• No results found

Catch me if you can!

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Catch me if you can!"

Copied!
33
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Bertin Blokzijl│Masterthesis: Catch me if you can! 1 MASTERTHESIS

BERTIN BLOKZIJL

Catch me if you can!

Een onderzoek naar de betrokkenheid en rol van de

controller bij kostenmanipulaties binnen

(2)

Bertin Blokzijl│Masterthesis: Catch me if you can! 2

Catch me if you can!

Abstract: In deze masterscriptie wordt onderzoek gedaan naar de relatie tussen de betrokkenheid van de controller bij diverse kostenmanipulaties binnen verslaggevingsfraude. Naast specifiek onderzoek op het gebied van kostenmanipulaties probeert dit onderzoek ook een relatie te leggen tussen de betrokkenheid van de controller bij de fraudetechniek liegen. Daarbij probeert dit onderzoek meer inzicht te krijgen in de rol die de controller speelt bij het plegen van verslaggevingsfraude op het gebied van een onjuiste kostenverantwoording. Hierbij wordt gekeken of de fraude door de controller alleen of met meerdere personen uitgevoerd wordt. Uit de resultaten komt naar voren dat er een significante relatie bestaat tussen de betrokkenheid van de controller en kostenmanipulaties op het gebied van dubieuze debiteuren en verliezen op leningen en reserves. Voor de andere soorten kostenmanipulaties en de fraudetechniek liegen werd geen significante relatie gevonden. Ten aanzien van de rol van de controller werd alleen een significante relatie gevonden voor het handelen met meerdere personen bij kostenmanipulaties op het gebied van de schulden.

Trefwoorden: Fraude, Verslaggevingsfraude, Fraudetechnieken, Kostenmanipulaties, Controller. MASTERTHESIS 11.549 woorden Bertin Blokzijl s2019183 b.blokzijl.2@student.rug.nl Maart 2016

Rijksuniversiteit Groningen, Faculteit Economie en Bedrijfskunde Msc, Controlling

1e Begeleider: K. Linke

(3)

Bertin Blokzijl│Masterthesis: Catch me if you can! 3

Voorwoord

Voor u ligt de masterscriptie: ‘Catch me if you can: Een onderzoek naar de betrokkenheid en rol van de controller bij kostenmanipulaties binnen verslaggevingsfraude bij Amerikaanse organisaties’. Met deze masterscriptie sluit ik mijn master Controlling, aan de Rijksuniversiteit Groningen, af.

Het onderwerp verslaggevingsfraude trok mij meteen aan en was ook mijn eerste keuze bij de inschrijving voor scriptieonderwerpen. Dat het onderwerp daarnaast gecombineerd kon worden met de functie controller was voor mij extra interessant, aangezien dit een functie is die ik zelf later ook graag ambieer. Naast het leggen van een relatie tussen diverse fraudetechnieken op het gebied van een onjuiste kostenverantwoording, kijk ik ook naar de rol van de controller bij verslaggevingsfraude op het gebied van kosten. Zelf kan ik het mij niet voorstellen dat een controller zich laat verleiden tot het plegen van fraude. Zouden ze werkelijk denken dat ze uiteindelijk niet betrapt worden? Dat maakt dit onderwerp extra interessant.

Graag wil ik mijn begeleider mevrouw Linke bedanken voor de goede begeleiding en de waardevolle feedback en adviezen die zij tijdens het gehele proces heeft gegeven. Daarnaast wil ik haar ook bedanken voor de flexibele houding betreffende de voortgang van het scriptieproces. Daarnaast wil ik ook graag de heer Molenaar bedanken voor de additionele literatuur betreffende het onderwerp en de praktijkverhalen met betrekking tot fraude in het algemeen. Hieruit bleek maar weer dat het onderwerp altijd nog actueel is.

Met veel enthousiasme en plezier heb ik gewerkt aan deze scriptie. Ik hoop dat u met net zo veel enthousiasme en plezier deze scriptie zult lezen.

Bertin Blokzijl

(4)

Bertin Blokzijl│Masterthesis: Catch me if you can! 4

Inhoudsopgave

1. Inleiding

05

2.

Theoretisch kader

07

2.1 Fraudedriehoek 07 2.2 Verslaggevingsfraude 08 2.3 Fraudetechnieken 10

3. Methodologie

17

3.1 Kwantitatieve onderzoeksmethode 17 3.2 Data 17 3.3 Variabelen 19

4.

Resultaten

21

4.1 Beschrijvende statistiek 21 4.2 Hypothesen toetsen 22

5. Conclusie

27

5.1 Discussie 27 5.2 Conclusie 28

Referentielijst

30

(5)

Bertin Blokzijl│Masterthesis: Catch me if you can! 5

1. Inleiding

Het Nederlandse Ahold, een grootgrutter, en het Amerikaanse Enron, een energiereus, waren beide giganten in hun markten. Gigantisch waren de beloften van hun bestuurders van immer voortdurende groei. Om dit jaar na jaar te kunnen waarmaken, waren ten langen leste kunstgrepen vereist. Creatief boekhouden, bij Enron geraffineerd, bij Ahold nogal onnozel. Evengoed boekhoudfraude. De bestuurders van beide ondernemingen beloofden groei met dubbele cijfers. Verbluffende groei die geen grenzen zou kennen. Goed voor de beurskoers van beide reuzen en goed voor hun bestuurstop. Beide ondernemingen waren voor bestuurders grabbeltonnen van macht en geld.

― (Van der Hof, 2007)

De invoering van de Sarbanes-Oxley Act (SOx) in 2002 had de verslaggevingsfraude, mede door verhoging van de straffen en de grotere verantwoordelijkheid voor managers met betrekking tot de verslaggeving, fors moeten verminderen. Lobo en Zhou (2006) en Rezaee (2005) hebben in hun onderzoek aangetoond dat de Sarbanes-Oxley Act heeft geleidt tot meer conservatief handelen van accountants en bestuurders en dat hiermee de kans op verslaggevingsfraude afneemt. Echter, eerder onderzoek van Beasley et. al. (2010) toont aan dat verslaggevingsfraude nog steeds aan de orde van de dag is.

Daar waar (verslaggevings)fraude wordt gepleegd, worden technieken gebruikt om deze fraude toe te passen. Eerder onderzoek naar fraudetechnieken heeft opgeleverd dat een onjuiste opbrengstenverantwoording en een onjuiste activawaardering de meest gebruikte fraudetechnieken in verslaggevingsfraude zijn (Beasley et. al., 1999, 2010; Bonner et. al., 1998: Linke, 2012). Echter, gedetailleerd onderzoek naar fraudetechnieken is nog niet eerder verricht en biedt nog voldoende perspectief voor verder onderzoek. Zeker ten aanzien van de inrichting van interne controle structuren binnen organisaties is het van groot belang meer en specifieker inzicht te krijgen in de fraudetechnieken die fraudeurs toepassen om uiteindelijk manipulaties door te voeren in de jaarrekening.

Steeds meer onderzoek toont aan dat de rol van de controller binnen de organisatie aan het veranderen is (Jarvenpaa, 2008; Lambert & Spoonem, 2012). Deze veranderende rol zou de controller meer betrokkenheid geven in het besluitvormingsproces door het topmanagement van de onderneming. Voornamelijk met het oog op het eventueel plegen van verslaggevingsfraude, zou dit een gevaarlijk risico kunnen vormen. Zeker wanneer blijkt dat in meer als tachtig procent van de verslaggevingsfraudegevallen de fraude wordt gepleegd door meerdere personen binnen een organisatie. Gezien het feit dat controllers vaak over gedetailleerde kennis beschikken die nodig is om de cijfers te manipuleren, ligt het voor de hand dat bestuurders de controller graag willen betrekken bij deze activiteit.

Waar eerder onderzoek zich voornamelijk richt op de rol van Chief Executive Officers (CEO) en Chief Financial Officers (CFO) bij het plegen van verslaggevingsfraude, heeft Linke (2012) zich gericht op een andere functiegroep, namelijk het financiële middenkader. Dit financiële middenkader wordt in de meeste gevallen in ieder geval gevormd door de controller. Linke (2012) vond in haar onderzoek dat de CFO en het financiële middenkader significant

(6)

Bertin Blokzijl│Masterthesis: Catch me if you can! 6

vaak samen betrokken zijn bij het plegen van verslaggevingsfraude. Voor het eerst komt dus naar voren dat ook de controller een belangrijke rol speelt in het plegen van verslaggevingsfraude. Linke (2012) zag dat het financiële middenkader in 44 procent van de verslaggevingsfraudegevallen betrokken is. Redenen waarom het financiële middenkader zich laat betrekken bij verslaggevingsfraude hebben te maken met samenspanning en hebzucht en de financiële positie van de onderneming in samenhang met het beloningsbeleid.

