• No results found

Plan van aanpak monitoring spanningskwaliteit

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Plan van aanpak monitoring spanningskwaliteit"

Copied!
66
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Kenmerk : R-13-33, versie 1.0 Datum : 18 december 2013

Netbeheer Nederland, vereniging van energienetbeheerders in Nederland

De vereniging Netbeheer Nederland is de belangenbehartiger van de landelijke en regionale elektriciteit- en gasnetbeheerders. Netbeheer Nederland is het aanspreekpunt voor

netbeheerdersaangelegenheden. De netbeheerders hebben twee hoofdtaken: zij faciliteren het functioneren van de markt en zij beheren de fysieke net-infrastructuur. Lid van deze vereniging zijn de wettelijk aangewezen landelijke en regionale netbeheerders voor elektriciteit en gas. Netbeheer Nederland organiseert het overleg met marktpartijen over aanpassingen van de marktfacilitering. Netbeheer Nederland doet namens de gezamenlijke netbeheerders voorstellen voor aanpassingen van de wettelijk verankerde codes voor ondermeer de structuur van de nettarieven. Netbeheer Nederland stelt ook de algemene voorwaarden op voor aansluiting en transport.

Plan van aanpak monitoring

spanningskwaliteit

(2)

Samenvatting

Op 8 februari 2013 hebben de gezamenlijke netbeheerders een opdracht van toezichthouder ACM ontvangen betreffende het implementeren van een aantal maatregelen met betrekking tot

spanningskwaliteit. In de opdracht wordt aan de netbeheerders gevraagd om een plan van aanpak (hierna: PvA) ter implementatie van deze maatregelen op te stellen. Onderliggend PvA is mede gebaseerd op tussentijdse overleggen met ACM, VEMW en Energie-Nederland en opgesteld onder verantwoording van de contactgroep Spanningskwaliteit van Netbeheer Nederland.

De maatregelen uit onderliggend PvA zijn verdeeld over twee delen. Deel I bespreekt de maatregelen die betrekking hebben op alleen de regionale netbeheerders en deel II gaat in op de maatregelen die alle netbeheerders betreffen. Op verzoek van ACM is voor de maatregelen die alleen de landelijke netbeheerder TenneT betreffen een separaat PvA opgesteld.

Onderstaande tabel bevat een samenvatting van de in dit PvA besproken maatregelen, inclusief kosten en doorlooptijden. Waar van toepassing wordt uitgegaan van uitvoering van het alternatief dat als voorkeur in dit PvA wordt benoemd. Uit de tabel blijkt dat het merendeel van de maatregelen in de eerste helft van 2014 is gerealiseerd.

Resultaat per maatregel Kosten Realisatiedatum

Eenmalig Jaarlijks ‘14 ‘15 Overige

DEEL I: MAATREGELEN REGIONALE NETBEHEERDERS Registreren spanningsdips, alternatief II:

aselect getrokken secties

€ 2.500.000 € 70.000 Q1 2016 Registreren spanningsdips, alternatief IV:

bestaande en aselect getrokken secties

€ 1.650.000 € 50.000 Q2 Opstellen norm- en codewijzigingsvoorstel € 15.000 € 10.000 Q1 2018 Vergroten LS en MS steekproef € 110.000 € 312.500 Q1

Beperken seizoensinvloeden - € 8.000 Q1 Indelen metingen in subpopulaties - - Q1 Moderniseren normwaarden individuele

harmonischen

- - Q4 2016

DEEL II: MAATREGELEN ALLE NETBEHEERDERS

Aanpassen PQM-rapportage € 15.000 - Q2 Ontwikkelen openbare rapportagetool, alternatief € 20.000 € 8.000 Q2

(3)

Inhoudsopgave

Samenvatting 2

1.

Inleiding 4

DEEL I: MAATREGELEN REGIONALE NETBEHEERDERS

5

2.

Registreren spanningsdips en opstellen normvoorstel

6

2.1.

Representativiteit 6

2.2.

Opstellen normvoorstel spanningsdips

13

3.

Uitvoeren LS en MS weekmetingen

15

3.1.

Vergroten LS en MS steekproef

15

3.2.

Beperken seizoensinvloeden

17

3.3.

Indelen metingen in subpopulaties

18

4.

Moderniseren normwaarden individuele harmonischen

19

DEEL II: MAATREGELEN ALLE NETBEHEERDERS

21

5.

Aanpassen PQM-rapportage

22

6.

Ontwikkelen openbare rapportage tool

24

7.

Vergroten toegankelijkheid individuele meetresultaten

26

8.

Oprichten uniforme registratie van spanningsklachten

27

Referenties 29

BIJLAGEN 30

Bijlage 1: Aantonen voldoen aan opdracht ACM

31

Bijlage 2: Longlist HS/MS-stations en secties

39

Bijlage 3: Nadere onderbouwing grote kostenposten

56

Bijlage 4: Voorbeeld nieuwe boxplot (illustratief)

61

(4)

1.

Inleiding

Op 8 februari 2013 hebben de gezamenlijke netbeheerders een opdracht van toezichthouder ACM ontvangen betreffende het implementeren van een aantal maatregelen met betrekking tot

spanningskwaliteit. In de opdracht wordt aan de netbeheerders gevraagd om een plan van aanpak (hierna genoemd: ‘PvA’) ter implementatie van deze maatregelen op te stellen. De ACM geeft als voornaamste redenen voor uitvoering van dit onderzoek en het geven van de opdracht op:

• Een (vermeende) toename van klachten van afnemers (vooral van bedrijven);

• Ontwikkelingen op Europees niveau met betrekking tot normering van spanningskwaliteit; • Uitbreiding van meetprogramma’s in andere Europese landen.

De opdracht is mede gebaseerd op de aanbevelingen die Laborelec en SEO hebben gedaan in het voor ACM uitgevoerde onderzoek “Advies over spanningskwaliteit in elektriciteitsnetten” (d.d. 9 november 2012, versie 3.0).

Sinds 8 februari hebben verschillende contactmomenten tussen de netbeheerders en ACM plaatsgevonden (zie bijlage 1 voor meer informatie). Tijdens deze momenten heeft de ACM haar opdracht nader toegelicht en hebben de netbeheerders aangegeven hoe zij de gevraagde

maatregelen op zullen pakken. Op basis van de laatste twee bijeenkomsten hebben de netbeheerders er vertrouwen in dat onderliggend PvA aan de wensen van de ACM voldoet. Het PvA bevat alleen die maatregelen die de regionale of alle netbeheerders betreffen en vervangt alle eerdere documenten die dit jaar door de regionale netbeheerders over de monitoring van spanningskwaliteit aan de ACM zijn voorgelegd. De maatregelen die TenneT betreffen zijn op verzoek van ACM in een apart PvA van TenneT beschreven.

Dit PvA is in nauwe samenwerking met en onder verantwoording van de contactgroep “Spanningskwaliteit” van Netbeheer Nederland opgesteld. Deze contactgroep bestaat uit

vertegenwoordigers per netbeheerder (zie tabel 1-1). De contactgroep is er van overtuigd dat het oppakken van de maatregelen uit dit PvA bijdraagt aan vergroting van het inzicht in en transparantie over de spanningskwaliteit in Nederland. Waar mogelijk worden de maatregelen al in de eerste helft van 2014 gerealiseerd.

Tabel 1-1: Huidige samenstelling contactgroep Spanningskwaliteit

Organisatie Vertegenwoordiger(s)

Cogas Infra en Beheer Gerard Geist Wouter de Neijs

(5)
(6)

2. Registreren

spanningsdips

en opstellen normvoorstel

Ten aanzien van spanningsdips in middenspanningsnetten bestaat er in Nederland vooralsnog geen normering. De netbeheerders ontwikkelen hiervoor een codewijzigingsvoorstel. Dit mede op basis van meetresultaten en in overleg met belanghebbenden. Normgeving is noodzakelijk om meetresultaten te kunnen toetsen en de verantwoordelijkheden eenduidig vast te leggen. Om te komen tot een voorstel voor normering op uiterlijk 1 januari 2018 zullen de netbeheerders metingen uitvoeren die een representatief beeld geven van het type en aantal spanningsdips in de middenspanningsnetten. 2.1. Representativiteit

In deze paragraaf wordt ingegaan op de locaties waar gemeten moet worden om een voldoende representatief beeld te krijgen. In lijn met het advies uit het rapport [Laborelec/SEO] en de opdracht van ACM (zie bijlage 1) wordt het uitgangspunt gehanteerd dat het meten van spanningsdips op een sectie goed genoeg is om een uitspraak te doen over de spanningsdips bij aangeslotene in de middenspanningsnetten.

In bijlage 2 is een longlist opgenomen van alle stations en secties, inclusief de nodige

achtergrondinformatie. Uit deze lijst blijkt dat er 487 stations zijn die circa 700 relevante secties bevatten. Voor het monitoren van spanningsdips onderscheiden de netbeheerders vier alternatieven. Deze worden hieronder nader toegelicht. Na de toelichting volgt tabel 2-1 waarin de voornaamste voor- en nadelen per maatregel tegenover elkaar uit worden gezet. De alternatieven zijn:

I. Monitoren op alle secties

Bij deze optie wordt gemeten op alle secties. Voor het realiseren van de metingen is in totaal 6 jaar en 4 maanden benodigd. Deze doorlooptijd is een optelsom van de volgende stappen: • Opstellen en goedkeuren investeringsvoorstel: 2 maanden

• Bestellen, afleveren meetapparatuur en

plannen en voorbereiden werkzaamheden: 2 maanden • Installeren, testen en in bedrijf stellen: 6 jaar1

De eenmalige kosten voor de aanschaf, installatie en ingebruikname van de extra meters bedragen € 6.300.000 en voor de communicatiemiddelen € 1.650.000. In lijn met

[Laborelec/SEO] wordt als uitgangspunt genomen dat de levensduur van het

monitoringsysteem 10 jaar bedraagt. De jaarlijkse kosten betreffen vooral de instandhouding van de datacomverbinding en het onderhoud van de meters en bedragen € 220.000.

