Toewijzingsprotocol voor het opstellen van een toewijzingsvoorstel
subsidieronde 2013 voor de 1e tranche zorgopleidingen (exclusief psychiatrie) van het opleidingsfonds
Inleiding
Na evaluatie van het Opleidingsfonds in 2010 heeft VWS vastgesteld dat er behoefte is aan een eenvoudiger en korter toewijzingsproces. Daarom heeft VWS voor de toewijzing 2012 een spelregeldocument opgesteld en heeft het ministerie BOLS om een
toewijzingsvoorstel te maken conform een door BOLS op te stellen toewijzingsprotocol.
Dit toewijzingsprotocol wordt ter toetsing voorgelegd aan de minister. Voor de toewijzing 2013 gaat VWS door op de ingeslagen weg. VWS heeft in december 2011 het
spelregeldocument 2013 vastgesteld, dit komt op hoofdlijnen overeen met het spelregeldocument 2012. In aansluiting daarop heeft BOLS dit toewijzingsprotocol vastgesteld en ter toetsing aan de minister van VWS voorgelegd.
Dit toewijzingsprotocol van BOLS gaat uit van het spelregeldocument 2013 van VWS en is gebaseerd op het toewijzingsprotocol 2012 en het aanvullend toewijzingsprotocol 2012 van BOLS. Beide toewijzingsprotocollen van BOLS zijn geïntegreerd tot een document.
Het voorliggende toewijzingsprotocol is afgestemd met de BOLS partijen1 en geldt voor alle 1e tranche zorgopleidingen exclusief psychiatrie2.
Het toewijzingsprotocol beschrijft hoe het toewijzingsvoorstel 2013 tot stand komt.
Het opstellen van het toewijzingsvoorstel 2013 wordt gedaan in twee stappen, namelijk over en binnen de Opleidings- en Onderwijs Regio's (OOR’s). Uitgangspunt voor het toewijzingsvoorstel is het door VWS voorlopig/definitief vastgestelde aantal
instroomplaatsen per zorgopleiding.
Toewijzingsvoorstel over de OOR’s: van landelijk naar regionaal
BOLS stelt een concept toewijzingsvoorstel per zorgopleiding per OOR op en vraagt hierover advies aan de wetenschappelijke verengingen (hieronder vallen eveneens de opleidingen die vallen onder de BOLS-kamer, NVKC, NVZA, NVKF, NVSHA en NMT) en de OOR’s. Op grond van de adviezen stelt BOLS het definitieve toewijzingsvoorstel per zorgopleiding per OOR vast.
Toewijzingsvoorstel binnen de OOR’s: van regionaal naar zorginstelling
Binnen de OOR wordt een toewijzingsvoorstel per zorgopleiding per instelling gemaakt op basis van het door BOLS vastgestelde definitieve toewijzingsvoorstel per OOR. Daarvoor wordt eerst per zorgopleiding een concept toewijzingsvoorstel gemaakt door het
opleidingscluster (voor de opleidingen die vallen ander de BOLS-kamer, is dat voorstel reeds gemaakt door de landelijke vergaderingen van opleiders). Vervolgens worden deze concept toewijzingsvoorstellen beoordeeld, zo nodig gemuteerd en vastgesteld in de OOR (door het algemeen bestuur van de opleidingsinstellingen).
1 NVZ, NFU, OMS en de Wetenschappelijke Verenigingen in BOLS-kamer.
2 Voor psychiatrie komt een apart toewijzingsprotocol dat wordt afgestemd met alle partijen in het Landelijk Overleg Psychiatrie.
Zowel over als binnen de OOR’s gelden voor het opstellen van de toewijzingsvoorstellen twee criteria. Deze criteria betreffen de continuïteit van opleidingscapaciteit en
bijzondere omstandigheden.
1. Toewijzingsvoorstel over de OOR’s: van landelijk naar regionaal
BOLS hanteert voor het toewijzingsvoorstel over de OOR’s, voor de periode 2012 tot en met 2014, een ontwikkeling naar een bandbreedte van 11,5 tot 15 % per OOR voor het totaal van de 26 medische specialistische vervolgopleidingen.