Met betrekking tot de fraudetechnieken heeft Linke (2012) een positieve relatie gevonden tussen manipulatie op het gebied van kosten en de betrokkenheid van het financiële middenkader bij verslaggevingsfraude. Daar waar Linke (2012) de literatuur verrijkt heeft door de focus van het topmanagement naar het financiële middenkader te verschuiven, zijn er nog voldoende onduidelijkheden over de mate waarmee het financiële middenkader betrokken is bij kostenmanipulaties. Dit onderzoek zal zich daarom focussen op deze kostenmanipulaties door specifieker de rol van de controller binnen de verschillende soorten van kostenmanipulaties te onderzoeken. Naast het onderzoeken van de rol van de controller binnen de kostenmanipulaties, zal dit onderzoek ook kijken of de controller ook betrokken is bij de fraudetechniek ‘liegen’. Aangezien de controller binnen een organisatie vaak het meest beschikt over gedetailleerde kennis betreffende de cijfers, ligt het voor de hand dat zij een aanspreekpunt zijn voor derde partijen omtrent de verslaggeving van de organisatie. Er bestaat daarom een mogelijkheid dat de controller deze fraudetechniek hanteert wanneer hij betrokken is bij verslaggevingsfraude. De onderzoeksvraag van dit onderzoek is dan ook als volgt geformuleerd:

Welke rol speelt de controller bij kostenmanipulaties en hanteert de controller ook de fraudetechniek ‘liegen’ wanneer hij betrokken is bij het plegen van verslaggevingsfraude?

Dit onderzoek hoopt een bijdrage te leveren aan het verder vestigen van aandacht op de rol van de controller bij verslaggevingsfraude en meer inzicht te geven in de preventie van dit type fraude in de toekomst. Door specifieker in te gaan op de rol van de controller binnen kostenmanipulaties hoopt dit onderzoek meer inzicht te geven in de mogelijke risico’s die door verbetering van interne controle structuren bestreden kunnen worden. Daarbij probeert dit onderzoek te voldoen aan de groeiende vraag van eerder onderzoek naar meer onderzoek omtrent de individuele motivatie om verslaggevingsfraude te plegen (Ramamoorti, 2008; Beasley et. al., 2010). Door zich te vestigen op de rol van de controller hoopt dit onderzoek een aanvulling te zijn op de huidige literatuur rondom het verduidelijken van het probleem dat verslaggevingsfraude hedendaags nog steeds is.

Om tot beantwoording van de onderzoeksvraag te komen zal gebruik gemaakt worden van data gepubliceerd door de Security and Exchange Commission (SEC). De keuze voor het gebruik van deze databron is gemaakt om een tweetal redenen: De informatie is publiekelijk beschikbaar en de aanklachten beschrijven meestal tot in detail de fraudegevallen.

(7)

Bertin Blokzijl│Masterthesis: Catch me if you can! 7

2. Theoretisch kader

Volgens het Middelnederlandsch Woordenboek van het instituut voor Nederlandse Lexicologie komt het woord fraude voort uit een document uit Brugge van het jaar 1293. Hoogstwaarschijnlijk is het in de Nederlandse taal terechtgekomen via de Franse taal van het Latijnse woord “fraus”, wat bedrog, schande of misdaad betekent.1 Het anders voorstellen van

zaken dan ze zijn, is hedendaags nog steeds een interessant onderzoeksonderwerp voor veel onderzoekers. Om de vinger te kunnen leggen op de term “fraude” zijn er enkele theorieën ontwikkelt om te proberen het fenomeen fraude te leren begrijpen. Een van de bekendste theorieën op het gebied van fraude is ontwikkelt door Cressey (1953): de fraudedriehoek.

2.1 Fraudedriehoek

De fraudedriehoek is door Cressey (1953) ontwikkelt naar aanleiding van een reeks interviews onder personen die in het verleden frauderend gedrag hebben aangetoond. Binnen de fraudedriehoek worden drie factoren geïdentificeerd die de kans op het voordoen van fraude doen verhogen. Deze factoren zijn druk, mogelijkheid en rationalisatie. Een organisatie heeft de gelegenheid om de mogelijkheid tot het plegen van fraude te beïnvloeden. Voor de factoren druk en rationalisatie geldt dit niet. Deze factoren liggen bij de persoon die de fraude pleegt.

De factoren volgen elkaar op om zo tot de frauduleuze handeling te komen. Ten eerste zal er een druk of motivatie ontstaan om de frauduleuze handeling te ondernemen. Vervolgens zal er een mogelijkheid moeten ontstaan om de fraude uit te kunnen voeren. Dan is er een rationalisatie bij de pleger van de frauduleuze handeling om uiteindelijk over te gaan tot het plegen van de fraude en het eventuele goedpraten naar zichzelf hiervan (Hogan et. al., 2008). Wanneer alle drie factoren aanwezig zijn, zal de persoon overgaan tot het plegen van de frauduleuze handeling.

Druk

De eerste factor van de fraudedriehoek is druk. Deze druk wordt ook wel omschreven als de motivatie die ontstaat om over te gaan tot het plegen van frauduleuze handelingen. De factor druk kan onderverdeeld worden in twee vormen van druk: de financiële druk en niet financiële druk (Albrecht et. al., 2009). Deze vormen hebben te maken met de aard van het onderliggende probleem. In alle van de door Cressey (1953) onderzochte gevallen was een onderliggend probleem aan de orde, waar de pleger van frauduleuze handelingen niet over durfde of wilde praten.

Trusted persons become trust violators when they conceive of themselves as having a financial problem which is non-shareable, are aware this problem can be secretly resolved by violation of the position of financial trust, and are able to apply to their own conduct in that situation verbalizations which enable them to adjust their conceptions of themselves as trusted persons with their conceptions of themselves as users of the entrusted funds or property.

― (Cressey, 1973)

(8)

Bertin Blokzijl│Masterthesis: Catch me if you can! 8

Financiële druk is de meest geïdentificeerde vorm van druk in onderzoek naar (verslaggevings)fraude. Financiële druk in het huidige economisch klimaat is groot en vertaald zich vaak in de eigen hebzucht van een persoon of de prikkels die bestuurders krijgen van de afgesproken lange termijn doelen (Van het Hof, 2007; Loebeckke et. al., 1989; Feng et. al., 2011). Belangrijk voorbeeld van dit laatste is natuurlijk het boekhoudschandaal rondom Ahold, waarbij doelstellingen steeds ambitieuzer werden, maar op zeker moment door het economische klimaat niet meer haalbaar bleken.

Niet financiële druk komt vaak voort uit externe factoren. Deze factoren kunnen te maken hebben met de situatie waar een persoon zich extern in bevindt, waardoor de externe druk groeit om aan extra financiële middelen te komen (Dellaportas, 2012).

Mogelijkheid

Wanneer er voldoende druk is om over te gaan tot het uitvoeren van frauduleuze handelingen zal gezocht worden naar de mogelijkheid om deze handelingen te kunnen uitvoeren. De mogelijkheid kan binnen een organisatie op veel verschillende plaatsen gevonden worden.

De grootste oorzaken die de mogelijkheid binnen een organisatie creëren zijn de beslissingen die hoofdzakelijk door het management genomen worden en een zwakke interne controle binnen de organisatie (Loebbecke et. al., 1989). Vaak zijn deze oorzaken onderling verbonden en kunnen ook machtsverhoudingen hier een belangrijke rol in spelen.

Rationalisatie

Rationalisatie heeft te maken met de houding van de fraudeur ten opzichte van de frauduleuze handeling. Door deze rationalisatie heeft de fraudeur de gedachte naar zichzelf toe dat hij de fraude kan goed praten naar de buitenwereld en hiermee indirect zijn daden naar zichzelf toe ook rechtvaardigt.

Rationalisatie is verbonden met de cultuur die binnen een organisatie heerst (Ashford & Anand, 2003; Hurley, 2005). Een persoon zal minder snel overgaan tot frauduleus handelen wanneer er binnen de organisatie een juiste ethische manier van besturen wordt toegepast. Indien dit aanwezig is, zal de verleiding tot het plegen van fraude zoveel mogelijk verdwijnen.

2.2 Verslaggevingsfraude

Binnen fraude zijn er veel verschillende vormen van fraude te onderscheiden. Dit onderzoek focust zich op verslaggevingsfraude. In lijn met Linke (2012) wordt verslaggevingsfraude gedefinieerd volgens de definitie van Beasley (1999) als de opzettelijke afwijking van materieel belang binnen de jaarrekening.

The term “fraudulent financial reporting” represents the intentional material misstatement of financial statements or financial disclosures or the perpetration of an illegal act that has a material direct effect on the financial statements or financial disclosures.

― (Beasley et. al., 1999)

Onbewuste fouten in de jaarrekening worden niet geassocieerd met verslaggevingsfraude en worden door de accountantscontrole opgemerkt en later gecorrigeerd. Eerder onderzoek naar verslaggevingsfraude en bekende fraudegevallen hebben aangetoond dat er binnen een

(9)

Bertin Blokzijl│Masterthesis: Catch me if you can! 9

organisatie veel factoren zijn die kunnen leiden tot frauduleuze handelingen met betrekking tot de verslaggeving (Bonner et. al., 1998; Beasley et. al., 1999, 2010; Van het Hof, 2007). De belangrijkste factoren die hierbij naar voren komen zijn de efficiëntie van de corporate governance structuren, de rol van de organisatiecultuur en de mate van maatregelen betreffende de interne controle (Linke, 2012).

