Vraag nr. 112 van 25 mei 1998
van de heer JOS DE MEYER
Verbrandingsoven St.-Niklaas – Bodemonderzoek Aanvullend bij de schriftelijke vraag nr. 85 van 27 maart 1998 en het antwoord dat ik ontving, wil ik een aantal concrete vragen stellen die duidelijk de bezorgdheid weergeven die bij de mensen in de buurt van de verbrandingsoven leeft (Bulletin van Vragen en Antwoorden nr. 14 van 28 mei 1998, blz. 1870 – red.).
1. Is er in deze buurt een bodemonderzoek uitge-voerd ? Is er een mogelijke relatie tussen ver-ontreiniging van de bodem en de volksgezond-heid ? Wat zijn de resultaten van het bodemon-derzoek ? Welke conclusies kunnen we hier trekken ?
2. Kunnen mensen in deze buurt op een verant-woorde wijze hun groenten kweken in de moes-tuin ? Of is dit veiligheidshalve af te raden voor de volksgezondheid ?
Kunnen jonge gezinnen hun kinderen in de tuin "gerust" laten ravotten in de buurt van deze verbrandingsoven ?
Mogen landbouwers in deze wijk hun melkkoei-en latmelkkoei-en grazmelkkoei-en ? Mogmelkkoei-en fruittelers gerust zijn over de gezondheid en de kwaliteit van hun product in deze wijk ?
Antwoord
Elk verbrandingsproces leidt tot de vorming van dioxines. Verspreiding van dioxines vindt dus voor-al via de lucht plaats. Door natte en droge deposi-tie bereiken dioxines het gras en de grond. In de nabijheid van een bron bestaat er met andere woorden een verhoogde blootstelling. Metingen verricht in Nederland wijzen uit dat dioxines zich in overwegende mate in de bodemoplaag van 10 cm bevinden.
Dioxines worden voor 80 % via voeding opgeno-men en voor 20 % via de lucht. Daarbij kan wor-den gesteld dat de menselijke blootstelling aan dioxines, wegens het vetoplosbare karakter van deze stoffen, vooral via melk en zuivelproducten en niet zozeer via fruit of groenten verloopt. Een algemene en gesystematiseerde plaats- en acti-viteitsspecifieke risico-evaluatie op basis van alle gemeten omgevingsconcentraties werd voor Sint-Niklaas niet uitgevoerd.
In het verleden werden wel geregeld onderzoeken doorgevoerd, waarvan de samenhang een goed beeld geeft van de situatie, met dien verstande dat de normrichtwaarden geregeld – zoals het hoort – naar beneden werden herzien.
De bij het ministerie van Landbouw opgevraagde uitslagen van dioxinebepalingen in Belgische melk wijzen evenwel uit dat melk van hoeves gelegen in de nabijheid van de huisvuilverbrandingsoven van Sint-Niklaas, gedaald zijn in 1997 ten opzichte van de waarden gemeten in de jaren '90 en '91, en zich onder de federale norm van 5 pg TEQ/g (picogram toxisch equivalent/gram) melkvet bevinden.
Met betrekking tot de bodem dateert het VITO-rapport (Vlaamse Instelling voor Technologisch Onderzoek) van juni 1993. Het rapport heeft betrekking op dioxinemetingen op 44 bodemmon-sters uit de omgeving van de huisvuilverbrandings-installatie. Ten noordoosten van de MIWA-installa-tie (Intercommunale Vereniging voor Huisvuilver-werking Midden-Waasland) werd daarbij een zone van 3 km2gedetecteerd met een
dioxineverontrei-niging van meer dan 15 ng TEQ/kg (nanogram toxisch equivalent/kilogram) droge stof, de door RIVM in Nederland vooropgestelde richtwaarde voor graasland. In deze zone is begrazing dus in principe tegenaangewezen.
Uit de analyses van de dioxinedepositie in Vlaan-deren – een studie van de VITO in opdracht van VMM – blijkt echter ook dat er in Sint-Niklaas, bij de laatste campagne in 1997, nog steeds ver-hoogde dioxinedeposities gemeten werden vergele-ken met de Duitse ontwerprichtwaarde van 15 pg TEQ/m2/dag, evenals met de door de VITO
voor-gestelde gezondheidskundige grenswaarde van 10 pg TEQ/m2/dag. Met name werden waarden
geno-teerd van 21 pg TEQ/m2/dag (april – mei '97) en
14 pg TEQ/m2/dag (nov. december '97). Ofschoon
deze overschrijding van de grenswaarde van 10 of 15 pg TEQ/m2/dag niet noodzakelijk betekent dat
de gezondheidseffecten drastisch zijn toegenomen, spreekt het vanzelf dat inzake dioxinedepositie er geen enkele tolerantie mogelijk is boven vastge-stelde limieten.
Zoals in een vroeger antwoord reeds gesteld, denk ik dat we niet bij elke mogelijke probleemsituatie een gericht onderzoek dienen op te starten.