Voor de opleidingen die vallen onder de BOLS-kamer geldt deze bandbreedte niet.
Per specialisme mag de som van het gehele instroomadvies niet de 100% beschikbare instroomplaatsen overschrijden.
BOLS stelt het toewijzingsvoorstel over de OOR’s in twee stappen vast:
a) Concept toewijzingsvoorstel: op basis van continuïteit van capaciteit op OOR-niveau over meerdere jaren.
Deze continuïteit is bepaald op basis van de gemiddelde historische
opleidingscapaciteit van 2008 tot en met 2012 (bijlage 3: dit moet nog volgen uit de database).
b) Definitieve toewijzingsvoorstel: op basis van beleid van de OOR’s en van de wetenschappelijke verenigingen (hieronder vallen eveneens NVKC, NVZA, NVKF, NVSHA en NMT).
Het concept toewijzingsvoorstel kan door BOLS, op verzoek van de wetenschappelijke verenigingen en/of de OOR’s worden aangepast. De wetenschappelijke verenigingen of de OOR’s geven daartoe een advies, dat zij motiveren aan de hand van één of meerdere van de onderstaande bijzondere omstandigheden op een zodanige wijze dat dit achteraf toetsbaar is.
De volgende bijzondere omstandigheden kunnen hierbij als motivatie gelden:
- Specifieke speerpunten van een OOR;
- Optimale benutting van beschikbare opleidingscapaciteit. Hierbij kunnen (volume) criteria uit opleidingsplannen helpen;
- Ongewenste historische scheefgroei;
- Relatief veel nieuwe erkenningen van een zorgopleiding in een OOR;
- Kwaliteitseisen, bijv. in het licht van de modernisering van de medische vervolgopleiding.
Nieuwe erkenningen
Nieuwe erkenningen maken deel uit van het OOR-beleid. In het OOR-beleid zijn o.a.
continuïteit van capaciteit en kwaliteitsbeleid uitgewerkt. Nieuwe erkenningen moeten dan ook binnen het OOR-beleid opgenomen zijn en binnen de OOR geaccommodeerd worden. De OOR dient zich in te spannen het OOR-beleid af te stemmen binnen de OOR en gezamenlijk het beleid uit te voeren.
Wanneer relatief veel nieuwe erkenningen van een zorgopleiding binnen een OOR tot onwenselijke ontwikkelingen leiden, kan BOLS gevraagd worden de verdeling van instroomplaatsen over de OOR’s te herzien.
Hiervoor dient de OOR het OOR-beleid t.a.v. nieuwe erkenningen en de verslaglegging van gedane inspanningen te overleggen. BOLS zal op basis van overlegde documenten een besluit nemen.
BOLS stelt op basis van de aangegeven bijzondere omstandigheden van de
wetenschappelijke verenigingen en de OOR’s het definitieve toewijzingsvoorstel over de OOR’s vast en stuurt dit naar de OOR’s. Met betrekking tot de opleidingen die vallen onder de BOLS-kamer worden de evt. bijzondere omstandigheden en de argumenten daarvoor besproken in de BOLS-kamer.
Het BOLS bestuur neemt een definitief besluit na zorgvuldige afweging van het complex van argumenten en legt de onderbouwing van zijn besluit schriftelijk vast. In het kader van bezwaar- en beroepsprocedures zal BOLS de relevante documentatie desgevraagd aan VWS ter beschikking stellen.
2. Toewijzingsvoorstel binnen de OOR’s: van regionaal naar instelling
De OOR stelt een toewijzingsvoorstel op per zorgopleiding en per instelling dat valt binnen het definitieve BOLS toewijzingsvoorstel voor de OOR. Dit moet gebeuren volgens een zorgvuldig en transparant bestuurlijk proces. Het Algemeen Bestuur3 (AB) van de OOR is verantwoordelijk voor een transparante en democratische procesgang in de OOR.
De OOR hanteert daarvoor een OOR-reglement, waarin minimaal het volgende is opgenomen:
- De samenstelling en het mandaat van het AB zijn beschreven.
- Het AB en het overleg met het Dagelijks Bestuur (DB)4 komen, binnen de aangegeven tijdspaden en in overleg met de opleidingscluster/vergadering, tot de
instellingsverdeling binnen de OOR.
