Vakpublikatie
Monitoring van beroepsmatige blootstelling aan cytostatica
Drs. P.J.M. Sessink,*
Dr.
R.P. Bos*Summary
lvlany cytostatic drugs have been shown to be mutagenic, teratogenic and carcinogenic in animals. Some cytostatic drugs are known human carcinogens. The¡efo¡e cytostatic dmgs bring about potential hazards to persons occupational involved in the synthesis, formulation and adrnini- stration of these d.rugs.
ùIethods to detect occupational expo- sure to cytostatic drugs are developed.
An overview of the methods used is given and the usefulness is discussed.
They include aselective and selective methods of environmental monitoring, biological monitoring (analytical methods and u¡ine mutageniciby) and biological effect monitoring (chromoso- me aberrations and sister-ch¡omatid exchanges in lymphocytes).
lnleiding
Een veel toegepaste behandeling van kanker is chemotherapie met cytosta- tica.
Op grond van hun werkingsmechanis- me worden cytostatica ingedeeld
in
een aantal groepen zoals mitose rem- mers, antimetabolieten, antibiotica, alkylerende agentia en eiwitsynthese remmers. Veel cytostatica beschadi- gen het DNA van kankercellen en veroorzaken daardoor remming van deproliferatie
van deze cellen.Cytostatica zijn
biologisch zeer actie- ve verbindingen en kunnen ook toxi- sche effecten bewerkstelligenin
nor- male cellen. Voor met name verpleeg- kundig en apotheekpersoneel bete-kent
bereiding en toediening van cytostatica ongewenste gezondheids- risico's.Van verschillende
cytostatica zijn
acute gezondheidseffecten beschreven* Vakgroep Toricologie, Faculteit de¡
Geneeskunde en Tmdhælkunde, Katholieke Univeruiteit Nijmegen.
zoals
irritaties
vanhuid,
ogen en slijmvliezen, duizeligheid, hoofdpijn,buikpijn
en diaree(Ladik,
1980;McDiarmid,
1988).IIet zijn
echter vooral de chronische effecten zoalsmutageniteit,
carcino- geniteit en teratogeniteit die debij-
zondere aandacht vragen. Onder mutageniteitwordt
een veranderingin
de inhoud of organisatie van de genetischeinformatie
(DNA) ver- staan. Een dergelijke erfelijke veran- deringwordt
eenmutatie
genoemd.Carcinogeniteit van chemische stoffen
wijst
eropdat
deze stoffen kanker kunnen veroorzaken. Onder teratoge- ne stoffen worden stoffen verstaan die gedurende de vorming van ei- en zaadcellen, de bevruchting, de zwan- gerschap of het geven van borst- voeding een zodanige invloed kunnen hebben, dat onherstelbare schade of langdurige ontwikkelingsstoornissenbij
het nageslacht ontstaan.Inmiddels
zijn
op grond van epide- mioÌogische studies betreffende be- handelde patiênten een aantal cyto- statica door deInternational
Agencyfor
Research on Cancer (IARC, 1g8T) als carcinogeen voor de mens ge- kwaliflceerd (tabel 1).Bovendien
zijn uit
enkele epidemiolo- gische studies aanwijzirrgen naar voren gekomen van een verhoging van het aantal spontane abortussen en het aantal misvormingenbij
pas-geborenen van verpleegsters ten gevolge van het werken met cytosta-
tica (Hemminki
etal.,
1985, Selevan etal.,
1985).Ook bestaan er aanwijzingen dat de
bij
verpleegsters gevonden lever- schade afkomstig is van beroeps- matige blootstelling aan cytostatica(Sotaniemi et
al.,
1983).Op grond van de vigerende weten- schappelijke
opvatting
met betrek-king tot
het werkingsmechanisme van genotoxische carcinogenen, is het niet mogelijk een veilige grens (no effect >Tabel 1. Humaan carcinogene cytostat¡ca (14Rc,1987) level) aan te geven. Blootstelling aan
deze verbindingen moet dan ook zoveei mogelijk worden voorkomen.
Nederland,se situatie
In
de Nederlandse ziekenhuizen worden voornamelijk cytostaticagebruikt
die via een infuus worden toegediend. De meest gebruiktezijn
cycìofosfamide, ifosfamide,5-fluorouracil, methotrexaat, doxoru- bicine en cis-platina.
Afgezien van
prik-
en snijwonden zijn erbij
het bereiden van cytostatica een aantal handelingen die een ver-om blootstelling van betrokkenen
tot
een
minimum
te beperken. Zozíjn
bijvoorbeeld ten aanzien van de beleiding van cytostatica verbeterin- gen ingevoerddool
de introductie van verticale-flow kasten (safety 'cabinet) en instructies over eenjuist
gebruik van mondmaskers en hand- schoenen. Ook voor de behandeling van patiänten
zijn
errichtlijnen
(IKN/IKO,
1986).Het
is echter on-duidelijk
of deze maatregelen vol- doendezijn
om extra gezondheids- risico'suit
te sluiten. Daarvoor moetinzicht
verkregen wordenin
de groot-verpleegkundigen die cytostatica bereidden. Van de 3 onderzochte werkplekken werden 14 monsters genomen.