(7)

II. Monitoren op aselect getrokken secties

Voor dit alternatief wordt voorgesteld om aan te sluiten bij de richtlijnen uit het rapport “Guidelines of Good Practice on the Implementation and Use of Voltage Quality Monitoring Systems for Regulatory Purposes” van CEER/ECRB [CEER]. Dit rapport schrijft voor dat, uitgaande van een uitspraak met een betrouwbaarheid van 95%, bij tenminste 200 meetlocaties gemeten moet worden.

Voorgesteld wordt om binnen dit alternatief een onafhankelijk bureau een steekproeftrekking uit te laten voeren die 200 aselect gekozen meetlocaties oplevert. Als uitgangspunt cq populatie van de steekproeftrekking wordt gebruik gemaakt van de longlist uit bijlage 2.

Bij deze optie wordt gemeten op 200 secties. Voor het realiseren van de metingen is in totaal 2 jaar en 2 maanden benodigd. Deze doorlooptijd is een optelsom van de volgende stappen: • Opstellen en goedkeuren investeringsvoorstel: 2 maanden

• Bestellen, afleveren meetapparatuur en

plannen en voorbereiden werkzaamheden: 2 maanden • Installeren, testen en in bedrijf stellen: 1 jaar en 10 maanden2

De eenmalige kosten voor de aanschaf, installatie en ingebruikname van de extra meters bedragen € 2.000.000 en voor de communicatiemiddelen € 500.000. In lijn met

[Laborelec/SEO] wordt als uitgangspunt genomen dat de levensduur van het

monitoringsysteem 10 jaar bedraagt. De jaarlijkse kosten betreffen vooral de instandhouding van de datacomverbinding en het onderhoud van de meters en bedragen € 70.000.

Bovenstaande kostenposten zijn afgeronde inschattingen en nader toegelicht in bijlage 3. III. Monitoren op al gemeten secties

De afgelopen jaren hebben verschillende netbeheerders al registratieapparatuur in hun HS/MS-stations geplaatst. In totaal wordt er op dit moment op circa 70 van de ruim 700 secties gemeten (zie ook bijlage 2). Voor dit alternatief worden geen kosten opgevoerd, omdat deze al gemaakt zijn.

Het is van belang om te weten in hoeverre de gemeten secties representatief (genoeg) zijn voor het bepalen van een landelijk gemiddelde ten behoeve van de normstelling. De

representativiteit van de gemeten secties is onderzocht voor die aspecten die de contactgroep op basis van haar ervaringen het meest van invloed acht op het aantal en het type

spanningsdips dat plaatsvindt. Deze aspecten worden hieronder genoemd en toegelicht. In dit PvA wordt het aantal gemeten secties voldoende representatief geacht indien de gemeten subpopulatie niet meer dan 20% afwijkt van de totale subpopulatie. Ter illustratie: indien 30% van alle secties zich in de subgroep ‘niet-stedelijk’ bevindt, moet 24-36% van de gemeten secties zich binnen deze subgroep te bevinden.

2 Uitgangspunt is dat een netbeheerder 1 meter per week kan plaatsen. Exclusief vakanties komt dit neer op 45 meters per jaar. Op basis van bijlage 2 wordt verwacht dat het maximale aantal meters dat een individuele netbeheerder (extra) moet installeren 82 stuks is. De realisatieperiode voor het plaatsen van alle meters bedraagt hierdoor 1 jaar en 10 maanden.

(8)

A. Spanningsniveau primaire zijde

Dit betreft spanningsniveau van de primaire zijde van een transformator. Er worden twee typen onderkend: 20-50kV en 110-150kV. In figuur 2-1 zijn de resultaten van de analyse samengevat. Uit de figuur blijkt dat de bestaande metingen op dit moment niet technisch representatief zijn. De verdeling over de subgroepen is scheef; er wordt teveel gemeten in de groep met het spanningsniveau 110-150kV en te weinig in de groep met het

spanningsniveau 20-50kV. B. Mate van verstedelijking

Dit betreft de mate van verstedelijking die is gebaseerd op de locatie (postcode) waar het station zich bevindt. De netbeheerders hanteren hiervoor de subpopulaties en definities die het CBS hanteert (zie paragraaf 3.3 voor meer informatie). In figuur 2-2 zijn de resultaten van de analyse samengevat. Uit de figuur blijkt dat alle subpopulaties meer dan 25% afwijken van de landelijke cijfers.

C. Gemiddelde netlengte per veld

Dit betreft de gemiddelde netlengte per veld achter een sectie. Dit is bepaald door deling van het aantal kilometers MS-kabel achter de sectie door het aantal velden. Er worden drie categorieën toegepast. In figuur 2-3 zijn de resultaten van de analyse samengevat. Uit de figuur blijkt dat alle categorieën afwijken van de gedefinieerde mate van technische representativiteit. De grootste afwijking de categorie ‘5,1 t/m 10,0km’ (ruim 50%).

IV. Monitoring op bestaande secties met aanvullende steekproef

Zoals hierboven besproken, ontstaat bij monitoring van alleen de al gemeten secties geen voldoende technisch representatief beeld. Om deze reden is alternatief IV uitgewerkt. Dit betreft het aanvullen van alternatief III met een steekproef. Deze steekproef wordt getrokken binnen de onderbedeelde categorieën en resulteert erin dat de gemeten secties voldoen aan de hierboven gestelde representativiteitsvoorwaarde. Uit onderzoek blijkt een aanvullende steekproef van 40 stuks genoeg te zijn om tot een voldoende representatief beeld te komen, zie ook figuren 2-1 tot en met 2-3. In lijn met de eerder genoemde definitie betekent dit dat de gemeten subpopulaties op de genoemde aspecten niet meer dan 20% afwijkt van de totale subpopulatie.

Met deze aanvullende steekproef komt het totaal aantal meetlocaties neer op 110 stuks. Dit aantal ligt onder het door CEER voorgestelde minimum aantal van 200 stuks [CEER]. Om ook hieraan te voldoen, wordt de steekproef binnen dit alternatief vergroot naar 130 stuks.

(9)

Samengevat wordt binnen dit alternatief gemeten op 200 secties, maar worden er slechts 130 nieuwe meetinstrumenten gerealiseerd te worden, omdat ook van 70 bestaande locaties gebruik wordt gemaakt. Voor het realiseren van de metingen is in totaal 1 jaar en 6 maanden benodigd. Deze doorlooptijd is een optelsom van de volgende stappen:

• Opstellen en goedkeuren investeringsvoorstel: 2 maanden • Bestellen, afleveren meetapparatuur en

plannen en voorbereiden werkzaamheden: 2 maanden • Installeren, testen en in bedrijf stellen: 1 jaar en 2 maanden3

Bij de uitbreiding van het aantal te meten secties zullen alle belanghebbenden worden betrokken om te komen tot consensus over o.a. representiviteit en snelheid van implementatie.

De eenmalige kosten voor de aanschaf, installatie en ingebruikname van de extra meters bedragen € 1.300.000 en voor de communicatiemiddelen € 350.000. In lijn met [Laborelec/SEO] wordt als uitgangspunt genomen dat de levensduur van het monitoringsysteem 10 jaar bedraagt. De jaarlijkse kosten betreffen vooral de instandhouding van de datacomverbinding en het onderhoud van de meters en bedragen € 50.000. Bovenstaande kostenposten zijn afgeronde inschattingen en nader toegelicht in bijlage 3.

Figuur 2-1: Verdeling over spanningsniveau primaire zijde

3 Uitgangspunt is dat een netbeheerder 1 meter per week kan plaatsen. Exclusief vakanties komt dit neer op 45 meters per jaar. Op basis van bijlage 2 wordt verwacht dat het maximale aantal meters dat een individuele netbeheerder (extra) moet installeren 54 stuks is. De realisatieperiode voor het plaatsen van alle meters bedraagt hierdoor 1 jaar en 2 maanden.

49% 28% 53% 51% 72% 47%

Alle secties Gemeten secties Gemeten + aangevuld (110)

Overzicht spanningsniveau primaire zijde

(10)

Figuur 2-2: Verdeling over mate van verstedelijking 32% 25% 27% 32% 16% 36% 41% 59% 37%

Alle secties Gemeten secties Gemeten + aangevuld (110)

Overzicht verstedelijking

(Zeer) sterk stedelijk Weinig-matig stedelijk Niet stedelijk

31% 23% 36% 34% 53% 34% 35% 23% 29%

(11)

Voorkeur netbeheerders

Tabel 2-1 bevat een overzicht van de belangrijkste voor- en nadelen van de vier besproken

alternatieven. De alternatieven zijn gewogen op drie weegfactoren: representativiteit, doorlooptijd en kosten. De contactgroep concludeert het volgende:

• Alternatief I valt af. De hoge kosten en doorlooptijd wegen niet op tegen de hogere represen-tativiteit.

• Alternatief III valt af omdat de representativiteit onvoldoende en onacceptabel is.

• Alternatief II en IV liggen dicht bij elkaar en zijn beide acceptabel. Alternatief II scoort beter op representativiteit. Alternatief IV heeft als voordelen dat de kosten lager zijn en doorlooptijd kor-ter is.

