• No results found

Overproductie en overkapitalisatie

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Overproductie en overkapitalisatie"

Copied!
19
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

OVERPRODUCTIE

N OVERKAPITALISATIE

R E D E

U I T G E S P R O K E N B I J D E A A N V A A R D I N G V A N H E T A M B T V A N H O O G L E E R A A R A A N D E L A N D B O U W H O O G E S C H O O L T E W A G E N I N G E N OP 2 8 J U N I 1922 M R . W . C. M E E S R.AZN. W A G E N I N G E N - H . V E E N M A N - 1922

(2)
(3)

Mijne Heeren Curatoren, Hoogleeraren, Lectoren en Docenten, Dames en Heeren Studenten dezer Hoogeschool en Gij allen, die deze plechtigheid met Uwe tegenwoordigheid vereert.

Zeer gewaardeerde Toehoorders !

H e t schijnt haast een ironie van het noodlot, d a t men juist in onzen tijd van sterk verminderde volkswelvaart telkens v a n overproductie hoort spreken.

Overproductie toch veronderstelt een te veel a a n goederen, terwijl juist allerwegen een nijpend tekort d a a r a a n zich doet ge-voelen. Hoe is deze tegenstrijdigheid te verklaren ?

H e t v r a a g s t u k der overproductie d a t e e r t niet van heden. H e t heeft reeds meermalen de a a n d a c h t der economen getrokken en h u n n e gedachten beziggehouden. 'Dat dit echter niet heeft k u n n e n leiden t o t een algemeen juist inzicht in het wezen der overproductie en de wijze waarop zij, indien zij bestaat, moet worden bestreden, is de laatste jaren overtuigend ge-bleken. H e t is daarom, d a t ik de vrijmoedigheid heb eenige oogen-blikken voor dit niet nieuwe, maar d a a r o m niet minder actueele, onderwerp Uwe a a n d a c h t t e vragen.

Men k a n van overproductie spreken beschouwd van indivi-dueel s t a n d p u n t of van d a t van het menschdom in zijn geheel. I n elk v a n beide gevallen heeft het woord een geheel verschil-lende beteekenis. D a a r o m onderscheidt men soms de over-productie in relatieve en absolute overover-productie.

Meermalen is er op gewezen, d a t absolute overproductie prak-tisch o n d e n k b a a r is. Voor de voortbrenging in haar geheel zou zij eerst aanwezig zijn, indien de goederenvoorraad zoo groot was, d a t de consument dien niet in zijn geheel zou k u n n e n a b -sorbeeren, zelfs indien hij hem om niet werd aangeboden. Zelfs voor een enkel artikel is zoo iets niet wel d e n k b a a r . Bestond overproductie voor alle goederen, dan zou d a t willen zeggen, d a t het welvaartstekort geheel was verdwenen.

De absolute overproductie heeft voor het praktische leven geen belang. Wanneer wordt geklaagd over overproductie,

(4)

be-doelt men d a a r m e d e relatieve overproductie, d a t is over-productie van het s t a n d p u n t van den producent. Zij is reeds aanwezig, zoodra de voortbrenging zoo ruim is geweest, d a t door het groote a a n b o d niet meer een prijs is te bedingen, welke de productiekosten plus een matige winst, of, als men liever wil, de productiekosten met inbegrip van een matige winst, goed m a a k t .

I n dezen relatieven zin is algemeene overproductie theoretisch niet uitgesloten en k o m t ook praktisch voor, al zal zij zich in den regel niet t o t alle artikelen en evenmin t o t alle producenten uitstrekken.

Is dus overproductie in relatieven, d a t is in den gebruikelijken zin, alleen overproductie voor den producent en niet voor de menschheid in h a a r geheel, d a t n e e m t niet weg, d a t zij ook voor deze l a a t s t e een verschijnsel van groote beteekenis k a n zijn, al was het alleen reeds o m d a t de producenten een belangrijk deel van de menschheid u i t m a k e n , al wachte men zich er voor menschheid of maatschappij in zijn gedachten met de produ-centen te vereenzelvigen. Identiciteit bestaat niet tusschen menschheid en producenten, m a a r tusschen menschheid en consumenten; ieder lid der maatschappij, ook de producent, is consument. W a a r de belangen van producent en consument m e t elkaar in botsing komen, moeten d a a r o m die v a n den laatsten het meest in het oog worden gehouden. Men stare zich echter daarbij niet blind op het consumentenbelang, o p d a t men niet den juisten kijk d a a r o p verliest. Meermalen is gebleken, d a t door een onjuist partij kiezen voor den consument, deze zelf bedrogen u i t k w a m . Wij herinneren ons allen, hoe door het van overheids-wege stellen van maximumprijzen, welke den producent niet voldoende winst lieten, meer dan eens de consument zelf de d upe is geworden : het gewenschte artikel verdween van de m a r k t . Ook hier bedenke men, d a t de verschillende raderen onzer maatschappelijke machine niet vrij van elkaar werken, doch alle in elkander grijpen. Al hebben producenten en consumenten verschillende belangen, zij hebben elkander over en weer noodig. Geen consumtie zonder productie, m a a r ook geen productie zonder consumtie.

Zooals wij zeiden beteekent overproductie, d a t de ruilwaarde van het product de productiekosten niet g o e d m a a k t . Dit be-hoeft niet juist voort te vloeien uit een grootere productie d a n voorheen. Afgezien van monetaire invloeden, k u n n e n de prijzen zoowel door kleiner vraag als door grooter aanbod zijn gedaald. H e t evenwicht tusschen prijs en productiekosten k a n ook zijn verbroken door stijging der laatste.

(5)

I n alle deze gevallen heerscht overproductie. De p r o d u c e n t k a n het voortgebrachte niet tegen loonende prijzen van de h a n d doen.

