Wij willen de kracht en interesse van een inwoner centraal stellen en niet wat voor soort handicap iemand heeft of tot welke doelgroep hij behoort. Wij gaan meer zoeken naar dwarsverbanden in deze vorm van begeleiding.

Wij realiseren ons dat wij niet zomaar vanaf 1 januari 2015 alle inwoners die nu een vorm van dagbesteding hebben, een andere vorm van dagbesteding kunnen aanbieden. Dat willen wij ook niet voor deze kwetsbare inwoners. Wel willen wij in de toekomst toegroeien naar een aanbod waarbij de vraag en de kracht van de inwoner meer centraal komt te staan. Dit gaan wij doen door bij de inkoop van nieuwe contracten aanbieders hierop te bevragen en te beoordelen.

Ook aan de onderkant van de arbeidsmarkt willen wij mensen begeleiden bij het zoeken naar een zinvolle dagbesteding. We investeren op dit moment in een vorm van begeleiding10 op maat waarbij we meer kijken naar wat inwoners kunnen en willen.

10 Project “de verleiding”

(18)

17

6 Hoe gaan wij de ondersteuning inkopen en bekostigen?

6.1 Sterke punten

Bij het invullen van de manier waarop wij de ondersteuning gaan inkopen en bekostigen willen we gebruik maken van onze huidige sterke punten op deze terreinen.

 Dorpsgericht

Wij zijn al enkele jaren bezig met dorpsgericht werken en woonservicegebieden. Daardoor kunnen wij de transities laten landen in al bestaande lokale sociale structuren.

 Wmo

Wij voeren voor de huidige Wmo de toegang zelf uit. Dit doen wij op een goede manier (snel, weinig bezwaarschriften en grote tevredenheid). De succesfactoren hierbij zijn klantgerichtheid, korte lijn beleid-uitvoering, slim inkopen en een goed workflowsysteem11.

 Centrum voor Jeugd en Gezin

Binnen het CJG hebben wij een CJG-coördinator aangesteld in eigen dienst. Door deze coördinator in eigen dienst te hebben, wordt er onafhankelijker gekeken naar welke zorg nodig is in een gezin. Daarbij heeft het CJG ook korte lijnen in de dorpen.

 Contracten huishoudelijke hulp

Voor de huidige contracten huishoudelijke hulp is gekozen voor een gebiedsgerichte aanbesteding.

Hiermee waarborgen wij voldoende keuzevrijheid voor de inwoners. Daardoor werken deze

aanbieders al vanaf 2010 in kleine teams per dorp en hebben zij een goede samenwerking met andere hulpverleners in het dorp.

Daarnaast spelen deze partijen ook een rol binnen de dorpen en de woonservicegebieden. Hiermee is meer een situatie van gelijkwaardige partners dan van opdrachtgever - opdrachtnemer ontstaan. Met deze partners werken wij aan de versterking van de sociale samenhang in de dorpen.

6.2 Wat willen we bereiken?

Wij willen met de manier waarop wij onze contracten gaan inkopen de markt aanzetten tot innovatie.

Daarbij willen wij werken met flexibele contracten en sturen we op resultaten in plaats van alleen op prestaties. Wij bepalen wat we willen bereiken.

Daarbij denken wij aan:

 Meer participatie en zelfredzaamheid van inwoners

 Regie bij inwoners zelf

11 Deze succesfactoren zijn benoemd bij de organisatieontwikkeling 2011 Slim@work.

(19)

 Integrale aanpak

 Leveren van maatwerk

 Kostenreductie

 Lokaal organiseren

 Innovatie en slimme combinaties van zorg

Wij vragen aan de aanbieders om aan te geven hoe zij dat gaan bereiken.

Dit zal moeten voldoen aan onze randvoorwaarden met betrekking tot tarieven, kwaliteit en monitoring.

6.3 Beleidskeuzen

6.3.1 In 2018 hebben wij de transities volledig doorgevoerd

Eén van de risico’s die we bij de invoer van de transities lopen is dat we zo snel vernieuwen dat we aanbieders niet de tijd geven om met ons mee te veranderen. Wij lopen dan het risico op het omvallen van aanbieders. Hierbij verdwijnen arbeidsplaatsen in onze regio of verdwijnt goed zorgaanbod. Dit zorgt voor hoge frictiekosten die mogelijk op het bordje van de gemeente neergelegd worden.

Daarom willen wij als stip op de horizon zetten dat wij in 2018 echt volledig klaar zijn met de transities.