In
9 monsters kon 5-fluo-rouracil
(0,L2-82,26 ng/m3 luchb) enin I
monster cyclofosfamide (370 ng/m3lucht)
gedetecteerd worden.Methotrexaat en doxorubicine kon- den
niet
worden aangetoond.Door de handelingen die noodzakelijk
zijn
voor de bereiding en toediening van cytostatica na te bootsen, kon- den Kleinberg etal.
(f981) hetvrij-
komen van 5-fluorouracil
in
een hori- zontale-flow kast vaststellen. De gemiddelde concentratie bedroeg 30¡rg/m3
lucht
(range: 0-70 ¡Lglmr Ìucht).Pyy
etal.
(1988) vonden geen cy- clofosfamidein
en buiten verticale- flow kastenin
ziekenhuizen waa.r cyclofosfamide werd bereid (detectie- grens: 50 ng/m3). Wel konin
het éénjaar
oudefiIter
van een flow kast een oppervlaktebesmetting van cyclofos- famide gedetecteerd worden (510þelrr'2), hetgeen betekent
dat
cy- clofosfamidebij
bereidingvrijkwam.
Bij
deproduktie
en verwerking van cyclofosfamidebij
een farmaceutische industriein Finland
konden door Pyy etal.
(1988) hoge concentraties cy- clofosfamidein
delucht
gemeten worden (stationaire monstername:0,f -810 pglm3, persoonlijke mon- stername: 0,6-190
lc/m3).
Tijdensdeze fase van potentieel hoge bloot- steiling werden door de werknemers beschermende kleding
en'airstream'
helmen gedragen. Bovendien werden de werkruimtes geventileerd en werd er zoveel mogelijk gewerktin
ver- ticale-flow kasten.Biologische mon¡tor¡ng
Bij
biologische monitoring van cyto- statica kunnen stof-selectieve enniet
stof-selectieve methoden worden onderscheiden.Bij
stof-selectieve methodenwordt
de concentratie van één stof of metaboliet bepaaÌd met behulp van gevoelige analytisch- chemische technieken.Bij niet
stof- selectieve methodenwordt
een ge- meenschappelijke eigenschap van een groep stoffen gemeten, zoals mutage-niteit in
urine.Bij
de biologischemonitoring
van cytostatica zrjn zowel stof-seìectieve alsniet
stof-selectieve methoden voor biologische monito-ring
toegepast.Mutageniteit uan urine
Veel cytostatica bezitten mutagene eigenschappen. Een aantal hiervan behoren
tot
de groep van de aikyle- rende cytostatica. Op grond van deze chemischereactiviteit zijn
deze stof- fenin
staat covalente bindingen te vormen met het DNA.In
levendecytostaticum CAs-nummer
446-86-6 55-98-r 305-03-3 13909-09-6 50-18-0 r48-82-3 229-75-2 (IARC, 1987)
Tabet 2. Meest gebruikte cytostatica
in
Nederlandcytostaticum CAs-nummer
50-18-0 5r-2r-8 3778-73-2 59-05-2 232t4-92-8 15663-27-1
hoogd risico kunnen geven, zoals het openbreken van een ampul, het ont- Ìuchten van spuiten en het gebruik van ontluchtingsnaalden.
Bij
het toedienen van cytostatica door middel van infuus moet men bedachtzijn
op overdruk diebij
injectie ont- staat. Verder moeten urine, faeces, braaksel en mogelijk ook zweet van patiênten evenals kleding en bedde- goed als met cytostatica besmet materiaal beschouwd worden.Dit
betekent
niet
alleen potentiële risico's voor verpleegkundig personeel, maar ook voor medewerkers van wasserijen en interne transportdiensten en voorfamilie
en vrienden van de patiänt.Nadat
enkele jaren geleden de ge- zondheidsrisico's verbonden aan het bereiden en toedienen van cytostaticavia
publikatiesin
de wetenschap- pelijkeliteratuur
de aandachttrok-
ken,zijn
erin
de meeste Nederlandse ziekenhuizen maatregelen genomen98
te van de opname van cytostatica tijdens beroepsmatige
activiteiten. In dit artikel wordt
een overzicht gege- ven van de verschillende monitorings- technieken dietot
nu toe gebruiktzijn
om beroepsmatige blootstelling aan cytostatica vast te stellen.Omgevingsmonitoring
Het
bepalen van concentraties cyto- staticain
delucht
(aÌs aerosol) is een methode diegebruikt
kan worden om de uitwendige blootstelling aan cyto- statica te kwantificeren. Doorlucht
van de werkomgeving over eenfilter
aan te zuigen kan het achtergebleven en tevens geconcentreerde residu geiJxtraheerd en op de aanwezigheid van cytostatica geanalyseerd worden.
Zo konden deWerk NeaÌ et
al.