Cunningham (2003) concludeerde dat samenspanning tussen de financiële functie binnen een organisatie met andere functies de mogelijkheid biedt om maatregelen omtrent de interne controle gemakkelijk te kunnen omzeilen. Hierom zal er meer aandacht geschonken moeten worden aan de inrichting van de interne controle om deze samenspanning zo veel mogelijk te kunnen inperken.

Betrokkenheid bij verslaggevingsfraude

Dat verslaggevingsfraude niet alleen maar door het topmanagement wordt gepleegd, is door eerder onderzoek inmiddels wel aangetoond (Linke, 2012). Uit het eerder onderzoek van Linke (2012) blijkt dat in meer dan tachtig procent van de fraudezaken de fraude niet door een persoon binnen de organisatie gepleegd wordt, maar dat het om meerdere personen gaat. Daarnaast bleek dat het financiële middenkader, waar de controller onderdeel van is, vaak samenspant met bestuurders in het plegen van verslaggevingsfraude. De mogelijke reden hiervoor kan liggen in de gedetailleerde kennis omtrent de cijfers die bestuurders vaak niet hebben, maar die nodig is om de cijfers te manipuleren.

Veel onderzoek is al gedaan naar de betrokkenheid van de Chief Executive Officer (CEO) bij het plegen van verslaggevingsfraude. Uit het onderzoek van Beasley et. al. (1999) komt naar voren dat de CEO in bijna 3 van de 4 fraudezaken betrokken is. Reden voor deze hoge betrokkenheid ligt voor een groot deel in de beloning van de CEO. Wanneer het variabele deel van de beloning van de CEO bestaat uit grote aandeelpakketten is de kans op het plegen van verslaggevingsfraude groter (Efendi et. al., 2007; Warren et. al., 2011). Daarnaast is de positie die de CEO bekleedt binnen een organisatie een mogelijkheid om over te gaan tot frauduleus handelen (Ge et. al., 2010). Deze positie zou van invloed kunnen zijn op de mate van samenspanning binnen een organisatie bij het plegen van verslaggevingsfraude. Echter, Linke (2012) vond geen bewijs voor het feit dat de CEO samenspant met de Chief Financial Officer (CFO) of het financiële middenkader bij het plegen van verslaggevingsfraude. Geconcludeerd wordt dat de CEO willekeuriger is in het selecteren van ‘fraude partners’.

Onderzoek naar de betrokkenheid van de CFO bij het plegen van verslaggevingsfraude heeft onder andere aangetoond dat de CFO minder gevoelig is voor een variabele beloningsstructuur in relatie tot het plegen van verslaggevingsfraude wanneer er meer financiële kennis aanwezig is binnen het bestuur of commissies of wanneer de CEO een financiële achtergrond heeft (Gore et. al., 2011). Linke (2012) vond in haar onderzoek bewijs voor de samenspanning tussen CFO en het financiële middenkader bij het plegen van verslaggevingsfraude. Tot slot worden de boekhoudprincipes binnen een organisatie bepaald door de voorkeuren van de CFO. De zogenaamde CFO “style” heeft verhoogde invloed wanneer de CFO hogere discretie en functie-eisen heeft (Ge et. al., 2010).

We provide some evidence suggesting that CFO style is more reflected in accounting choices when CFOs’ job discretion and job demands are high, consistent with the predictions in upper echelons theory.

(10)

Bertin Blokzijl│Masterthesis: Catch me if you can! 10

Onderzoek naar de betrokkenheid van het financiële middenkader, en de controller specifiek, is zeer beperkt. Linke (2012) vergrootte met haar onderzoek de aandacht op deze groep binnen de organisatie die normaal gesproken weinig tot geen aandacht verkrijgt bij onderzoek naar verslaggevingsfraude, maar toch vaak betrokken is bij verslaggevingsfraude. Linke (2012) vond bewijs voor een tweetal factoren die van invloed zijn op de betrokkenheid van het financiële middenkader bij verslaggevingsfraude. De eerste factor richt zich op hebzucht en samenspanning en impliceert dat groepen samenspannen in combinatie met een gedeelde drang naar zelfverrijking. De tweede factor is gericht op de financiële en beloningsstructuur van een organisatie. Hoge schulden, zwak toezicht en een agressief bonusbeleid leiden tot een hogere betrokkenheid van het financiële middenkader bij verslaggevingsfraude. In dit onderzoek zal het plegen van verslaggevingsfraude als groep en kosten die met stock options te maken hebben mee genomen worden in de analyse. Meer hierover zal verduidelijkt worden in het vervolg van dit hoofdstuk.

2.3 Fraudetechnieken

Manipulaties binnen de verslaggeving worden op diverse onderdelen van de jaarrekening toegepast. Voor het manipuleren van de jaarrekening wordt gebruik gemaakt van fraudetechnieken. Tijdens de invoering van de Sarbanes-Oxley Act (SOX) is een sectie opgenomen waarin wordt gevraagd om een rapport waarin kritieke gebieden binnen de verslaggevingsfraude worden omschreven. De Security and Exchange Commission (SEC) heeft dit rapport uiteindelijk gemaakt en gaven inzicht in de mogelijke fraudegebieden. Vervolgens zijn er vanuit deze fraudegebieden vier basis fraudetechnieken geïdentificeerd die in het rapport vermeldt worden. Deze fraudetechnieken zijn een onjuiste opbrengstverantwoording, onjuiste kostenverantwoording, onjuiste verslaggeving in verband met een vorm van bedrijfscombinatie en overige onjuiste verslaggevingszaken.

Voorgaand onderzoek naar fraudetechnieken wijkt qua indeling van de verschillende technieken deels af van de indeling die de SEC heeft opgesteld in haar rapport. In lijn met de SEC heeft voorgaand onderzoek de fraudetechnieken onjuiste opbrengstenverantwoording en onjuiste kostenverantwoording (als meest toegepaste technieken) geïdentificeerd (Loubbecke et. al., 1989; Bonner et. al., 1998; Beasley et. al., 1999; Linke, 2012). Loebbecke et. al. (1989) maakten in hun onderzoek een specifiek onderscheid tussen activa en foutieve verslaggeving in combinatie met onjuiste informatieverschaffing. Ook in de onderzoeken van Bonner et. al. (1998) en Beasley et. al. (1999) wordt dit onderscheid gemaakt, waarbij Bonner in lijn met de SEC ook de onjuiste verslaggeving in verband met een vorm van bedrijfscombinatie als fraudetechniek identificeert. Linke (2012) heeft op basis van het rapport van de SEC en voorgaand onderzoek zeven hoofdcategorieën onderscheiden en gehanteerd in haar onderzoek. Dit zijn de volgende hoofdcategorieën van verslaggevingsfraude:

1) Onjuiste opbrengstverantwoording; 2) Onjuiste kostenverantwoording; 3) Onjuiste activawaardering;

4) Onjuiste verslaggeving over een vorm van bedrijfscombinaties; 5) Gebrekkige verslaggeving en onjuist aanbod van informatie; 6) Liegen;

(11)

Bertin Blokzijl│Masterthesis: Catch me if you can! 11

Indien de interne controle binnen een organisatie minder efficiënt is ingericht ontstaat de mogelijkheid voor managers om earnings management toe te passen, wat kan leiden tot het toepassen van fraudetechnieken die te maken hebben met een onjuiste opbrengstenverantwoording. Linke (2012) ondervindt dat opbrengsten op het verkeerde tijdstip worden geactiveerd, fictief zijn, verkeerd gewaardeerd worden of onjuist geclassificeerd zijn.

Wanneer er sprake is van een onjuiste kostenverantwoording zullen kosten ondergewaardeerd of uitgesteld worden, waardoor de winst van een bepaald boekjaar hoger kan uitvallen dan werkelijk het geval is (SEC, 2002). Het manipuleren van de activawaardering kan volgens het onderzoek van Bonner et. al. (1998) op een drietal manieren. De onjuiste activawaardering kan namelijk gecategoriseerd worden als fictieve activa, overgewaardeerde activa of ondergewaardeerde activa. De fraudetechniek met betrekking tot het onjuist waarderen van bedrijfscombinaties wordt over het algemeen beperkt toegepast (Linke, 2012). Wanneer deze techniek wordt toegepast worden veelal manipulaties aangebracht aan fusiereserves en – schulden of een vroegtijdige herkenning van de fusie (SEC, 2002).

Indien er sprake is van een gebrekkige verslaggeving en onjuiste aanbod van informatie wordt er bewust geen of onjuiste informatie verstrekt in de verslaggeving. Hierbij kan het zijn dat een minder transparante verslaggeving voordelig kan zijn voor het persoonlijk belang van de fraudeur of geven gepubliceerde persberichten een onjuist beeld van de werkelijkheid. Daarbij kan een fraudeur ook de fraudetechniek liegen toepassen door bewust onjuiste informatie te verschaffen aan derden (bijvoorbeeld de externe accountant). Linke (2012) voegt daar eveneens het foutief gebruik van de SOX certificatie aan toe.