Dan werken de aanbieders die wij contracteren, zoals wij dat willen.

De tussenliggende jaren gebruiken we om in samenspraak met de mensen om wie het gaat (aanbieders en cliënten) goed te bepalen wat we nu echt willen inkopen en wat de beste manier is om dit te doen.

Voor de transities Jeugdzorg zijn regionaal met de aanbieders afspraken gemaakt over de continuïteit van zorgverlening in 2015. Voor de AWBZ-begeleiding willen wij ook een dergelijk

transitiearrangement opstellen. Hierbij maken wij afspraken met de huidige aanbieders over de continuïteit en innovatie van zorg.

6.3.2 We werken regionaal samen op gebied van inkoop en kwaliteit

Het Rijk gaat ervan uit dat gemeenten bij de uitvoering van de transities regionaal samenwerken. Wij werken samen met de gemeenten Bunnik, De Bilt, Wijk bij Duurstede en Zeist.

Regionale samenwerking is voor ons gericht op het bieden van kwaliteit. Dat leidt tot de volgende afwegingen:

• We werken samen op het gebied van kennisdeling.

• Daar waar het meerwaarde heeft (op kwaliteit en kosten) werken we ook samen bij het contracteren van ondersteuning. Dit geldt ook voor gezamenlijk investeren in ict. In het geval van de jeugdzorg zullen we enkele vormen van zorg ook bovenregionaal contracteren, deels zijn we daartoe ook wettelijk verplicht.

• Waar we samen ondersteuning contracteren, onderzoeken we of het meerwaarde heeft om de contracten ook samen te beheren (inclusief het leveren van managementinformatie). Bij het kiezen van de juiste organisatievorm voor deze samenwerking vinden wij democratische controle en behoud van sturing belangrijk. We willen hierbij lichte constructies voor samenwerking. We kiezen bij voorkeur niet voor Gemeenschappelijke regelingen, dit is alleen een optie voor uitvoerende taken.

• We zijn geen voorstander van het delen van risico’s met regiogemeenten. We vinden dat we zelf financieel verantwoordelijk zijn voor onze inwoners en we willen borgen dat we daadwerkelijk lokaal ontschot ondersteuning in kunnen zetten. Waarschijnlijk zullen we voor dure jeugdzorgtrajecten enige mate van risicodeling op bovenregionaal niveau moeten accepteren; we gaan ervan uit dat hiervoor geen bovenregionale samenwerkingsorganisatie nodig is.

(20)

19

• Bij de Regionale Sociale Dienst is in 2006 al gekozen voor solidariteit. Dat wil zeggen dat alle inkomsten en uitgaven voor het I-deel (Inkomensdeel = bijstand) en het W-deel (Werkdeel =

reïntegratie) van de vijf aangesloten gemeenten één budget vormen. Daarbij wordt 10 procent van het W-deel lokaal ingezet. We zullen met de regionale partners en de RDWI in gesprek gaan over een vorm die aansluit op ons lokale model.

6.3.3 We bekostigen éénvormig en op maat.

 Eénvormig voor de aanbieders

Op dit moment zijn er veel verschillende manieren van bekostiging van de ondersteuning waarmee verschillende effecten bereikt worden. In overleg met regiogemeenten willen wij komen tot een meer éénvormige manier van bekostigen. Wij willen dezelfde vormen van ondersteuning op een zelfde manier bekostigen. Hierbij zorgen we dat de juiste prikkels in de bekostigingssystematiek komen.

 Op maat voor de inwoner

In de nieuwe wettekst van de Wmo dat de gemeente verplicht is om een klant een

persoonsgebonden budget te verstrekken als de klant dit wil en hij de rechten en plichten daarvan aankan. Als de klant voor een pgb kiest, is de gemeente verplicht een pgb met trekkingsrecht te verstrekken Hierbij regelt de klant alles zelf wat met het persoonsgebonden budget te maken heeft, alleen krijgt hij niet zelf het geld in handen. De gemeente maakt het toegekende budget over aan de Sociale Verzekeringsbank en zij betalen de zorgverlener van de cliënt. Dit heeft voor de inwoner en de gemeente voordelen. De controle van de uit te betalen bedragen vindt vooraf, niet achteraf plaats en de gemeente heeft meer grip op de uitgaven. Ook zal de budgethouder minder administratieve rompslomp hebben.