(1983)met'high
volume samplers' de aan- wezigheid van 5-fluorouracil en cy- clofosfamide vaststellenin
de werk- omgeving van apotheekpersoneel enTijdschrift
voor toegepaste Arbowetenschap 2 (1989) nr 6organismen kan
dit
leidentot
het ontstaan van mutaties. Dergelijke mutatied kunnenin
de regel snel en gevoelig worden waargenomenin
bepaalde bacterie-stammen. Een test die veelwordt
toegepast voor het meten van mutagene eigenschappen van chemische stoffen is de zgn.Ames-test. Door deze test toe te passen op extracten van urinemon- sters van werknemers kan men, in- dien er een verhoging van de mutage-
niteit
van urine waargenomen wordt, vaststellen dat er bÌootstelling aan mutagene stoffen heeft plaatsgevon- den.Echter
wanneer er geen ver- hoging van de mutageniteit van urinewordt
gemeten, magniet
zonder meer gesteld worden dat er geen blootsteÌ-ling
heeft plaatsgevonden.Tabel
3 geeft een overzicht van stu- dies naar de mutageniteit van urinebij
met name verpleegsters en apo- theekpersoneel. De tabellaat
zien dat erin
verschillende studies een ver- hoging van de mutageniteit van urine werd geconstateerd.In
andere studies daarentegen werd geen verhoging van de muüageniteit van urine waargeno- men. WeI bleken ook andere factoren, zoals roken de mutageniteit van urine te kunnen verhogen.Er
is veel discussie over debruik-
baarheid van deze methode voor het meten van beroepsmatige blootstel-ling
aan cytostatica.De mutageniteitstest op urine is een
niet
stof-selectieve bepaling van biologische monitoring, datwil
zeg- gendat
ook andere invloeden dan de genoemde blootstelling kunnen door- werkenin
deuitkomst. In
diverse publikaüieswordt
de verstoring door roken aangetoond. De invloed van heí; roken kan ten dele worden geêli- mineerd door gebruik te maken van bepaalde bacterie-stammen die niet gevoeligzijn
voor de mutagenen diein
urine verschijnen ten gevolge van roken maar wel voor cytostatica.Daarnaast kan
niet
wordenuit-
gesloten
dat
ook andere factoren van invloedzijn.
Te denkenvalt
bijvoor- beeld aan voeding, hobby, blootstel-ling via
het milieu etc. Deze factoren te zamen veroorzaken een zekere varia-tiein
de achtergrondwaarde van demutageniteit
van urine. Hierdoor zalin
geval van geringe blootstelling een toename van de mutageniteit van urine wegvallenin
de ruis.Dit
is een mogelijke verklaring voor het nega- tieve resultaat van een aantal stu- dies.Dat
de methode geschikt is om wel degelijk blootstelling aan cytostatica aan te tonenwordt
onderschreven door studies, waarbij het gebruik vanbeschermende middelen als mond- maskers en handschoenen
leidt tot
een reductie van de mutageniteit
(Falck,
1982). Ook het verschil met betrekkingtot
blootstelling tussen verticale- en horizontale-flow kasten kan op deze wijze zichtbaar worden gemaakt. Horizontale-flow kasten wordenin
de regel gebruikt voor de bescherming van het preparaat ter-wijl
verticale-flow kasten naast het preparaat ook bescherming bieden aan de bereider. Anderson et al.(1982) vonden geen verhoging van de
mutageniteit
van urinebij
gebruik-zo snel mogelijk na het verzamelen onderzocht moeten worden.
Het
invriezen van monsters alvorens ze worden getestleidt in
het algemeentot
verlies van mutageneactiviteit.
In
1985 heeft erin
Nederland een groot onderzoek plaatsgevonden naar demutageniteit
van urine van mede- werkers van drie ziekenhuizen (Fransman etal.,
1986).Bij dit
on- derzoek werd geen verhoging waarge- nomenbij
de bÌootgestelde groep ten opzichte van controles.In
1982 werd er daarentegen nog wel een verhogingTabel 3. Mutagene
activiteit
van urine t.g.v. beroepsmat¡ge blootstelling aan cytostat¡careferentie blootgestelde groôp resultaatr
Gibson et aI.
Venitt et al.
Ba¡ale et al.
Cloak eb al.
Everson et al.
Benha.mou et al.
Con¡or et al.
Fransma¡ et al.
Friede¡ich et al.
Pohlová et al.
Stucker et al.
Caudeìl et al.
Poyen et al.
Sorsa et al.
Kolmodin-Hedman et
al.