Tot slot zijn er nog de overige fraudetechnieken die over het algemeen niet veel toegepast worden. Hierbij kan gedacht worden aan het toepassen van eventuele ‘side letters’ of het verduisteren van fondsen.

Relatie fraudetechnieken en controller

In het onderzoek van Linke (2012) is getest wat de betrokkenheid van het financiële middenkader is bij de twee meest toegepaste fraudetechnieken, namelijk een onjuiste opbrengstenverantwoording en een onjuiste kostenverantwoording. Als resultaat van deze test werd een significant, positieve relatie tussen kostenmanipulaties, de omvang van de fraude, de omvang van de onderneming en de betrokkenheid van het financiële middenkader gevonden. Manipulaties op het gebied van de kosten lijken meer gedetailleerde kennis te vragen, waardoor ondersteuning van het financiële middenkader gewenst is.

Dit resultaat is de drijfveer voor dit onderzoek om dieper in te gaan op deze kostenmanipulaties en de betrokkenheid van de controller hierin. Is de controller bijvoorbeeld betrokken bij alle soorten van kostenmanipulaties of is er mogelijk een patroon te herkennen bij een specifieke soort? Dit onderzoek probeert meer duidelijkheid te geven in de betrokkenheid van de controller bij de diverse soorten kostenmanipulaties en op welke wijze de controller betrokken is bij de fraude om zo meer inzicht te geven in de rol van de controller bij het plegen van verslaggevingsfraude. Meer inzicht in deze soort van verslaggevingsfraude kan mogelijk leiden tot verbetering en verscherping van de controle op kostenmanipulaties om frauduleuze handelingen op dit gebied in de toekomst te beperken.

Naast het feit dat dit onderzoek zich verder zal gaan verdiepen in de betrokkenheid van de controller bij kostenmanipulaties bij het plegen van verslaggevingsfraude, zal dit onderzoek

(12)

Bertin Blokzijl│Masterthesis: Catch me if you can! 12

ook de fraudetechniek liegen meenemen in de analyse. Linke (2012) heeft zich beperkt tot een analyse van slechts twee fraudetechnieken in relatie tot het financiële middenkader bij betrokkenheid bij verslaggevingsfraude. Echter is het niet ondenkbaar dat de controller, indien betrokken bij verslaggevingsfraude, de fraudetechniek liegen toepast. Zoals eerder al aangegeven beschikt de controller vaak over meer gedetailleerde kennis met betrekking tot de boekhouding en verslaggeving dan het topmanagement. Het is daarom mogelijk dat de controller in contact staat met derde partijen, zoals bijvoorbeeld de externe accountant, en hierbij de fraudetechniek liegen kan toepassen om zo de fraude te maskeren.

Kostenmanipulaties

Uit het onderzoek van Turner en Weirich (2006) kwam naar voren dat in het jaar 2005 de meeste aanpassingen aan de jaarrekening verricht dienden te worden op het gebied van de kostenverantwoording als gevolg van een onjuiste verantwoording. Beasley et. al. zagen in 10 jaar tijd het aantal fraudegevallen met een onjuiste kostenverantwoording van 18 procent (1999) stijgend naar 31 procent (2010) van het totaal aantal fraudegevallen. Dit geeft nogmaals het belang van uitgebreider onderzoek naar kostenmanipulaties binnen verslaggevingsfraude aan.

De kostenmanipulaties zijn onder te verdelen in een aantal subcategorieën. Deze subcategorieën zijn gebaseerd op de verschillende onderdelen waar kosten uit bestaan, zoals bijvoorbeeld voorraden en voorzieningen. Binnen deze subcategorieën zijn er gedetailleerde categorieën die onderdeel zijn van deze subcategorie. Als leidraad bij de indeling van de categorieën wordt de indeling van Linke (2012) toegepast. Ten eerste is dit vanwege het feit dat dit onderzoek voortborduurt op het onderzoek van Linke (2012) en de relatie die zij heeft gevonden tussen een onjuiste kostenverantwoording en de betrokkenheid van het financiële middenkader hierbij. Ten tweede biedt eerder onderzoek op het gebied van fraudetechnieken binnen verslaggevingsfraude van onder andere Loebbecke et. al. (1989), Beasley et. al. (1999, 2010) en Bonner et. al. (1998) geen geschikte verdeling in vergelijking met de verdeling die door Linke (2012) aangeboden wordt.

Binnen iedere subcategorie zal naast het testen van de relatie met de betrokkenheid van de controller, ook getest worden op de wijze waarop de controller betrokken is (alleen of met 1 of meer personen). Op deze manier wordt geprobeerd meer inzicht te krijgen in de rol van de controller bij het plegen van kostenmanipulaties binnen verslaggevingsfraude, aangezien de theorie op dit moment voornamelijk toespeelt op het feit dat de controller als professional door CEO/CFO wordt betrokken in de fraude (Beasley et. al., 2010).

In de volgende paragrafen zullen de verschillende subcategorieën geïntroduceerd, verder toegelicht en onderbouwd worden. Vervolgens zullen op basis van deze onderbouwing de hypothesen geformuleerd worden.

Gebrek in registratie van kosten en verliezen

Manipulaties in de registratie van kosten en verliezen zijn voornamelijk gericht op een gebrek in de waardering en activering van kosten en verliezen. Hierbij worden kosten en/of verliezen in het verkeerde boekjaar geactiveerd of worden kosten en/of verliezen genegeerd, om op die wijze de winst te sturen. Daarnaast kunnen kosten en verliezen onjuist geregistreerd worden. Een belangrijk onderdeel van deze laatste type van manipulaties zijn de compensation costs die ontstaan bij een variabele beloning van bestuurders door middel van stock options. De registratie van deze compensation costs wordt regelmatig gemanipuleerd door bestuurders ten voordele van de eigen stock options. Deze onjuiste registratie wordt ook aan deze subcategorie

(13)

Bertin Blokzijl│Masterthesis: Catch me if you can! 13

toegekend. De controller is als eindverantwoordelijke van de financiële positie van de onderneming de persoon die deze manipulaties kan doorvoeren. Het ligt daarom dus voor de hand dat de controller bij deze subcategorie betrokken zal zijn en daarom wordt de hypothese dan ook als volgt geformuleerd:

Hypothese 1.1: Wanneer er binnen een verslaggevingsfraudegeval sprake is van onjuiste kostenverantwoording door manipulaties in de registratie van kosten en verliezen, is de controller betrokken.

Gericht op de rol van de controller wordt verwacht dat de controller bij deze subcategorie door de CEO/CFO betrokken wordt om de kosten te manipuleren, omdat de controller over de benodigde kennis beschikt die noodzakelijk is om deze manipulaties op het gebied van de registratie van kosten en verliezen toe te passen, in tegenstelling tot de CEO/CFO. Daarom wordt de aanname gemaakt dat bij deze vorm van kostenmanipulatie meerdere personen betrokken zijn. We stellen de hypothese ten aanzien van de rol van de controller bij kostenmanipulaties op het gebied van een gebrek in kosten en verliezen wordt dan ook als volgt op:

Hypothese 1.2: Bij het plegen van manipulaties in de registratie van kosten en verliezen zijn meerdere personen betrokken.

Onjuiste waardering van voorraden en kosten

De tweede subcategorie is gericht op de waardering van voorraden en kosten. Manipulaties binnen een onjuiste waardering van voorraden worden bereikt door het vervalsen van inventarisatielijsten bij het bepalen van de eindvoorraad of het gebruiken van een onjuiste waardering door gebruik van een onjuiste kostprijs. Daarnaast vallen ook een onjuiste waardering van overige kosten onder deze subcategorie. Betrokkenheid van de controller binnen deze subcategorie van kostenmanipulaties wordt aangenomen, omdat de controller verantwoordelijk is voor de inventarisaties van de voorraden en de waarderingsmethoden die toegepast worden binnen de verslaggeving ten aanzien van kosten. De hypothese voor deze subcategorie is dan ook als volgt:

Hypothese 2.1: Wanneer er binnen een verslaggevingsfraudegeval sprake is van onjuiste kostenverantwoording door een onjuiste waardering van voorraden en kosten, is de controller betrokken.

Ten aanzien van de rol van de controller wordt aangenomen dat deze individueel betrokken is bij deze vorm van kostenmanipulaties. Dit komt vanwege het feit dat inventarisatie en waarderingsgrondslagen toebehoren aan het takenpakket van de controller en dat andere personen hier mogelijk wel invloed op kunnen uitoefenen, maar dat de controller met betrekking tot het doorvoeren van manipulaties in de waardering van voorraden en kosten uiteindelijk individueel zal handelen. Daarom wordt de hypothese dan ook als volgt geformuleerd:

Hypothese 2.2: Bij het plegen van manipulaties in de waardering van voorraden en kosten wordt individueel gehandeld door de controller.

