• No results found

De ideologie van de verzorgingsstaat

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "De ideologie van de verzorgingsstaat"

Copied!
5
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Het is in de Nederlandse sociologische literatuur bijna een gemeenplaats dat de verzorgingsstaat een ideologie moet ontberen, en dat dit voor zijn voortbestaan een bedreiging inhoudt. Dit cliché wordt niet alleen geven-tileerd door academische sociologen, maar in navol-ging van hen ook door hoge functionarissen van be-langrij k e b eleidsinst anties. ' Dit maakt het maatschap-pelijk relevant. Hierdoor wordt het de moeite waard het eens grondig op zijn merites te toetsen. De geschiedenis van de gemeenplaats

Waar komt de gemeenplaats vandaan en wat houdt hij in? In 1962 zegt Thoenes in zijn beroemd geworden proefschrift:

'Een merkwaardigheid van de Verzorgingsstaat U dan ook, dat niemand hem in zijn totaliteit en eigenheid durft te propa-geren. Voor de socialisten is hij een half-socialisme, voor de li-beralen een half-liberalisme. Voor iedereen is hij een onont-koombaar half-way house, voor niemand een groots en inspi-rerend ideaal.'2

Het doel van de verzorgingsstaat is volgens Thoenes dan ook goeddeels negatief:

'Zolang de verzorgingsstaat de verschrikkingen van het verle-den buiten de deur houdt, is voor die generatie het hoogstbe-schikbare doel goeddeels verwezenlijkt.'3

Het gaat hier kennelijk niet om het doel van de verzor-gingsstaat als zodanig, maar om het doel voor de gene-ratie die deverschrikkingen van dejaren'30 en'40 heeft meegemaakt.

Hieruit zijn vergaande conclusies getrokken. Onder verwijzing naar deze passages zegt van Heek in 1972 in zijn afscheidscollege het volgende:

'Dat de verzorgingsstaat tot nu toe de doeleinden niet bereikt heeft die bij zijn ontstaan gesteld werden, sterker nog, dat zijn voortzetting voor de toekomst problematisch is geworden, is ten dele ook toe te schrijven aan het ontbreken van een stimu-lerende, het gehele maatschappelijk leven overkoepelende ideologie.'4

Van Heek meent dat dit ontbreken van een ideologie, met het ontbreken van 'charismatische kracht' en ver-zorgingsstaat duur zal komen te staan in tijden van cri-sis, zeker wanneer er offers moeten worden gebracht. 'De verzorgingsstaat is door de meerderheid van de bevolking wel rationeel aanvaard, maar blijkt niet emotioneel verankerd te zijn.'5

Dit is hoogst ernstig:

'Tengevolge van zijn eenzijdige oriëntering en gebrek aan

sti-mulerende ideologie toont de verzorgingsstaat ten aanzien van vraagstukken die niet uitsluitend werkgelegenheid en so-ciale zekerheid betreffen, een grote hulpeloosheid. Proble-men van bevolkingsgroei, milieuvervuiling het "military in-dustrial complex" in de Verenigde Staten, consumentenma-nipulatie, ontwikkelingshulp en overmatige inflatie, zouden bij een eigen diepgewortelde en door de meerderheid der be-volking aanvaarde ideologie doelmatiger benaderd kunnen worden dan thans het geval is, nu inderdaad Gouldners uit-spraak dikwijls bewaarheid wordt, dat ons huidige stelsel een "ad hoc accommodation is to group and individual egoism.'6 Het is treurig dat de situatie in tien jaar zozeer is ver-slechterd, dat de verzorgingsstaat nu ook faalt op ge-bieden , die Van Heek nog meende te kunnen uitzonde-ren.

