• No results found

Aantonen voldoen aan opdracht ACM

DEEL II: MAATREGELEN ALLE NETBEHEERDERS

Bijlage 1: Aantonen voldoen aan opdracht ACM

De ACM heeft de netbeheerders verzocht maatregelen te nemen om de transparantie ten aanzien van de feitelijke spanningskwaliteit. De opdracht aan de netbeheerders en de reactie van ACM op het initiële PvA is in een drietal brieven aan de netbeheerders gecommuniceerd. Daarnaast heeft op 16 oktober 2013 een bijkomst met ACM plaatsgevonden, waarin de reactie van ACM op het initiële PvA is besproken.

In onderstaande tabel is opdracht van ACM weergegeven. De kolom ‘Opdracht ACM’ is opgesteld op basis van de volgende documenten:

[1]. Brief van ACM met onderwerp: Opdracht aan netbeheerders ter vervolg van onderzoek "Spanningskwaliteit in elektriciteitsnetten", 104376/1.E1492, 8 februari 2013

[2]. Brief van ACM: Reactie op verzoek om uitstel voor oplevering plan van aanpak, 104376/8.B1492, 18 april 2013.

[3]. Brief van ACM: Reactie op uw plan van aanpak, 104376/10.B1492, 16 september 2013 [4]. Notulen: Tussentijdsoverleg herzien PvA monitoring spanningskwaliteit, RM131183-1610,

16 oktober 2013

Als leidraad voor onderstaande tabel is de initiële opdracht van ACM [1] aangehouden. Daar waar bovengenoemde documenten onderling strijdigheden bevatten, prevaleert het document met de recentste datum. In de tabel is tevens (middels een verwijzing) aangegeven op welke wijze de netbeheerders invulling hebben gegeven aan de opdracht.

Tabel: Overzicht opdracht ACM en de invulling van de netbeheerders

Opdracht ACM Paragraaf of

hoofdstuk, eventueel met toelichting

Maatregel 1:

- Netbeheerders dienen een codewijzigingsvoorstel voor een norm voor

spanningsdips in MS-netten in de Netcode Elektriciteit te ontwikkelen en bij de ACM in te dienen. Hiertoe dienen de netbeheerders eerst metingen van spanningsdips in MS-netten uit te voeren. De duur van de metingen zal door de netbeheerders in het plan van aanpak vastgesteld worden. Volledigheidshalve merkt de ACM op dat bij de bepaling van de duur van de metingen rekening gehouden dient te worden met het aantal meetpunten in relatie tot een statistische onderbouwing van de betrouwbare meetduur [1].

- Tijdens het overleg hebben de netbeheerders voorgesteld om gedurende een periode van 5 jaar het aantal spanningsdips in MS-netten te meten voordat een norm voor spanningsdips in MS-netten opgesteld kan worden. De netbeheerders hebben aangegeven dat voor de norm voor spanningsdips in hoogspanningsnetten (HS-netten) ook een meetperiode van 5 jaar is aangehouden ten behoeve van de ontwikkeling van een norm. ACM is echter van mening dat een meetperiode van bijvoorbeeld 3 jaar mogelijk ook voldoende data kan opleveren voor de ontwikkeling van een norm voor spanningsdips in MS-netten, aangezien de populatie van meetpunten aanzienlijk groter (circa een factor 15 tot 40) is in MS-netten dan in HS-netten [2].

Paragraaf 2.2

Maatregel 2:

De oorzaak van de 15e en 21e harmonici dient inzichtelijk te worden gemaakt. Daarna, afhankelijk van de resultaten van het onderzoek, kan overwogen worden om de norm in de Netcode aan te passen. Tijdens de bijeenkomst van 9 januari 2013 heeft de ACM vernomen dat netbeheerders over één of meerdere rapporten over het genoemde verschijnsel beschikken. Gelieve de relevante rapporten bij het plan van aanpak te voegen [1].

Hoofdstuk 4.