(14)

Bertin Blokzijl│Masterthesis: Catch me if you can! 14 Onderwaardering van dubieuze debiteuren en verliezen op leningen

Een groot deel van het vermogen van een onderneming wordt gefinancierd met vreemd vermogen. Een deel hiervan vloeit voort uit een deel dat nog niet direct vermogen is en waarop verliezen geleden kunnen worden. Een voorbeeld hiervan zijn dubieuze debiteuren; debiteuren die hun betalingsverplichting niet nakomen. Daarnaast kunnen er ook verliezen op leningen ontstaan, wanneer tegenpartijen hun verplichtingen niet nakomen. Deze verliezen kunnen van grote invloed zijn op het uiteindelijke resultaat van de onderneming. Vandaar dat er een groot risico bestaat dat hierin manipulaties worden aangebracht om zo het resultaat te sturen. Betrokkenheid van de controller hierbij ligt voor de hand, omdat de controller over de benodigde kennis beschikt van deze financiële transacties om manipulaties in de waardering door te kunnen voeren. Vandaar dat ten aanzien van de subcategorie onderwaardering van dubieuze debiteuren en verliezen op leningen de volgende hypothese wordt geformuleerd:

Hypothese 3.1: Wanneer er binnen een verslaggevingsfraudegeval sprake is van onderwaardering van dubieuze debiteuren en verliezen op leningen, is de controller betrokken.

Over de rol van de controller bij het doorvoeren van manipulaties in de waardering van dubieuze debiteuren en verliezen op leningen wordt aangenomen dat er door meerdere personen gehandeld wordt, aangezien deze manipulaties mogelijk onder druk van de CEO/CFO doorgevoerd moeten worden door de controller aangezien hij over de gedetailleerde en benodigde kennis beschikt. Daarom luidt de hypothese ten aanzien van de rol van de controller bij manipulaties in de waardering van dubieuze debiteuren en verliezen op leningen als volgt:

Hypothese 3.2: Bij het plegen van manipulaties in de waardering van dubieuze debiteuren en verliezen op leningen zijn meerdere personen betrokken.

Gebrek in registratie en waardering van reserves en voorzieningen

De vierde subcategorie zijn de manipulaties in de (wettelijke) reserves en voorzieningen. Hieronder vallen alle manipulaties die een onjuiste kostenverantwoording opleveren op het gebied van alle geregistreerde reserves. Het kan hier dus gaan om het onjuiste gebruik van allerlei reserves, zoals bijvoorbeeld de herwaarderingsreserve, maar ook een gebrek in de registratie en waardering van reserves valt onder deze subcategorie. Daarnaast worden gebreken in de registratie en waardering van voorzieningen in deze subcategorie meegenomen. Ook hierbij wordt betrokkenheid van de controller aangenomen vanwege het feit dat de controller beschikt over de benodigde kennis rondom registratie en waardering van reserves en voorzieningen in de jaarrekening. Vandaar dat hij bij uitstek de persoon in de organisatie is om hierin manipulaties door te voeren:

Hypothese 4.1: Wanneer er binnen een verslaggevingsfraudegeval sprake is van een gebrek in de registratie en waardering van reserves en voorzieningen, is de controller betrokken.

Vanuit het perspectief dat het aanleggen van reserves en voorzieningen tot de verantwoordelijkheid van de controller behoren, wordt aangenomen dat de controller bij het manipuleren van de registratie en waardering van reserves en voorzieningen de controller individueel handelt. Vandaar dat de hypothese ten aanzien van de rol van de controller als volgt wordt opgesteld:

(15)

Bertin Blokzijl│Masterthesis: Catch me if you can! 15 Hypothese 4.2: Bij het plegen van manipulaties in de registratie en waardering van reserves en voorzieningen wordt individueel gehandeld door de controller.

Gebrek in registratie van activa

Activa verminderd in waarde. Om dit op te vangen in de verslaggeving wordt er afgeschreven op activa. Deze afschrijving levert een forse kostenpost op. Om de winst te sturen is het daarom aantrekkelijk deze kostenpost te manipuleren. Daarom is het gebrek in de registratie van activa een subcategorie van kostenmanipulaties binnen verslaggevingsfraude. Aangezien de controller betrokken is bij de afschrijvingsmethoden die toegepast worden op de activa, ligt het voor de hand aan te nemen dat de controller ook betrokken is bij het doorvoeren van manipulaties binnen de registratie van activa:

Hypothese 5.1: Wanneer er binnen een verslaggevingsfraudegeval sprake is van een gebrek in de registratie van activa, is de controller betrokken.

De keuze voor afschrijvingsmethoden wordt niet op directieniveau gemaakt. Vandaar dat met het oog op de rol van de controller bij manipulatie in de registratie van activa aangenomen wordt dat de controller hierbij individueel handelt om tot manipulatie van de waardering van activa over te gaan. De hypothese ten aanzien van de rol van de controller wordt dan ook als volgt opgesteld:

Hypothese 5.2: Bij het plegen van manipulaties in de waardering van activa wordt individueel gehandeld door de controller.

Onjuiste kostenclassificering

De laatste subcategorie met betrekking tot een onjuiste kostenverantwoording, ligt mogelijk minder voor de hand, maar wordt wel degelijk toegepast als het gaat om het manipuleren van kosten (Linke, 2012). Daarom wordt deze fraudetechniek ook toegevoegd als subcategorie. Door het toepassen van een onjuiste kostenclassificering kunnen voordelen behaald worden in het uiteindelijke resultaat, waardoor het mogelijk interessant is voor fraudeurs om deze fraudetechniek toe te passen. Vanwege zijn gedetailleerde kennis wordt aangenomen dat de controller betrokken is bij deze vorm van kostenmanipulatie:

Hypothese 6.1: Wanneer er binnen een verslaggevingsfraudegeval sprake is van een onjuiste kostenclassificering, is de controller betrokken.

Vanwege de minder voor de hand liggende aard van deze subcategorie wordt aangenomen dat de manipulaties niet individueel door de controller worden uitgevoerd. Vandaar dat voor deze subcategorie de volgende hypothese opgesteld wordt:

Hypothese 6.2: Bij het plegen van manipulaties in de kostenclassificering zijn meerdere personen betrokken.

Liegen

De relatie tussen de fraudetechniek liegen en de betrokkenheid van de controller hierbij is nog niet eerder onderzocht. Hierin probeert dit onderzoek exploratief te zijn, door te kijken of er een relatie bestaat tussen deze fraudetechniek en de controller. Indien de analyse een significante relatie zou mogen opleveren, zal dit een interessante mogelijkheid zijn voor verder onderzoek. Eveneens kan een discussie ontstaan op welke wijze de interne controle binnen een

(16)

Bertin Blokzijl│Masterthesis: Catch me if you can! 16

organisatie verbeterd kan worden om samenspanning en liegen bij frauduleuze handelingen op een zo effectief mogelijk wijze tegen te gaan.

Onder de fraudetechniek liegen valt voornamelijk het liegen tegenover de accountant. Daarnaast vallen ook fouten in de SOX certificatie en overige valse certificaties onder deze categorie van fraudetechnieken. Voor deze fraudetechniek zal de volgende hypothese geformuleerd worden:

Hypothese 7: Wanneer er gebruik wordt gemaakt van de fraudetechniek ‘liegen’ binnen een verslaggevingsfraudegeval, is de controller betrokken.

Aangezien er nog niet eerder een verband is gelegd tussen de fraudetechniek liegen en de betrokkenheid van de controller hierbij, wordt hier niet gekeken naar de wijze waarop de controller betrokken is bij deze fraudetechniek, aangezien eerst geprobeerd wordt om überhaupt een relatie te kunnen ontdekken.

(17)

Bertin Blokzijl│Masterthesis: Catch me if you can! 17

3. Methodologie

In dit onderzoek wordt de methode van het onderzoek beschreven. Ten eerste zal het type onderzoek besproken worden. Vervolgens wordt de keuze voor de databron verder toegelicht en tot slot zullen de variabelen aan bod komen.

3.1 Kwantitatieve onderzoeksmethode

Het onderzoek zal kwantitatief van aard zijn. Met kwantitatief onderzoek kan een groot aantal cases onderzocht worden, waarmee cijfermatig inzicht wordt verkregen in diverse relaties en de mogelijkheid bestaat om procentuele verhoudingen weer te geven (De Jager & Mok, 1983). Voortbordurend op het onderzoek van Linke (2012) heeft kwantitatief onderzoek de voorkeur aangezien de data gebaseerd is op ondernemingen uit Amerika en dit onderzoek meerdere relaties wil leggen tussen de verschillende kostenmanipulaties en de betrokkenheid van de controller hierbij.

Uiteraard is kwalitatief onderzoek een overweging geweest, aangezien dit onderzoek in meer detail kijkt naar een onjuiste kostenverantwoording bij verslaggevingsfraude en daarmee een exploratief karakter kenmerkt. Hiermee zou met bijvoorbeeld interviews onder controllers in Nederland meer inzicht verkregen kunnen worden in de denkwijze van controllers ten aanzien van verslaggevingsfraude. Echter is gekozen om dit onderzoek kwantitatief uit te voeren om op deze wijze meer zekerheid te kunnen verkrijgen over de relaties tussen de betrokkenheid van de controller en de fraudetechnieken op het gebied van een onjuiste kostenverantwoording. Op deze wijze dient dit onderzoek als mogelijk startpunt voor kwalitatief onderzoek in de praktijk door te verduidelijken welke variabelen onderling relateren.