(21)

7 Hoe borgen wij kwaliteit?

7.1 Inwoners krijgen goede ondersteuning.

Wij willen bereiken dat inwoners goede ondersteuning krijgen. Maar wat is goede ondersteuning?

Wij onderscheiden hierbij resultaat, tevredenheid en kwaliteitseisen.

 Wij vinden de ondersteuning van goede kwaliteit als de resultaten behaald zijn. Deze resultaten worden van te voren met de inwoner bepaald.

 Wij vinden het belangrijk dat de klant tevreden is met de geboden ondersteuning, dat de inwoner de ondersteuning ervaart als goed.

 Wij bepalen objectief waaraan goede ondersteuning moet voldoen.

Hierbij hebben wij vertrouwen in de professionals die de ondersteuning bieden en meten wij alleen de belangrijkste zaken. Hierbij gaan wij uit van “high trust-high penalty”. Wij hebben een groot

vertrouwen maar “straffen” ook zwaar als dat vertrouwen geschaad wordt.

7.2 Beleidskeuzen

7.2.1 We sturen op resultaat en meten kwaliteit en resultaat ook door organisaties en cliënten te bezoeken.

Bij de verantwoording van de ingezette zorg sturen wij op resultaat, niet op de manier waarop het resultaat is bereikt.

Hierbij willen wij onder andere meten: de klanttevredenheid, de mate waarin het resultaat dat afgesproken was behaald is en de mate waarin het resultaat bereikt is door inzet van eigen kracht, netwerk of een algemene voorziening.

Hierbij willen wij zo min mogelijk administratieve belasting voor alle partijen (aanbieders, inwoner, gemeente).

Wij willen hierbij meetbare feiten combineren met onderzoek naar hoe inwoners hun ondersteuning ervaren. Ook gaan wij met werkbezoeken bekijken op de “werkvloer” hoe de ondersteuning geleverd en ervaren wordt.

Dit werken we verder uit.

(22)

21

8 Samenvatting van beleidskeuzen

Waar kan de inwoner zijn ondersteuningsvraag stellen?

 In elk dorp is een herkenbaar servicepunt.

 Wij stellen een dorpsteam samen met expertise vanuit welzijn, wmo, opvoeden en opgroeien en werk en inkomen, wat nauw samenwerkt met de wijkverpleegkundige, de huisarts en de jeugdarts.

 De coördinator van het dorpsteam is in gemeentelijke dienst.

 Het dorpsteam heeft het mandaat om professionele ondersteuning in te zetten. Het dorpsteam werkt goed samen met en ondersteunt het netwerk (mantelzorgers, familieleden, e.d.) van de inwoner die zorg nodig heeft.

 In ieder dorpsteam worden dezelfde methodieken gebruikt, wordt gewerkt vanuit dezelfde visie en er wordt tussen de teams intervisie gedaan.

 Er komt een goed privacy protocol en een klachtenprocedure.

Hoe gaan we de ondersteuning vernieuwen?

 De subsidies aan maatschappelijke partijen worden herijkt.

 We investeren in preventie en onderzoeken welke individuele voorzieningen we kunnen omvormen tot algemene voorzieningen.

 Wij bieden begeleiding en ondersteuning op maat en gaan hierbij uit van gepaste zorg, d.w.z.

ook inwoners die specialistische zorg nodig hebben, krijgen hier toegang toe.

Hoe gaan we de ondersteuning inkopen en bekostigen?

 In 2018 hebben wij de transities volledig doorgevoerd

 We werken regionaal samen op gebied van inkoop en kwaliteit

 We streven naar eenvormigheid in de bekostigingssystematiek en bewoners kunnen zorg op maat krijgen via een Persoons Gebonden Budget.

Hoe borgen we kwaliteit?

 We sturen op resultaat en meten kwaliteit door het uitvoeren van onafhankelijke metingen en door als gemeente organisaties en cliënten te bezoeken.

(23)

9 Hoe komen we er?

9.1 Onderzoek alles, behoud het goede

We willen de goede dingen die we al hebben in de dorpen, versterken en zoveel mogelijk bundelen. In 2018 willen wij de transities volledig hebben doorgevoerd, we kiezen er bewust voor om hier langzaam naar toe te groeien. We willen met alle bestaande partners blijven samenwerken en huidige initiatieven niet afbreken maar doorontwikkelen en samenvoegen. Daarom willen wij de “opbrengsten” van de pilot Servicepunten/het Gesprek investeren aan de voorkant. We zien namelijk op dit moment al dat we minder uitgeven aan wmo-voorzieningen doordat we in een Gesprek met de inwoner kijken naar wat iemand daadwerkelijk nodig heeft. We willen een deel van het wmo-budget dus gebruiken om te investeren juist aan de voorkant (servicepunten en dorpsteam) om uiteindelijk aan de achterkant (aan voorzieningen) minder uit te geven.