Relevante rapporten zijn bij oplevering van het eerste PvA aan ACM verstrekt.

Maatregel 3a. Zie PvA TenneT

Maatregel 3b:

- Alle (E) HS/MS-stations te voorzien van vaste meetapparatuur voor het meten van spanningsdips (hier gaat het om circa 315 stations). De meetapparatuur dient aan de

worden, inclusief een analyse van de voor- en nadelen per optie [1]. - ACM verwacht dat de netbeheerders een analyse opstellen over het aantal benodigde meetinrichtingen en/of meetlocaties ten behoeve van het verkrijgen van een statistisch relevant en betrouwbaar beeld van het aantal opgetreden

spanningsdips in MS-netten. Het doel van deze analyse is om te komen tot een maatschappelijk verantwoorde keuze over het benodigde aantal meetinrichtingen. Netbeheerders noemden in het overleg van dinsdag 19 maart jl. schattingen van het aantal meetinrichtingen van circa 300 (uitgaande van één meetinrichting per (E)HS/MS-station) tot maximaal circa 1200 (uitgaande van één meetinrichting per rail van elke (E)HS/MS-transformator). In het plan van aanpak dienen de netbeheerders voor dit onderdeel in ieder geval enkele alternatieve oplossingen op te nemen met een voorkeursoptie van de netbeheerders [2].

- ACM constateert dat de netbeheerders in hun aanvullende memo een tweede optie voor de implementatie van deze maatregel hebben voorgesteld: alle (E) HS/MS-stations voorzien van vaste meetapparatuur voor het meten van spanningsdips. Ook hebben de netbeheerders hun voorkeur uitgesproken voor de optie die in het plan van aanpak reeds was uitgewerkt. Op basis van het plan van aanpak en het aanvullende is het ACM echter nog onduidelijk welke voor- en nadelen bij de twee opties zitten en dus welke optie het beste leidt tot een representatief beeld over de spanningsdip in MS-netten in Nederland. Het verkrijgen van een representatief beeld over spanningsdips in MS-netten is immers het doel van deze maatregel. Derhalve vraagt ACM de regionale netbeheerders om verschillende opties uit te werken, inclusief een analyse van de voor- en nadelen zoals behandeld in punt 1 van Bijlage 1 [3].

- ACM geeft aan graag vier opties terug te zien m.b.t. de registratie van

spanningsdips op de secties van de (E)HS/MS-stations, namelijk:1) Monitoren op alle secties; 2) Monitoren op secties waar nu meetinstrumenten hangen; 3) Monitoren op steekproefsgewijs aselect getrokken secties; 4) Combinatie van 2+3: betreft een beperkte aselecte steekproef aangevuld met andere reeds bestaande metingen [4].

Maatregel 3c:

- Het vergroten van de steekproef van 60 naar 250 weekmetingen per jaar in de MS- en LS-netten [1].

- Tijdens het overleg van dinsdag 19 maart jl. stelden de netbeheerders voor om de grootte van de steekproef in MS- en LS-netten binnen het PQM project de komende jaren gefaseerd te vergroten van 60 weekmetingen tot 250 weekmetingen. ACM is geen voorstander van een gefaseerde vergroting van de steekproef in MS- en LS-netten. Ten eerste refereert ACM hiervoor naar de uitkomsten van het onderzoek door SEO en Laborelec, waarin wordt vastgesteld dat 250 weekmetingen per netvlak een optimum qua kosten en baten vormt. Ten tweede meent ACM dat een

gefaseerde vergroting van de steekproef leidt tot meerdere momenten waarop een trendbreuk in de data van het PQM project plaatsvindt doordat de steekproef wordt vergroot. ACM pleit daarom niet voor een gefaseerde overgang naar 250

weekmetingen per netvlak maar een eenmalige overgang van 60 naar 250 weekmetingen in MS- en LS-netten [2].