3.2 Data

Het doel van dit onderzoek is om meer duidelijkheid te krijgen over de wijze waarop de controller betrokken is bij kostenmanipulaties wanneer er sprake is van verslaggevingsfraude. De data zal verzameld worden aan de hand van de beschikbare informatie uit de verslaggevingsfraudedossiers op de openbare website van de Security and Exchange Commission (SEC). De keuze voor deze databron wordt gemaakt op basis van eerder onderzoek waarin deze databron ook regelmatig gebruikt werd bij onderzoek naar verslaggevingsfraude (Bonner et. al, 1998; Beasley et.al, 2010; Linke, 2012).

The mission of the U.S. Securities and Exchange Commission is to protect investors, maintain fair, orderly, and efficient markets, and facilitate capital formation.

― (SEC, 2013)2

De SEC is de Amerikaanse toezichthouder van verschillende effectenbeurzen. Als toezichthouder onderzoekt het fraudegevallen en worden rapporten van zaken waar fraude wordt vastgesteld toegevoegd aan een zogenaamde litigation releases database, die openbaar toegankelijk is.

(18)

Bertin Blokzijl│Masterthesis: Catch me if you can! 18

Het gebruik van de database van de SEC als databron kent een aantal beperkingen. Ten eerste zal de database aangemaakt door de SEC mogelijk niet een volledig beeld van alle verslaggevingsfraudezaken kunnen geven vanwege de beperkte capaciteit en mankracht die de SEC heeft (Beasley, 2010). Hierdoor zullen niet alle fraudegevallen geïdentificeerd worden en wordt schuld niet altijd bewezen. (Beasley et. al., 2010: Dechow et. al., 2010). Daarbij is de database van de SEC ingericht volgens de competenties en prioriteiten die de SEC stelt aan fraudezaken. Zo kan de opsporing nadrukkelijk gericht zijn op bepaalde fraudetechnieken in plaats van te kijken naar alle mogelijke fraudetechnieken (Kedia & Rajgopal, 2011). Ook kunnen keuzes met betrekking tot branches of transactietypen een beperking vormen voor het gebruik van deze databron. Desondanks geven Bonner et. al. (1998) in hun onderzoek aan dat zij geen redenen hebben om aan te nemen dat er sprake is van selectieve keuzes door de SEC bij het selecteren van fraudezaken. Eveneens geeft Linke (2012) aan dat de database van de SEC de best mogelijke databron is om onderzoek te doen naar verslaggevingsfraude, aangezien het de meeste garantie voor volledigheid biedt.

De SEC database bestaat niet alleen uit verslaggevingsfraudezaken, maar omvat meer fraudegevallen. Daarom is het van belang dat duidelijk is dat de fraudezaken die in dit onderzoek worden meegenomen dienen te voldoen aan de definitie van verslaggevingsfraude volgens Beasley (1999), zoals geciteerd staat op pagina 8.

De belangrijkste reden waarom het onderzoek is gericht op Amerikaanse ondernemingen, is vanwege het feit dat de SEC als openbare databron alleen informatie biedt over Amerikaanse ondernemingen. Daarnaast is de frequentie van fraudezaken in de Verenigde Staten hoger als die in Europa. Bovendien zijn de rapporten van de SEC voorzien van gedetailleerdere informatie en beschrijvingen van de fraudezaak in het algemeen, waardoor specifieker onderzoek naar verslaggevingsfraude verricht kan worden. Of de resultaten ook representatief zijn voor Europa is noch aangetoond noch betwist. Desondanks zullen resultaten van onderzoeken gericht op de Verenigde Staten verrijkend zijn voor de kennis omtrent verslaggevingsfraude binnen Europa. Over het algemeen zijn de gedragsregels in grote lijnen gelijk aan elkaar en worden alleen verschillen ondervonden in wet- en regelgeving (Burgstahler et.al, 2006; Linke, 2012).

De litigation release database van de SEC zal worden geanalyseerd voor de tijdsperiode van 1 januari 2005 tot en met 31 december 2010. Alle aanklachten die in deze periode zijn gepubliveerd in de database zullen worden meegenomen in het onderzoek, mits de fraudezaken voldoen aan de definitie van verslaggevingsfraude volgens Beasley (1999).

De onderzoeksperiode beslaat 6 jaar. De keuze voor deze tijdsperiode is gemaakt om een aantal redenen. Ten eerste is de periode van 6 jaar bijna in lijn met de 7 jaar die Linke (2012) in haar onderzoek gehanteerd heeft. Daarbij overlapt mijn tijdsperiode 2 jaar met die van het onderzoek van Linke (2012), omdat dit onderzoek gebruik maakt van de waarnemingen van het onderzoek van Linke (2012) voor de jaren 2005 en 2006 (aangevuld met ontbrekende data die benodigd is voor dit onderzoek).

Ten tweede is de startdatum 1 januari 2005 gekozen, omdat Turner en Weirich (2006) in hun onderzoek zagen dat in 2005 de meeste aanpassingen aan de jaarrekening verricht moesten worden door ondernemingen op het gebied van de kosten. Gezien het feit dat dit onderzoek is gericht op de kostenmanipulaties mag het noodzakelijk geacht worden het jaar

(19)

Bertin Blokzijl│Masterthesis: Catch me if you can! 19

2005 mee te nemen in de analyse. Daarbij geven Beasley et. al (2010) aan dat het aantal fraudegevallen met kostenmanipulaties in de loop der jaren is gestegen.

Tot slot, de einddatum van 31 december 2010 is gekozen om aanvulling te geven aan het onderzoek van Beasley et. al. (2010) door recentere jaren mee te nemen in dit onderzoek aangezien Beasley et. al. (2010) een analyse hebben gedaan tot en met 2007.

Binnen een fraudecase kan het het geval zijn dat er meerdere controllers betrokken zijn bij het plegen van de verslaggevingsfraude. In dat geval zal iedere controller apart meegenomen worden, omdat dit onderzoek is gericht op de rol van de controller binnen kostenmanipulaties bij verslaggevingsfraude en daarom is het van belang om iedere controller apart te analyseren. Wanneer dit onderzoek primair gericht was om meer duidelijkheid te verschaffen over verslaggevingsfraude op zichzelf zou iedere case op zich als waarneming geregistreerd worden. Dat is nu niet het geval en daarom zal iedere controller apart als waarneming meegenomen worden in de dataverzameling. Bij 2 controllers in een case zullen dus 2 waarnemingen geregistreerd worden.

3.2 Variabelen

Tabel 1: Samenvatting van de variabelen

Variabele Afkorting Type Waarde Test

methode

Betrokkenheid controller CONTR Afhankelijk Dummy, 0 =

nee, 1 = ja

Pearson Chi2 test

Controller alleen betrokken CONTRONLY Afhankelijk Dummy, 0 =

nee, 1 = ja

Pearson Chi2 test Controller niet alleen

betrokken

CONTR+ Afhankelijk Dummy, 0 =

nee, 1 = ja

Pearson Chi2 test

Registratie kosten REGCOST Onafhankelijk Dummy, 0 =

nee, 1 = ja

Pearson Chi2 test Waardering voorraden en

kosten

INVENTO Onafhankelijk Dummy, 0 =

nee, 1 = ja

Pearson Chi2 test Onderwaardering dubieuze

debiteuren en leningen

DEBT Onafhankelijk Dummy, 0 =

nee, 1 = ja

Pearson Chi2 test

Registratie reserves en voorzieningen

RESERVE Onafhankelijk Dummy, 0 =

nee, 1 = ja

Pearson Chi2 test

Registratie activa ACTIVA Onafhankelijk Dummy, 0 =

nee, 1 = ja

Pearson Chi2 test

Verkeerde kostenclassificatie CLASS Onafhankelijk Dummy, 0 =

nee, 1 = ja

Pearson Chi2 test

Liegen LIE Onafhankelijk Dummy, 0 =

nee, 1 = ja

Pearson Chi2 test

Fraudebedrag FRAUDSIZE Onafhankelijk LOG van

fraudebedrag

Logistic regressie

Branchetype BRANCHE Onafhankelijk LOG van

fraudebedrag

Logistic regressie

(20)

Bertin Blokzijl│Masterthesis: Catch me if you can! 20

Tabel 1 geeft een overzicht van de variabelen die in dit onderzoek gebruikt zullen worden. De tabel geeft informatie over de toegepaste afkorting in het vervolg van dit onderzoek, het type variabele, de wijze waarop gemeten wordt en de test methode die gebruikt wordt. In het vervolg van dit hoofdstuk zullen de variabelen verder toegelicht worden.