- Het AB en DB van de OOR’s stellen in overleg met de clusters criteria vast voor de instellingsverdeling en de bestuurlijke toetsing van het voorstel. De
instellingsverdeling zal langs de vastgestelde criteria tot stand komen.
- Het DB/AB is verantwoordelijk voor de verslaglegging van het toewijzingsproces en verslaglegging van de bestuurlijke toetsing binnen de OOR. Het DB/AB neemt een definitief besluit na zorgvuldige afweging van de bijzondere omstandigheden en de argumenten ervoor en legt de onderbouwing van zijn besluit schriftelijk vast. In het kader van bezwaar- en beroepsprocedures zal het DB/AB de relevante documentatie desgevraagd aan VWS ter beschikking stellen.
- De zorgvuldige procesgang wordt gegarandeerd door zowel bestuurders van de opleidingsinstellingen als alle opleiders mee te laten tekenen voor het instroomadvies van de OOR en het hanteren van het OOR-reglement.
Het toewijzingsvoorstel over de opleidingsinstellingen komt in twee stappen tot stand.
a) Concept toewijzingsvoorstel over de instellingen
Op basis van het definitief toewijzingsvoorstel over de OOR’s maakt elke
opleidingscluster (het regionaal samenwerkingsverband van opleiders die van één of meerdere aios een gedeelte van de betreffende zorgopleiding verzorgen) een concept toewijzingsvoorstel over de instellingen van de eigen opleiding. Dit wordt gedaan in een clustervergadering met alle opleiders.
3 Naamgeving kan per OOR variëren.
4 Idem.
Indien een zorgopleiding in een OOR niet of niet volledig geclusterd is, dan treedt afhankelijk van de situatie, een van de volgende twee stappen in werking:
1. De opleiding is de enige binnen de OOR in zijn soort (bijvoorbeeld bij klinische genetica): het concept toewijzingsvoorstel over de instelling is gelijk aan het definitieve toewijzingsvoorstel voor de OOR.
2. Er zijn meerdere zelfstandige opleidingen binnen de OOR (bijvoorbeeld bij radiologie, cardiologie, anesthesiologie): op initiatief van de OOR-coördinator wordt een vergadering van alle opleiders binnen de OOR belegd.
De opleidingen die vallen onder de BOLS-kamer hebben deze stap reeds genomen in de landelijke vergadering van opleiders. Zij kunnen deze stap hier dus in principe over slaan.
De clustervergadering of de vergadering van opleiders stelt een concept
toewijzingsvoorstel over de instellingen op. De volgende criteria worden daarbij gehanteerd:
- Continuïteit van opleidingscapaciteit over meerdere jaren (hierbij wordt ook de geplande doorstroom betrokken). Dit is achteraf toetsbaar;
- Accommoderen van nieuwe erkenningen;
- Optimale benutting van de opleidingscapaciteit. Hierbij kunnen (volume)criteria uit de opleidingsplannen helpen;
- Kwaliteitseisen, bijv. in het licht van de modernisering van de medische vervolgopleiding;
- Onverenigbaarheid met de specifieke eisen van een opleidingsbesluit, die een ander verdelingsalgoritme vereisen.
De betreffende criteria moeten per opleidingsinrichting en per zorgopleiding door de opleidingscluster of door de opleidersvergadering worden aangegeven en worden vastgelegd in een verslag. Alle opleiders moeten tekenen voor het concept
toewijzingsvoorstel over de instellingen. Indien geen consensus wordt bereikt door de opleiders, dan wordt dit vastgelegd in het verslag met de motivatie van de betrokken partij(en).
Het verslag, de handtekeningen en het concept toewijzingsvoorstel worden opgestuurd naar de OOR-coördinator.
b) Het definitieve toewijzingsvoorstel over de instellingen
De concept toewijzingsvoorstellen over de instellingen per zorgopleidingen worden geaggregeerd tot een totaal overzicht van alle zorgopleidingen die vallen onder BOLS. Dit overzicht wordt aan het AB van de OOR voorgelegd.