Het verschil tussen de teksten van Thoenes en Van Heek weerspiegelt hun verschil in sociale positie. Bij Thoenes is de promovendus aan het woord, die voor-zichtig zijn toch wel gedurfde uitspraken clausuleert. Van Heek kan zich, als eminence grise van de Neder-landse empirische sociologie permitteren om een groots vergezicht te schilderen. Daarmee gaat hij in zijn inter-pretatie van de problemen heel wat verder dan Thoe-nes. Wat bij de laatste een half-hartig compromis is tussen ideologieën, ziet Van Heek als 'de afwezigheid van een overkoepelende ideologie'. Zegt Thoenes slechts dat de verzorgingsstaat niet groots en inspire-rend is, bij Van Heek ontbreekt 'een emotionele veran-kering'. Het zijn vergrovingen, die kenmerkend zijn voor een vergezicht. Van Heek schildert dit vergezicht onmiskenbaar met allure en overtuigingskracht, en ook wel met retoriek. Wanneer bij bij voorbeeld zegt: 'De verzorgingsstaat blijkt (cursivering MtB) niet emo-tioneel verankerd te zijn, ' dan kan men inde tekst geen argumenten vinden, waaruit dit zou blijken. Wellicht is het deze retorische kracht die anderen ertoe heeft gebracht deze uitspraken zonder meer over te ne-. men, niet als onderdelen van een grootse visie maar als feiten op zich. Als zodanig zijn ze terecht gekomen in wat je een citaten-circuit zou kunnen noemen. In zijn

M.B. ter Borg werkt momenteel als wetenschappelijk medewerker op het Sociologisch Instituut te Lelden. Hij publiceerde o.a. over Nietzsche en promoveerde onlangs op een dissertatie getiteld Nihilisme en de Franse sociologische traditie.

Adres: Stationsplein 242,2312 AR Leiden, tel. 071-148333.

(2)

artikel 'Het Rechtskarakter van de Verzorgingsstaat' citeert Schuyt deze passages op deze wijze.7 Hierop en op Van Heek beroept Sewandono zich dan weer in een artikel over de theorie achter de verzorgingsstaat en hij gaat daarbij weer een stapje verder dan zij : hij conclu-deert uit de genoemde passages, dat men zich af kan vragen of de verzorgingsstaat nog wel bestaat.8 Iden-burg beroept zich op zijn beurt in het al genoemde arti-kel op Sewandono.9

Aldus zijn interessante speculaties geworden tot van-zelfsprekendheden, zonder dat er veel reflectie over hun status heeft plaatsgevonden. Nu is het voor reflec-tie nooit te laat, en dat is het doel van dit artikel. Zij n de ideeën van Van Heek wei zo vanzelfsprekend als dege-nen, die ze citeren, schijnen te menen? En zijn zij j uist? Laat ik dezevragen nauwkeuriger formuleren: 1. Wat zoude betekenis kunnen zijn van het ontbreken van een 'overkoepelende ideologie' en een 'emotionele veran-kering' van de verzorgingsstaat; 2. Is bet waar, dat de verzorgingsstaat een 'overkoepelende ideologie' moet ontberen? Deze beide vragen staan betrekkelijk los van elkaar. Logisch gezien staat de betekenis van een ideologie los van het feitelij k aanwezig zij n van een ideologie. Dit neemt echter niet weg, dat de betekenis van een ideologie invloed kan hebben op het feitelijk aan wezig zijn.

De sociale betekenis van een ideologie vu de

verzorgingsstaat

Voordat wij de eerste vraag kunnen beantwoorden moet duidelijk zijn wat Van Heek bedoelt. Hij defi-nieert niet wat hij onder 'Overkoepelende Ideologie' verstaat, maar uit de context wordt dit wel enigszins duidelijk. Het gaat om een manifest systeem van funda-mentele waarden, dat door een meerderheid van de mensen binnen een samenleving wordt aangehangen. ' " Toegegeven; deze gereconstrueerde definitie bevat veel vaagheden: wat is manifest? Manifest voor wie? Wat zijn fundamentele waarden? Maar een duidelijker en scherper omlijnde definitie is op de tekst van Van Heek niet te baseren, en daar ligt nu juist het probleem, dat men tot op heden heeft veronachtzaamd.

Uit de context wordt ook de functie van een 'overkoe-pelende ideologie' duidelijk. Hij dient een bepaalde in-stitutie, in dit geval de institutie verzorgingsstaat 'emo-tioneel te verankeren'. Dit laatste is een metafoor die verwarring wekt. Wat is 'emotioneel verankeren?' Wanneer is iets net wel, en wanneer is iets net niet meer

'emotioneel verankerd?' Hoe moet ik me de 'emotione-le verankering' voorstel'emotione-len van zoiets abstracts en com-plex als de verzorgingsstaat? Welk aspect van de ver-zorgingsstaat is precies niet verankerd, het verzorgings-ofhetstaats-aspect?