9.2 Pilots

Vooruitlopend op de nieuwe taken, zijn wij al aan het oefenen met de nieuwe werkwijze zoals wij die voor ogen hebben. Dit oefenen doen wij in de vorm van drie pilots: pilot Servicepunten/het Gesprek (gestart september 2013), pilot Dorpsteam + (gestart oktober 2013) en pilot Dorpsteam AWBZ/Wmo (gestart januari 2013).

Wij onderzoeken in deze pilots:

 Wat is juiste profiel van dorpsteamleden?

 Wat zijn de taken van het dorpsteam?

 Wie doet de werkverdeling?

 Hebben wij in het dorpsteam expertise nodig die de problematiek van specifieke doelgroepen herkend?

 Hoe kunnen wij aanspraken op individuele ondersteuning verminderen?

 Hoe kunnen wij informele ondersteuning inschakelen?

 Geeft detachering en het niet in eigen dienst (behalve de coördinator) nemen van de dorpsteamleden voldoende grip en sturing?

 Hoe gaan we de bestaande netwerken doorontwikkelen?

Hierbij is het ons uitgangspunt dat inwoners hun verhaal niet meerdere keren hoeven te vertellen. Ook willen wij dat een inwoner zelf eigenaar is van zijn eigen dossier.

In maart 2014 starten we met een 3D-dorpsteam in Driebergen als vervolg op de AWBZ/Wmo pilot.

Hierna willen wij in alle dorpen de dorpsteams operationeel hebben op 1/1/2015. Omdat wij onze aandacht verleggen naar regie op de pilots, stimuleren wij dat de Woonservicegebieden netwerken door de partners zelf worden doorontwikkeld.

(24)

23 9.3 Huidige klanten

Alle indicaties voor jeugdhulp lopen af op 1 januari 2016 (of eerder in 2015, als de indicatie afgelopen is). In 2015 gaan wij in gesprek met de inwoners om een integrale afweging te maken van de meest passende vorm van ondersteuning. Wij werken uit of wij voor alle vragen in gesprek gaan of dat wij met dossieronderzoek een schifting zullen maken van zaken die alleen administratief worden bekeken.

Voor de AWBZ-begeleiding is in de nieuwe Wmowet de hoofdregel12 opgenomen dat personen die AWBZ zorg ontvangen per 1-1-2015, gedurende de looptijd van hun indicatiebesluit – maar uiterlijk tot 31/12/2015 – recht houden op die zorg, onder de condities die daarvoor onder de AWBZ van toepassing waren, ook wat betreft eigen bijdragen. Dat betekent ook dat zij er recht op hebben dat die zorg

geleverd wordt door de zorgaanbieder van wie zij die zorg dan ontvangen, zelfs indien deze niet door de gemeente is gecontracteerd.

Voor de Participatiewet is nog onduidelijk hoe het gaat met de overdracht van de huidige Wajongers die straks onder de gemeentelijke verantwoordelijkheid vallen. Wel is duidelijk dat de gehele groep Wajongers wordt geherindiceerd. Degene met arbeidsvermogen komen bij ons terecht behalve de groep die nu al werken bij een reguliere werkgever en worden ondersteund door het UWV. Hoe lang het overgangsrecht gaat duren is nog niet duidelijk.

Wij gaan het overgangsrecht bij alle transities en de manier waarop wij de aanspraak op ondersteuning voor de huidige klanten bepalen, nog uitwerken.

9.4 Risico’s

Voor het slagen van de transities en de transformatie zijn diverse risico’s te benoemen.

 Krijgen we voldoende budget van het rijk?

 Krijgen we voldoende tijd van het rijk?

 Krijgen we voldoende bewegingsruimte van het rijk?

 Kunnen we bureaucratie beperkt houden?

 Krijgen we de juiste mensen in de dorpsteams? Zij spelen immers een sleutelrol bij het welslagen van de transities.

 Zijn we in staat tot goede regionale samenwerking waarbij onze eigen bewegingsruimte maximaal blijft?