- ACM constateert dat de netbeheerders in hun aanvullende memo een tweede optie voor de implementatie van deze maatregel hebben voorgesteld: 120 weekmetingen plus een aantal themametingen. Ook hebben de netbeheerders in dit memo hun voorkeur uitgesproken voor deze optie van minder weekmetingen dan door SEO en Laborelec is aanbevolen. ACM is het oneens met deze voorkeursoptie van de netbeheerders en blijft voorstander van 250 weekmetingen in de MS- en LS-netten zoals door SEO en Laborelec is aanbevolen. ACM vindt dat de winst in de

betrouwbaarheid van de statistische uitspraak over de spanningskwaliteit in de netten in Nederland bij een vergroting van de steekproef van 120 naar 250 weekmetingen de extra kosten hiervoor rechtvaardigt deze mening van de ACM is in lijn met de bevindingen van SEO en Laborelec. ACM vraagt de regionale netbeheerders daarom om – net als in de oorspronkelijke opdracht van de rechtsvoorganger van ACM – 250 weekmetingen in de MS- en LS- netten uit te voeren vanaf 2014 [3].

Paragraaf 3.1

Maatregel 4:

- De weekmetingen in de MS- en LS-netten dienen in de aangegeven maand gestart te worden zodat seizoenseffecten op de metingen zoveel mogelijk vermeden worden [1].

Maatregel 5:

- De steekproef in de MS- en LS-netten dient ingedeeld te worden in de volgende subpopulaties: stedelijk gebied, gemixt gebied en landelijk gebied. Voor zover mogelijk dient aansluiting gezocht te worden bij andere Europese landen, maar vanwege de relatief hoge bevolkingsdichtheid van Nederland is dit niet noodzakelijk [1].

- Tijdens het overleg van dinsdag 19 maart jl. hebben de netbeheerders voorgesteld om een kaart op te stellen om te tonen in welke gebieden van Nederland de bemeten EAN-codes in MS- en LS-netten zich bevinden. ACM is hier geen voorstander van, aangezien één van de doelen van het aanbrengen van dit onderscheid tussen metingen een vergelijking met andere Europese landen betreft en een kaart dit niet mogelijk maakt. Daarom stelt ACM voor om een koppeling te maken tussen elke EAN-code en de bijbehorende postcode zodat via het CBS informatie over de inwonerdichtheid van die postcode bepaald kan worden. Via deze koppeling zou op basis van de PQM metingen een uitspraak gedaan kunnen worden over de spanningskwaliteit voor subpopulaties in de MS- en LS-netten in Nederland [2].

Paragraaf 3.3. De netbeheerders hebben in lijn met het CBS voor vijf subpopulaties van omgevingsadressen-dichtheid gekozen. Indien ACM clustering tot drie subpopulaties wenst, zullen de netbeheerders dit opvolgen.

Maatregel 6:

- Aanpassing van de huidige jaarlijkse rapportage over PQM door:

i. in de gebruikte boxplots ook maxima toe te voegen (oftewel niet de 5% hoogste waarden uit de dataset voor de rapportage te verwijderen); ii. in de jaarlijkse rapportages de data over de HS-netten over voorgaande

jaren toe te voegen (inclusief een trendanalyse van de opgetreden spanningsdips);

iii. de ontwikkeling van een geconsolideerde rapportage per netvlak inclusief trendanalyses waarin spanningsdips zijn inbegrepen. Voor de MS- en LS-netten dient een verdeling naar subpopulaties te worden gebruikt [1]. - Tijdens het overleg van dinsdag 19 maart jl. hebben de netbeheerders ervoor gepleit om – in tegenstelling tot de opdracht van de ACM – geen maxima op te nemen in de plots in de jaarlijkse rapportage “Spanningskwaliteit in Nederland”. ACM is het hier niet mee eens en benadrukt dat het toevoegen van maxima aan de plots een nuttige wijziging is die in het onderzoek werd aanbevolen en door afnemers wordt verwelkomd [2].