Tabel 2-1: Voor- en nadelen per alternatief

Monitoring op Voordelen Nadelen

I: alle secties (750 stuks) • Representativiteit is maximaal; er is inzicht in spanningsdips op alle locaties

• Realisatietijd bedraagt 6 jaar en 4 maanden

• Kosten zijn zeer hoog: - eenmalig: € 7.950.000 - jaarlijks: € 220.000 II: aselect getrokken

secties (200 stuks)

• Door aselecte trekking representativiteit gegarandeerd

• Kosten zijn relatief hoog: - eenmalig: € 2.500.000 - jaarlijks: € 70.000

• Realisatietijd bedraagt 2 jaar en 2 maanden

III: al gemeten secties (70 stuks)

• Geen realisatietijd; meetgegevens kunnen per direct gebruikt worden • Geen additionele kosten, reeds

begroot vanuit regulier budget

• Representativiteit is onvoldoende

IV: al gemeten secties (70 stuks) plus aanvullende steekproef (130 stuks)

• Representativiteit is op alle gebieden ruim voldoende • Realisatietijd bedraagt 1 jaar en

6 maanden

• Kosten zijn relatief laag: - eenmalig: € 1.650.000 - jaarlijks: € 50.000

• Mogelijke discussie over

representativiteit bij belanghebbenden i.v.m. gebruik al gemeten en door de netbeheerders geselecteerde secties

(12)

Een overzicht van de voornaamste kenmerken die bij de gekozen alternatieven horen, is gegeven in tabel 2-2.

Tabel 2-2: Voornaamste kenmerken maatregel ‘registreren spanningsdips’

Aspect Toelichting

Eindresultaat Alternatief II: Registreren van spanningsdips op 200 meetlocaties, waarbij gebruik wordt gemaakt van 70 al gerealiseerde meetinstrumenten

Alternatief IV: Registreren van spanningsdips op 200 aselect getrokken meetlocaties

Start- en/of einddatum Start uitbreiding metingen alternatief II en IV: per direct Realisatie metingen alternatief II: kwartaal 1 2016 Realisatie metingen alternatief IV: kwartaal 2 2015 Eenmalige kosten Alternatief II: € 2.500.000

Alternatief IV: € 1.650.000 Jaarlijkse kosten Alternatief II: € 70.000

(13)

2.2. Opstellen normvoorstel spanningsdips

In Nederland bestaat op dit moment geen normering voor spanningsdips in middenspanningsnetten. Deze normgeving wordt door alle belanghebbenden wel noodzakelijk geacht. Dit onder andere om verantwoordelijkheden vast te leggen en eventuele klachten over spanningsdips bij aangeslotenen te kunnen toetsen.

De netbeheerders zullen werken aan een normvoorstel. Na goedkeuring door belanghebbenden dient dit voorstel als basis voor een wijzigingsvoorstel van de Netcode Elektriciteit [Netcode]. Zij gebruiken hiervoor onder andere de meetresultaten van de representatieve dipmetingen zoals besproken in paragraaf 2.1. Daarnaast wordt nadrukkelijk gebruik gemaakt van de resultaten van een onderzoek dat in samenwerking met belanghebbenden wordt uitgevoerd.

Tijdens het onderzoek worden de volgende stappen doorlopen: 1. Analyseren (voorlopige) meetresultaten

2. Vaststellen verantwoordelijkheden 3. Opstellen codewijzigingsvoorstel

Analyseren (voorlopige) dipresultaten

De meetresultaten worden vastgelegd in een diptabel conform de classificaties die de norm [50160] voorschrijft. Deze diptabel wordt jaarlijks geanalyseerd en vergeleken met voorgaande jaren. Waar mogelijk wordt daarnaast een vergelijking met dipgegevens uit andere Europese landen gemaakt, bijvoorbeeld met behulp van de informatie uit het CEER-rapport [CEER]. Tenminste de volgende vragen worden beantwoord: Komen de meetwaarden overeen met de verwachting die we op basis van eerdere metingen en buitenlandse indicatoren hebben? Hoe groot zijn de fluctuaties per jaar? Welke type dips ontstaan er? Waardoor ontstaat de dip?

Vaststellen verantwoordelijkheden

Voor de norm is het belangrijk om te weten welk type spanningsdips binnen de verantwoordelijkheid van de netbeheerders vallen en met welke type spanningsdip aangeslotenen goed rekening kunnen houden. Binnen deze stap worden beide aspecten onderzocht en wordt een voorstel gedaan voor het toe te passen overzicht in verantwoordelijkheden.

Voor de diepte en duur van de dip zijn de netconfiguratie en beveiliging van belang. De immuniteit van de apparatuur dient te voldoen aan de IEC 61000-4-11 [61000-4-11]. Deze norm geeft aan dat het individuele apparaat geen schade overhoudt aan deze dip, maar geeft geen inzicht op afwijkend functioneren of invloed op andere (productie-) processen. Dit laatste wordt in het onderzoek meegenomen door het doen van navraag naar praktijkproblemen onder belanghebbenden. De netbeheerders kunnen bij uitvoering van dit onderzoek niet zonder medewerking van

belangenbehartigers zoals VEMW en hun leden, waarvan op een transparante wijze inzicht in de kosten van een dip wordt verwacht.

(14)

Opstellen normvoorstel

Om te komen tot een codewijzigingsvoorstel zullen de netbeheerders metingen uit voeren die een representatief beeld geven van het type en aantal spanningsdips in de middenspanningsnetten. De contactgroep stelt voor om uiterlijk 1 januari 2018 met een normvoorstel te komen en hiermee op te lijnen met het normvoorstel voor spanningsdips in de hoogspanningsnetten.

Laborelec en SEO doen in hun rapport [Laborelec/SEO] een voorstel voor een format voor normering op het gebied van spanningsdips in de middenspanningsnetten. Er wordt onder andere voor gepleit om het normvoorstel te koppelen aan de maximale hoeveelheid spanningsdips per jaar. Deze wijze sluit aan bij het codewijzigingsvoorstel dat de netbeheerders eerder hebben gedaan voor

dipnormering in de hoogspanningsnetten [Consultatiedocument]. De netbeheerders bereiden een codewijzigingsvoorstel voor dat hier waar van toepassing bij aansluit. Na goedkeuring door belanghebbenden dient het normvoorstel als basis voor een wijzigingsvoorstel van de Netcode Elektriciteit [Netcode].

Samengevat wordt het uiteindelijke wijzigingsvoorstel mede gebaseerd op de volgende informatiebronnen:

• Aanbevelingen van Laborelec en SEO [Laborelec/SEO];

• Het lopende codewijzigingsvoorstel m.b.t. dipnormering in de hoogspanningsnetten [Consulta-tiedocument, Netcode];

• Internationale ontwikkelingen op gebied van normalisatie (o.a. CEN-CENELEC, IEC en Cigré); • Resultaten (promotie)onderzoeken Technische Universiteiten, waaronder TU/e;

• Praktijkvoorbeelden over de gevolgen van spanningsdips (inclusief inzicht in kosten) die mede door belangenbehartigers zoals VEMW worden aangereikt.

Voor het opstellen van het normvoorstel is een budget van € 15.000 benodigd. Daarnaast wordt een bedrag van € 10.000 per jaar begroot voor het uitvoeren van de tussentijdse dipanalyses en

onderzoek naar verantwoordelijkheden.

Een overzicht van de voornaamste kenmerken die bij deze maatregel horen, is gegeven in tabel 2-3.

Tabel 2-3: Voornaamste kenmerken opstellen normvoorstel spanningsdips

Aspect Toelichting

Eindresultaat Normvoorstel voor spanningsdips in de middenspanningsnetten, gebaseerd op representatieve metingen en onderzoek in samenwerking met belanghebbenden. Na goedkeuring door belanghebbenden dient het

(15)

3.

Uitvoeren LS en MS weekmetingen

Om de spanningskwaliteit in de laag- en middenspanningsnetten vast te stellen worden jaarlijks weekmetingen op steekproefsgewijs aselect gekozen locaties uitgevoerd. Met ingang van 2014 wordt de huidige wijze van uitvoering gewijzigd op de volgende onderdelen:

• De omvang van de meetpopulatie wordt vergroot van 60 naar 250 weekmetingen per netvlak; • De seizoensinvloeden op de metingen worden nog meer beperkt door de metingen nog beter

over het jaar te verdelen;

• Bij het rapporteren over de meetresultaten wordt naast het landelijke gemiddelde, ook onderscheid gemaakt naar subpopulaties.

In de navolgende paragrafen is uitgewerkt op welke wijze de netbeheerders invulling geven aan deze aanpassingen en wat daarvan de voordelen zijn in termen van transparantie en betrouwbaarheid van de resultaten.

3.1. Vergroten LS en MS steekproef

Sinds 1998 registreren de regionale netbeheerders binnen het PQM-project de spanningskwaliteit bij 60 aangeslotene in zowel het LS- als MS-netvlak. Waar gemeten wordt bepalen de netbeheerders niet zelf, maar wordt vastgesteld door een onafhankelijke partij. Deze partij verzorgt hiertoe een

steekproeftrekking die representatief en aselect wordt uitgevoerd. Dit laatste betekent vrij vertaald dat de trekking niet-selectief wordt uitgevoerd en iedere meetlocatie eenzelfde kans heeft om getrokken te worden.

Met de meetresultaten uit het PQM-project worden jaarlijks in het landelijke rapport

“Spanningskwaliteit in Nederland” uitspraken gedaan die van toepassing zijn op alle aansluitpunten die samen de hele populatie vormen. De uitspraken gelden voor de aangeslotenen binnen een netvlak en kunnen niet worden gebruikt voor statistisch onderbouwde conclusies over de spanningskwaliteit in deelnetten of op individuele aansluitingen. Voor bepaling van de uitspraak wordt een interval

gegenereerd bij een zogenaamde binomiale verdeling, inclusief continuïteitscorrectie. Het interval heeft betrekking op het percentage locaties dat voldoet aan de gestelde kwaliteitscriteria.