Zodra de budgetten en de planning van de transities bekend zijn, volgt er een uitgebreide risicoanalyse. De risico-analyse wordt de gemeenteraad ter informatie aangeboden. Wij zullen ook rapporteren aan de raad over bedrijfsvoeringskeuzen en over de risicobeheersing.

Organisatorische keuzes met betrekking tot lokale en/of regionale samenwerking en investeringen en besteding van de budgetten worden de raad ter vaststelling aangeboden.

9.5 Vervolg

Met het vaststellen van de beleidskeuzen kunnen wij verder werken aan de implementatie van de nieuwe taken. Bij deze implementatie gaan wij de volgende inhoudelijke en organisatorische thema’s verder uitwerken

12 Hierbij maken wij he

t voorbehoud dat nog niet duidelijk is of dit overeind blijft. De wet is nog niet vastgesteld.

(25)

 Privacy

 Verordeningen

 Mandaat voor inzetten ondersteuning

 Competentieprofielen dorpsteam

 Klachtenprocedure

 Regionale structuur voor inkoop en kwaliteitsbeheersing nieuwe contracten

 Lokale inkoop

 Doorontwikkeling bestaande netwerken

 Risicoanalyse

 ICT ondersteuning (workflowsysteem)

 Herbeoordeling/overgangsrecht huidige klanten

 Cliëntondersteuning

 Informatievoorziening

 Werkprocessen

 Inrichting van organisatie

 ICT/ Informatievoorziening

 Financiën/ begroting

9.6 Verklarende woordenlijst

Het Gesprek

Vraagverhelderingsgesprek waarin alle levensdomeinen aan bod komen waarbij de vraag achter de vraag gezocht wordt, het resultaat bepaald wordt en samen gezocht wordt naar een goede oplossing.

Coördinator dorpsteam

Het lid van het dorpsteam dat in gemeentelijke dienst is en verantwoordelijk is voor het resultaat en de sturing.

(Gezins)regisseurs

Overige leden van het dorpsteam.

Servicepunten

In ieder dorp is een servicepunt waar inwoners terecht kunnen met hun vraag om ondersteuning. Hier wordt in een Gesprek samen met de inwoner in beeld gebracht waar het gezin (tijdelijk) ondersteuning nodig heeft en welke oplossingen er mogelijk zijn.

Dorpsteam

Team van mensen die samenwerken om samen met inwoner integraal te kijken naar wat de beste oplossing is voor ervaren problemen.

1 gezin – 1 plan – 1 regisseur: Methodiek waarbij eigen kracht van het gezin het uitgangspunt is. Door het toepassen van deze methodiek wordt de hulpvraag integraal geformuleerd en wordt het gezinsplan integraal opgepakt.

Regionaal Topteam

(26)

25 Team van gespecialiseerde hulpverleners die onafhankelijk advies geven op gebied van Jeugdhulp. Het dorpsteam kan het topteam om advies vragen.

Cliëntondersteuning

Ondersteuning van de cliënt over mogelijkheden tot het verkrijgen van maatschappelijke ondersteuning en hulp bij het verkrijgen daarvan.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Zijn er maatregelen die de gemeente nu niet kan treffen tegen stankoverlast van houtstook maar waar een verordening aanpassing voor nodig is en wat zijn de mogelijkheden7. Kan de GGD

Ook al gaat het maar om een dag per maand of nog minder, doordat het tijd- en plaatsonafhankelijk werken daardoor in de regel voor iedereen mogelijk is, wordt het principe

– Respondenten moesten niet het aantal gewerkte uren opgeven, maar wel of ze ‘voltijds of deel- tijds aan het werk waren.’ Daarom moesten we zelf een schatting maken van het

U kunt op verschillende manieren uw klacht kenbaar maken en u bent vrij om te kiezen wat het beste bij u past.. Uw mantelzorger of familielid mag ook namens u een

Henri Polak hoogleraar arbeidsverhoudingen – AIAS-HSI. Divosa voorjaarscongres Den Bosch, 1

Bij aanvaarding van het arbeidsongeval door Ethias zal jouw bemiddelaar wijk- werken ook het formulier 6 (of 7 voor OCMW) invullen en meegeven. Jouw bemiddelaar wijk-werken vult

Aanleg zuidelijke deel Hoogkamerstraat + bypass, kant Temse centrum Wanneer.

In samenwerking met andere gemeenten zal het sociale domein voor, door en met de inwoners worden ingericht op een wijze die past bij de Duivense samenleving en de Duivense