(f983)verpleegsters
positief apotheekpersoneel
negatief apotheekpersoneel
negatief apotheekpersoneel
positief verpleegsters(rokend)
positief apotheekpersoneel
positief apotheekpersoneel
positief verpleegsters enapotheek
personeel
negatiefverpleegsters
negatief apotheekpersoneel
positiefverpleegsters
negatief verpleegsters enapotheek
personeel
negatiefverpleegster
negatiefverpleegsters
negatief verpleegsters enapotheek
personeel
negatiefverpleegsters
positief apotheekpersoneel
negatief verpleegkrmdig- enapotheek
personeel
negatiefverpleegsters
negatief produktie- enpositief positief positief negatief negatief laboratoriumpersoneel negatief (1979)
(1981) (re8r) (1e82) (re82) (1e82) (r982) (r983)
(re84) (1984)
(1e85) (re85) (1e85)
(1e86) (1986) (re86) (re86) (1e86)
(1e86) (1e88) (r988) (1988)
t Beoordeling zoals verwoord door de onderzoekem zelf
making van verticale-flow kasten,
terwijÌ
het gebruik van horizontale- flow kasten wel gepaard ging met;;,T;*t"*
van de mutageniteit van Een extra probleembij
het meten van cytostaticain
urinekomt voort uit
de chemischereactiviteit
en de daarmee samenhangendelabiliteit
van deze verbindingen. Om de gevoe- ligheid en de reproduceerbaarheid zogroot mogelijk te laten
zijn,
zal urinein
een Nederlands ziekenhuis gevon- den (Bos etal.,
1982). De tussen- tijdseintroductie
van een aantal maatregelen kan erin dit
geval toe geleid hebben dat blootstelling aan cytostaticain
Nederlandniet
langer meetbaar is met de mutageniteitstest op urrne.Thioether-test
Het
bepalen van thioether-concen- tratiesin
urine is evenals demutage
>niteitstest
op urine eenniet
stof- selectieve methode van biologischemonitoring
enwordt
gebruikt alsindicator
voor blootstelling aan (po- tentieel) alkylerende agentia.Zoals reeds eerder vermeld beschik- ken een aantal cytostatica over alky- lerende eigenschappen. Ten gevolge hiervan kan
in
het lichaam koppelingmet glutathion
plaatsvinden. Bio- transformatieleidt uiteindelijk tot
devorming vaî
zgrr, mercaptuurzuren of thioethers dievia
de urine uitge- scheiden kunnen worden.Het
meten van een verhoging van de thioether- uitscheiding kan gezien worden als een aanwijzing voor blootstelì.ing aan alkylerende verbindingen.Jagun et
al.
(1982) vonden een vet- hoging van thioethersin
urine van verpleegsters die beroepsmatig om- gingen met cytostatica.Er
waren geen veiligheidsmaatregelen genomen.Burgaz et aI. (1988) vonden geen verhoging van thioethers
in
urine van beroepsmatig blootgestelde ver- pleegsters waarvan de meesten geen veiligheidsmaatregelen (handschoe-iä*
mondmaskers) hadden geno-
De detecüiegrens van deze bepaling is hoog en de aanwezigheid van een achtergrondwaarde die sterk bein- vloed
wordt
door het rookgedragmaakt
de thioether-test minder ge- schikt voor biologische monitoring van beroepsmatig blootstelling aan cytostatica.Analytische methoden
Analyse van cytostatica (of metabo- lieten)
in
bloed en urine als gevolg van beroepsmatige bÌootstelling behoorttot
de stof-selectieve me- thoden van biologische monitoring.Op grond van de sterke
reactiviteit
en de vaak complexe biotransforma- tieprocessen die cytostatica onder- gaan, zijn de te verwachten con- centraties vancytostatica
(of meta- bolieten)in
bloed en urine laag.Gevoelige detectiemethoden
zijn
dan ook van groot belang.Hirst
etal.
(1984) toonden met hoog- waardige analytische apparatuur( gaschromato grafi e massaselektieve detectie
: GC-MSD)
cyclofosfamide aanin
urine van 2 blootgestelde verpleegsters die geen beschermende maatregelen hadden genomen.In
urinemonsters verzameld over een periode van 1-5 uur na blootstelling, bedroeg de gemiddelde uitscheiding 3,35 ¡Lg (range: 0,35-9,08 /¿g). Door
bij
een aantalvrijwilligers
cyclofos- famide op dehuid
te brengen en de100
cyclofosfamide-excretie
via
de urinein
detijd
te volgen, konden excretie- profielen vastgesteld worden. Werdàit
vergeleken met de excretieprofiè- len van de beroepsmatige bloot- gestelde verpleegsters dan bleek dat de excretiebij
de verpleegsters sneller verÌiep danbij
devrijwiiligers.
Hier-uit
concluderen de onderzoekers dat de inhalatoire opname sneller ver-loopt
dan de dermale opname.Evelo et
d.
(f 986) vondenmet
GC-MSD
cyclofosfamidein
urine van biootgestelde verpleegsters ondanks het gebruik van beschermingsmidde-len
(monddoek en handschoenen) en verticale-flow kast. De 24-uurs ex- cretie was gemiddeld 1,6 ¡rg (range:0,7-2,5
pÐ.
Ondanks soortgelijke genomen veilig- heidsmaatregelen toonden
Venitt
etal.