In een dergelijken t o e s t a n d bevinden zich t h a n s tal van t a k k e n van nijverheid en landbouw. In een tijd. van algemeene verarming heerscht in vele bedrijven overproductie. E r is overproductie in relatieven zin, van het s t a n d p u n t van menigen producent, doch niet in absoluten zin, v a n maatschappelijk s t a n d p u n t . H e t niet uit elkaar houden van deze twee begrippen heeft verwarring gebracht in vele hoofden. Op reusachtige schaal waren in een belangrijk deel .van E u r o p a goederen verwoest, waren kapitaalgoederen verbruikt, versleten en meermalen onvoldoende vervangen of hersteld. Geen wonder, d a t de pro-ducenten zich verheugden in h e t vooruitzicht op 'een groote vraag t e r aanvulling van het ontbrekende, t o t vervanging v a n het vernielde. Maar in plaats van die groote vraag, k w a m weldra een malaise, k w a m overproductie.

Maar niettegenstaande die overproductie van ondernemers-s t a n d p u n t heerondernemers-scht onderproductie van het ondernemers-s t a n d p u n t der maatschappij. Maar het nijpende tekort a a n voortbrenging van die zijde k a n ongelukkigerwijze de industrie, den landbouw niet voor overproductie in relatieven zin behoeden. Dit k o m t o m d a t vraag n a a r goederen en behoefte aan goederen niet hetzelfde is. Behoefte a a n goederen bestaat los van den prijs ervan, vraag n a a r goederen is geheel d a a r v a n afhankelijk. De groote vernie-tiging van rijkdom in heel E u r o p a heeft wel grootere behoefte a a n goederen doen o n t s t a a n , m a a r die behoefte heeft zich n a a r buiten niet k u n n e n uiten door d a t de prijs voor den consument te hoog was. Hoe lager de prijs, hoe meer behoefte zich kan om-zetten in vraag, n a a r gelang de prijs stijgt vermindert de vraag.

Hoe meer behoeften het t o t vraag n a a r goederen k u n n e n brengen en daardoor hare bevrediging kunnen vinden, hoe wel-varender de maatschappij. Wij beleven t h a n s een tijd van veel behoeften, m a a r weinig vraag n a a r goederen. Een groot deel der behoeften moet dus onbevredigd blijven. H e t welvaartstekort is grooter d a n voorheen.

Overproductie k a n uit den a a r d der zaak op twee wijzen worden genezen. Door stijging v a n den prijs en door daling der productiekosten.

Daling der productiekosten k a n op verschillende wijzen wor-den bereikt. H e t meest aanbevelenswaardig, m a a r niet steeds mogelijk is het aanwenden van technische verbeteringen.

Zijn deze niet a a n te brengen, d a n moet worden bezuinigd op hetgeen de producenten uit de opbrengst genieten.

(6)

Zooals bekend, verdeelt men in de economische wetenschap de opbrengst der productie veelal in arbeidsloon, ondernemers-winst, k a p i t a a l r e n t e en grondrente.

I n geval van overproductie heeft h e t eerst de ondernemers-winst de slagen op t e vangen. D a t het mogelijk is soms jaren lang zonder deze t e werken bawijzen de tallooze naamlooze vennoot-schappen, welke nimmer dividend uitkeeren.

Op de grondrente zal niet k u n n e n worden bezuinigd wanneer de overproductie slechts in een beperkten bedrijfstak heerscht. Is zij echter, zooals t h a n s , meer of minder algemeen, d a n zal ook de grondeigenaar op den d u u r de gevolgen der malaise onder-v i n d e n ; de p a c h t e n zullen dalen.

Hetzelfde geldt v a n de k a p i t a a l r e n t e .

Ook de 'arbeidsloonen zullen bij algemeene overproductie omlaag g a a n . B e mindere vraag n a a r a r b e i d s k r a c h t e n zal dit bewerken. Vak-actie en ruime ondersteuning van werkloozen uit de overheidskas k a n echter eene vermindering der arbeidsloonen en d a a r m e d e herleving der industrie zeer vertragen.

Van arbeiderszij de wordt soms gezegd: W a a r o m moeten in tijden v a n malaise juist wij de rekening weer sluitend m a k e n ? H e t schijnt mij niet ongewenscht op de onjuistheid van de a a n die vraag ten grondslag liggende gedachte t e wijzen. Niet de arbeiders krijgen in geval van malaise de eerste klappen, m a a r de ondernemers, door het derven van winst en t a n t i è m e s , de aandeelhouders door het missen van dividenden en het boven-dien dikwijls lijden van aanzienlijk verlies in h ü n k a p i t a a l . D a t ook het leenkapitaal en de grondeigendom op den d u u r niet a a n de gevolgen der malaise o n t k o m e n , zagen wij reeds. H e t eerste s t a a t in tijden v a n overproductie bovendien a a n belang-rijk risico bloot.

I n geval van een algemeene malaise zullen veelal alle produc-tiefactoren op den d u u r h u n aandeel moeten dragen x). Voor

die factoren, wier aandeel in de opbrengst der productie v a n t e voren op een vast bedrag wordt vastgesteld (arbeidsloon, kapitaalrente, p a c h t ) , zal er noodwendig eenigen tijd over heen gaan, aleer d a t aandeel zich a a n de lagere opbrengst heeft a a n g e p a s t . Daarbij zullen immers in acht moeten worden ge-n o m e ge-n de termijge-nege-n, voor welke arbeidslooge-n, k a p i t a a l r e ge-n t e of

1) D a t ook de arbeider zich d a a r a a n niet zal kunnen onttrekken is duidelijk, wanneer men bedenkt een hoe groot deel der productie-kosten in de meeste bedrijven h e t arbeidsloon u i t m a a k t . Men vergeté ook nimmer, d a t de verhouding tusschen hetgeen aan ieder der pro-ductie-factoren t e n deel valt, in laatste instantie wordt bepaald door de wisselwerking v a n vraag n a a r en aanbod van ieder dier factoren.

(7)

pacht waren vastgesteld. Zoolang de aanpassing nog niet heeft plaats gehad, zal de ondernemer over overproductie blijven klagen, voor hem zal niet een voldoende aandeel in de winst overschieten, wellicht zelfs zal hij uit het k a p i t a a l der onder-neming een deel van het aandeel der andere productiefactoren moeten bijpassen.

