• No results found

II uur

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "II uur"

Copied!
6
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

EXAMEN VOORBEREIDEND WETENSCHAPPELIJK ONDERWIJS IN 1976 (GYMNASIUM EN ATHENEUM)

Dinsdag II mei, 9.30- 12.30 uur NATUURKUNDE

Zie ommezijde

Deze opgaven zijn vastgesteld door de commissie bedoeld in artikel 24 van het Besluit eindexamens v.w.o.-h.a.v.o.-m.a.v.o.

51215317- 14

(2)

Benodigde gegevens kunnen worden opgezocht in het tabellenboekje. Het is de bedoeling dat van tabel 1 wordt gebruikt de kolom "afgeronde waarde".

1. Een metalen kogeltje (massa

=

8,36 g; straal

=

0,62 cm; volume aan een draadje en is ondergedompeld in glycerol.

1,00 cm3 ) hangt

a. I. Bereken de grootte van de krachten, die op het kogeltje werken.

2. Hoe zijn deze krachten gericht?

Men verwijdert het draadje en laat het kogeltje zonder beginsnelheid onder de vloeistof- spiegel los. Tijdens de valbeweging ondervindt het kogeltje in de glycerol een wrijvingskrach t Fw = k.r. v. In deze formule stelt r de straal en v de snelheid van het kogeltje voor; k is een

materiaalconstante van de vloeistof.

b. Geef de richting aan van elk der krachten, die op het bewegende kogeltje werken.

c. Beredeneer dat uit bovenstaande gegevens volgt dat de beweging in het begin wel versneld maar niet eenparig versneld is.

Na enige tijd is de beweging eenparig.

d. Verklaar dit.

fig. 1

S121S3F- 14

De beweging van het kogeltje in een met glycerol gevulde buis is gefotografeerd bij stroboscopische belichting; de belichtings- frequentie is 30 Hz. Op de foto (figuur 1), die de situatie op ware grootte weergeeft, geven de heldere vlekjes telkens de plaats van het kogeltje aan.

c. Bepaal cle snelheid van het kogeltje wan- neer het eenparig beweegt.

Men neemt nu een kogeltje van hetzelfde materiaal doch met tweemaal zo grote straal.

Dit kogeltje laat men op dezelfde wijze vallen in glycerol.

f

Bereken de snelheid van dit kogeltje tijdens de eenparige beweging.

(3)

2. Een neonlampje bestaat uit 2 elektroden in een met neongas gevuld glazen bolletje.

Wanneer men tussen deze elektroden een steeds groter wordend potentiaalverschil aanbrengt, gaat het lampje bij een potentiaalverschil van 80 V branden. Maakt men de spanning vervol- gens kleiner dan blijft het lampje branden. Eerst bij een potentiaalverschil van 65 V gaat het lampje dan weer uit.

Het lampje wordt in de volgende schakeling (figuur 2) opgenomen.

R = 0,33 Mn

.---l' ' 1 - - - . - - - , - - - - A

I

+ I I

C =2,2fJ.F

Vbron = 125

v : o

) neonlampje

~---~---~---- e

fig. 2

Dl' punkn A en B wordl'll met een oscilloscoop verbonden. Op het scherm van dl' oscilloscoop beschrijft de lichtstip 111 een halve seconde een baan, die weergegeven is in figuur 3.

fig. 3

a. Bepaal uit de figuur 3 de frequentie van de zaagtandspanning van de oscilloscoop.

b. Bepaal uit deze figuur ook de flitsfrequentie van het neonlampje.

c. Hoe komt het dat de spanning tussen A en B niet hoger stijgt dan 80 V?

d. Bepaal de ladingsvermindering op de condensator tijdens een flits van het lampje.

e. Bereken de gemiddelde stroomsterkte door het lampje tijdens een flits, indien men aanneemt dat de stroom door het lampje uitsluitend het gev'Jlg is van de gedeeltelijke ontlading van de condensator.

Men herhaalt de proef met een weerstand van 0,66 Mn in plaats van de weerstand van 0,33 Mn.

f

Beredeneer of door deze wijziging in de schakeling de tijdsduur tussen twee opeenvolgende flitsen van het lampje groter wordt, kleiner wordt of gelijk blijft.

g. Beredeneer of door deze wijziging in de schakeling de tijdsduur van een flits van het lampje groter wordt, kleiner wordt of gelijk blijft.

S121S3F- 14 Zie ommezijde

(4)

3. Op een vliegveld wordt gebruik gemaakt van radar (elektromagnetische golven) met een golflengte van 25 cm om de snelheid v van een naderend vliegtuig te meten. Men doet dit door de frequentie

fa

van de uitgezonden golven te vergelijken met de frequentie van de teruggekaatste golven.

Het vliegtuig vliegt recht op de radarpost aan (zie figuur 4).

/~---_.-

fk--->'-- - - -

v---....

\~---_._---

fig. 4

a. Bereken

fa.

b. Toon aan dat voor de frequentie-verschuiving f:::,f, die men in het vliegtuig zou kunnen waarnemen, geldt:

f:::,

f

= ~ .f~ (j~ is in het vliegtuig bekend; c is de lichtsnelheid).