(1984) met behulp van atoom absorptie spectrofotometrie (AAS),platina
aanin
urine van blootgestelde verpleegsters en apotheekmedewer- kers (gem.: 10,2ng/ml
urine, range:0,6-23,1 ng/ml urine). Vreemd genoeg werd ook
bij
de controlegroep platinain
urine aangetoond en welin
dezelf- de range namelijk rond de detectie- grens van de methode (gem.: 8,9 ng/ml urine; range: 2,6-15,0 ng/ml urine). Gesteld kan dus worden dat de meLhodeniet
bruikbaar is ge- bleken.Biologisch effect mon¡tor¡ng
De laatste jaren heeft er een snelleontwikkeling
van nieuwe methoden pÌaatsgevonden om vroege, mogelijk reversibele, biologische effecten van mutagene en carcinogene stoffen vast te stellen.Onder biologisch effect
monitoring wordt
door de werkgroep Onder- zoeksmethoden Chemische Beiasting (Directoraal-Generaal van de Arbeid,Ministerie
van Sociale Zaken en Werkgelegenheid)verstaan:'het
meten en schatten van de aar'wezig- heidvan (vroegtijdig)
optredende biologische effecten,bij
blootgestelde werknemers waarvan de gezondheids- kundige betekenisniet
relevant is en/of nog onvoldoende vaststaat, teneinde de blootstelling en/of het gezondheidsrisico te kunnen ver- gelijken met een geschiktenorm'' Bij
het onderzoek naar beroepsmatige blootstelling van ziekenhuispersoneeel aancytostatica
zijn meerdere malen enkele cyto genetische methodengebruikt
dietot
de biologisch effectmonitoring
gerekend kunnen worden zoals het meten van chromosoomaf-wijkingen
(CA), micronucleï prolifera-tie (MN)
en zng. sister-chromatid exchanges (SCE)in
lymPhocYten(chromosoomhoudende bloedcellen) .
Onduidelijk
is of cytogenetischeeffecten biologisch nadelige gevolgen hebben.
Cytogenetische eff ec ten
Door humane lymphocyten te kwe- ken en tijdens de deling specifieke stadia microscopisch te bekijken, is het mo
gelijk
chromosoomafwijkingen(i) in
het lichaam zichtbaar te ma- ken.Bij
sister-chromatid exchange (ii) worden de reciproke uitwisselingen tussen de zuster-chromatiden van chromosomen aangetoond. Deze uitwisselingenzijn
slechts waarneem- baar wanneer beide zuster-chromati- den, door verschilin
kleuring kunnen worden onderscheiden. De kì.euringwordt
veroorzaakt door delym-
phocytenin
aanwezigheid van een kleurstof te kweken. Aangenomenwordt
dat voor het ontstaan van een sister-chromatid exchange een chro- matide-breuk noodzakelijk is.In
de micronucLeus-test(iii)
worden lymphocyten microscopisch onder- zocht op de aanwezigheid van kern- resten (micronucleï). Micronuclei proliferatiewordt
gezien als een direct gevolg van chromosoomschade.Een vierde techniek is het vaststeÌlen van puntmutaties
in
lymphocyten(iv)
alsindicator
voor blootstelling aan genotoxische verbindingen. On- danksin
acht genomen veiligheids- maatregelen konden Chrysostomou et at. (1984)bij
verpleegsters een ver- hoging vaststelÌen.Tabel 4 geeft een overzicht van stu- dies uitgevoerd onder met name verplee gkundi g personeel waarbij cytogenetische parameters zíjr. ge'
bruikt. Het
merendeel van de studies gaf geen verhoogde cytogenetische effecten a1s gevolg van beroepsmatige blootstelling te zien.Analoog aan de mutageniteitstest van urine behoren de cytogenetische testen
tot
deniet
stof-selectieve methoden van biologisch effect moni- toring, hetgeen betekentdat
genoem- de effecten ook veroorzaakt kunnen worden door andere factoren.Bij
onderzoek van sister-chromatid exchanges maar vooral van chromo- soomafwijkingen moet rekening gehouden worden met hetfeit
dat er sprake is van een langetermijn
effect endat
dientengevolge accumulatie op kan treden.Bij
beroepsmatige bloot- stelting aan cytostatica moet hier dan ook zeker rekening mee gehouden worden aangezien bijvoorbeeld de gebrekkige veiligheidsmaatregeÌen omtrent het bereiden en toedienen van cytostaticauit
het verleden nu nog steeds een verhoogde responstot
gevolg kunnen hebben.Bij
micronu-Tijdschrift
voor toegepaste Arbowetenschap 2 (1989) nr 6Tabel 4. Chromosoom afwijkingen (cn), micronuctei proliferatíe (nnru) en sister-chromatid exchanges (SCE) in lymphocyten van verpleegsters als gevolg van beroepsmatige blootstelling aan cytostat¡ca
referentie parameter resultaatr
cleï
proliferatie
is deleeftijd
een verstorendefactor;
micronucleï proli- feratie neemtnamelijk
toebij
hogereleeftijd
(Sorsaet d.,
r98B).De bruikbaarheid van cytogenetische testen voor biologisch effect monito-
ring
van beroepsmatige blootstelling aan cytostatica is beperkt doorzijn
hoge variilrende achtergrondwaarde.Bovendien
zijn
het zeer arbeids- intensieve methoden.Immunologische eff ecten
Van veel cytostatica is een immuno-
den resultaten veroorzaakt wor.den door beroepsmatige blootstelling aan cytostatica of door andere factoren, zoals bijvoorbeeld roken. Daarnaast is het zo
dat
desensitiviteit
van de methoden te wensen overlaat. Zo bleekbij
het onderzoek van Evelo etal.