Maatregel 7:

- Netbeheerders dienen een openbare rapportage tool te ontwikkelen waarmee de spanningskwaliteit op de bemeten locaties te raadplegen is voor het brede publiek. De openbare rapportage tool is bij voorkeur te raadplegen via internet. Te denken valt aan een keuzemogelijkheid per viercijferig postcodegebied, gevolgd door een keuzemogelijkheid per netvlak en per jaar waarin is gemeten. Op basis van deze keuzes wordt de data van de gemeten spanningsverschijnselen getoond in een grafiek of tabel [1].

- ACM constateert dat de netbeheerders in het plan van aanpak beperkt hebben aangegeven welke gegevens over welke periode en op welke manier in de openbare rapportage tool kunnen worden geraadpleegd. Tijdens de twee genoemde

bijeenkomsten is uitgebreid ingegaan op de wijze hoe een rapportage tool op het internet ingericht kan worden. Zo spraken ACM en de afnemers organisaties een voorkeur uit om een zoekfunctie in te richten aan de hand van de postcode. ACM vraagt de netbeheerders om meer duidelijkheid te bieden over welke meetgegevens worden opgenomen en hoe de rapportage tool ingericht zal worden. Ook vraagt ACM dat netbeheerders nader uitleggen wat bedoeld wordt met de term “toetsresultaten”. Tot slot vraagt ACM de netbeheerders om inzichtelijk te maken welke ruwe

meetgegevens voor bijvoorbeeld onderzoeksinstituten en universiteiten beschikbaar worden gemaakt [3].

- De netbeheerders stellen voor om betreffende de verversingsfrequentie drie alternatieven in het herziene PvA op te nemen: 1x maand, 1x kwartaal en 1x per jaar. ACM gaat hiermee akkoord en verzoekt om een gedegen kostenonderbouwing per alternatief. Ook geeft ACM aan een duidelijk vindbare koppeling naar de landelijke PQM-resultaten, inclusief de jaarlijkse rapportage hierover, te wensen [4].

Hoofdstuk 6 Om verwarring te voorkomen is de term ‘toetsresultaten’ in deze versie van het PvA weggelaten en wordt nu over ‘meetresultaten’ gesproken.

Maatregel 8:

- Indien bij een afnemer op de aansluiting meetapparatuur is geplaatst, dient de informatie over de spanningskwaliteit toegankelijk te zijn voor de individuele afnemers [1].

- De netbeheerders doen in het plan van aanpak het voorstel om bij afnemers een bedrag van € 400 in rekening te brengen voor een aanvraag over de meetgegevens op de eigen aansluiting van een individuele afnemer. ACM is het oneens met de netbeheerders dat een afnemer dient te betalen voor deze informatieverstrekking. Deze verplichting is immers reeds in artikel 3.3.5 van de Netcode Elektriciteit opgenomen zonder dat hier tot op heden kosten oor de afnemer aan verbonden

Maatregel 9:

- De registratie van klachten van afnemers over spanningskwaliteit dient op een uniforme manier bij alle netbeheerders plaats te vinden. Eén centraal

registratiesysteem voor alle netbeheerders verdient de voorkeur van de NMa wegens uniforme registratie. Aandachtspunten hierbij zijn de volledigheid en de juistheid van de registratie [1].

Hoofdstuk 8

Voor- en nadelen en onderbouwing in het geval van meerdere opties:

- Daar waar, bijvoorbeeld uit kostenoverwegingen, meerdere opties mogelijk zijn, dienen de verschillende opties te worden voorzien van een analyse van voor- en nadelen [1].