Op het vliegveld worelen de teruggekaatste golven, na versterking, met de uitgezonden golven samengesteld. Er ontstaan nu zwevingen.

c. Wat wordt onder zwevingen verstaan?

cl. Wat is het verband tussen de lwevingsfrequentie (het aantal zwevingen per seconde) en de frequenties van de uitgezonden en teruggekaatste golven?

e. Leid het verband af tussen de zwevingsfrequentie en de snelheid van het naderende vliegtuig.

In de waarnemingspost op het vliegveld is op een meter de zwevingsfrequentie af te lezen (figuur 5).

fig. 5

512J53F- 14

Op het bijgevoegde antwoord- papier is de meter overgenomen en voorzien van een tweede schaal. Het is de bedoeling dat men op deze tweede schaal direct de snelheid van het nade- rende vliegtuig kan aflezen in mis.

f

Breng op deze tweede schaal de schaalverdeling aan.

(5)

4.

B

Het glazen reservoir R van een gasthermometer is gevuld met droge lucht.

Men dompelt R in smeltend ijs van 0

oe.

Wanneer het kwik tegen het merkteken

e

is gebracht,

leest men voor het hoogteverschil tussen de beide kwik- niveaus 4,8 cm af (zie figuur 6).

Daarna brengt men R in kokend water van 100o

e.

Het kwik wordt weer tegen het merkteken

e

gebracht. Nu blijkt het hoogteverschil tussen de kwikniveaus 34, I cm te zijn.

smeltend ijs Men leest als barometerstand 76,0 cm kwik af. Het

volume van de lucht in het capillair is te verwaarlozen.

fig. 6

a. Bereken uit deze gegevens de spanningscoëfficiënt van droge lucht, aannemend dat het volume van het reservoir R constant is gebleven.

In werkelijkheid verandert het volume van R wel bij temperatuurstijging van

ooe

tot 100

o e.

Het volume

van R bij 0

oe

is 200,0 cm3. De lineaire uitzettings- coëfficiënt van glas is 1,0 X 10-5 °

e

-1.

b. Toon aan dat bij 100

o e

het volume van R 200,6 cm3 is.

c. Bereken met behulp van de wet van Boyle de spanning van de droge lucht in R bij 100

o e

als het volume van R 200,0 cm3 zou zijn gebleven.

d. Bereken de spanningscoëfficiënt van de droge lucht waarbij gecorrigeerd wordt voor de uitzetting van het glas.

Men bepaalt nu met behulp van deze gasthermometer en de correct berekende spannings- coëfficiënt het normale kookpunt van alcohol. Deze bepalingen worden een aantal malen herhaald met andere gelijke gasthermometers, gevuld met verschillende hoeveelheden droge lucht.

Het zo bepaalde kookpunt van alcohol blijkt afhankelijk te zijn van de hoeveelheid droge lucht in het reservoir R. In figuur 7 zijn de meetresultaten weergegeven bij verschillende spanningen van de gelijke volumes droge lucht in R bij 0

oe

(Po)'

In figuur 7 (zie pagina 6) zijn ook de meetresultaten weergegeven van dezelfde metingen maar nU met zuurstof respectievelijk waterstof in het reservoir R.

vervolg op pagina 6

S121S3F- 14 Zie ommezijde

(6)

352,00

351,50

351,00

o

20

40 60 80

100

e. Bepaal met behulp van dit diagram de juiste waarde van het normale kookpunt van alcohol. Licht het antwoord toe.

I

Teken op het bijgevoegde antwoordpapier de lijn waarop de meetpunten liggen als er gemeten zou worden met een ideaal gas in het reservoir R.

EINDE

SI21S3F~14*

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

blijft gelijk wordt groter wordt kleiner de amplitude van tonen tussen 50 - 1500 Hz.. de frequentie van tonen tussen 50 - 1500 Hz de trillingstijd van tonen tussen 50 -

2p 4 Leg uit of de stroomsterkte door de elektroden tijdens het maken van meerdere lassen naast elkaar groter wordt, kleiner wordt of gelijk blijft.. figuur 7 In werkelijkheid

31 Omcirkel in elke zin de juiste mogelijkheid als het blokje op de lange kant wordt gelegd. De kracht op het blokje wordt groter kleiner blijft

3p 4  Leg uit of de weerstand van een verwarmingslint met een lengte van 2 meter groter is dan, kleiner is dan of gelijk is aan de weerstand van een lint met een lengte van 1

− Het totale vermogen blijft vrijwel gelijk aan het gebruik zonder extra weerstanden omdat de NTC bij lage temperatuur een hogere. weerstandswaarde heeft dan

3p 19 † Zal de stroomsterkte door de primaire spoel groter worden, kleiner worden of gelijk blijven als de lamp wordt gedimd.. Licht je

2p 14 Wordt de ratio Va/Q bij longemfyseem (zie tekening 2) groter of kleiner dan normaal (tekening 1), of blijft de ratio Va/Q ongeveer gelijk. A de Va/Q wordt groter B de

5 3p Beredeneer met behulp van de wet behoud van energie of de snelheid op t = 0,058 s groter dan, kleiner dan of gelijk is aan de helft van de