Afhankelijke variabelen

De afhankelijke variabelen in dit onderzoek zijn de betrokkenheid van de controller bij kostenmanipulaties en de wijze waarop de controller betrokken is bij de fraude (allen of met 1 of meer personen). Bij de eerste analyse zal geprobeerd worden te onderzoeken of de diverse kostenmanipulaties veranderen indien de controller betrokken is bij de verslaggevingsfraude. De betrokkenheid van de controller wordt als dummy-variabele gemeten. Dit wil zeggen dat de variabele een waarde 1 krijgt wanneer de controller betrokken is bij de verslaggevingsfraude en een 0 wanneer de controller niet betrokken is bij de verslaggevingsfraude.

Voor de tweede analyse rondom de rol van de controller zal de afhankelijke variabele de wijze waarop de controller betrokken is bij de kostenmanipulaties onderzocht worden. Ook hier geldt een dummy-variabele waarbij de variabele de waarde 1 krijgt wanneer de controller individueel handelt bij de fraude en de waarde 0 wanneer dit door meerdere personen wordt gedaan. Voor het meten van het handelen door meerdere personen zullen de waarden omgedraaid zijn.

Onafhankelijke variabelen

In dit onderzoek zijn de verschillende subcategorieën de onafhankelijke variabelen. Al deze subcategorieën zullen worden geregistreerd als een dummy-variabele om te bepalen of er sprake is van deze soort van kostenmanipulatie. De variabele krijgt een waarde 1 wanneer de fraudetechniek is toegepast en een waarde 0 wanneer de fraudetechniek niet is toegepast. Controlevariabelen

Dit onderzoek neemt een tweetal controlevariabelen mee. Dit wordt gedaan, omdat deze variabelen invloed kunnen hebben op de betrokkenheid van de controller bij kostenmanipulaties en de wijze waarop de controller bij de fraude is betrokken. De controlevariabelen die meegenomen worden zijn het fraudebedrag en de branchetype. In eerder onderzoek werden deze twee variabelen ook al ter controle meegenomen (Farber, 2005; Bonnet et. al, 1998; Beasley et. al, 2010). Daarbij heeft Linke (2012) bewijs gevonden dat het fraudebedrag gerelateerd is aan de betrokkenheid van het financiële middenkader en verslaggevingsfraude op het gebied van een onjuiste kostenverantwoording. Daarnaast werd al aangegeven dat de database beïnvloedt kan zijn door de keuzes van de SEC met betrekking tot de branchetype.. Daarom wordt door het meenemen van deze twee variabelen als controlevariabelen uitgesloten dat het fraudebedrag en de branchetype invloed uitoefenen op de onderzoeksresultaten.

Het fraudebedrag dat wordt meegenomen is het totale bedrag dat in het aanklachtrapport van de SEC vermeldt staat. Vervolgens wordt door middel van winsorizing eventuele uitschieters uit de dataset gehaald. Uiteindelijk wordt de LOG van het bedrag genomen en meegenomen in de analyse.

De branchetype wordt in lijn met het onderzoek van Farber (2005) en Linke (2012) meegenomen door middel van de eerste twee cijfers van de Standard Industrial Classification (SIC) code 15 en uit de EDGAR database gehaald. Dit is een classificering van branchetypes die door de Amerikaanse overheid is vastgesteld.

(21)

Bertin Blokzijl│Masterthesis: Catch me if you can! 21

4. Resultaten

De data is met behulp van het programma SPSS geanalyseerd en beschreven. De dataset is gecontroleerd op uitschieters met betrekking tot de controlevariabelen. In dit hoofdstuk zullen de resultaten van de analyse gepresenteerd worden.

4.1. Beschrijvende statistiek

De volledige dataverzameling leverde 93 unieke waarnemingen op. Vervolgens zijn deze waarnemingen gecontroleerd op eventuele uitschieters en ontbrekende data. De waarnemingen die als uitschieter werden beschouwd zijn gecorrigeerd naar de maximale grenzen die zijn gehanteerd bij het bepalen van deze uitschieters. De waarnemingen waarbij data ontbrak zijn verwijderd uit de dataset. Uiteindelijk levert dit een dataset op van 87 unieke waarnemingen.

Tabel 2: Betrokkenheid bij fraudegevallen

Aantal betrokken personen Betrokkenheid controller Totaal

0 1 1 18 39% 0 0% 18 21% 2 18 39% 6 15% 24 28% 3 5 11% 14 34% 19 22% 4 3 7% 10 24% 13 15% 5 1 2% 6 15% 7 8% 6 0 0% 1 2% 1 1% 7 0 0% 3 7% 3 3% 9 1 2% 1 2% 2 2% Totaal 46 53% 41 47% 87 100%

Van deze 87 fraudezaken is de controller in 47% van de gevallen betrokken bij het plegen van de verslaggevingsfraude. De controller is in geen enkel geval alleen betrokken geweest bij een fraudezaak. Wanneer een controller betrokken is bij verslaggevingsfraude in de geanalyseerde fraudezaken, waren minimaal 2 personen betrokken bij de fraude. Wanneer er 6 of meer personen betrokken zijn bij verslaggevingsfraude is de controller in de meeste gevallen wel betrokken. In tabel 3 op de volgende pagina is een overzicht te vinden van alle gevonden fraudetechnieken in de analyse van de rapporten van de SEC. De tabel toont de verdeling van het aantal gevonden fraudetechnieken per subcategorieën en de onderdelen per subcategorie.

(22)

Bertin Blokzijl│Masterthesis: Catch me if you can! 22

Tabel 3: Onjuiste kostenverantwoording

Controller betrokken Totaal

0 1

Registratie van kosten en verliezen 39 43% 27 30% 66 36%

Onjuiste registratie van kosten 21 23% 17 19% 38 21%

Verschuiving van kosten 7 8% 9 10% 16 9%

Negeren van kosten 11 12% 1 1% 12 7%

Onjuiste waardering van voorraden en kosten 7 8% 9 10% 16 9%

Onjuiste waardering van kosten 4 4% 7 8% 11 6%

Vervalsen van inventarisatielijsten 2 2% 0 0% 2 1%

Onjuiste kostprijs 1 1% 2 2% 3 2%

Onderwaardering van dubieuze debiteuren en verliezen op leningen

6 7% 14 15% 20 11%

Verliezen op leningen of andere schulden 3 3% 14 15% 14 10%

Dubieuze debiteuren 3 3% 0 0% 3 2%

Gebrek in registratie en waardering van reserves en voorzieningen

8 9% 21 23% 29 16%

Gebrek in reserves 3 3% 13 14% 16 9%

Gebrek in voorzieningen 1 1% 1 1% 2 1%

Onjuist gebruik van reserves 4 4% 7 8% 11 6%

Gebrek in registratie van activa 18 20% 9 10% 27 15%

Onjuiste kostenclassificering 7 8% 5 5% 12 7%

Liegen 6 7% 6 6% 12 7%

Totaal 91 50% 91 50% 182 100%

= categorie waarin controller alleen handelde

Uiteindelijk zijn er uit de 87 unieke waarnemingen 182 verschillende manipulaties geïdentificeerd. Uit de analyse komt naar voren dat de meeste kostenmanipulaties gericht zijn op het verkeerd registreren van kosten en verliezen. De controller is bij deze vorm van kostenmanipulaties in 41% van de fraudegevallen waar deze kostenmanipulaties worden toegepast betrokken. De controller is juist bij kostenmanipulaties op het gebied van voorraden (56%), dubieuze debiteuren en verliezen op leningen (70%) en reserves (72%) wel in meer dan de helft van de gevallen betrokken. Een uitgebreid overzicht van alle geregistreerde kostenmanipulaties is te vinden in tabel 3.

Bij deze manipulaties werd slechts 1 keer alleen gehandeld door de controller in het geval van het onjuist gebruik van reserves. Er werd een reserve gebruikt die volgens de richtlijnen van US GAAP helemaal niet aangemaakt mocht worden. In 7 fraudezaken waren 2 controllers betrokken.

4.2 Hypothesen toetsen

Betrokkenheid van de controller

Voor het toetsen van de hypothesen zijn verschillende analyses uitgevoerd. Ten eerste is een analyse uitgevoerd voor de relaties tussen de betrokkenheid van de controller en de verschillende groepen kostenmanipulaties. De analyse wordt uitgevoerd aan de hand van een Pearson Chi2 test. De resultaten van deze analyse worden gepresenteerd in tabel 4.

