Vraag nr. 62 van 9 februari 1999
van de heer JOHNNY GOOS
Openluchtrecreatieve bedrijven – Logementsfiches In vele landen worden de toeristen geregistreerd op camping- of logementsfiches op de plaats van hun verblijf. In de ons omringende landen is dit bij-voorbeeld het geval in Nederland, het Groother-togdom Luxemburg en Frankrijk.
Deze registratie kan een hulpmiddel zijn : bij het oplossen van criminele activiteiten, hoewel dit van-wege de politiediensten een systematische controle vergt, dit wil zeggen een vergelijking naam per naam van de logementsregistratie met het register van geseinde personen ; bij gerichte opsporingen of onderzoeken, bijvoorbeeld bij verdwijningen ; bij private aangelegenheden, bijvoorbeeld het opzoe-ken van familie naar aanleiding van een overlijden. Het komt erop aan de registratie zo goed mogelijk te doen verlopen. Dit is slechts mogelijk : wanneer er een verplichting bestaat tot het uniform registre-ren van de residenten en het bijhouden van deze registratie gedurende een bepaalde periode ; wan-neer er een wettelijke regeling bestaat inzake de controle of raadpleging van deze informatie door de politiediensten ; wanneer er bij het registreren een afdoende bescherming is van de privacy van de residenten bij registratie.
Momenteel is de regelgeving in België, en meer specifiek in Vlaanderen, onduidelijk en daarom ook weinig efficiënt. Fiches worden niet altijd be-hoorlijk ingevuld, zodat foute of onvolledige infor-matie wordt verwerkt, waarmee uiteindelijk weinig of niets gebeurt of kan gebeuren. Het registreren wordt dan ook in vraag gesteld.
Een overzicht van de bestaande regelgeving illus-treert de onduidelijkheid :
– de wet van 30 april 1970 op het kamperen en het koninklijk besluit (KB) van 21 oktober 1971 betreffende het kamperen legde de registratie van de kampeerders via fiches op ;
– in Vlaanderen werd deze wetgeving opgeheven door het kampeerdecreet. De verplichting tot de registratie van de kampeerders is niet opge-nomen in de uitvoeringsbesluiten van het kam-peerdecreet (decreet van 3 maart 1993 houden-de het statuut van houden-de terreinen voor openlucht-recreatieve verblijven). Volgens de beroepsfede-ratie van de logiesverstrekkende bedrijven
(openluchtrecreatieve verblijven, campingssec-tor) lieten de Vlaamse administratie en de ge-meentelijke politie nochtans weten dat deze verplichting blijft ;
– in Wallonië werd de registratie via politiefiches in de regelgeving op de openluchtrecreatieve verblijven wel behouden ;
– wet van 17 december 1963 tot inrichting van de controle op reizigers in logementshuizen en het KB van 20 mei 1965 genomen ter uitvoering ervan, leggen eenzelfde verplichting op aan de houders van een hotel of herberg of de verhuur-ders van een gemeubileerd huis of appartement voor de"reizigers" die er overnachten.
Een betere regelgeving met een grote mate van uniformiteit moet in deze tot meer efficiëntie lei-den.
– Er moet een regeling komen die de uitbaters van campings en alle andere logiesverstrekken-de inrichtingen verplicht om op een uniforme en geïnformatiseerde wijze gegevens te verza-melen die worden bewaard voor een bepaalde termijn (twee tot vijf jaar) en die op een gere-glementeerde wijze opvraagbaar zijn door poli-tie of justipoli-tie.
– De computerprogramma's voor registratie moe-ten zonder twijfel kunnen worden gewijzigd, in die zin dat het automatisch genereren van een type logementsfiche mogelijk moet zijn, zonder extra werklast.
– Vanzelfsprekend dient alles te gebeuren met respect voor de privacy. De toepassing van de wet op de privacy begint niet met het overhan-digen van de gegevens aan de politie, maar op het ogenblik dat men de residenten registreert. Het al dan niet in overeenstemming zijn met de wet op de privacy wordt best voorgelegd aan de Commissie ter Bescherming van de Persoonlij-ke Levenssfeer.
Senator Jan Loones kaartte deze problematiek reeds aan in een parlementaire vraag gesteld aan de federale minister van Binnenlandse zaken. Hier-uit bleek dat voor een oplossing diverse departe-menten moeten worden aangesproken (Vragen en Antwoorden Senaat nr. 1-74 van 2 juni 1998, blz. 3864 – red.).
Welke initiatieven heeft de minispresident ter-zake reeds ontwikkeld ?
Bij het opstellen van het decreet van 3 maart 1993 houdende het statuut van de terreinen voor open-luchtrecreatieve verblijven, werd door de decreet-gever niet de noodzaak aangevoeld om de federale regeling aangaande de politiefiche over te nemen. Deze regeling is vervat in het KB van 20 mei 1965, dat aan de hotel- of campinguitbaters een registra-tie van de klanten via een poliregistra-tiefiche oplegt. De decreetgever heeft allicht geoordeeld dat het niet nodig is te verwijzen naar een KB waarvan de inhoud uiteraard door de federale overheid op eigen initiatief kan worden gewijzigd.
Vanzelfsprekend moeten hotel- en campinguitba-ters de federale regels respecteren, ook wanneer die niet in de Vlaamse decreten of besluiten zijn opgenomen.