Wij spraken hier over het geval van algemeene malaise. Over-productie k o m t echter meermalen voor alleen in bepaalde bedrijfstakken. Dan zijn de productiekosten eigenlijk alleen te verminderen langs den weg der technische verbetering. Vermin-dering v a n h e t arbeidsloon, wanneer in andere t a k k e n v a n nijver-heid het oude loon gehandhaafd blijft en aldaar voor verminde-ring geenerlei grond bestaat, is d a n veelal uitgesloten. Ook in grondrente en k a p i t a a l r e n t e is dan geene wijziging te brengen. V a n d a a r d a t d a n naar, herkrijging van evenwicht tusschen pro-ductiekosten en marktprijs bij voorkeur zal worden g e t r a c h t langs den weg v a n verhooging van den laatste.

Bij vrije mededinging tusschen de producenten wordt echter de prijs van het eindproduct niet door den producent bepaald, m a a r door den s t a n d der m a r k t , d a t is door de verhouding van vraag en aanbod.

H e t ligt veelal niet in het vermogen van den producent de vraag voldoende t e verhoogen. Wel k a n hij die door reclame soms belangrijk prikkelen, m a a r niet dikwijls zal door deze alleen een overproductie k u n n e n worden overwonnen. Bovendien is reclame duur, zoodat zij de productiekosten nog belangrijk k a n verhoogen. E r is m a a r één schier altijd afdoend middel om de vraag te doen toenemen en dat is prijsvermindering, m a a r daar-door wordt het evenwicht met de productiekosten nog meer verbroken.

V a n d a a r , d a t producenten t r a c h t e n door beheersching v a n het a a n b o d de overproductie te boven te komen. D a a r het aan-bod van de verschillende producenten tezamen uitgaat, streven zij naar aaneensluiting, n a a r een monopolie.

I n den l a a t s t e n tijd wordt weder veel in deze richting gewerkt. Bijzondere belangstelling heeft gewekt het streven n a a r ver-mindering van het a a n b o d van rubber op de wereldmarkt ten-einde den prijs d a a r v a n t e verhoogen en zoodoende a a n de overproductie in d a t artikel een einde te maken. D a a r niet alle producenten voor een dergelijk samengaan zijn t e vinden, in het bijzonder niet zij die door lage productiekosten ook bij den geldenden marktprijs nog zonder verlies k u n n e n produceeren, wordt door velen zelfs de tusschenkomst van de overheid ge-wenscht om door dwingende bepalingen aan de tegenstrevenden

(8)

h u n wil op t e leggen. Aan den producent met lage productie-kosten wil men dus verbieden zijn p r o d u c t tegen lagen, m a a r voor hem nog loonenden prijs te verkoopen teneinde minder bevoorrechte producenten voor den ondergang t e behoeden. I n Engeland werd zelfs eene staatscommissie belast o m t r e n t deze aangelegenheid r a p p o r t uit te brengen. Deze beveelt in-grijpen a a n en besprsekt twee middelen om het beoogde doel t e bereiken. H e t eerste b e s t a a t in. eene gedwongen beperking der productie, het andere in eene beperking v a n den export, m a a r , daar belemmering van dezen vrijwel hetzelfde beteekent als onmogelijkheid v a n afzet, h o u d t ook het tweede middel eigen-lijk niet anders in d a n een gedwongen productiebeperking ook voor de beter gesitueerde ondernemingen.

W a t van een dergelijken toeleg te denken ? Vast s t a a t , d a t hij strekt ten nadeele van den verbruiker, dié voortaan meer voor het product zal hebben te betalen, waarschijnlijk zelfs be-langrijk meer, daar productiebeperking in den regel lijdt t o t verhooging v a n den kostprijs. W o r d t de regeling doorgevoerd, d a n zullen dus v o o r t a a n minder behoeften bevrediging kunnen vinden, want n a a r gelang de prijs van een artikel stijgt, valt het buiten het bereik van een steeds grooter deel van het menschdom. S t a a n echter tegenover dit nadeel voordeelen, welke daar r i e t alleen tegenop wegen, m a a r welke grooter zijn dan die nadeelen ?

Wij willen de zaak niet alleen van een individueel s t a n d p u n t bekijken, m a a r ook en vooral van een maatschappelijk s t a n d p u n t .

D a t het voor den aandeelhouder van een zwak staande onderneming voordeel zal opleveren, wanneer, door productie-beperking over de geheele wereld de prijs v a n zijn p r o d u c t zoo zeer stijgt, d a t ook de productiekosten der betrokken onderne-ming daardoor worden gedekt en een marge overblijft voor de uitkeering van eenig dividend, spreek ik geen oogenblik tegen, m a a r het is mogelijk, d a t dit voordeel wordt verkregen ten koste van sterker s t a a n d e ondernemingen, die nu in hare ont-wikkeling worden geremd. Bovendien wordt het voordeel ver-kregen t e n koste van den consument.

Ook als men de zaak' van de zijde van een bepaald volk beschouwt, beschouwt men h a a r van individualistisch stand-p u n t . H e t is mogelijk, d a t v a n d a t s t a n d stand-p u n t de bestand-perking voor-deel oplevert doordat de producenten in hoofdzaak t o t d a t volk behooren, terwijl de consumenten behooren t o t alle landen der aarde.

Wij willen ons echter in hoofdzaak plaatsen op het s t a n d p u n t v a n het menschdom in zijn geheel. Is het dan verantwoord den

(9)

zwakken producent t e beschermen t e n koste v a n den sterken, t e n koste ook van den consument?

Zooals wij reeds zeiden kan overproductie zich beperken t o t een enkelen t a k van bedrijf, m a a r ook meer algemeen zijn. H e t eerste doet zich voor, wanneer t e veel kapitaal en te veel arbeid zich op een bepaalden t a k van voortbrenging hebben geworpen. I n dien t a k zijn dan niet die winsten te maken, welke elders zijn t e bereiken. Voor een deel der ondernomingen, n.l. voor die welke in de ongunstigste omstandigheden verkeeren, k a n de bestaansmogelijkheid zelfs worden bedreigd.

E e n algemeene overproductie doet zich telkens voor, wanneer door oorzaken, welke wij hier niet in onze beschouwingen kunnen betrekken, de conjunctuur over h a a r hoogtepunt heen is en eene dalende richting heeft ingeslagen.