Conform het verzoek van de ACM wordt de steekproefomvang met ingang van 2014 vergroot naar 250 stuks per netvlak. Door de vergroting van de steekproef stijgt de nauwkeurigheid van de (statistische) uitspraken. Hoe groter de steekproef, hoe smaller de bandbreedte van de uitspraak en dus nauwkeurigheid ervan. Uitgaande van een betrouwbaarheidsinterval van 95% levert vergroting van de steekproef naar 250 weekmetingen een bandbreedte op van 9,2%. Bij een steekproef van 60 metingen bedraagt de bandbreedte 19,6%. De verbetering door het vergroten van de steekproef van 60 naar 250 weekmetingen betreft dus 10,4%.

(16)

Met de nieuwe steekproefomvang wordt ruimschoots voldaan aan het advies uit het rapport

“Guidelines of Good Practice on the Implementation and Use of Voltage Quality Monitoring Systems for Regulatory Purposes” van CEER/ECRB [CEER]. In dit rapport wordt voorgeschreven dat bij tenminste 200 locaties gemeten moet worden, uitgaande van een uitspraak met een betrouwbaarheid van 95%.

De metingen worden uitgevoerd met het meetinstrument Fluke 435 Series I of Series II op 3-fasen aansluitpunten van aangeslotenen. Beide Fluke-instrumenten betreffen een klasse A meetinstrument conform de norm [61000-4-30]. Een klasse A instrument wordt gebruikt voor het uitvoeren van metingen waarbij slechts een kleine onzekerheid gewenst is. Om de extra weekmetingen te kunnen uitvoeren, schaffen de netbeheerders extra meetapparatuur aan. Dit is noodzakelijk, omdat zij anders over te weinig meetinstrumenten beschikken om de extra weekmetingen in de juiste maand uit te kunnen voeren. Vanuit een rondgang bij de netbeheerders blijkt het noodzakelijk om 22 extra meetinstrumenten aan te schaffen. De prijs van de meters betreft € 5.000 per stuk, daarnaast wordt 10% aan jaarlijkse kosten voor beheer, onderhoud en kalibratie berekend. In lijn met [Laborelec/SEO] wordt als uitgangspunt genomen dat de levensduur van de meters 10 jaar bedraagt.

Met uitvoering van de weekmetingen is tijd en daarmee geld gemoeid. Gemiddeld genomen betreft dit 7 uur per weekmeting. Vertaald naar kosten per meting komt dit neer op € 575.

Een overzicht van de voornaamste kenmerken die bij deze maatregel horen, is gegeven in tabel 3-1. Deze tabel bevat een tweetal grote kostenposten. Deze posten zijn nader opgesplitst en toegelicht in bijlage 3.

Tabel 3-1: Voornaamste kenmerken maatregel ‘Vergroten LS en MS steekproef’

Aspect Toelichting

Eindresultaat Vergroting van de steekproefomvang van 60 naar 250 meetlocaties per netvlak. Uitgaande van een betrouwbaarheidsinterval van 95% krimpt hierdoor de bandbreedte van de statistische uitspraak over de spanningskwaliteit van 19,6% naar 9,2%

Start- en/of einddatum Start per 1 januari 2014 en geldt vervolgens jaarlijks Eenmalige kosten € 110.000 voor de aanschaf van meetinstrumenten

Jaarlijkse kosten € 312.500 voor o.a. de uitvoering en analyse van metingen en het onderhoud van de meetinstrumenten

(17)

3.2. Beperken seizoensinvloeden

Om eventuele seizoensinvloeden in de meetresultaten te beperken, is het van belang dat metingen verspreid over het jaar plaatsvinden. Om dit te waarborgen zijn alle metingen verdeeld over maanden waarin de metingen gestart dient te worden. In de afgelopen jaren kwam het bij circa 10% van de uitgevoerde metingen voor dat dit niet het geval was en bijvoorbeeld een maand te laat gemeten werd. Dit kwam bijvoorbeeld door andere spoedwerkzaamheden of ziekte. De netbeheerders streven ernaar dit percentage terug te dringen naar maximaal 5% en ondernemen hiertoe de volgende stappen:

• Vervroegen steekproeftrekking en opstellen planning:

De jaarlijkse steekproeftrekking wordt niet langer begin december, maar reeds in oktober aan de netbeheerders verstrekt. Hierdoor hebben de meetspecialisten meer tijd om de metingen in te plannen en waar nodig aanvullende maatregelen te nemen zoals het inschakelen van een extra meetspecialist.

• Onderschrijven belang tijdig starten metingen:

Tijdens de opdrachtverstrekking van de contactpersonen aan de meetspecialisten, wordt het belang van het binnen de juiste maand starten van de metingen benadrukt.

De kosten die met uitvoering van deze maatregel gemoeid zijn, zijn beperkt tot afgerond € 8.000 per jaar. Uitgangspunt bij dit bedrag is dat de drie grootste netbeheerders circa 12 uur bezig zijn het opstellen van de planning en herschrijven van de opdrachtverstrekking. De overige netbeheerders zijn met deze activiteiten circa 8 uur bezig. Er wordt uitgegaan van een uurtarief van € 100 (tarief asset manager).

Een overzicht van de voornaamste kenmerken die bij deze maatregel horen, is gegeven in tabel 3-2.

Tabel 3-2: Voornaamste kenmerken maatregel ‘Beperken seizoensinvloeden’

Aspect Toelichting

Eindresultaat Voorkoming van eventuele seizoensinvloeden op de resultaten van de LS- en MS-metingen door het goed gespreid over het jaar uitvoeren van de metingen

Start- en einddatum Start per 1 januari 2014 en geldt vervolgens jaarlijks Eenmalige kosten Marginaal

(18)

3.3. Indelen metingen in subpopulaties

De 250 weekmetingen per netvlak die vanuit de steekproef worden getrokken, worden

gecategoriseerd in gradaties voor de mate van verstedelijking. In Nederland wordt voor bepaling van de mate van stedelijkheid gebruik gemaakt van de omgevingsadressendichtheid (OAD). De OAD van een adres is het aantal adressen binnen een cirkel van één km rond dat adres. De niet stedelijke adressen worden doorgaans als platteland beschouwd. Het CBS hanteert vijf subpopulaties en de netbeheerders nemen deze ongewijzigd over. De subpopulaties zijn:

• zeer sterk stedelijk: 2500 of meer adressen per km2

• sterk stedelijk: 1500 tot 2500 adressen per km2

• matig stedelijk: 1000 tot 1500 adressen per km2

• weinig stedelijk: 500 tot 1000 adressen per km2

• niet stedelijk: minder dan 500 adressen per km2

Een overzicht van de voornaamste kenmerken die bij deze maatregel horen, is gegeven in tabel 3-3.

Tabel 3-3: Voornaamste kenmerken maatregelen ‘Indelen metingen in subpopulaties’

Aspect Toelichting

Eindresultaat Indeling van de metingen over verschillende gebieden van verstedelijking. Start- en/of einddatum Start per 1 januari 2014

Eenmalige kosten Marginaal Jaarlijkse kosten Marginaal

(19)

4. Moderniseren

normwaarden individuele harmonischen

Sinds 2008 wordt geconstateerd dat bij circa 10% van de steekproefmetingen in het laagspanningsnet de norm voor de 15e harmonische wordt overschreden. Meer sporadisch geldt dit ook voor de 21e

harmonische. Zoals ook beschreven in het rapport “Spanningskwaliteit in Nederland, resultaten 2012” [Movares/NB NL] heeft de contactgroep spanningskwaliteit afgelopen jaren diverse onderzoeken naar de oorzaak van dit verschijnsel uitgevoerd. Zo is onderzocht of de overschrijdingen zijn toe te

schrijven aan een bepaalde regio. Dit blijkt niet het geval te zijn. De overschrijdingen hebben verspreid over heel Nederland plaatsgevonden, zowel in stedelijke gebieden als op het platteland. Ook is onderzocht of de overschrijding correleren met een bepaalde tijd of seizoen. Dit blijkt ook niet zo te zijn. De overschrijdingen vinden zowel in de zomer als winter plaats en zowel overdag als ’s nachts. Zover bekend is bij geen van de adressen waar de overschrijdingen zijn waargenomen sprake van het niet functioneren van of schade aan aangesloten apparatuur.

Uit een trendanalyse van de 15e harmonische blijkt dat er tussen 2007 en 2008 een sprong heeft plaatsgevonden in de meetwaarden. De reden van deze sprong betreft de overstap naar een nieuw meetinstrument, dat voldoet aan de hoogste eisen (klasse A) van de dan nieuwe norm [61000-4-30]. Voor 2008 werd gebruik gemaakt van de Memobox, daarna van de Fluke 435. De wijze waarop individuele harmonischen dienen te worden geëvalueerd, is vanaf deze norm afwijkend ten opzichte van voorgaande edities van de norm. Op basis van het onderzoek is het aannemelijk dat de

trendbreuk is ontstaan door de overstap naar een nieuw meetinstrument per 1 januari 2008. De Fluke 435 blijkt vanwege verschillende hardware- en softwarematige verschillen aantoonbaar beter in staat om een representatief beeld te geven van de golfvorm van het net.

Het PvA voor dit onderdeel bestaat uit het onderzoeken of andere grenswaarden kunnen worden gesteld. Hiertoe inventariseert iedere netbeheerder intern in hoeverre er afgelopen jaren

spanningsklachten buiten het PQM-project zijn ontvangen over de 15e of 21e harmonische. Daarnaast

wordt door navraag bij tenminste de ACM en CENELEC TC-8X geïnventariseerd in hoeverre dit onderwerp binnen andere Europese landen actueel is en of daar praktijkproblemen bekend zijn. Indien op basis van inventarisatie blijkt dat de Europese norm onnodig streng is, wordt een voorstel voor herziening van tabel 1 van [50160] ingediend. Binnen Nederland kan vooruitlopend op

revisiewerk van de Europese norm de Nederlandse publicatie van deze norm [50160] worden vergezeld van een amendement met een gemoderniseerde tabel 1 (via NEC 8, de normcommissie Systeemaspecten van de elektriciteitsvoorziening). Dit amendement kan worden geëffectueerd door middel van een wijziging van de Netcode Elektriciteit (via Netbeheer Nederland en ACM).