(23)

Bertin Blokzijl│Masterthesis: Catch me if you can! 23

Tabel 4: Pearson Chi2 Resultaten (betrokkenheid controller)

Hypothese Variabelen Waarde df Asymp. Sig. (2-sided) Exact Sig. (2-sided) Exact Sig. (1-sided) H 1.1 CONTR * REGCOST 1.662 1 0.197*** 0.252 0.145 H 2.1 CONTR * INVENTO 1.972 1 0.160*** 0.242 0.133 H 3.1 CONTR * DEBT 5.453 1 0.020*** 0.023** 0.018** H 4.1 CONTR * RESERVE 11.410 1 0.001*** 0.001* 0.001* H 5.1 CONTR * ACTIVA 2,329 1 0.127*** 0.162 0.098 H 6.1 CONTR * CLASS 0.766 1 0.381*** 0.491 0.303 H 7 CONTR * LIE 0,278 1 0.598*** 0.749 0.418 N = 87, p < .001*, p < .05**, p < .10***

Hypothese 1.1 wordt verworpen. Er is geen significante relatie gevonden tussen de betrokkenheid van de controller en kostenmanipulaties op het gebied van gebrek in de registratie van kosten en verliezen. Onze aanname dat de controller van groot belang is voor deze vorm van kostenmanipulatie lijkt dus minder van belang te zijn dan vooraf werd verwacht. Mogelijke verklaring is dat bij het analyseren van de rapporten regelmatig manipulaties werden doorgevoerd op de compensation costs die doorberekend worden aan de aandeelhouders als resultaat van de uitbetaling van de stock options van bestuurders. Ook met betrekking tot manipulaties in de waardering van de voorraad lijkt dit het geval te zijn, aangezien er ook geen bewijs is gevonden voor deze relatie (hypothese 2.1).

Hypothese 3.1 wordt wel ondersteund. Dit betekent dat de controller significant betrokken wordt bij kostenmanipulaties op het gebied van dubieuze debiteuren en verliezen op leningen. Blijkbaar is in lijn met onze verwachting de gedetailleerde kennis van de controller benodigd om op dit gebied manipulaties door te kunnen voeren en daarmee het resultaat positief te sturen. In lijn met dit resultaat wordt ook ondersteuning gevonden voor hypothese 4.1. De gedetailleerde kennis lijkt ook met betrekking tot de reserves van dusdanig belang om verslaggevingsfraude te kunnen plegen. De waardering van dubieuze debiteuren en verliezen op leningen en reserves vereist blijkbaar deskundige kennis, waardoor de controller sneller wordt betrokken bij het manipuleren van deze balansposten dan bij andere posten.

Voor hypothese 5.1 en 6.1 is geen ondersteuning gevonden. De aanname dat de controller voor zijn deskundigheid betrokken lijkt te geraken bij het plegen van fraude op het gebied van activa en kostenclassificatie lijkt niet te kloppen. Met betrekking tot de activa kwam duidelijk naar voren dat de controller minder vaak betrokken wordt bij manipulaties op dit gebied. In de meeste gevallen bleven zaken achtergehouden en werd de activa beïnvloedt vanwege de variabele beloning van bestuurders. Het volgende citaat komt uit een van dit soort

(24)

Bertin Blokzijl│Masterthesis: Catch me if you can! 24

zaken. Deze zelfverrijking door bestuurders zou een verklaring kunnen zijn voor het niet betrekken van de controller bij deze vorm van kostenmanipulaties.

By failing to make or keep books, record~ and accounts that in reasonable detail accurately and fairly reflected its transactions and disposition of its assets, Quest violated, and unless restrained and enjoined will continue to violate

― (SEC complaint 20950), 20093

Tot slot werd vooraf aangenomen dat de betrokkenheid van de controller bij verslaggevingsfraude gerelateerd is aan de fraudetechniek liegen. Deze aanname werd gedaan vanwege het feit dat de controller regelmatig in contact staat met derden, zoals de externe accountant, aangezien hij vaak om de gedetailleerde kennis met betrekking tot de boekhouding beschikt. Echter is er geen ondersteuning gevonden voor hypothese 7 en is de controller mogelijk niet altijd het eerste aanspreekpunt voor externe partijen binnen de organisatie.

Rol van de controller

Aanvullend is een tweetal analyses verricht om meer inzicht te krijgen in de rol van de controller bij kostenmanipulaties. Ten eerste is een analyse uitgevoerd met betrekking tot het alleen handelen van de controller bij een drietal groepen van fraudetechnieken gericht op kostenmanipulaties. De analyse wordt uitgevoerd aan de hand van een Pearson Chi2 test. Resultaten van deze analyse staan in tabel 5.

Tabel 5: Pearson Chi2 Resultaten (rol controller)

Hypothese Variabelen Waarde df Asymp. Sig. (2-sided) Exact Sig. (2-sided) Exact Sig. (1-sided) H 2.2 CONTRONLY * INVENTO 0.194 1 0.660 1.000 0.839 H 4.2 CONTRONLY * RESERVE 2.248 1 0.134 0.310 0.310 H 5.2 CONTRONLY * ACTIVA 0,431 1 0.511 1.000 0.701 N = 87, p < .001*, p < .05**, p < .10***

Alle hypothesen waar individueel handelen door de controller verwacht werd, worden niet ondersteund. Zoals bij de beschrijvende statistiek al is aangegeven is slechts 1 fraudezaak gevonden waarin de controller alleen handelde ten aanzien van manipulaties op het gebied van schulden en reserves. Echter is uit deze analyse naar voren gekomen dat er geen bewijs is voor het alleen handelen van de controller bij kostenmanipulaties op het gebied van voorraden, reserves en activa.

(25)

Bertin Blokzijl│Masterthesis: Catch me if you can! 25

Voor de andere kostenmanipulaties werd vooraf verwacht dat deze door meerdere personen uitgevoerd zullen worden. Voor deze hypothesen wordt eveneens een analyse uitgevoerd waar gekeken wordt naar de relatie tussen het niet alleen betrokken zijn bij de fraude en de fraudetechniek. De analyse wordt uitgevoerd aan de hand van een Pearson Chi2 test. Een overzicht van deze analyse wordt gepresenteerd in tabel 6.

Tabel 6: Pearson Chi2 Resultaten (rol controller)

Hypothese Variabelen Waarde df Asymp. Sig. (2-sided) Exact Sig. (2-sided) Exact Sig. (1-sided) H 1.2 CONTR+ * REGCOST 2.132 1 0.144*** 0.322 0.322 H 3.2 CONTR+ * DEBT 3.389 1 0.066*** 0.230 0.230 H 6.2 CONTR+ * CLASS 0.117 1 0.733*** 1.000 0.897 N = 87, p < .001*, p < .05**, p < .10***

Hypothese 3.2 wordt als enige ondersteund. Er wordt dus lichtelijk bewijs gevonden voor een relatie tussen het uitvoeren van de fraude door meerdere personen bij kostenmanipulaties op het gebied van dubieuze debiteuren en verliezen op leningen. Dit kan een aanwijzing zijn dat meerdere kennis van meerdere personen benodigd is om manipulaties door te kunnen voeren op dit gebied en hun waardering zodanig te beïnvloeden dat dit uiteindelijk gevolgen heeft voor het resultaat. Voor hypothese 1.2 en 6.2 is geen bewijs gevonden. De aanname dat kostenmanipulaties op het gebied van de registratie van kosten en de kostenclassificering door meerdere personen wordt uitgevoerd wordt niet ondersteund.

Tot slot worden de resultaten gecontroleerd door een logistische regressie met de controlevariabelen de hoogte van het fraudebedrag en de branchetype. Op deze wijze kunnen de gevonden relaties met betrekking tot kostenmanipulaties op het gebied van schulden en reserves gecontroleerd worden op invloeden van andere factoren. De resultaten van de analyse worden gepresenteerd in tabel 7.

Tabel 7: Logistische regressie controlevariabelen

Controlevariabele Variabelen Regressie coefficient B

Exp (B) Sig. Standard error H 3.1 CONTR * DEBT 2.125 8.375 0.002** 0.684 H 4.1 CONTR * RESERVE 2.558 12.909 0.000* 0.681 Controle 1 CONTR * FRAUDSIZE 0.596 1.815 0.056*** 0.056 Controle 2 CONTR * BRANCHE 0.036 0.001 0.006** 0.027 N = 87, p < .001*, p < .05**, p < .10***

(26)

Bertin Blokzijl│Masterthesis: Catch me if you can! 26

Uit de resultaten blijkt dat de relaties versterkt worden door de hoogte van het fraudebedrag en het branchetype. Beide relaties zijn nog steeds significant en ook met de controlevariabelen wordt een significante relatie gevonden.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

I found Nand Lal one day mending rope that had frayed; squatting on his haunches, his hands working quickly, he said: ‘Monkeys are like us – they also have a dil-o-dimaag [heart

The sight of food was expected to activate eating-related information when presented at proximity but not at distance, as reflected by faster reaction times to proximal than

Het traditionele grammatica- onderwijs lijkt daartoe niet de aangewezen route; wer- ken vanuit overkoepelende taalkundige concepten heeft een veel beter effect.. In deze

Daarnaast wordt er met deze studie de totale dagelijkse werklast (in minuten) berekend per type patiënt op basis van gemeten directe verpleegkundige activiteiten en een

Corporate governance codes kunnen een effect hebben op zowel het governance regime als het interne beheersings- systeem van een organisatie. Het interne beheersingssy- steem is

In deze ronde is doorgevraagd naar deze factoren, hetgeen leidt tot de constatering dat de behoefte van het management bepaald wordt door de rol die andere actoren vervullen en

In order to clearly understand the phenomenon of leasing the following basic characteristics have to be explained: the use of the object, the independent economic value of

Given that the growth of total assets, market-to-book ratio, research and development expenses, and market value of equity do not act as the use of derivatives, there is no