Algemeene en speciale overproductie k u n n e n gelijktijdig voorkomen, terwijl anderzijds ook in tijden van algemeene over-productie wel t a k k e n van bedrijf weinig of niet d a a r v a n t e lijden k u n n e n hebben.

Zoowel bij algemeene als bij speciale overproductie k a n het middel der gedwongen productiebeperking worden aangewend. Bij de eerste leidt zij echter t o t zulke funeste gevolgen, verhoo-ging van het prijsniveau op elk gebied, d a t die gevolgen haar voldoende uit maatschappelijk oogpunt bezien veroordeelen. H e t middel is hier ook minder noodig, daar vanzelf genezing intreedt, indien men maar niet in den loop der dingen ingrijpt. L a a t men de zaken h a a r vrijen loop, dan zullen de productie-kosten van zelf verminderen door daling van loonen, r e n t e s t a n d en p a c h t e n , welke daling voor hen, die loon, rente of p a c h t genieten niet a a n g e n a a m is, m a a r geheel of gedeeltelijk wordt gecompenseerd door de vermindering van de kosten van levens-onderhoud.

Anders s t a a t de zaak bij speciale overproductie, overproductie in een bepaalden t a k v a n bedrijf. Daarbij is h e t in den regel niet mogelijk het evenwicht tusschen kostprijs en marktprijs te herstellen door verlaging van de belooning van arbeid, k a p i t a a l en grond, nu diezelfde productiefactoren in andere bedrijven nog steeds dezelfde belooning k u n n e n bedingen. Behalve het middel der k u n s t m a t i g e verhooging van den marktprijs blijft dus niets anders over dan het invoeren v a n technische verbete-ringen.

De laatste zullen vóór alles moeten worden toegepast en het is zeer t e betreuren, indien zij door het minder inspanning eischend middel der k u n s t m a t i g e marktprijs verhooging achterwege blijven.

(10)

10

Maar wat, indien het a a n een deel der ondernemingen in het door overproductie getroffen bedrijf niet mogelijk blijkt zich door technische verbeteringen boven water t e houden ? Moet men er d a n m a a r in berusten, d a t die ondernemingen te gronde g a a n en d a t d a a r m e d e het in die ondernemingen gestoken kapi-t a a l reddeloos verloren is?

L a a t ons er vooral voor waken niet door zoo te spreken het m a a t -schappelijke s t a n d p u n t weder voor het individueele t e verlaten. Heeft werkelijk, wanneer eene onderneming den strijd om het bestaan moet opgeven, kapitaalvernietiging plaats? Voor den aandeelhouder, wiens onderneming t e n onder g a a t , is het door hem gefourneerde k a p i t a a l veelal verloren. Voor de gemeen-schap behoeft d a t echter niet h e t geval t e zijn. Voor h e t individu is k a p i t a a l een gansch ander begrip d a n voor h a a r .

Wij k u n n e n ons hier natuurlijk niet begeven in eene diep-g a a n d e beschouwindiep-g over het bediep-grip k a p i t a a l .Er zij slechts a a n herinnerd, d a t voor de gemeenschap het k a p i t a a l b e s t a a t uit alle goederen, vruchten van menschelijken arbeid, welke bestemd zijn t e worden aangewend t o t nieuwe productie.

Individueel is het kapitaalbegrip veel ruimer en o m v a t alle vermogensbestanddeelen, bestemd om inkomsten op te brengen. Obligation zijn uit maatschappelijk oogpunt geen k a p i t a a l ; het zijn slechts vorderingen v a n individu op individu. Uit individueel oogpunt zijn zij echter zeer zeker wel kapitaal.

Keeren wij t h a n s t o t onze onderneming terug. Wanneer zij het niet langer k a n volhouden, zal zij misschien eenvoudig h a a r bedrijf stopzetten. De in het bedrijf gebruikte kapitaalgoederen worden waardeloos en zullen bij gebrek a a n onderhoud w a a r -schijnlijk spoedig zelfs t e niet gaan. Meermalen echter zullen zij nog wel in een ander gelijksoortig of ongelijksoortig bedrijf bruikbaar zijn en zullen ze, zij het met verlies voor den aandeel-houder, worden te gelde g e m a a k t . Uit maatschappelijk oogpunt is h e t k a p i t a a l d a n niet teniet gegaan, m a a r is het in dienst v a n een ander getreden. Niet zelden wordt de noodlijdende onderneming in haar geheel door een krachtiger mededinger overgenomen. Door den lagen aankoopsprijs zal zij wellicht door dezen met voordeel kunnen worden geëxploiteerd.

De bewering, d a t , indien men de zaken haar loop laat g a a n . men toch t o t productiebeperking en daardoor t o t prijsverhoo-ging k o m t , is dus niet t e n volle juist. E v e n m i n , d a t daarbij steeds kapitaal vernietigd wordt. De productiekosten in het overgeno-men bedrijf zullen echter v o o r t a a n geringer zijn doordat h e t overnemende bedrijf de daarin gebezigde kapitaalgoederen voor een lagen prijs heeft verkregen en dus het op het k a p i t a a l

(11)

vallen-11

de gedeelte der productiekosten voor haar aanmerkelijk wordt gereduceerd.

Uit maatschappelijk oogpunt is prijsvërhooging altijd een nadeel, indien er niet voordeelen tegenover staan, die d a t nadeel meer d a n compenseeren. .

Dergelijke voordeelen 'heb ik t o t dusverre niet k u n n e n ont-dekken. Indien de productie zich door verkeerd inzicht te veel in een bepaalde richting heeft bewogen, dan moeten zij, die blijk hebben gegeven van gebrek of t e k o r t aan inzicht d a a r v a n de gevolgen zelf ondervinden en ze niet op anderen afwentelen. Dit bij economische vrijheid geldende stelsel van premiën voor wie een juist inzicht heeft gehad en boeten voor wie d a a r i n heeft gefaald waarborgt meer d a n iets anders, d a t k a p i t a a l en arbeidskrachten, waarmede in het belang der samenleving met zuinigheid moet worden omgegaan, daar worden aangewend waar ze t o t het grootste resultaat k u n n e n leiden. E v e n m i n als het m.i. juist is, d a t iedere arbeid recht heeft op een normale belooning, mag men zeggen, d a t alle k a p i t a a l recht heeft op een normale rente of winst. Onnut aangewende arbeid of k a p i t a a l behooren, in het belang eener overvloedige productie, niet be-loond te worden, door helder inzicht te juister plaatse en op het juiste tijdstip aangewende arbeid en kapitaal hebben daaren-tegen a a n s p r a a k op ruime belooning. Deze regeling prikkelt t o t het zich verschaffen van inzicht en kennis en weerhoudt van aanwending v a n . k a p i t a a l en arbeid zonder voldoend vooraf-g a a n d onderzoek.