Om de toegestane niveaus op een aansluiting binnen het laagspanningsnet te moderniseren, moeten de nieuwe grenzen worden afgestemd met de fabrikanten van apparaten die worden aangesloten op dit net. Op nationaal niveau moet overeenstemming hierover worden bereikt via de NEC-EMC. Internationaal dient dit binnen IEC SC77A belegd te worden, dit ten einde de relevante immuniteitsnormen voor apparatuur aangesloten op laagspanning in lijn te houden met nieuwe grenswaarden in tabel 1 van de [50160].

(20)

De uren die benodigd zijn om de beschreven activiteiten uit te voeren, vallen onder het reguliere normcommissiewerk van de netbeheerders en worden daarom in dit PvA niet als kosten gerelateerd aan het PQM-project meegenomen.

Een overzicht van de voornaamste kenmerken die bij deze maatregel horen, is gegeven in tabel 4-1.

Tabel 4-1: Voornaamste kenmerken maatregel ‘Onderzoeken normaanpassing harmonischen’

Aspect Toelichting

Eindresultaat Internationaal breed gedragen normwaarden voor individuele harmonischen, inclusief de 15e en 21e harmonischen

Start- en/of einddatum Reeds gestart, gereed op 31 december 2016 Eenmalige kosten Marginaal

(21)
(22)

5. Aanpassen

PQM-rapportage

Het PQM-project geeft op basis van metingen inzicht in de spanningskwaliteit in Nederland. Er wordt onderscheid gemaakt tussen vier netvlakken: laagspanning (LS), middenspanning (MS),

hoogspanning (HS) en extra hoogspanning (EHS). Voor elk van deze netvlakken is binnen de [Netcode] bepaald dat de spanningskwaliteit moet voldoen aan een aantal kwaliteitscriteria. Deze criteria zijn een verscherpte versie van de kwaliteitseisen uit de norm [50160].

Jaarlijks wordt over de landelijke spanningskwaliteit gerapporteerd in het rapport “Spanningskwaliteit in Nederland”. Dit rapport is de rapportage als bedoeld in artikel 6.1.4 van de [Netcode] en wordt opgesteld door een onafhankelijk advies- en ingenieursbureau. De basis van het rapport betreft een analyse van diverse power quality metingen die per netvlak worden uitgevoerd op aselect getrokken meetlocaties.

Met ingang van 2014 zorgen de netbeheerders er voor dat de volgende wijzigingen in het rapport worden doorgevoerd:

• Toevoegen minima en maxima

De 2,5% laagste waarden (minima) plus de 2,5% van de hoogste waarden (maxima) - tezamen 5% van de waarden - worden vanaf het meetjaar 2013 toegevoegd aan de trendanalyses (boxplots) in het rapport. De netbeheerders stellen voor om in de

presentatiewijze aan te sluiten bij wat binnen de statistiek gangbaar is. Op deze wijze wordt inzicht gegeven in alle meetwaarden, inclusief de zogenaamde uitschieters en extremen. Zie ter illustratie bijlage 4.

• Toevoegen historische meetresultaten

In het rapport worden bij alle netvlakken de historische meetresultaten van de power quality metingen toegevoegd. Met meetresultaten wordt gedoeld op het aantal metingen, het aantal overschrijdingen en de meest relevante trendanalyses. De netbeheerders zullen waar mogelijk voor alle netvlakken historische resultaten toevoegen met een zichtperiode van 10 jaar. Voor de LS- en MS-netvlakken gebeurt dit reeds in het rapport.

• Eenduidige rapportage per netvlak

In het jaarlijkse rapport worden de meetresultaten per netvlak op een eenduidige manier gepresenteerd. Er worden vier netvlakken onderscheiden:

o Laagspanning (LS): nominale spanning ≤ 1 kV;

o Middenspanning (MS): nominale spanning > 1 kV en < 35 kV; o Hoogspanning (HS): nominale spanning ≥ 35 kV en ≤ 150 kV;

(23)

Om bovenstaande aanpassingen door te voeren dient eenmalig € 15.000 te worden geïnvesteerd. Dit bedrag wordt hoofdzakelijk ingezet voor het aanpassen en testen van de tools die worden gebruikt om de meetresultaten te analyseren, het inzetten van statistische software voor het samenstellen van de trendanalyses (boxplots) en het doorvoeren van de wijzigingen en uitbreidingen in het rapport. Een overzicht van de voornaamste kenmerken die bij deze maatregel horen, is gegeven in tabel 5-1.

Tabel 5-1: Voornaamste kenmerken maatregel ‘Aanpassen PQM-rapportage’

Aspect Toelichting

Eindresultaat Gedetailleerder overzicht van de meetresultaten, meerjarige trendanalyses voorzien van boxplots en rapportage over subpopulaties

Start- en/of einddatum Wordt gerealiseerd in het PQM-rapport van mei 2014 en geldt vervolgens jaarlijks

Eenmalige kosten € 15.000 Jaarlijkse kosten Marginaal

(24)

6. Ontwikkelen

openbare rapportage tool

De netbeheerders realiseren de openbare rapportage tool via een webpagina. Deze pagina wordt geïntegreerd in de website van branchevereniging Netbeheer Nederland en maakt individuele resultaten van metingen (voor een breder publiek toegankelijk. De meetresultaten zullen anoniem worden gepresenteerd. Hiermee wordt bedoeld dat er per meting vier cijfers van de postcode worden getoond, maar geen exact adres en/of de naam van de aangeslotene.

De webpagina bevat een kaart van Nederland, waarop de gemeten locaties zijn gemarkeerd. Op de kaart wordt door middel van verschillende layers onderscheid gemaakt tussen de netvlakken laag-, midden- en hoogspanning. Bezoekers kunnen deze layers aan of uit ‘vinken’. Via een zoekveld kunnen bezoekers een viercijferige postcode invoeren en hiermee inzoomen op de metingen die binnen het opgegeven postcodegebied zijn uitgevoerd. Door op een gemarkeerde locatie te klikken, worden via een pop-up de voornaamste meetgegevens gepresenteerd (locatie, stedelijkheid, spanningsniveau, meetperiode, overschrijdingen). Onderaan de pop-up is via een link een meer gedetailleerd meetblad beschikbaar, dat ook de meetresultaten per spanningsverschijnsel toont. De netbeheerders zorgen ervoor dat de eindversie van de webpagina uiterlijk in mei 2014 gereed is. Bij lancering van deze webpagina zullen alle meetresultaten over 2013 beschikbaar worden gesteld. Dit betreft circa 120 metingen in laag- en middenspanning en circa 40 metingen in (extra)hoogspanning. Na lancering van de webpagina zijn er verschillende frequenties mogelijk om de gegevens aan te vullen. De netbeheerders onderscheiden de volgende alternatieven:

• Eens per jaar: Deze frequentie komt overeen met de publicatie van het jaarlijkse PQM-rapport. Het voordeel van dit alternatief is dat het ondersteunende advies- en

ingenieursbureau en de webprogrammeur maar 1x per jaar aanpassingen hoeven door te voeren. Het nadeel van deze optie is dat de nieuwe, individuele resultaten soms pas na een jaar voor aangeslotenen toegankelijk zijn. De kosten beperken zich tot € 3.000 per jaar. • Eens per kwartaal: Geïnteresseerden kunnen tenminste 4x per jaar een update van de

laatste meetgegevens raadplegen. Deze frequentie komt overeen met de interne rapportages die ondersteunende advies- en ingenieursbureau momenteel opstelt en aan de netbeheerders verspreid. Daarnaast sluit deze frequentie aan bij de in het lopende codewijzigingsvoorstel opgenomen evaluatieperiode. Het nadeel van de maatregel is dat aangeslotenen mogelijk een hogere verversingsfrequentie wensen. De kosten bedragen naar schatting € 2.000 per update, oftewel € 8.000 per jaar.

(25)

Op basis van een offerteaanvraag bij een webontwikkelaar blijken de kosten voor het ontwerpen en bouwen van de webpagina € 15.000 te bedragen. Voor het testen en promoten van de webpagina wordt € 5.000 geraamd.

Tabel 6-1: Samenvatting voor- en nadelen per alternatief

Verversings-frequentie

Voordelen Nadelen

Eens per jaar • Frequentie komt overeen met jaarlijkse PQM-rapport

• Kosten zijn zeer laag: € 3.000 per jaar

• Duurt relatief lang voordat bezoekers nieuwe informatie zien

Eens per kwartaal • Frequentie komt overeen met interne rapportages van ondersteunende partij • Frequentie komt overeen met

evaluatie periode lopend codewijzigingsvoorstel

• Kosten zijn laag: € 8.000 per jaar

• Bezoekers wensen mogelijk hogere verversingsfrequentie

Eens per maand • Maximale transparantie richting aangeslotenen

• Extra werkdruk

• Bestaande processen en afspraken moeten worden gewijzigd

• Kosten zijn hoog: € 18.000 per jaar

Een overzicht van de voornaamste kenmerken die bij deze maatregel horen, is gegeven in tabel 6-2.