(1986)dat
er geen correlatie was tussen de mutageneactiviteit
en de cyclofosfamide concentratiein
urine.Gesteld kan worden dat er behoefte is aan methoden voor biologische moni-
toring
van cytostatica met een lage detectiegrens en dieniet
gevoelig zijn voor verstorende factoren.gen is het beÌangrijk dat
bij het
vast- stellen van de inwendige blootstelling gekozenwordt
voor cytostatica die een belangrijk aandeeluitmaken
van hettotale
cytostaticaverbruik in
de Nederl andse ziekenhuizen.Op basis van de gemeten inwendige blootstelling kan getracht worden
tot
een risicoschatting te komen.
Hierbij zijn
ook andere gegevens vereist zoals dosis-effect relatiesbij
proefdieren en met cytostatica behandelde patiën- ten.Met
behulp van de ontwikkelde bepalingsmethoden kan vervolgens ook worden nagegaan weÌke arbeids- hygiiJnische maatregelen effectief zijn.Dit
kan eventueel leidentot
bijstel-ling
van de thansin
gebruik zijnde voorschriften.Referenties
- Anderson, R.W., Puckett, Jr. W.H., Dana, W.J., Nguyen, T.V., Theiss, J.C.
and Matney, T.S.; Risk of handling injectable antineoplastic agents. Am J Hosp Pharm (r982) 39: 1881-1887.
- Barale, R., Sozzi, G., TonioÌo, P., Borg- hi, O., Reali, D., Loprieno, N., Porta, G.D.; Sister-chromatid exchanges in lymphocytes and mutagenicity in urine of nurses handling cytostatic drugs. Mut Res
(1985) 157: 235-240.
- Benhamou, S., Callais, F., Sancho- Garnier, H., Min, S., Courtois, Y.4., Festy, B.; Mutagenicity in urine from nurses handling cytostatic agents. Eur J Cancer Clin Oncol (1986) 22(72): t489- 1493.
. - Benhamou, S., Pot-Deprun, J., Sancho- Garnier, H., Chouroulinkov,
I.;
Sister- chromatid exchanges and chromosomaÌ aberrations in lymphocytes of nurses handling cytostatic agents.Int
J Cancer (1988) 41: 350-353.- Bos, R.P., Leenaars, 4.O., Theuws, J.L G., Henderson, P.Th.; Mutagenicity of urine from nurses handling cytostatic drugs, influence of smoking.
Int
Arch Occup Environ Health (1982) 50: 359-369.-Burgaz, S., özdamar, Y.N., Karakaya, A.E.; A signal assay for the detection of genotoxic compounds: application on the urines of cancer patients on chemotherapy and nu¡sus handling cytotoxic drugs.
Human Toxicol (1988) 7: 557-560.
- Caudell, K.4., Vredevoe, D.L., Dietrich, M.F., CaudelÌ, Th.P., Hoban,
M.J,
Block, J.B ; Quantiflcation of urinary mutagens in nurses during potential antineoplastic agent exposure A pilot study with concurrent environmental and dietary control. Cancer Nursing (1988) r1(1):41-50.- Chrysostomou, A,., Seshadri, R., Morley, A.A.; Mutation frequency in nurses and pharmacists working with cytotoxic drugs.
Aust NZ J Med (1984) 14: 831-834.
- Cloak, M.M., Connor, Th.H., Stevens, K.R., Theiss, J.C , Alt, J.M., Matney, Th.S., Anderson, R.W. ; Occupational exposure of nursing personnel to an- tineoplastic agents. Oncol Nurs Forum (1985) 12(5):33-39.
- Connor, T.H., Theiss, J.C., Anderson, R W., Puckett, W.H., Matney,
T.S.;
>Szigeti et
al.
(1982)Kolmodin-Hedman et
a[.
(f983)Stille¡ et
al.
(1983)Norppa et al.
lVaksvik et al
Nikula et al.
Ba¡ale et al.
Jordan et al.
Pohlová eL al.r Sbucker et al.
Benhamou et al Sorsa et al.r
(rs80)
( 1981)
(1984)
(r985) (1986) (1e86)
( 1986)
( r988) (r988)
SCE CA SCE SCE SCE CA SCE CA SCE SCE SCE CA SCE CA SCE CA SCE SCE CA
\,f N
positief positief posiLief negatief negatief negatief negatief positief negatief negatief negatief positief positief negatief negatief negatief negabief negatief negabief
,
Beoordeìing zoals venvoord door de onderzoekers zeÌf.
Uitsluitend produktie- en laboratorium personeel.
lnclusief apotheek-, prodrrktie- en laboratorium personeel
suppressief effect bekend.