E e n onlangs door mij in het r u b b e r d e b a t o n t m o e t betoog, d a t de tijd v a n een „survival of the fittest" voorbij zou zijn, is m.i. er meer op berekend om t o t optimisme geneigde gevoels-menschen in het gevlei te komen, dan om bij eene beschouwing van de economische gevolgen van eenen maatregel als dezen als" a r g u m e n t te k u n n e n dienen. L a t e n wij niet uit sentiment voor den kapitalist, die een verkeerd beleggingsobject heeft gekozen in dezelfde fout vervallen als waarin onze samenleving is geraakt ten opzichte van de positie van den arbeider. Ook t e dien aanzien heeft men door zijn gevoel te laten spreken en zijn verstand het zwijgen op te leggen een t o e s t a n d geschapen, die op den d u u r ook voor hem, wien men wilde t e hulp komen, allerminst voordeelig is. Vergeten worde nimmer d a t zoowel kapitalist als arbeider tevens zijn consument.

Wie het algemeen belang wil dienen, diene in de eerste plaats den consument. Ook d a a r ligt een ruim terrein voor gevoels-bevrediging.

(12)

12

hetwelk ik o.a. aantrof in een betoog in Econ. S t a t . Berichten van 24 Mei, j.L, blz. 464. De schrijver, daar a a n het woord, vreest d a t ingeval de voortbrenging niet bij onderling overleg wordt beperkt, de productie nog zal toenemen doordat velen zullen pogen door opvoering der productie t o t steeds lageren kostprijs geraken. Maar is d a t dan niet juist de meest gewenschte t o e s t a n d , d a t het evenwicht tusschen kostprijs en marktprijs door verlaging van den eersten wordt hersteld ?

E r schijnt mij slechts één geval aanwezig, 'dat gedwongen beperking der productie theoretisch ook maatschappelijk ge-oorloofd zou zijn. H e t is wanneer het vaststond, d a t eene onder-consumtie slechts van zoo tijdelijken a a r d zal zijn, d a t de voor-deelen der lagere prijzen voor den consument door de tijdelijk-heid ervan niet zouden opwegen tegen de individueele nadeelen van het tegronde gaan van ondernemingen. D a t eene overproduc-tie in een t a k van bedrijf van zoo tijdelijken a a r d zal zijn, s t a a t echter vrij wel. nimmer vast. D a t blijkt ook weder in de tegen woordige kwestie v r n de beperking van de productie van rubber. Terwijl de een, voorstander dier beperking, betoogt, d a t binnen eenige jaren de beperking weder k a n worden opgeheven, ver-k l a a r t een ander met even veel beslistheid, d a t het t o t de on-waarschijnlijkheden behoort, dat binnen afzienbaren tijd de voorraden rubber weder door de consumenten k u n n e n worden geabsorbeerd. Bij zoodanige onzekerheid o m t r e n t de toekomst schijnt het mij niet geoorloofd de producenten te dwingen t o t beperking h u n n e r productie over te gaan.

. D a t een deel der producenten er zelfs niet voor terugschrikt daarvoor de h u l p der overheid in t e roepen bevreemdt n a de ondervindingen, welke ons volk de laatste jaren met overheids-bemoeiing op het gebied der productie heeft opgedaan.

Wij zagen boven, d a t het mogelijk is, d a t men van overproduc-tie spreekt, terwijl de maatschappij t e lijden heeft onder een ernstig t e k o r t a a n productie. Een vrijwel gelijke begripsver-warring b e s t a a t er op het gebied van de kapitalisatie. Terwijl E u r o p a door belangrijke kapitaalvernietiging lijdt a a n ernstige kapitaalbehoefte, wordt tevens geklaagd over o verkapitalisatie.

Ook hier is om t o t een juist begrip der zaak te komen, noodig, d a t men zich beurtelings op een individueel en op een m a a t -schappelijk s t a n d p u n t plaatst.

Doet men het laatste, dan is niet t e o n t k e n n e n , d a t nieuwe kapitaalvorming een gebiedende eisch is.

I n d i e n .men a a n de kapitaalsvernietiging in en door den oorlog d e n k t , moet men daarbij niet alleen zijn gedachten laten gaan

(13)

13

n a a r de tallooze fabrieken, mijnen enz., welke ook door het oorlogsgeweld rechtstreeks vernietigd zijn, m a a r ook naa: de waarschijnlijk veel omvangrijker stille kapitaalintering.

I k heb hier het oog gericht op den slechten toestand, om niet te spreken het verval, waarin in een deel van E u r o p a ook de niet door den oorlog rechtstreeks geteisterde streken zich bevinden, niet alleen wat betreft fabrieken, maar vooral ook t e n aanzien van de middelen v a n vervoer en het bouwland, waarin dikwijls k a p i t a a l van jaren was belegd, dat in de oorlogsjaren en d a a r n a door roofbouw d a a r a a n weder is o n t t r o k k e n .

