• No results found

Tussen sociale wenselijkheid en het zien van kansen “De ondernemersscan aangepast en uitgebreid”

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Tussen sociale wenselijkheid en het zien van kansen “De ondernemersscan aangepast en uitgebreid”"

Copied!
81
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Tussen sociale wenselijkheid en het zien van kansen

“De ondernemersscan aangepast en uitgebreid”

Wouter Slangenberg

Oktober 2009

(2)

"!

Tussen sociale wenselijkheid en het zien van kansen

“De ondernemersscan aangepast en uitgebreid”

Titel: Tussen sociale wenselijkheid en het zien van kansen “De ondernemersscan aangepast en uitgebreid”

Auteur: Wouter Fransiscus Iskander Slangenberg

Studentnr: 1513060

Datum: Oktober 2009

Universiteit: Rijksuniversiteit Groningen

Faculteit: Economics and Business

Master: Msc Business Administration

Traject: Small Business & Entrepreneurship

(3)

#! VOORWOORD

(4)
(5)

%! SAMENVATTING

Binnen deze scriptie wordt de mogelijkheid onderzocht om de E-scan, welke als doel heeft de mate van ondernemerschap bij individuen te meten, uit te breiden en te verbeteren. Het onderhavige onderzoek is tweeledig. Enerzijds is onderzocht of de E-scan kan worden uitgebreid met een dimensie waarmee gemeten kan worden welke factoren bepalen of een persoon in staat is kansen te zien. Uit de literatuur is gebleken dat het zien van kansen een fundamenteel aspect is van het ondernemerschap. Het lijkt daarom ook zeer van belang deze dimensie aan de E-scan toe te voegen. Uit de literatuur is gebleken dat er verschillende factoren te onderscheiden zijn die bepalen of een persoon al dan niet in staat is kansen te zien. Mogelijk toe te voegen factoren zijn succesvolle intelligentie en de intuïtie van een persoon. Met name praktische intelligentie, dat deel is van succesvolle intelligentie en bestaat uit de kennis en ervaring van een persoon, lijkt erg van belang. In combinatie met creatieve en academische intelligentie wordt dit beschreven als succesvolle intelligentie. Nadruk wordt gelegd op het feit dat deze vormen van intelligentie afzonderlijk van elkaar weinig waarde toevoegen, maar dat juist de combinatie een persoon in staat stelt kansen te zien. Door middel van het toevoegen van een set vragen betreffende intuïtie en succesvolle intelligentie aan de scan, kan de E-scan worden uitgebreid zodat gemeten wordt in hoeverre een persoon in staat is kansen te zien. Daarnaast is gebleken dat op dit moment reeds een aantal factoren in E-scan staan die gedeeltelijk de capaciteiten om kansen te zien meten. Dit zijn creativiteit, flexibiliteit, risicobereidheid, doorzettingsvermogen en effectiviteit. Bovendien wordt in de dimensie sociale oriëntatie gemeten of een persoon in staat is een sociaal netwerk op te bouwen. Door de toevoeging van intuïtie en succesvolle intelligentie kan een completer beeld worden geschetst van de capaciteiten van een persoon om kansen te zien.

(6)
(7)

'!

Inhoudsopgave

! 1.! INTRODUCTIE !!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!! "! 1.1MOTIEF EN ONDERZOEKSVRAAG((((((((((((((((((((((((((((((((((((((((((((((((((((((((((((((((((((((((((((((((((((((((((((((((((((((((((((((()! 1.2DOELSTELLING(((((((((((((((((((((((((((((((((((((((((((((((((((((((((((((((((((((((((((((((((((((((((((((((((((((((((((((((((((((((((((((((((((((((((((((( **!

1.3OPZET VAN HET ONDERZOEK((((((((((((((((((((((((((((((((((((((((((((((((((((((((((((((((((((((((((((((((((((((((((((((((((((((((((((((((((( **!

1.4INDELING ONDERZOEK((((((((((((((((((((((((((((((((((((((((((((((((((((((((((((((((((((((((((((((((((((((((((((((((((((((((((((((((((((((((((((((( *"! 2. DE E-SCAN & ONDERNEMERSCHAP !!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!#$! 2.1DE E-SCAN(((((((((((((((((((((((((((((((((((((((((((((((((((((((((((((((((((((((((((((((((((((((((((((((((((((((((((((((((((((((((((((((((((((((((((((((((((((( *#!

2.2MOGELIJK EXTRA TOE TE VOEGEN DIMENSIES((((((((((((((((((((((((((((((((((((((((((((((((((((((((((((((((((((((((((((((((((( *%! 3. ZIEN VAN KANSEN !!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!#%! 3.1INTRODUCTIE((((((((((((((((((((((((((((((((((((((((((((((((((((((((((((((((((((((((((((((((((((((((((((((((((((((((((((((((((((((((((((((((((((((((((((((((( *'!