Het wordt niet duidelij k. Wat wél duidelijk wordt, is de functie die deze 'emotionele verankering' zou hebben: hij zou de bereidheid bij de mensen moeten aanwakke-ren om offers te baanwakke-rengen voor de verzorgingsstaat. Dit zou de verzorgingsstaat 'minder hulpeloos' en 'doel-matiger' maken, en zijn 'verdediging' ten goede ko-men. Van Heek gebruikt ook hier termen, die nogal poly-interpretabel zijn.

De semantische betekenis van wat Van Heek zegt is dus niet helemaal duidelij k. Toch mogen we stellen dat Van Heek meent dat de verzorgingsstaat een overkoepelen-de ioverkoepelen-deologie mist en dat dit schaoverkoepelen-delijk is. Hiermee ko-men we op de vraag naar de sociale betekenis van een ideologie: gesteld dat een overkoepelende ideologie in-derdaad afwezig is, is dit dan zo schadelijk als Van Heek meent?

Over ideologieën wordt in de sociologie heel verschil-lend gedacht. Voor een deel is dit een kwestie van op-tiek. Materialistische sociologen zullen een ideologie van secundair belang achten, terwijl idealistische socio-logen aan waardenstelsels een overheersende rol toe-kennen. Welke optiek Van Heek ook hanteert, vast staat dat hij een ideologie van groot belang acht. Hoe groot dit belang is in verhouding tot andere factoren, wordt niet duidelijk. Een ideologie werkt stimulerend, zonder nadere specificaties, en hiermee zullen we het moeten doen.

Maar werkt een ideologie per se stimulerend? De voor-beelden, die Van Heek aanhaalt, zijn niet erg overtui-gend:

'De alternatieve stelsels, die in het industriële stelsel toepas-sing gevonden hebben, gelijk het nationaal socialisme en het Russische en Chinese communisme, kenmerken zich door een stimulerende al alomvattende ideologie, die het streven naar de gestelde doeleinden emotioneel ondersteunt... Hoewel uit humanitair oogpunt onze huidige samenlevingsvorm verre boven de andere stelsels te verkiezen is, ontbreekt de verzor-gingsstaat de charismatische kracht, die deze alternatieve systemen - zeker in hun bloeiperiode - wel kenmerken.'" Dit argument doet eerder afbreuk aan het betoog van Van Heek, dan dat het het versterkt. Het duizendjarig rijk stortte ondanks de ideologie sneller in dan nu de verzorgingsstaat dreigt te doen, China wisselt even snel

(3)

van ideologie als van leider en uit Rusland komen tegen-strijdige berichten.

Het citaat geeft te denken. Het zegt iets over de beperkt-heid van de betekenis van ideologieën. Een ideologie die het enemoment 'emotioneel diep verankerd' lijkt te zijn, kan het volgende moment zoals in Duitsland -vergeten zijn. Het tegenovergestelde is natuurlijk ook denkbaar: een ideologie kan niet 'emotioneel veran-kerd' lijken, maar niettemin een grote en langdurige in-vloed uitoefenen. Een ideologie kan korte tijd heel sti-mulerend werken-Van Heek moet gedacht hebben aan de massa'sdie tijdens de Chinese Culturele Revolu-tie met Mao's rode boekje zwaaiden - maar hij kan ook, zoals sommige berichten uit Sovjet Rusland ons doen geloven zeer verstarrend werken.