Het AB van de OOR toetst of het totale toewijzingsvoorstel beantwoordt aan de criteria, zoals genoemd onder a, en stelt waar nodig het advies bij. De OOR zal dit op basis van consensus doen.
Indien een OOR wenst af te wijken van een van de landelijke adviezen van de
opleidingen die vallen onder de BOLS-kamer, dan zal de OOR daartoe een onderbouwd verzoek indienen bij de BOLS-kamer. De BOLS-kamer adviseert de betrokken WV en OOR en probeert overeenstemming te bereiken tussen alle partijen. In tweede instantie vervult het BOLS bestuur een mediërende rol en hakt in het uiterste geval zo nodig knopen door.
Daarna wordt het toewijzingsvoorstel per zorgopleiding per instelling definitief
vastgesteld en ondertekend door alle bestuurders. Dit definitieve toewijzingsvoorstel, plus de handtekeningen van bestuurders en opleiders wordt opgestuurd naar BOLS.
BOLS aggregeert de definitieve toewijzingsvoorstellen van alle OOR’s tot een landelijk toewijzingsvoorstel per zorgopleiding per opleidingsinstelling en toetst of de
handtekeningen van alle bestuurders en opleiders compleet zijn.
Dit definitieve landelijke toewijzingsvoorstel wordt aangeboden aan de minister van VWS.
3. Geschillen binnen de OOR
Wanneer instellingen binnen de OOR geen consensus bereiken over het definitieve toewijzingsvoorstel in de OOR, dan wordt BOLS gevraagd de aangegeven argumenten en bijzondere omstandigheden te beoordelen. BOLS zal partijen op basis van een
zorgvuldige afweging van het complex van argumenten en bijzondere omstandigheden met elkaar in overeenstemming trachten te laten komen. Lukt dit niet dan zal BOLS een definitief besluit nemen over de verdeling. In dat geval zal BOLS, waar nodig, overgaan op toepassing van de gemiddelde historische capaciteit over de jaren 2008 t/m 2012 over alle zorgopleidingen binnen de betreffende OOR (rekenmodel).
BOLS is verantwoordelijk voor de verslaglegging van gevolgde geschilprocedure.
NB. Bij eventuele bezwaar- en beroepsprocedures naar aanleiding van de subsidiebeschikking moeten alle relevante gegevens kunnen worden overgelegd.
Tijdspad activiteiten toewijzingsproces 2013
Activiteiten Wanneer
Vastleggen toewijzingsprotocol BOLS februari 2012 Ontwikkelen en toetsen historische
database 2008-2012 voor:
• medische vervolgopleidingen
• BOLS-kamer beroepen
23 maart 2012
Vaststellen concept toewijzingsvoorstel over de OOR’s voor:
• medische vervolgopleidingen
• BOLS-kamer beroepen
op basis van de voorlopig vastgestelde aantallen per zorgopleiding door VWS.
23 maart 2012
Versturen toewijzingsprotocol BOLS en concept toewijzingsvoorstel over de OOR’s naar de opleidingsinstellingen, OOR-
coördinatoren, leerhuismananager, WV-en (inclusief BOLS kamer).
23 maart 2012
Reactie op concept toewijzingsvoorstel over de OOR’s van WV-en en OOR’s naar BOLS
25 april 2012
Vaststellen definitieve instroom en financiële kader (VWS)
april 2012
Vaststellen definitief toewijzingsvoorstel over de OOR’s door BOLS.
begin mei 2012
Toesturen van definitief toewijzingsvoorstel binnen de OOR’s naar BOLS
14 juni 2012
Vaststelling definitieve toewijzingsvoorstel door BOLS
29 juni 2012
Toezenden definitief toewijzingsvoorstel aan VWS
15 juli 2012 Vaststellen verdeelplan VWS 15 augustus 2012
BIJLAGE 1 Spelregels toewijzingsvoorstel subsidieronde 2013 VWS
BIJLAGE 2 (voorlopig) vastgestelde Instroomplaatsen Opleidingsfonds eerste tranche 2013
BIJLAGE 3 BOLS concept toewijzingsvoorstel over de OOR’s (moet nog bepaald worden op basis van database)