Bij
be- roepsmatig aan cytostatica bloot- gestelde verpleegsters werden geenafwijkingen
gevonden (Lassila et al., 1980).Men
vermoedtdat
de ge-bruikte
parameters onvoldoende sensitief zijn.Slotsom
Voor het vaststellen van de beroeps- matige blootstelling aan cytostatica
zijn
verschillende methoden ont-wikkeld
en toegepast.Het
merendeel van de studiesbetreft
niet-selectieve methoden van biologische (effect)monitoring
zoals de mutageniteitstest op urine en de analyse van chromo- soomafwijkingen en sister-chromatid exchanges.Het
nadeel van deze me- thoden is datniet
onomstotelijk vastgesteld kan worden of de gevon-Voor biologische
monitoring
moet gedacht worden aan het ontwikkelen van bepalingsmethoden waarmeecytostatica
(of metabolieten)in
urine gemeten kunnen worden. De studies vanHirst
etal.
(1984) en van Evelo etal.
(1986)zijn
hiertoe een goede aaîzet. Voor biologisch effect monito-ring
gaat de aandachtuit
naar ont-wikkeling
van methoden om specifie- ke DNA-adduktenin
lymphocyten te bepalen.Uiteindelijk
kunnen de resultaten van biologische (effect)monitoring in
combinatie met dierexperimenteel onderzoek leidentot
een schatting van de inwendigeblootstelling
(dosis)bij
de beroepsmatig blootgestelde werknemers.Om een representatief beeld te
krij-
Re-evaluation of urine mutagenicity of pharmacy personnel exposed to antineop- lastic agents. Am J Hosp Pharm (1986) 43: 1236-1239.
- Evelo, C.T.A , Bos, R.P., Pete¡s, J.G.P., Henderson, P.Th.; Urinary cyclophos- phamide assay âs a method for biological monitoring of occupational exposure to cyclophosphamide. Int Arch Occup En- viron Health (1986) 58: 151-155.
- Everson, R.8., Ratcliffe, J.M., Flack, P.M., Hoffman, D.M., Watanabe, A.S.;
Detection of low leveÌs of urinary muta- gen excretion by chemotherapy workers which was not related to occupational drug exposures. Cancer Res (1985) 45:
6487 -6497 .
- Falck, K., Gröhn, P., Sorsa, M., Vainio, H., Heinonen, E., Holsti, L.R.; Mutageni- city in urine of nurses handling cytostatic drugs. The Lancet (1979): 1250-1251.
- Falck K.,; Application of the bacterial urinary mutagenicity assay in detection of exposure to genotoxic chemicals. Thesis.
University of Helsinki (1982).
- Fransman, L.G., van der Put, M.Th., van Rijckevorsel, J.L.A., Bos, R.P., Evelo, C.T.A.; Verslag van het onde¡zoek naar de biootstelling aan parenterale
(genotoxische) cytostatica bij werknemers in de gezondheidszorg. Rijks Bedrijfs- gezondheids- en Bedrijfsveiligheidsdienst, 's Gravenhage.
- Friederich, U., Molko, F., Hofmann, V., Scossa, D., Hann, D., Würgler, F.E., Senn, H.J.; Limitations of the salmonella/
mammalian microsome assay (AMES-test) to determine occupational exposure to cytostatic drugs Eur J Cancer Clin Oncol (1986) 22(5):567-575.
- Gibson, J.F., Gompertz, D., Hedworth- Whitty, R.B.; Mutagenicity of urine from nurses handling cytotoxic drugs. The Lancet (1984) : 100-101.
- Hemminki, K., Kyyrönen, Lindbohm, M.-L.; Spontaneous abortions and malfor- mations in the offspring of nurses exposed
to anaesthetic gases, cytostatic drugs, and other potential hazards ìn hospitals, based on registered information of outcome. J Epidemiol and Commun Health (1985) 39: l4l-147.
- Hirst, M., Tse, S., Mills, D.G., Levin, L.; Occupational exposure bo cyclophos- phamide. The Lancet (1984): fB6-188.
- Hoffman, D.M.; Lack of urine mutage- nicity of nurses âdministering pharmacy prepared doses of antineoplastic agents.
Am J
IV
The¡ CIinNuir
(1983) 10(8):28-3L.
- IARC; monographs on the evaluation of carcinogenic risks to humans. Suppl. 7.
InternationaÌ Agency for Research on Cancer, Lyon, France (1987).
- Integraal Kankercentrum Noord/Inte- graal Kankercentrum Oost; Richtlijnen voor het werken met en het toepassen van cytostatica (1986).
- Jagun, O., Ryan, M., Waldron, H.A.;
Urinary thioether excretion in nurses handling cytotoxic drugs. The Lancet (L982): 443-444.
- Jordan, D.K., Patil, S.R., Jochimsen, P.R., Lachenb¡uch, P.4., Corder, M.P.;
Sister-chromatid exchange analysis in nurses handling antineoplastic drugs.
Cancer fnvest (1986) a(2): 101-107.
102
- Kleinberg, M.L., Quinn, M.J.; Airborne drug levels in a laminar-flow hood. Am J Hosp Pharm (1981) 38: 1301-1303.
- Kolmodin-Hedman, 8., Hartvig, P., Sorsa, M., Falck, K.; Occupational hand- ling of cytostatic drugs. Arch Toxicol (1983) 54: 25-33.