Van Heek beweert dat een 'overkoepelende ideologie' de 'hulpeloosheid en ondoelmatigheid' van de verzor-gingsstaat zou doen verminderen, maar het tegenover-gestelde is dus evengoed denkbaar: een diepgewortelde ideologie kan nieuwe denkbeelden lange tijd tegenhou-den , en daarmee de ondoelmatigheid en hulpeloosheid in de hand werken.12

Zou zoiets wellicht met de verzorgingsstaat aan de hand zijn? Zou het kunnen zijn dat de verzorgingsstaat wor-telt in een emotioneel diep verankerde ideologie, die het oplossen van zijn problemen verhindert? De proble-men die Van Heek noemt wijzen wel in die richting: mi-lieuvervuiling, ontwikkelingsproblematiek, consu-mentenmanipulatie, het militair-industrieel-com-plex, '3 het zijn allemaal problemen die actueel zijn ge-worden, nadat de verzorgingsstaat in grote trekken was opgebouwd. Misschien kunnen ze niet worden opge-lost omdat de heersende overkoepelende ideologie, de ideologie die de mensen de verzorgingsstaat deed op-bouwen, er geen oplossingen voor bevat. Misschien kunnen deze problemen alleen worden opgelost als de sociaal-economische sub-doelstellingen van de verzor-gingsstaat gedeeltelij k worden losgelaten, en misschien wordt dit mede verhinderd door de 'emotioneel diep-gewortelde ideologie' van de verzorgingsstaat. Daaren-boven zou het nog denkbaar zijn dat Van Heeks these dat er helemaal niet zo'n ideologie bestaat ons verhin-dert om dit in te zien.

De ideologie van de verzorgingsstaat

Zoals gezegd; de onafhankelijkheid van de beide te be-handelen vraagstukken ten opzichte van elkaar is maar betrekkelijk. Inderdaad is bij het behandelen van de

eerste vraag al gesuggereerd dat er inderdaad een over-koepelende ideologie van de verzorgingsstaat zou kun-nen bestaan.

Van Heek ontkent het bestaan hiervan en baseert zijn ontkenning, zoals we hebben gezien, op Thoenes. Deze spreekt echter niet van afwezigheid van een overkoepe-lende ideologie, maar van een compromis tussen twee ideologieën. Dit compromis zou zelf al als een overkoe-pelende ideologie beschouwd kunnen worden, ware het niet dat beide partijen, zoals Thoenes opmerkt, dit compromis beschouwen als een onbevredigende oplos-sing, die helaas onontkoombaar is. Nu gold dit, zoals we hadden gezien, vooral voor degeneratie die de ellen-de van ellen-de jaren '30 en '40 heeft meegemaakt. Het is ellen-de vraag of dit compromis niet langzamerhand zal uit-groeien tot een overkoepelende ideologie, waarbij de partijen, die het ooit sloten, zichzelf steeds meer gaan beschouwen als verschillende nuances van deze ideolo-gie . Het is niet uit te sluiten, dat dit proces al langere tijd aan de gang is. Er zijn geluiden te horen die de Europese verzorgingsstaat metdebijbehorendegemengdeecono-mie beschouwen als een aangenaam 'half-way house' tussen de respectievelijk in de Verenigde Staten en Rus-land vigerende stelsels. De identiteit van Europa zou wel eens hieraan opgehangen kunnen gaan worden. Dit is echter een speculatie. Terug naar de werkelijk-heid en naar Van Heek. Uit het feit dat er sprake is van een compromis tussen twee ideologiein concludeert hij dat er dus van een overkoepelende ideologie geen spra-ke is. Deze conclusie lij k t mij onjuist. Ik meen dat de te-genovergestelde conclusie getrokken had moeten wor-den . Men kan als men van mening verschilt, slechts een compromis sluiten, als men het ook over een aantal za-ken eens is.14 Bij een zó omvangrijk compromis als de verzorgingsstaat moet er haast wel sprake zijn van een gemeenschappelijke, min of meer manifeste, onderlig-gende ideologie. Men is ach er tegenwoordig vaak niet van bewust dat de beide ideologieën, die Thoenes noemt, zeer veel waarden gemeenschappelijk hebben en vooral verschillen waar het de interpretatie, de prio-riteitstelling en de verwerkelijking van deze waarden betreft.

De overeenkomsten zijn goed zichtbaar, als men ze nauwkeurig met elkaar vergelijkt. Dan ziet men dat sommige stromingen binnen de beide ideologiein zeer dicht bij elkaar staan en dat de mate waarin men tegen-over elkaar staat in de ene periode groter is dan in de an-dere. Toch blijven de beide ideologieën bij een

(4)

dergelij-ke beschouwingswijze in de eerste plaats antagonis-tisch: het liberalisme wordt gezien als min of meer pro-kapitalistisch, het socialisme als min of meer anti-kapi-talistisch.