Voor den argeloozen toeschouwer werd de achteruitgang der ondernemingen langen tijd a a n het oog o n t t r o k k e n door de ge-- volgen der inflatie, die winsten deed uitkeeren, welke geen

winsten waren, m a a r den schijn wekten, d a t de ondernemingen in bloeienden t o e s t a n d verkeerden, terwijl zij innerlijk haar

reëel vermogen verteerden. . Nemen wij als toelichting t o t voorbeeld eene gefingeerde

n a a m l . vennootschap, m e t een nominaal kapitaal van f 1.000.000, welke vóór den oorlog een in goederen belegd vermogen had van gelijke waarde. Nu k w a m de oorlog met als gevolg de waarde-daling van het geld. De prijzen der goederen gingen naar boven, waren eindelijk b.v. verdubbeld. E e n aandeelhouder voor nomi-n a a l f 1000, wienomi-ns aanomi-ndeel voorheenomi-n werkelijk f 1000 vertegenomi-n- vertegen-woordigde, is nog steeds gerechtigd t o t 1/1000 van het ver- / mogen der vennootschap, dat, hoewel er, n a a r wij willen ver-onderstellen reëel geen verandering in is gekomen, in geldswaarde is verdubbeld. H e t aandeel zal dus, afgezien v a n andere invloeden als wijziging van den r e n t e s t a n d , in koers moeten zijn gestegen v a n 100 o p 200. Liet men de zaak zich op deze wijze ontwikkelen, d a n h a d natuurlijk geen kapitaalintering plaats. In de praktijk zal het veelal anders g a a n . In de eerste p l a a t s k a n de fiscus een streep door de rekening halen. Hoewel de aandeelhouder eigenlijk geen ander voordeel heeft bereikt, dan d a t hij de Waardedaling van het geld voor zijn aandeel niet heeft medege-m a a k t , zal de fiscus allicht anders redeneeren. Deze zal wellicht t o t de aandeelhouders of waarschijnlijker t o t de naamlooze vennootschap zeggen : Gij bezat voor den oorlog een vermogen van f 1.000.000, t h a n s een van f2.000.000; dus h e b t gij een winst g e m a a k t van f 1.000.000. D r a a g d a a r v a n mijn aandeel a a n de schatkist af. D a t dit aandeel in h e t bijzonder bij het heffen v a n oorlogswinstbelastingen zeer aanzienlijk kan zijn, is bekend.

D e directie, die recht heeft o p tantièmes, en ook de commissa-rissen, zullen evenzoo redeneeren. Ook zij zullen een deel van h e t zgn. als winst behaalde f 1.000.000 voor zich opeischen. Maar

(14)

14

als ieder zoo bevoordeeld wordt, zullen de aandeelhouders, die door de stijgende d u u r t e toch. reeds er op uit zijn om h u n inkom-sten t e vergrooten, ook zeggen: Zijn die f 1.000.000 winst, d a n moet d a t ook in ons dividend t o t u i t d r u k k i n g komen. Op deze wijze zal de vermeerdering van de waarde van het vermogen der vennootschap v a n 1 op 2 millioen geheel t o t uitkeering k o m e n . . De koers der aandeelen zal d a n echter niet van 100 op 200

stijgen.

W a a r bij inflatie de koers der aandeelen eener onderneming toch omhoog g a a t , blijkt, weder afgezien van andere invloeden, d a t öf. de onderneming uit anderen hoofde e x t r a winst heeft g e m a a k t of d a t de directie weerstand heeft k u n n e n bieden a a n den in gewone tijden geldenden regel, d a t hetgeen het vermogen • ^ ^ a a n h e t einde v a n h e i j a a r grooter is dan a a n het begin als winst ^ ^ is te beschouwen. W o r d t deze op zichzelf juiste rtgel in tijden van

gelddepreciatie toegepast, d a n wordt h e t vermogen ongemerkt opgeteerd. Directie, commissarissen, fiscus en aandeelhouders krijgen dan elk h u n deel van den schijnrijkdom der vennootschap. Bij gezond beheer eener vennootschap mag men dus, bij ver-dubbeling der prijzen, geen winst uitkeeren voor en aleer de geld waarde van het vermogen ook verdubbeld is. D a n allee a m a a k t ook de waarde vali het aandeel de daling in de waarde van het geld niet mede.

D a t men zich nimmer a a n genoemden gezonden regel heeft gehouden, wil ik niet beweren. D a t er echter al te zeer van is afgeweken, durf ik wel s t a a n d e te houden.

H e t hier gezegde geldt natuurlijk niet alleen v a n naamlooze vennootschappen, m a a r voor alle vennootschappen en ook voor particuliere zaken. Bij de l a a t s t e is de k a n s nog h e t grootst, d a t de schijnwinst, voor zoover de fiscus die niet opeischte in de zaak is gebleven.

Ook vermogens v a n particulieren zijn op deze wij ze ingeteerd. ^ ^ Werd dus a a n den eenen k a n t door deze vennootschappen ^ ^ h a a r geheele of een groot deel van h a a r schijnwinst uitgekeerd,

a a n den anderen k a n t wilden zij soms niet gaarne h a a r reëele vermogen verminderen, daar hierdoor h a a r winstmogelijkheid zou worden beperkt. D a a r o m werd meermalen tegelijkertijd het nominaal k a p i t a a l vergroot en door uitgifte van nieuwe aandeelen de beschikking over het noodige w e r k k a p i t a a l ter aanvulling van het reëele vermogen verkregen.

Gesteld, d a t hierdoor bij de reeds beschouwde onderneming het reëele vermogen weder op zijn oude peil is gebracht. Gelijk-tijdig is echter het aandeelenkapitaal sterk vergroot. Veronder-stellen wij eenvoudigheidshalve, d a t alle schijnwinst is

uitge-,\ fW'i \%\(j'l ^ ^ A . i / ( ^Ov^sUJ 6U (farus^ cry

' ' i w' ' t J ^ //

(15)

A'-ltt-15

keerd en d a t het aandeelenkapitaal t h a n s is verdubbeld. Ver-mogen en nominaal k a p i t a a l dekken elkaar dus weder. Tegenover een aandeelenkapitaal van f 2.000.000 s t a a t een reëel vermogen v a n gelijke waarde.

N u t r e e d t een belangrijke prijsdaling in, waardoor de waarde v a n het reëel vermogen, laat ons zeggen t o t f 1.500.000, wordt teruggebracht. D a n heeft men het geval, d a t de onderneming lijdt a a n overkapitalisatie, een geval, d a t zich heden ten dage veelvuldig voordoet. Van het s t a n d p u n t der onderneming is het niet onjuist hier van overkapitalisatie te spreken.1) Tegenover

het reëele vermogen van f 1.500.000 s t a a t een nominaal k a p i t a a l v a n f 2.000.000.