Tabel 6-2: Voornaamste kenmerken maatregel ‘Ontwikkelen openbare rapportagetool’

Aspect Toelichting

Eindresultaat Individuele meetresultaten voor breder publiek toegankelijk Start- en/of einddatum De rapportagetool is gereed in mei 2014 en daarna bijgehouden Eenmalige kosten € 20.000 voor ontwerpen, bouwen, testen en promoten webpagina Jaarlijkse kosten € 8.000 voor het updaten per kwartaal, inclusief beheer en onderhoud

(26)

7. Vergroten

toegankelijkheid

individuele meetresultaten

De netbeheerders zijn van mening dat de resultaten van power quality metingen bij een aangeslotene beschikbaar moeten zijn voor aangeslotenen die hier behoefte aan hebben. Om dit te benadrukken wordt met ingang van 2014 aan alle aangeslotenen waar een laag- of middenspanningsmeting wordt uitgevoerd, gevraagd of zij de meetresultaten wensen te ontvangen. Deze vraag wordt in de

toelichtingbrief gesteld. Indien een aangeslotene de vraag positief beantwoordt, zorgt de betreffende netbeheerder ervoor dat de resultaten per e-mail worden verstrekt, zodra deze beschikbaar zijn. In de (extra) hoogspanningsnetten wordt gebruik gemaakt van continue metingen die al geplaatst zijn. Opgemerkt wordt dat TenneT de meetresultaten hiervan al aan een aantal aangeslotenen verstrekt. Uiterlijk in kwartaal 1 2014 laat TenneT de aangeslotenen waarbij dit nog niet het geval is (opnieuw) per brief weten dat de meetresultaten op aanvraag beschikbaar zijn. De brief is voorzien van een contactpersoon bij TenneT, inclusief zijn of haar contactgegevens.

Ingeschat wordt dat de netbeheerders gemiddeld € 400 aan kosten maken voor het afhandelen van een dergelijk individueel verzoek. Deze kosten worden niet aan de individuele aangeslotene doorbelast.

Een overzicht van de voornaamste kenmerken die bij deze maatregel horen, is gegeven in tabel 7-1.

Tabel 7-1: Voornaamste kenmerken maatregel ‘Vergroten toegankelijkheid individuele meetresultaten’

Aspect Toelichting

Eindresultaat Aangeslotenen worden proactief geïnformeerd over de mogelijkheid om de beschikking te krijgen over de meetresultaten. Daar waar gewenst, worden deze kosteloos door de individuele netbeheerders verstrekt

Start- en/of einddatum Vanaf 2014 worden aangeslotenen per brief geïnformeerd Eenmalige kosten Marginaal

Jaarlijkse kosten € 400 per verzoek. Deze kosten worden niet doorbelast aan de individuele aangeslotene(n)

(27)

8. Oprichten

uniforme

registratie van spanningsklachten

Klachten van aangeslotenen ten aanzien van spanningskwaliteit zullen de netbeheerders op uniforme wijze registreren. De netbeheerders hebben twee alternatieven geïdentificeerd om dit te bereiken:

I. Ontwikkeling van een nieuw registratiesysteem; II. Aanpassing van de huidige registratiesystemen.

Uit een informatieverzoek blijkt dat bij alle netbeheerders reeds registratie van spanningsklachten plaatsvindt. Het detailniveau waarop dit gebeurt, evenals de toegepaste softwaresystemen en IT-platforms verschillen sterk. De netbeheerders geven unaniem aan dat het inpassen van een nieuw registratiesysteem kostbaar en tijdrovend is vanwege de betrokkenheid van meerdere

functionarissen/afdelingen, raakvlakken met vastgelegde asset management processen en beveiligingsaspecten.

Om kosten te beperken en de realisatie op relatief korte termijn mogelijk te maken, gaat de voorkeur van de netbeheerders uit voor alternatief II. Binnen deze optie is geen overdracht van hardware, gezamenlijk beheer en beveiliging vereist. Verder blijft de verantwoording van een juiste implementatie en registratie bij iedere individuele netbeheerder liggen. Om zeker te stellen dat de

registratiesystemen op uniforme wijze plaatsvinden, is afgesproken welke aspecten minimaal moeten worden vastgelegd. Hierbij moet gedacht worden aan aspecten als de locatie, oorzaak en

meetresultaten (zie bijlage 5 voor de complete lijst). Door deze afspraak is gewaarborgd dat alle netbeheerders tenminste dit minimum aan overeenkomstige gegevens registreren.

In tabel 8-1 zijn de twee alternatieven tegenover elkaar afgezet. Hierbij is een vergelijking gemaakt met de doorontwikkeling van de Nestor-software die voor 2014 is gepland. Volgens de contactgroep gaat dit vergelijk goed op: enerzijds begint de ontwikkeling van de Nestorsoftware niet op ‘nul’, maar anderzijds is de ontwikkeling van een registratiesysteem voor spanningsklachten minder omvangrijk. Op basis van kosten die bij Netbeheer Nederland zijn opgevraagd, blijkt het schrijven van nieuwe specificaties van Nestor € 20.000 te bedragen. Voor de ontwikkeling van de nieuwe versie van Nestor is voor 2014 € 85.000 begroot. Voor ontwikkeling van het nieuwe, maar eenvoudigere

registratiesysteem voor spanningsklachten worden deze kosten overgenomen. Met de implementatie van het nieuwe systeem zijn per netbeheerder hoge kosten gemoeid. Ingeschat wordt dat deze kosten voor TenneT en de drie grootste regionale netbeheerders € 64.000 bedragen en voor de overige netbeheerders € 33.000. In totaal is er met de implementatie € 420.000 gemoeid. Deze kostenposten zijn afgeronde inschattingen en nader toelicht in bijlage 3.

Voor aanpassing van de huidige systemen zijn de kosten marginaal. De werkzaamheden betreffen het onderhouden en actualiseren van bestaande systemen en vallen hiermee onder de reguliere

(28)

Tabel 8-1: Samenvatting voor- en nadelen per alternatief

Alternatieven Voordelen Nadelen

I: ontwikkeling van nieuw registratiesysteem

• Eenduidig systeem

• Output gegarandeerd goed te in- en exporteren

• Systeem moet nog worden ontwikkeld

• Systeem moet voldoen aan alle eisen van individuele IT-afdelingen

• Realisatietijd is lang: 2 jaar • Kosten specificatie plus

ontwikkeling: € 100.000 • Kosten implementatie:

€ 420.000 II: aanpassing van huidige

registratiesystemen.

• Eenvoudig te implementeren • Realisatietijd is kort: 1 jaar • Geen strijdigheden t.a.v. eisen

van individuele netbeheerders • Past goed binnen de bestaande

processen en architectuur van netbeheerders

• Kosten: marginaal

• Er wordt geen gebruik gemaakt van een uniform softwarepakket.

Een overzicht van de voornaamste kenmerken die bij deze maatregel horen, is gegeven in tabel 8-2.

Tabel 8-2: Voornaamste kenmerken maatregel ‘Oprichten uniforme registratie van klachten’

Aspect Toelichting

Eindresultaat Elke netbeheerder registreert klachten op uniforme wijze door aanpassing van de huidige systemen

Start- en/of einddatum Start implementatie: kwartaal 1 2014 Gereed: kwartaal 1 2015

Eenmalige kosten Marginaal Jaarlijkse kosten Marginaal

(29)

Referenties

[50160] NEN-EN 50160 (en) Spanningskarakteristieken in openbare

Elektriciteitsnetten, Voltage characteristics of electricity supplied by public electricity networks, augustus 2010.

[61000-4-11] IEC 61000-4-11, Electromagnetic compatibility (EMC) – Part 4-11: Testing and measurement techniques –Voltage dips, short interruptions and voltage variations immunity tests, Edition 2.0 , maart 2004

[61000-4-30] IEC 61000-4-30, Electromagnetic compatibility (EMC) – Part 4-30: Testing and measurement techniques – Power quality measurement methods, Edition 2.0, oktober 2008

[CEER] CEER, Guidelines of Good Practice on the Implementation and Use of Voltage Quality Monitoring Systems for Regulatory Purposes, kenmerk C12-EQS-51-03, 3 december 2012.

[CEER 2] CEER, 5th CEER benchmarking report on the quality of Electricity supply, april 2012.

[Laborelec/SEO] Laborelec en SEO, Eindrapport Advies over spanningskwaliteit in

elektriciteitsnetten, kenmerk: LBE02710239 , versie 3.0, 9 november 2012.

[Movares/NB NL] Movares en Netbeheer Nederland, Spanningskwaliteit in Nederland,

resultaten 2012, kenmerk RM-ME-130208-01 versie 1.0, 26 april 2013.

[Netcode] NMa, Netcode Elektriciteit, per 1 augustus 2013

[Consultatiedocument] NMa Energiekamer, Codewijzigingsvoorstel Criteria voor Spanningsdips in Hoogspanningsnetten, 9 maart 2012

(30)

BIJLAGEN

Bijlage 1: Aantonen voldoen aan opdracht ACM Bijlage 2: Longlist HS/MS-stations en secties Bijlage 3: Nadere onderbouwing grote kostenposten − Paragraaf 2.1: Meten van spanningsdips

− Paragraaf 3.1: Vergroten LS en MS steekproef

− Hoofdstuk 8: Oprichten uniforme registratie van spanningsklachten

Bijlage 4: Voorbeeld nieuwe boxplot (illustratief) Bijlage 5: Te registreren aspecten spanningsklachten

(31)

Bijlage 1: Aantonen voldoen aan opdracht ACM

De ACM heeft de netbeheerders verzocht maatregelen te nemen om de transparantie ten aanzien van de feitelijke spanningskwaliteit. De opdracht aan de netbeheerders en de reactie van ACM op het initiële PvA is in een drietal brieven aan de netbeheerders gecommuniceerd. Daarnaast heeft op 16 oktober 2013 een bijkomst met ACM plaatsgevonden, waarin de reactie van ACM op het initiële PvA is besproken.

In onderstaande tabel is opdracht van ACM weergegeven. De kolom ‘Opdracht ACM’ is opgesteld op basis van de volgende documenten:

[1]. Brief van ACM met onderwerp: Opdracht aan netbeheerders ter vervolg van onderzoek "Spanningskwaliteit in elektriciteitsnetten", 104376/1.E1492, 8 februari 2013

[2]. Brief van ACM: Reactie op verzoek om uitstel voor oplevering plan van aanpak, 104376/8.B1492, 18 april 2013.