Veel duidelijker springen hun overeenkomsten in het oog als men ze beide kon trasteert met wat eraan vooraf ging: de feodaliteit. Een dergelijke contrastering vindt men vooral bij auteurs die zich tegen beide, liberalisme én socialisme, afzetten, zoals bij voorbeeld Tocqueville en Nietzche.15 Deze beide auteurs zien de

gelijkheids-moraal als de kenmerkende trek bij uitstek van de beide

stromingen. Een streven naar principiële gel ij kheid on-derscheidt beide stromingen van de feodaliteit, waar principiële ongelijkheid heerste. Het gaat bij principië-le gelij kheid om een waarde, waarvan een aantal andere fundamentele waarden zijn afgeleid. Zij werd door alle anti-aristocratische krachten aangehangen. Het is een leerstelling die in vele legitimeringen van de verzor-gingsstaat is terug te vinden. Het is een principe dat ook op dit moment niet ter discussie staat. Het is een leer-stuk op grond waarvan nog steeds compromissen geslo-ten kunnen worden.

Socialisme en liberalisme verschillen, waar het gaat om de interpretatie en de verwerkelijking van dit leerstuk. Wat bedoelt men met gelij kheid? Gelijke kansen, zoals de liberalen, of gelij ke omstandigheden, zoals de socia-listen? Met welke snelheid moet het leerstuk verwerke-lijkt worden? Hoe moet dit gebeuren? Moet de staat hier het voortouw nemen, of een volgend beleid voeren, waarbij de veronderstelde nivellerende werking van de markt van tijd tot tijd gecorrigeerd wordt? Van dit gelijkheidideaal is het moderne Westerse vrij-heidsbegrip afgeleid. Dit is in de eerste plaats negatieve

vrijheid: een vrijheid van allerlei belemmeringen in het

politieke en economische vlak. Vrijheid van overheer-sing door feodale heerser, vrijheid van door de feodali-teit opgelegde handels- en produktiebeperkingen. De afleiding van het vrijheidsbegrip uit het gelijkheids-ideaal werd bijzonder duidelijk uit de emancipatie-strijd van de Amerikaanse negers. Men riep 'freedom' en dit betekende gelijke rechten en gelijke kansen. Het negatieve vrijheidsbegrip impliceert een positieve vrij-heid: vrijheid om te, vrijheid tot... Als zodanig speelt het een groterol in de verzorgingsstaat, waar participa-tie en zelfverwerkelijking belangrijke doelstellingen zijn.

Socialisten en liberalen hebben het vrijheidsbegrip

ge-meen. Het is geen onderwerp van discussie. Zij

verschil-len waar het gaat om de interpretatie, maar vooral van de prioriteitsstelling: wiens vrijheid weegt zwaarder? Die van de ondernemer of die van de werknemer binnen een bedrijf? Politieke vrijheid of economische vrij-heid? Weegt economische vrijheid zwaarder dan gelij k-heid? Ook de derde waarde, die bij de Franse revolutie centraal stond, broederschap, is van het gelijkheids-begrip afgeleid in zijn huidige betekenis. Het is een oud christelijk begrip, dat altijd sterk paternalistisch was gekleurd. Tegenwoordig heet het solidariteit en ieder zweem van paternalisme wordt afgewezen. Het is een begrip dat niet ter discussie staat, en dat een hoofdrol speelt in de discussies over de verzorgingsstaat. De vraag daarbij is steeds hoe het het beste verwerkelijkt kan worden.

Gelijkheid, vrijheid, broederschap: dit credo van de Franse revolutie mag mijns inziens beschouwd worden als de kern van de overkoepelende ideologie, waarnaar we op zoek zijn. Het staat zelf niet ter discussie, maar vormt van die discussie het fundament. Het compro-mis dat de verzorgingsstaat is, is een comprocompro-mis tussen verschillende interpretaties van dit credo.

In de overkoepelende ideologie spelen nog een aantal cultuurelementen een rol, waarvan ik er drie wil noe-men: het individualisme, het maakbaarheidspostulaat en het arbeidsethos. Het gaat hier om een mengeling van ideaal en vanzelfsprekendheid.

