• No results found

Vraag nr.23van 24 oktober 2002van mevrouw SONJA BECQ

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Vraag nr.23van 24 oktober 2002van mevrouw SONJA BECQ"

Copied!
1
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Vraag nr. 23

van 24 oktober 2002

van mevrouw SONJA BECQ

Deeltijdse OCMW-ontvangers – Reglementering Naar verluidt gaf de Vlaamse regering in juli 2001 haar principiële goedkeuring aan een ontwerp van besluit van de Vlaamse regering tot wijziging van het koninklijk besluit van 23 maart 1977 betreffen-de betreffen-de aanstelling van betreffen-de gewestelijke ontvangers voor de openbare centra voor maatschappelijk welzijn en van het koninklijk besluit van 20 juli 1993 tot vaststelling van de algemene bepalingen inzake het administratief en geldelijk statuut van de secretarissen en de ontvangers van de openbare centra voor maatschappelijk welzijn. Hierop werd advies aan de Raad van State gevraagd en verkre-gen. Een verdere goedkeuring blijft echter uit. Omdat dit besluit eveneens in de mogelijkheid voorziet om deeltijdse ontvangers aan te stellen bij de OCMW's, wachten verscheidene OCMW-b e s t u-ren op de publicatie van dit besluit om een deel-tijdse plaatselijke ontvanger in dienst te nemen. Een aantal OCMW's wenst onder meer van deze mogelijkheid snel gebruik te maken. Dit wordt daarenboven in de hand gewerkt door de vrijwel systematische weigering van de minister van Bin-nenlandse Aangelegenheden om nog voltijdse plaatselijke ontvangers aan te stellen voor OCMW's van gemeenten met minder dan 20.000 inwoners.

1. Klopt het dat terzake een ontwerpreglemente-ring klaar ligt, inclusief advies van de Raad van State ? Werd dit reeds door de regering goedge-keurd ?

2. Wanneer wordt deze regeling van kracht ? Wa t is de reden van de vertraging ?

3. Welke oplossing stelt de minister voor aan de OCMW's die geen voltijdse ontvanger mogen a a n w e r v e n , in afwachting van de inwerkingtre-ding van de nieuwe regeling ?

N. B.Deze vraag werd gesteld aan de ministers Vo-gels (vraag nr. 23) en Van Grembergen (nr. 19).

Antwoord

1. Na advies van de Raad van State is op 19 juli 2002 inderdaad een ontwerp van besluit van de Vlaamse regering tot wijziging van het konink-lijk besluit van 23 maart 1977 betreffende de

aanstelling van gewestelijke ontvangers voor de openbare centra voor maatschappelijk welzijn en van het koninklijk besluit van 20 juli 1993 tot vaststelling van de algemene bepalingen inzake het administratief en geldelijk statuut van de se-cretarissen en de ontvangers van de openbare centra voor maatschappelijk welzijn, ter goed-keuring aan de Vlaamse regering overgelegd. 2. De regering heeft op 19 juli 2002 beslist dit punt

te hernemen op het ogenblik dat het Gemeente-d e c r e e t , na aGemeente-dvies van Gemeente-de RaaGemeente-d van State, t e r goedkeuring aan de Vlaamse regering wordt overgelegd.

3. Bij gebreke aan een nieuwe reglementering blijft de oude van kracht. De toepassing daar-van behoort tot de bevoegdheid daar-van de heer Paul Van Grembergen, Vlaams minister van Binnenlandse A a n g e l e g e n h e d e n , C u l t u u r, Je u g d en A m b t e n a r e n z a k e n , aan wie dezelfde vraag gesteld is.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Betreft: - ontwerp van besluit van de Vlaamse Regering houdende de wijziging van diverse bepalingen van het koninklijk besluit van 12 december 2001 betreffende de

In het ontwerp-BVR werd volgende categorie van onrendabele projecten niet meer weerhouden: de projecten waarbij de combinatie van de investeringskosten – voor de werken

Artikel 20 van het ontwerp van besluit zoals het een tweede keer principieel werd goedgekeurd, werd weggelaten omwille van de mogelijke ongeoorloofde delegatie, en omdat het

Een wijziging van artikel 10bis van voornoemd M B bepaalt dat indien een aanvraag betrekking heeft op een lokaal dienstencentrum dat wordt opgericht in het tweetalige gebied

26 van deze plannen, voor een totaalbedrag van 87 miljoen euro, z u l- len financieel kunnen worden gehonoreerd met de middelen van het Fonds van Eénmalige Uit- gaven die

Na controle van deze aanvragen blijken er 24 organiserende besturen te zijn die geen recht hebben op een bijkomende eenmali- ge subsidie van Kind en Gezin..

Ook voor de praktische uitwerking van de be- slissing tot het gratis maken van het openbaar vervoer moet worden verwezen naar de heer

In dat laatste geval moet de onderneming verklaren dat ze redelijkerwijze mag aannemen niet voor 25 % of meer in handen te zijn van één onderneming of van verscheidene