[3]. Brief van ACM: Reactie op uw plan van aanpak, 104376/10.B1492, 16 september 2013 [4]. Notulen: Tussentijdsoverleg herzien PvA monitoring spanningskwaliteit, RM131183-1610,

16 oktober 2013

Als leidraad voor onderstaande tabel is de initiële opdracht van ACM [1] aangehouden. Daar waar bovengenoemde documenten onderling strijdigheden bevatten, prevaleert het document met de recentste datum. In de tabel is tevens (middels een verwijzing) aangegeven op welke wijze de netbeheerders invulling hebben gegeven aan de opdracht.

(32)

Tabel: Overzicht opdracht ACM en de invulling van de netbeheerders

Opdracht ACM Paragraaf of

hoofdstuk, eventueel met toelichting

Maatregel 1:

- Netbeheerders dienen een codewijzigingsvoorstel voor een norm voor

spanningsdips in MS-netten in de Netcode Elektriciteit te ontwikkelen en bij de ACM in te dienen. Hiertoe dienen de netbeheerders eerst metingen van spanningsdips in MS-netten uit te voeren. De duur van de metingen zal door de netbeheerders in het plan van aanpak vastgesteld worden. Volledigheidshalve merkt de ACM op dat bij de bepaling van de duur van de metingen rekening gehouden dient te worden met het aantal meetpunten in relatie tot een statistische onderbouwing van de betrouwbare meetduur [1].

- Tijdens het overleg hebben de netbeheerders voorgesteld om gedurende een periode van 5 jaar het aantal spanningsdips in MS-netten te meten voordat een norm voor spanningsdips in MS-netten opgesteld kan worden. De netbeheerders hebben aangegeven dat voor de norm voor spanningsdips in hoogspanningsnetten (HS-netten) ook een meetperiode van 5 jaar is aangehouden ten behoeve van de ontwikkeling van een norm. ACM is echter van mening dat een meetperiode van bijvoorbeeld 3 jaar mogelijk ook voldoende data kan opleveren voor de ontwikkeling van een norm voor spanningsdips in MS-netten, aangezien de populatie van meetpunten aanzienlijk groter (circa een factor 15 tot 40) is in MS-netten dan in HS-netten [2].

Paragraaf 2.2

Maatregel 2:

De oorzaak van de 15e en 21e harmonici dient inzichtelijk te worden gemaakt. Daarna, afhankelijk van de resultaten van het onderzoek, kan overwogen worden om de norm in de Netcode aan te passen. Tijdens de bijeenkomst van 9 januari 2013 heeft de ACM vernomen dat netbeheerders over één of meerdere rapporten over het genoemde verschijnsel beschikken. Gelieve de relevante rapporten bij het plan van aanpak te voegen [1].

Hoofdstuk 4.

Relevante rapporten zijn bij oplevering van het eerste PvA aan ACM verstrekt.

Maatregel 3a. Zie PvA TenneT

Maatregel 3b:

- Alle (E) HS/MS-stations te voorzien van vaste meetapparatuur voor het meten van spanningsdips (hier gaat het om circa 315 stations). De meetapparatuur dient aan de

(33)

worden, inclusief een analyse van de voor- en nadelen per optie [1]. - ACM verwacht dat de netbeheerders een analyse opstellen over het aantal benodigde meetinrichtingen en/of meetlocaties ten behoeve van het verkrijgen van een statistisch relevant en betrouwbaar beeld van het aantal opgetreden

spanningsdips in MS-netten. Het doel van deze analyse is om te komen tot een maatschappelijk verantwoorde keuze over het benodigde aantal meetinrichtingen. Netbeheerders noemden in het overleg van dinsdag 19 maart jl. schattingen van het aantal meetinrichtingen van circa 300 (uitgaande van één meetinrichting per (E)HS/MS-station) tot maximaal circa 1200 (uitgaande van één meetinrichting per rail van elke (E)HS/MS-transformator). In het plan van aanpak dienen de netbeheerders voor dit onderdeel in ieder geval enkele alternatieve oplossingen op te nemen met een voorkeursoptie van de netbeheerders [2].

- ACM constateert dat de netbeheerders in hun aanvullende memo een tweede optie voor de implementatie van deze maatregel hebben voorgesteld: alle (E) HS/MS-stations voorzien van vaste meetapparatuur voor het meten van spanningsdips. Ook hebben de netbeheerders hun voorkeur uitgesproken voor de optie die in het plan van aanpak reeds was uitgewerkt. Op basis van het plan van aanpak en het aanvullende is het ACM echter nog onduidelijk welke voor- en nadelen bij de twee opties zitten en dus welke optie het beste leidt tot een representatief beeld over de spanningsdip in MS-netten in Nederland. Het verkrijgen van een representatief beeld over spanningsdips in MS-netten is immers het doel van deze maatregel. Derhalve vraagt ACM de regionale netbeheerders om verschillende opties uit te werken, inclusief een analyse van de voor- en nadelen zoals behandeld in punt 1 van Bijlage 1 [3].

- ACM geeft aan graag vier opties terug te zien m.b.t. de registratie van

spanningsdips op de secties van de (E)HS/MS-stations, namelijk:1) Monitoren op alle secties; 2) Monitoren op secties waar nu meetinstrumenten hangen; 3) Monitoren op steekproefsgewijs aselect getrokken secties; 4) Combinatie van 2+3: betreft een beperkte aselecte steekproef aangevuld met andere reeds bestaande metingen [4].

(34)

Maatregel 3c:

- Het vergroten van de steekproef van 60 naar 250 weekmetingen per jaar in de MS- en LS-netten [1].

- Tijdens het overleg van dinsdag 19 maart jl. stelden de netbeheerders voor om de grootte van de steekproef in MS- en LS-netten binnen het PQM project de komende jaren gefaseerd te vergroten van 60 weekmetingen tot 250 weekmetingen. ACM is geen voorstander van een gefaseerde vergroting van de steekproef in MS- en LS-netten. Ten eerste refereert ACM hiervoor naar de uitkomsten van het onderzoek door SEO en Laborelec, waarin wordt vastgesteld dat 250 weekmetingen per netvlak een optimum qua kosten en baten vormt. Ten tweede meent ACM dat een

gefaseerde vergroting van de steekproef leidt tot meerdere momenten waarop een trendbreuk in de data van het PQM project plaatsvindt doordat de steekproef wordt vergroot. ACM pleit daarom niet voor een gefaseerde overgang naar 250

weekmetingen per netvlak maar een eenmalige overgang van 60 naar 250 weekmetingen in MS- en LS-netten [2].

- ACM constateert dat de netbeheerders in hun aanvullende memo een tweede optie voor de implementatie van deze maatregel hebben voorgesteld: 120 weekmetingen plus een aantal themametingen. Ook hebben de netbeheerders in dit memo hun voorkeur uitgesproken voor deze optie van minder weekmetingen dan door SEO en Laborelec is aanbevolen. ACM is het oneens met deze voorkeursoptie van de netbeheerders en blijft voorstander van 250 weekmetingen in de MS- en LS-netten zoals door SEO en Laborelec is aanbevolen. ACM vindt dat de winst in de

betrouwbaarheid van de statistische uitspraak over de spanningskwaliteit in de netten in Nederland bij een vergroting van de steekproef van 120 naar 250 weekmetingen de extra kosten hiervoor rechtvaardigt deze mening van de ACM is in lijn met de bevindingen van SEO en Laborelec. ACM vraagt de regionale netbeheerders daarom om – net als in de oorspronkelijke opdracht van de rechtsvoorganger van ACM – 250 weekmetingen in de MS- en LS- netten uit te voeren vanaf 2014 [3].

Paragraaf 3.1

Maatregel 4:

- De weekmetingen in de MS- en LS-netten dienen in de aangegeven maand gestart te worden zodat seizoenseffecten op de metingen zoveel mogelijk vermeden worden [1].

(35)

Maatregel 5:

- De steekproef in de MS- en LS-netten dient ingedeeld te worden in de volgende subpopulaties: stedelijk gebied, gemixt gebied en landelijk gebied. Voor zover mogelijk dient aansluiting gezocht te worden bij andere Europese landen, maar vanwege de relatief hoge bevolkingsdichtheid van Nederland is dit niet noodzakelijk [1].

- Tijdens het overleg van dinsdag 19 maart jl. hebben de netbeheerders voorgesteld om een kaart op te stellen om te tonen in welke gebieden van Nederland de bemeten EAN-codes in MS- en LS-netten zich bevinden. ACM is hier geen voorstander van, aangezien één van de doelen van het aanbrengen van dit onderscheid tussen metingen een vergelijking met andere Europese landen betreft en een kaart dit niet mogelijk maakt. Daarom stelt ACM voor om een koppeling te maken tussen elke EAN-code en de bijbehorende postcode zodat via het CBS informatie over de inwonerdichtheid van die postcode bepaald kan worden. Via deze koppeling zou op basis van de PQM metingen een uitspraak gedaan kunnen worden over de spanningskwaliteit voor subpopulaties in de MS- en LS-netten in Nederland [2].

Paragraaf 3.3. De netbeheerders hebben in lijn met het CBS voor vijf subpopulaties van omgevingsadressen-dichtheid gekozen. Indien ACM clustering tot drie subpopulaties wenst, zullen de netbeheerders dit opvolgen.

Maatregel 6:

- Aanpassing van de huidige jaarlijkse rapportage over PQM door:

i. in de gebruikte boxplots ook maxima toe te voegen (oftewel niet de 5% hoogste waarden uit de dataset voor de rapportage te verwijderen); ii. in de jaarlijkse rapportages de data over de HS-netten over voorgaande

jaren toe te voegen (inclusief een trendanalyse van de opgetreden spanningsdips);

iii. de ontwikkeling van een geconsolideerde rapportage per netvlak inclusief trendanalyses waarin spanningsdips zijn inbegrepen. Voor de MS- en LS-netten dient een verdeling naar subpopulaties te worden gebruikt [1]. - Tijdens het overleg van dinsdag 19 maart jl. hebben de netbeheerders ervoor gepleit om – in tegenstelling tot de opdracht van de ACM – geen maxima op te nemen in de plots in de jaarlijkse rapportage “Spanningskwaliteit in Nederland”. ACM is het hier niet mee eens en benadrukt dat het toevoegen van maxima aan de plots een nuttige wijziging is die in het onderzoek werd aanbevolen en door afnemers wordt verwelkomd [2].