Ook indien een groot a a n t a l ondernemingen lijdt aan over-kapitalisatie in dien zin, d a t h a a r nominaal k a p i t a a l h a a r reëel vermogen te boven g a a t , daarom kan men nog niet zeggen, d a t onze samenleving lijdt a a n overkapitalisatie. Zoo te spreken leidt t o t verwarring en t o t volkomen onjuiste conclusies. Onze samenleving lijdt allerminst a a n een teveel, doch a a n een t e k o r t a a n k a p i t a a l . H a a r k a p i t a a l k o m t in de balansen der ondernemingen t o t uiting niet a a n de creditzijde (nominaal bedrag van het kapitaal), m a a r a a n de debetzijde, onder de activa, en a a n dien k a n t is er ingeval van overkapitalisatie een teweinig, niet een teveel.

Doçr den oorlog is een belangrijke a c h t e r s t a n d in de kapitaal-vorming o n t s t a a n . I m m e r s al ware het reëel maatschappelijk k a p i t a a l t h a n s even groot als vóór den oorlog (hetgeen zeer zeker niet het geval is), ook dan konden wij d a t allerminst voldoende achten om op grond d a a r v a n verdere kapitaalvorming achterwege t e laten.

W a n t al wenschen wij allen n a a r een economischen toestand, zooals wij dien voor den oorlog gekend hebben terug, wij waren destijds met dien toestand niet tevreden. Wij wenschten ook toen meerdere maatschappelijke welvaart.

Om die t e verkrijgen is echter de beschikking over steeds meer k a p i t a a l een belangrijke factor. H e t is n.l. een ervaringsfeit, d a t gebruik van meerder k a p i t a a l in den regel lijdt t o t grooter

1) Overkapitalisatie kan ook wel op andere wijze ontstaan, m e t n a m e door inbreng van vermogensbestanddeelen tegen een prijs, welke de werkelijke waarde van h e t ingebrachte te boven gaat. — Ook kan men van overkapitalisatie spreken, wanneer eene onderne-ming over zoovele contanten beschikt, d a t zij daarvoor niet een voldoend loonend emplooi kan vinden. I n dit laatste geval is terug-betaling aan aandeel- of obligatiehouders, welke de contanten hebben verschaft, het aangewezen en afdoend middel ter verbetering van den toestand.

(16)

16

productiviteit van den arbeid. Alleen reeds uit dien hoofde dus is meer k a p i t a a l gewenscht.

Nog veel meer is de kapitaalvorming echter noodzakelijk op grond v a n de t o e n a m e der bevolking. Blijft het k a p i t a a l bij toe-nemende bevolking gelijk, het zal per hoofd der bevolking ver-minderen, terwijl integendeel bij a a n w a s der bevolking het kapi-t a a l per hoofd moekapi-t kapi-toenemen, wil de welvaarkapi-tskapi-toeskapi-tand niekapi-t achteruit gaan. E n met stabiliteit in het welvaartspeil zijn wij immers allerminst tevreden, wij willen verhooging ervan.

Op het feit, d a t met toenemende bevolking steeds meer kapi-t a a l per hoofd noodig is, k u n n e n wij hier niekapi-t diep ingaan. Wij k u n n e n het alleen begrijpelijk m a k e n door erop t e wijzen, d a t bij toenemende bevolking voor de voedselvoorziening veelal ook minder v r u c h t b a r e grond moet worden in gebruik genomen, althans grond, die minder gunstig gelegen is. Ook grondstoffen voor de industrie worden steeds moeilijker verkrijgbaar. Aan eene inzinking van de welvaart is d a a r o m bij toenemende be-volking alleen te o n t k o m e n door veelvuldiger aanwending van kapitaal.

Overkapitalisatie eener onderneming is zeker voor de aandeel-houders o n a a n g e n a a m . Zij vermindert h u n uitzicht o p dividend althans voor de n a a s t e toekomst zeer aanzienlijk. Uit m a a t -schappelijk oogpunt heeft zij echter ook een goede zijde.. Gelijk inflatie leidt t o t schijnwinsten en daardoor t o t intering op het maatschappelijk kapitaal, zoo leidt deflatie door de d a a r u i t voortvloeiende overkapitalisatie der ondernemingen t o t stille kapitaalvorming.

Slaan wij weder onzen blik naar de gefingeerde naamlooze vennootschap, welker reëel vermogen tenslotte f 1.500.000 waard was tegen een nominaal k a p i t a a l van f 2.000.000, d a n zal het niet t o t dividenduitkeering kunnen komen, vooraleer ook het reëel vermogen t o t laatstgenoemd bedrag is aangegroeid, al s t a a t het vast, d a t reëel zeer zeker winst is g e m a a k t .

Na de kapitaalintering der laatste jaren k a n deze werking der deflatie uiterst gunstig zijn. Zij die in deflatie zoo veel k w a a d zien (zij heeft zeer zeker ook groote schaduwzijden), mögen bij hunne beschouwingen ook a a n deze werking h u n n e a a n d a c h t schenken. Bij overkapitalisatie tengevolge van deflatie zal worden geklaagd over malaise, de innerlijke positie der onder-nemingen zal er echter solieder en gezonder door worden, onze samenleving rijker a a n kapitaal en daar dit k a p i t a a l wordt verkcegen zonder beroep op de geldmarkt, zal de r e n t e s t a n d laag kunnen zijn, hetgeen de productiekosten v e r m i n d e r t .