- ACM constateert dat de netbeheerders in het pan van aanpak weinig tot geen onderbouwing hebben gegeven voor de keuzes die zij hebben gemaakt over de wijze waarop zij de aanbevelingen van SEO en Laborelec willen implementeren. Zoals de rechtsvoorganger van ACM in haar brief van 8 februari 2013 heeft vermeld, dienen de netbeheerders meerdere opties uit te werken. Indien het uitwerken van meerdere opties niet moegelijk is, dienen de netbeheerders dit onderbouwd in hun herziene plan van aanpak aan te geven. Die verschillende opties dienen vervolgens te worden voorzien van een analyse van voor- en nadelen. Doel van ACM was om hiermee inzicht te verkrijgen in de afwegingen die de netbeheerders maken over de manier waarop de aanbevelingen van SEO en Laborelec worden geïmplementeerd [3]. - ACM geeft aan dat het verzoek van ACM om een nadere uitwerking van alternatieven en een nadere kwalitatieve onderbouwing van voorkeursopties met name betrekking heeft op de maatregelen “Registratie spanningsdips (E)HS/MS-stations” en “Monitoring (E)HS-aansluitingen”. Voor maatregelen waarin niet wordt afgeweken van het verzoek van ACM dat gebaseerd is op het adviesrapport van Laborelec en SEO geldt het verzoek om nadere uitwerking van alternatieven niet en volstaat de uitwerking van één optie [4]

Hoofdstuk 2, 6, 8 Bij de overige maatregelen is eenduidig de opdracht van ACM overgenomen

Te verwachten kosten:

- De ACM verwacht een kwantitatieve onderbouwing van te verwachten te maken kosten [1].

ACM constateert dat de netbeheerders in het plan van aanpak weinig tot geen onderbouwing hebben gegeven voor de verwachte kosten voor de implementatie van de aanbevelingen van SEO en Laborelec. Zoals de rechtsvoorganger van ACM in haar brief van 8 februari 2013 heeft vermeld, dienen de netbeheerders een kwantitatieve onderbouwing te geven van de verwachte kosten. ACM is van oordeel dat een goede, kwantitatieve onderbouwing van de kosten in het plan van aanpak ontbreekt en verzoekt de netbeheerders om een meer gedetailleerdere onderbouwing hiervan. Naast een meergedetailleerde onderbouwing van de kosten voor de

implementatie wil ACM dat netbeheerders ook de kosten van het huidige PQM project bij het plan van aanpak betrekken en niet uitsluitend over “meerkosten” spreken. Hierdoor wordt beter inzichtelijk gemaakt welke werkelijke kosten met de maatregelen gemoeid zijn [3].

- ACM geeft aan dat het verzoek van ACM om een meer gedetailleerde

onderbouwing van de kosten gericht is op de relatief grote kostenposten, in elk geval die posten die groter zijn dan 20.000 EUR. Inzicht in de kosten per individuele netbeheerder is niet vereist. ACM benadrukt de kosten van het reguliere PQM-project graag in het herziene PvA terug te willen zien. De netbeheerders begrijpen deze behoefte en geven een nadere onderbouwing van de genoemde kostenposten [4]

Hoofdstuk 2 en 8. Paragraaf 3.1. Bijlage 3. De overige maatregelen zijn kleiner of gelijk aan € 20.000

Reactie ACM maatregelen waarop inhoudelijk niet is gereageerd:

In haar reactie op het PvA heeft ACM op een aantal maatregelen inhoudelijk niet gereageerd. Hiermee wordt in het bijzonder gedoeld op de maatregelen: “onderzoek harmonischen”, “beperking seizoensinvloeden”, “indeling subpopulaties”, “aanpassing rapportage en “oprichting uniforme klachtenregistratie”. De heer Cobben geeft aan dat het nu niet duidelijk is in hoeverre de voorgestelde aanpak van deze maatregelen akkoord is en of deze maatregelen in het herziene PvA terug dienen te komen. ACM geeft aan dat, met uitzondering van een nadere onderbouwing van de grote kostenposten, de maatregelen inhoudelijk in principe akkoord zijn. ACM benadrukt dat zij alle maatregelen in het herziene PvA terug wil zien, maar heeft er geen moeite mee als de uitwerking van de maatregelen in het herziene PvA slechts beperkt zijn aangescherpt [4].