(36)

Maatregel 7:

- Netbeheerders dienen een openbare rapportage tool te ontwikkelen waarmee de spanningskwaliteit op de bemeten locaties te raadplegen is voor het brede publiek. De openbare rapportage tool is bij voorkeur te raadplegen via internet. Te denken valt aan een keuzemogelijkheid per viercijferig postcodegebied, gevolgd door een keuzemogelijkheid per netvlak en per jaar waarin is gemeten. Op basis van deze keuzes wordt de data van de gemeten spanningsverschijnselen getoond in een grafiek of tabel [1].

- ACM constateert dat de netbeheerders in het plan van aanpak beperkt hebben aangegeven welke gegevens over welke periode en op welke manier in de openbare rapportage tool kunnen worden geraadpleegd. Tijdens de twee genoemde

bijeenkomsten is uitgebreid ingegaan op de wijze hoe een rapportage tool op het internet ingericht kan worden. Zo spraken ACM en de afnemers organisaties een voorkeur uit om een zoekfunctie in te richten aan de hand van de postcode. ACM vraagt de netbeheerders om meer duidelijkheid te bieden over welke meetgegevens worden opgenomen en hoe de rapportage tool ingericht zal worden. Ook vraagt ACM dat netbeheerders nader uitleggen wat bedoeld wordt met de term “toetsresultaten”. Tot slot vraagt ACM de netbeheerders om inzichtelijk te maken welke ruwe

meetgegevens voor bijvoorbeeld onderzoeksinstituten en universiteiten beschikbaar worden gemaakt [3].

- De netbeheerders stellen voor om betreffende de verversingsfrequentie drie alternatieven in het herziene PvA op te nemen: 1x maand, 1x kwartaal en 1x per jaar. ACM gaat hiermee akkoord en verzoekt om een gedegen kostenonderbouwing per alternatief. Ook geeft ACM aan een duidelijk vindbare koppeling naar de landelijke PQM-resultaten, inclusief de jaarlijkse rapportage hierover, te wensen [4].

Hoofdstuk 6 Om verwarring te voorkomen is de term ‘toetsresultaten’ in deze versie van het PvA weggelaten en wordt nu over ‘meetresultaten’ gesproken.

Maatregel 8:

- Indien bij een afnemer op de aansluiting meetapparatuur is geplaatst, dient de informatie over de spanningskwaliteit toegankelijk te zijn voor de individuele afnemers [1].

- De netbeheerders doen in het plan van aanpak het voorstel om bij afnemers een bedrag van € 400 in rekening te brengen voor een aanvraag over de meetgegevens op de eigen aansluiting van een individuele afnemer. ACM is het oneens met de netbeheerders dat een afnemer dient te betalen voor deze informatieverstrekking. Deze verplichting is immers reeds in artikel 3.3.5 van de Netcode Elektriciteit opgenomen zonder dat hier tot op heden kosten oor de afnemer aan verbonden

(37)

Maatregel 9:

- De registratie van klachten van afnemers over spanningskwaliteit dient op een uniforme manier bij alle netbeheerders plaats te vinden. Eén centraal

registratiesysteem voor alle netbeheerders verdient de voorkeur van de NMa wegens uniforme registratie. Aandachtspunten hierbij zijn de volledigheid en de juistheid van de registratie [1].

Hoofdstuk 8

Voor- en nadelen en onderbouwing in het geval van meerdere opties:

- Daar waar, bijvoorbeeld uit kostenoverwegingen, meerdere opties mogelijk zijn, dienen de verschillende opties te worden voorzien van een analyse van voor- en nadelen [1].

- ACM constateert dat de netbeheerders in het pan van aanpak weinig tot geen onderbouwing hebben gegeven voor de keuzes die zij hebben gemaakt over de wijze waarop zij de aanbevelingen van SEO en Laborelec willen implementeren. Zoals de rechtsvoorganger van ACM in haar brief van 8 februari 2013 heeft vermeld, dienen de netbeheerders meerdere opties uit te werken. Indien het uitwerken van meerdere opties niet moegelijk is, dienen de netbeheerders dit onderbouwd in hun herziene plan van aanpak aan te geven. Die verschillende opties dienen vervolgens te worden voorzien van een analyse van voor- en nadelen. Doel van ACM was om hiermee inzicht te verkrijgen in de afwegingen die de netbeheerders maken over de manier waarop de aanbevelingen van SEO en Laborelec worden geïmplementeerd [3]. - ACM geeft aan dat het verzoek van ACM om een nadere uitwerking van alternatieven en een nadere kwalitatieve onderbouwing van voorkeursopties met name betrekking heeft op de maatregelen “Registratie spanningsdips (E)HS/MS-stations” en “Monitoring (E)HS-aansluitingen”. Voor maatregelen waarin niet wordt afgeweken van het verzoek van ACM dat gebaseerd is op het adviesrapport van Laborelec en SEO geldt het verzoek om nadere uitwerking van alternatieven niet en volstaat de uitwerking van één optie [4]

Hoofdstuk 2, 6, 8 Bij de overige maatregelen is eenduidig de opdracht van ACM overgenomen

(38)

Te verwachten kosten:

- De ACM verwacht een kwantitatieve onderbouwing van te verwachten te maken kosten [1].

ACM constateert dat de netbeheerders in het plan van aanpak weinig tot geen onderbouwing hebben gegeven voor de verwachte kosten voor de implementatie van de aanbevelingen van SEO en Laborelec. Zoals de rechtsvoorganger van ACM in haar brief van 8 februari 2013 heeft vermeld, dienen de netbeheerders een kwantitatieve onderbouwing te geven van de verwachte kosten. ACM is van oordeel dat een goede, kwantitatieve onderbouwing van de kosten in het plan van aanpak ontbreekt en verzoekt de netbeheerders om een meer gedetailleerdere onderbouwing hiervan. Naast een meergedetailleerde onderbouwing van de kosten voor de

implementatie wil ACM dat netbeheerders ook de kosten van het huidige PQM project bij het plan van aanpak betrekken en niet uitsluitend over “meerkosten” spreken. Hierdoor wordt beter inzichtelijk gemaakt welke werkelijke kosten met de maatregelen gemoeid zijn [3].

- ACM geeft aan dat het verzoek van ACM om een meer gedetailleerde

onderbouwing van de kosten gericht is op de relatief grote kostenposten, in elk geval die posten die groter zijn dan 20.000 EUR. Inzicht in de kosten per individuele netbeheerder is niet vereist. ACM benadrukt de kosten van het reguliere PQM-project graag in het herziene PvA terug te willen zien. De netbeheerders begrijpen deze behoefte en geven een nadere onderbouwing van de genoemde kostenposten [4]

Hoofdstuk 2 en 8. Paragraaf 3.1. Bijlage 3. De overige maatregelen zijn kleiner of gelijk aan € 20.000

Reactie ACM maatregelen waarop inhoudelijk niet is gereageerd:

In haar reactie op het PvA heeft ACM op een aantal maatregelen inhoudelijk niet gereageerd. Hiermee wordt in het bijzonder gedoeld op de maatregelen: “onderzoek harmonischen”, “beperking seizoensinvloeden”, “indeling subpopulaties”, “aanpassing rapportage en “oprichting uniforme klachtenregistratie”. De heer Cobben geeft aan dat het nu niet duidelijk is in hoeverre de voorgestelde aanpak van deze maatregelen akkoord is en of deze maatregelen in het herziene PvA terug dienen te komen. ACM geeft aan dat, met uitzondering van een nadere onderbouwing van de grote kostenposten, de maatregelen inhoudelijk in principe akkoord zijn. ACM benadrukt dat zij alle maatregelen in het herziene PvA terug wil zien, maar heeft er geen moeite mee als de uitwerking van de maatregelen in het herziene PvA slechts beperkt zijn aangescherpt [4].

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Dit gebeurt in werksessies met de stuurgroep, een panel professionals, de projectgroep en met een schriftelijke enquête voor bewoners.. Hieronder worden de stappen

Dit betekent de interne kosten (projecturen) gedurende het gehele project, externe ondersteuning van de plandefinitiefase, koppelsubsidie aan de betrokken schoolbesturen gedurende

De nieuwe leden zes en zeven van artikel 16 formuleren beide een algemene norm waar de UPD- verlener aan dient te voldoen en die bij AMvB nader moet worden ingevuld.. Door het

Uiterlijk 1 juli 2015 komt er een codewijzigingsvoorstel voor aanvulling van de Netcode Elektriciteit met veiligheidsbepalingen voor nieuwe LS-netten en een overgangsbepaling

Indien de zorgaanbieder en de cliënt of zijn vertegenwoordiger bijvoorbeeld niet tot overeenstemming komen over vrijwillige zorg, moet de zorgaanbieder een stappenplan

Bij algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld over de wijze waarop bepaalde vormen van onvrijwillige zorg alsmede de zorg, bedoeld in artikel 2, tweede lid,

1 Om over voldoende data te beschikken voor het uitvoeren van de evaluatie zal het stelsel gedurende de eerste drie jaar na inwerkingtreding jaarlijks worden gemonitord.. In

Deze versie van het Plan van Aanpak geeft aan welke stappen gemeenten in 2021 moeten zetten om goed voorbereid te zijn op het nieuwe inburgeringsstelsel.. De inburgeringsketen