- Ladik, C.F., Stoehr, G.P., Maurer, M.A.; Precautionary measures in the preparation of antineoplastics. Am J Hosp Pharrn (1980) 37: 1185-1186.
- Lassila, O., Toivanen, 4., Nordman, E.;
Immune function in nurses handling cytostatic drugs. The Lancet (1980): 482.
- McDiarmid, M., Egan, Th.; Acute occupâtional exposure to antineoplastic agents. J Occup Med (1988) 30(12):
984-987.
- Nguyen, T.V., Theiss, J.C., Matney, T.S.; Exposure of pharmacy personnel to mutagenic antineoplastic drugs. Cancer Res (1982) 42: 4792-4796.
- Nikula, E.,
Kiviniitty,
K., Leisti, J., Taskinen, P.J.; Chromosome aberrations in lymphocytes of nurses handling cytos- tatic agents. Scand J Work Environ Health (1984)l0:
71'-74.- Norppa, H., Sorsa, M., Vainio, H., Gröhn, P., Heinonen, E., Holsti, L., No¡dman, E.; Increased sister-chromatid exchange frequencies in lymphocytes of nurses handling cytostatic drugs. Scand J Work Environ Health (1980) 6: 299-301.
- Pohlová, H., Cerná, M., Rössner, P.;
Chromosomal aberrations, SCE and urine mutagenicity in workers occupationalÌy exposed to cytostatic drugs. Mut Res (1986) 174: 2r3-2t7.
- Poyen, D., De Méo, M.P., Botta, 4., Gouvernet, J., Duménil, G.; Handling of cytostatic drugs and urine mutagenesis.
Int
Arch Occup Environ Health (1988) 61: l-83-188.- Pyy, L., Sorsa, M., Hakala, E.; Ambient monitoring of cyclophosphamide in manu- facture and hospitals. Am Ind Hyg Assoc
J (1988) 49(6): 3l-4-317.
- Selevan, S.G.,, Lindbohm, M.-L., Hor- nung, R.W., Hemminki, K.; A study of occupational exposure to antineoplastic drugs and fetal loss in nurses. N Engl J Med (1985) 313(19): 1173-1178.
- Sorsa, M., Hemminki, K., Vainio, H.;
Occupational exposure to anticancer drugs - Potential and real hazards.
Mut
Res (1985) 154: 135-149.- Sorsa, M., Pyy, L., Salomaa, S., Nylund, L., Yager, J.W.; Biological and environ- mental monitoring of occupational expo- sure to cyclophosphamide in industry and hospitals. Mut Res (1988) 204: 465'479.
- Sotaniemi, E.4., Sutinen, S., Arranto, 4.J., Sutinen, S., Sotaniemi, K.4., Lehto- la, J., Pelkonen, R.O.; Liver damage in nurses handling cytostatic agents. Acta Med Scand (1983) 214: r8r-189.
- Staiano, N., Gallelìi, J.F., Adamson, R.H., Thorgeirsson, S.S.; Lack of mutage- nic activity in urine from hospital phar- macists admixing antitumour drugs. The Lancet (1981) : 615-616.
- Stiller, 4., Obe, G., BoÌ1, I., Prebilla, W.; No elevation of the frequencies of chromosomal alterations as a consequence of handling cytostatic drugs. Analyses with peripheral blood and urine of hospi- tal personnel. Mut Res (1983) 121: 253-259
- Stucker,
I.,
Hirsch, 4., DoloY, T., Bas- tie-Sigeac, I., Hemon, D.; Urine mutage- nicity, chromosomal abnormalities and sister-chromatid exchanges in lymphocy- tes of nurses handling cytostatic drugs.Int
Arch Occup Environ Health (1986) 57: 195-205.- Szigeti, M., Fekete, G , Szollár, J.; The effect of regular cytostatìc handling on the sister-chromatid exchanges in hospital nurses. Mut Res (1982) 97:- 227.
- Theiss, J.C.; Hospital personnel who handle anticancer drugs may face risks.
JAMA (1982) 247(L):
tt'r2.
- Tuffnell, P.G., Gannon, M.T., Dong, 4., De Boer, G., Erlichman, C.; Limitation of urinary mutagen assays for monitoring occupational exposure to antineoplastic drugs. Am J Hosp Pharm (1986) 43:
344-348.
- Venitt, S., Crofton-Sleigh, C., Hunt, J., Speechley, V., Briggs, K.; Monitoring exposure of nursing and pharmacy person- nel to cytotoxic drugs: urinary mutation assays and urinary platinum as markers of absorption. The Lancet (L984): 74-77.
- Waksvik, H., Klepp, O.,Brøgger, A.;
Chromosome analyses of nurses handling cytostatic agents. Cancer Treat Rep (1981) 65(7-8) : 607-610.
- deWerk Neal, Ä'., Wadden, R.,A,., Chiou, W.L.; Exposure of hospital workers to airborne antineoplastic agents. Am J Hosp Pharm (1983) 40: 597-601.
- Wilson, J.P., Solimando, D.A.; An- tineoplastics: a safety hazard? Am J Hosp Pharm (1981) 38:624.