Over het individualisme kunnen we kort zijn: de drie idealen van de Franse revolutie hebben betrekking op individuen, en niet op groepen. Het tweede punt heeft te maken met wat Schuyt noemt 'de afwezigheid van het tragische (berusting, aanpassing, inzicht in de be-perktheid en eindigheden). '16 Wij zien onze problemen als in principe oplosbaar. Ik noem het postulaat van de maakbaarheid. Socialisme en liberalisme verschillen hierover niet van mening. Het verschil ligt in de manier waarop het verwezenlij kt zou moeten worden : moet de staat hierin een hoofdrol spelen, of de markt? Van de zes hier genoemde cultuurelementen is het

arbeidsethos het enige dat zelf let discussie staat. De

technologische ontwikkeling heeft het zeer duidelijk geproblematiseerd. Ik laat de discussie erover voor wat zij is. Ik wil alleen vaststellen dat zij dwars door de par-tijen heenloopt: in beide parpar-tijen zitten mensen die het willen handhaven, en die het willen afschaffen. Hieruit mag men concluderen dat het tot de overkoepelende ideologie behoort.

Hiermee zijn naar mijn overtuiging de hoofdelementen

(5)

van de overkoepelende ideologie, waarnaar Van Heek op zoek was, aangegeven. Ik heb op de afkomst van de idealen gewezen: de Franse revolutie, die, zoals Tocqueville opmerkt, in feite een Europese revolutie was die in Frankrijk het eerst en het hevigst tot uit-barsting is gekomen. De idealen van de Franse revolutie hadden in het begin die ongekende charismatische kracht, waarnaar Van Heek tevergeefs zoekt. Dat hij deze in het heden niet vindt, is geen wonder. De idealen zijn sinds lang geroutiniseerd en tot vanzelfsprekend-heden geworden. Daarbij werden ze uiteraard minder manifest. De opwinding geldt nu de strijd om de intpretatie, de prioriteitsstelling en de verwerkelijking er-van. Een strijd, die als uitkomst een compromis heeft, dat verzorgingsstaat wordt genoemd.

Conclusie

Tegenover de these van Van Heek, dat er geen overkoe-pelende ideologie van de verzorgingsstaat zou zijn, heb ik indit artikel getracht aan tegeven.dat een dergelijke ideologie bestaat. Ook heb ik aangegeven, wat hij in zeer grote lijnen inhoudt.

Deze overkoepelende ideologie is in de loop der tijd een vanzelfsprekendheid geworden, en daarmee min of meer latent. Het ongekwalifïceerd citeren van Van Heek, met andere woorden het zonder meer herhalen van de stelling dat 'er geen overkoepelende ideologie bestaat', doet deze latentie voortbestaan. Daardoor wordt een bezinning op de overkoepelende ideologie onmogelijk. Het is moeilijk, zo niet onmogelijk, om de grootte van de invloed van de overkoepelende ideologie te schatten. Het is waarschijnlijk, dat er een zekere in-vloed is, en het is de vraag of die uitsluitend positief is. Voor een deel heeft de overkoepelende ideologie inder-daad die positieve functies voor de verzorgingsstaat, die Van Heek ervan verwachtte. Hij bevat idealen, die de mensen nog steeds kunnen inspireren.

De overkoepelende ideologie is echter tezelfdertijd zeer dysfunctioneel voor de verzorgingsstaat. Schuyt heeft erop gewezen hoe het maa kbaarheidspost u laat één van de oorzaken is van dehuidige problemen.17 Hij noemt het de tragiek van de verzorgingsstaat, dat hij door zijn eigen streven te gronde gaat. Het moet onderzocht wor-den of ook de andere elementen van de overkoepelende ideologie tot deze ondergang bijdragen. Een nadeel van ieder denkkader is dat het bepaalde problemen en be-paalde oplossingen voor problemen buiten zijn horizon houdt. Anders gezegd: bepaalde problemen en

oplos-singen worden getaboeëerd. Dit is heel duidelijk het ge-val met de ideologie van de verzorgingsstaat. Het is bij voorbeeld opmerkelijk dat grote problemen die niet binnen het kader van de overkoepelende ideologie val-len, zoals de milieuproblematiek en de andere door Van Heek genoemde problemen, naar de achtergrond ver-dwijnen, zodra zich, zoals nu, problemen voordoen, die wél passen binnen de overkoepelende ideologie. Voorts is het opmerkelijk, dat men voor deze proble-men nooit een werkelijke oplossing heeft gevonden. Een grondige bezinning op deze voor- en nadelen van de ideologie van de verzorgingsstaat lijkt mij daarom zeer gewenst.