(17)

H

17

D a t er in bepaalde gevallen voor ondernemingen aan o verkapi-talisatie zoo groote bezwaren verbonden k u n n e n zijn, d a t het de voorkeur zal verdienen haar te niet te doen door kapitaal-reductie, wil ik niet o n t k e n n e n . Eene bankinstelling, welke uit den a a r d der zaak algemeen vertrouwen moet genieten, wil zij h a a r bedrijf uitoefenen, zal niet gaarne hare aandeelen langen tijd beneden pari zien genoteerd en evenmin jaren achtereen geen dividend uitkeeren. Voor een onderneming, welker reëel ver-mogen zoodanig heeft geleden, d a t zij het niet zonder nieuw kapitaal van buiten k a n bolwerken, zal het dikwijls moeilijk vallen dit t e verkrijgen zonder h a a r oude k a p i t a a l te reduceeren. Tenslotte k a n de overkapitalisatie zoo groot zijn, d a t a a n een inverdienen van het ontbrekende in afzienbaren tijd niet t e denken valt, zoodat eventueele winst in zoo verre toekomst ligt, d a t zonder kapitaalreductie niet voldoende prikkel t o t ondernemingslust aanwezig blijft. Ziehier eenige voorbeelden om a a n t e toonen, d a t kapitaalreductie niet steeds is te vermijden. W o r d t zij toegepast, d a n is van een stille kapitaalvorming echter geen sprake, of, vat men ook het verleden in het oog, dan opent zij de mogelijkheid v a n h e t als winst uitkeeren van hetgeen eigenlijk behoorde t e strekken t o t dekking van toen geleden verliezen.

Mijne Heeren Curatoren.

Artikel 14 van de wet van 15 December 1917 t o t regeling van h e t hooger landbouw- en hooger veeartsenij kundig onderwijs schrijft voor, d a t ingeval van eene vacature van hoogleeraar a a n de Landbouwhoogeschool door Curatoren eene met redenen omkleede aanbevelingslijst aan den betrokken Minister wordt aangeboden. H e t is dus niet alleen, o m d a t Gij v o r m t het hoogste College a a n deze Hoogeschool, d a t ik het eerst t o t U mij wend, doch tevens o m d a t het mij past t o t U een woord van d a n k t e richten voor het feit, d a t Gij mij waardig hebt geoordeeld voor eene plaats op deze aanbevelingslijst. Weest ervan overtuigd, d a t ik mijne beste k r a c h t e n a a n het onderwijs en de studie dier vakken, welke mij bij mijne benoeming zijn opgedragen zal wijden, o p d a t ik mij den leerstoel waardig zal toonen, laatstelijk door wijlen den uitnemenden Heringa ingenomen.

Mijne Heeren Professoren.

I k gevoel mij gedrongen ook t o t U een woord van d a n k te spreken. W a n t al wordt de aanbeveling opgemaakt door Heeren Curatoren, dit geschiedt op advies v a n den Senaat en ik weet, d a t het dit advies is, d a t mij op de aanbeveling heeft doen

(18)

18

plaatsen. D a a r o m wil ik niet nalaten ook tegenover U mijne erkentelijkheid uit te spreken voor 'het in mij gestelde ver-trouwen. I k zal er steeds n a a r t r a c h t e n d a t niet te beschamen en mijn a m b t te vervullen op eene wijze, die mij waardig m a a k t in Uw midden t e verkeeren. Den Heer Kielstra wil ik daaren-boven mijn d a n k betuigen voor de groote voorkomendheid, waarmede hij mij sinds het eerste oogepblik van kennismaken hier in Wageningen heeft willen behulpzaam zijn.

Da gevoelens t e ontleden, welke mij vervullen, n u ik, bij deze gewichtige gebeurtenis in mijn ' leven, ook U, mijne Moeder, onder mijne toehoorders mag zien, ware hier mis-p l a a t s t . I k wensch echter mijne d a n k b a a r h e i d uit t e smis-preken, d a t het U en mij gegeven is, d a t Gij bij deze plechtigheid aanwezig h e b t kunnen zijn.

Dames en Heeren Studenten.

Mijne kennismaking met U zal nog moeten plaats hebben. Moge zij wederzijds a a n g e n a a m zijn en blijk geven van een gezamenlijk streven, een streven t o t het doordringen t o t den kern der vakken, w a a r v a n het onderwijs a a n mij is opge-dragen. Moge van Uwen k a n t blijken, d a t Uw doel niet slechts is het opdoen van een minimum-kennis, noodig voor de door U af te leggen examens, m a a r het verkrijgen van zoo helder mogelijk inzicht, zonder hetwelk de verkregen feitenkennis in h e t verdere leven waardeloos zal zijn. Mijnerzijds zal ik t r a c h t e n bij U de noodige belangstelling voor de wetenschap t e wekken of t e onderhouden en U bij Uw streven n a a r inzicht en kennis b e h u l p z a a m te zijn. Als nieuweling op het gebied van het onder-wijs zal ik mijn weg als docent eerst t a s t e n d e moeten vinden. Moge het mij gegeven zijn U de vraagstukken, welke wij zullen hebben op t e lossen, in allen eenvoud voor te leggen m e t mijding van alle schijngeleerdheid, welke ze slechts kan ver-troebelen.

(19)

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

individuele prestaties vaak een mening. Wanneer die mening minder gunstig is, verheft een klant soms zijn stem. Dat kan door een klacht in te dienen. Van klach- ten wordt wel

Eindexamen havo biologie pilot 201 4-II - havovwo.nl - www.havovwo.nl - www.examen-cd.nl uitwerkbijlage 26 I II zaadcel eicel mannetje dat gecastreerd is III

Uit het antwoord moet blijken dat de gekweekte, onvruchtbare mannetjes (wel paren, maar) geen eicellen kunnen bevruchten / geen nakomelingen produceren / de kans verkleinen dat

Na verloop van tijd zal de winst per aandeel door beide effecten worden beïnvloed: de in eerdere jaren toegekende opties zijn inmiddels uitgeoe- fend en verwateren de wpa; de waarde

Tijdens de totstandkoming van IAS 33 was hel IASC aanvankelijk geneigd om ook aan de meer toekomstgerichte interpretatie van de winst per aandeel ruimte te geven door het

Volgens het Financieele Dagblad van 13 april was 1993 een goed jaar voor KPN; de winst per aandeel steeg ondanks een uitbreiding van het aantal aandelen, maar de

De tweede wijziging betreft een verduidelijking in de hybride bepalingen van de Wet bronbelasting 2021, waardoor hybride lichamen niet langer belastingplichtig zijn voor

Nee terugkeren zal je niet al zie ik je terug in het ingespannen oude vrouwengezicht achter het stuur van een passerende auto of dan weer in de lijnen van een rug, naast mij aan