Noten

1 Zo speelt het een belangrijke rol in een siuk van de voorzit-ter van de Harmonisatieraad voor het Welzijnsbeleid. Zie P.A. I den burg. De Verzorgingsstaat als Besluitvormingspro-bleem, in: Idee '66, feb. 1982.

2 P. Thoenes, De Elile in de Verzorgingsstaat. Leiden,

1972, blz. 131. ibidem.

F. van Heek, Van Hoog/capita/isme naar

Verzorgings-s aat, Meppel, 1973, blz. 64.

F. van Heek, op. dl., blz. 65. ibidem.

Interessant is de verschuiving in de betekenis die Schuyt aan Van Heeks uitspraken toekent. Eerst (77, 78 boven) neemt hij de passages als stellingname van Van Heek, maar een pagina verder (78 onder) gaat het om feiten. Zie J.A.A. van Doorn enC.J.M. Schuyt led., De Stagnerende

Verzorgingsstaat, Meppel, 1978. Het artikel verscheen eerder

in 1976.

* In Van Doorn en Schuyt, op. cit., blz. 47. Het artikel ver-scheen eerder in 1976.

• Idenburg, op. cit.

10 Van Heek, op. cit., blz. 64-5. 1' Van Heek, op cit.. blz. 64.

12 Wat Kühn hierover zegt in De Structuur van

Weten-schappelijke Revoluties, Meppel, 1972, geldt evenzeer voor

wetenschappelijke paradigmata als voor overkoepeknde maatschappelijke ideologieën: creatieve oplossingen kunnen erzeer lang door worden tegengehouden. Vgl. O.D. Duintjer,

Rondom Regels, Meppel, 1977, blz. 76, waar hij laat oen hoe

regelsystemen (als zodanig mag een overkoepelende ideologie beschouwd worden, Mtfi) afsluitend kunnen werken.

11 Zie noot 6.

14 Hieropwijst bij voorbeeld Idenburg,op. dr. Hetisomeen voorbeeld uit de klassieke sociologie te noemen, ook de pointe v an Durksheims polemiek tegen Spencer in De la Division du Travail Social.,

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Zoolang de aanpassing nog niet heeft plaats gehad, zal de ondernemer over overproductie blijven klagen, voor hem zal niet een voldoende aandeel in de winst overschieten,

• Onderzoek naar de (on)mogelijkheden van conductiedrogers en behandeling van drooggassen moet duidelijkheid verschaffen over het toekomstperspectief van deze techniek.. •

Men is het in grote lijnen eens over deze zeer vage waarden, maar er bestaat geen consensus over hoe deze waarden zich tot elkaar verhouden. Welke van de waarden heeft

De tijd schreeuwt er wel om: om gezag dat niet individuen tot arbeidzaamheid oproept maar ondernemingen tot het bieden van goed werk dwingt; om maatschappelijke instellin- gen

Daarmee is de plant als voedsel voor niet-gespecialiseerde planteneters, de generalisten, niet ideaal en kunnen gespecialiseerde planteneters geen maximale afweer tegen

Zo werd door de directeur van de Stichting voor Technische Wetenschappen de vraag opgewor- pen of er, gelet op de voortschrij- dende en steeds dieper ingrijpen- de

Maar misschien dat het in het regeerakkoord ge·introduceerde m ede-budgetrecht van de ministe r voor het grote stedenbeleid (waarlijk een unicum in Nederland) hier zijn

M en zoekt aanslui­ ting bij allerlei ideeën die cultuurhistorisch naar voren zijn gekomen in de reactie op de Verlichting en de Franse Revolutie, maar het wordt dui­ delijk niet