3.2WAT IS EEN KANS?((((((((((((((((((((((((((((((((((((((((((((((((((((((((((((((((((((((((((((((((((((((((((((((((((((((((((((((((((((((((((((((((((((((( *'!

!"#"$%&'()%*+)%,+)-()%*(.-/-%0(1%(2345'1(.()%*+)%,+)-()""""""""""""""""""""""""""""""""""""""""""""""""""""""""""""""""$6! 3.3WELKE FACTOREN ZIJN BEPALEND BIJ HET ZIEN VAN KANSEN?(((((((((((((((((((((((((((((((((((((((((((((((((( "+!

3.3.1 Niet-psychologische karakteristieken """"""""""""""""""""""""""""""""""""""""""""""""""""""""""""""""""""""""""""""""""""""""""""""#$! 3.3.2 Psychologische karakteristieken""""""""""""""""""""""""""""""""""""""""""""""""""""""""""""""""""""""""""""""""""""""""""""""""""""""""#!! 3.3.3 Conclusie """"""""""""""""""""""""""""""""""""""""""""""""""""""""""""""""""""""""""""""""""""""""""""""""""""""""""""""""""""""""""""""""""""""""""""""""""""!7!

(8)
(9)

)!

1. INTRODUCTIE

1.1 Motief en onderzoeksvraag

“Een echte entrepreneur is iemand die geen idee heeft waar hij mee bezig is, maar hij gelooft er wel steenhard in”. Deze uitspraak, gedaan door fietsmagnaat Salvatore Grimaldi, werd mij ongeveer 10 jaar geleden verteld tijdens een werkvakantie in Zweden. Hoewel ik toen geen idee had wat het begrip entrepreneurship inhield, vond ik het een interessante uitspraak en greep het mij. Nu, tien jaar later na het gastcollege van dhr. Driessen over ondernemerschap, herkende ik veel karakteristieken van mezelf in het profiel van een entrepreneur en kwam het citaat van Salvatore Grimaldi weer boven drijven. Het was met name dit gastcollege over de E-scan, naast het trajectvak Small Business uit het derde jaar, die me deden besluiten ondernemerschap als onderwerp voor mijn scriptie te kiezen. De E-scan is ontwikkeld door dhr. Driessen en heeft als doel te meten in welke mate een persoon ondernemend is. De E-scan bestaat uit tien dimensies waarvan zeven karakteristieken en drie capaciteiten een beeld schetsen dat aangeeft in welke mate een persoon ondernemend is.

Na het bestuderen van de E-scan is gebleken dat de E-scan mogelijkheden biedt om te worden uitgebreid en verbeterd. Binnen deze scriptie zullen de mogelijkheden daartoe worden onderzocht. Ten eerste lijkt het zien van kansen (opportunity recognition) in de huidige scan niet als zodanig te worden gemeten. Met deze mogelijk extra dimensie zou gemeten kunnen worden in hoeverre een persoon in staat is kansen te zien. Het zien van kansen in de markt wordt ook door vele andere auteurs (Fayolle 2007, Baron 2006, Shane & Venkataraman 2000, Cason & Wadeson 2007) beschreven als een fundamenteel aspect van het ondernemerschap, wat een onderzoek naar deze dimensie rechtvaardigt. Daarmee wordt het eerste deel van de hoofdvraag:

“Moet er een dimensie aan de E-scan worden toegevoegd welke meet of een persoon in staat is kansen te zien?”

(10)

*+! wenselijke antwoorden op de E-scan zowel voorkomen als herkend kunnen worden. Sociaal wenselijk gedrag is door vele auteurs (Edwards 1957: in King & Brunner 2000 en Shung & Monroe 2003) gedefinieerd als de tendens van individuen zichzelf beter te presenteren dan zij werkelijk zijn. Binnen de E-scan zou dit betekenen dat een respondent zich ondernemender voordoet dan de persoon in werkelijkheid is. Hoewel sociale wenselijkheid in vrijwel alle vragenlijsten een veelvoorkomend aspect is, is de impact daarvan nog altijd niet duidelijk. Daarnaast is het de vraag of de E-scan op dit moment voldoende in staat is dit te herkennen als wel te voorkomen. Daarom is het tweede onderwerp voor deze scriptie:

“Kan de E-scan worden verbeterd zodat het sociaal wenselijk gedrag zowel herkent als voorkomt?”

Deze twee genoemde onderwerpen zullen worden onderzocht middels een literatuurstudie. In paragraaf 1.3 wordt uiteengezet welke methoden hiervoor gebruikt worden. De twee onderwerpen samen vormen de volgende hoofdvraag:

“Hoe kan de E-scan worden verbeterd zodat het sociaal wenselijk gedrag zowel voorkomt als herkent, en moet de E-scan worden uitgebreid met een dimensie ‘zien van kansen’?”

Om tot een beantwoording van deze hoofdvraag te komen, zijn per onderwerp deelvragen geformuleerd. Voor het eerste onderwerp zullen de volgende deelvragen beantwoord worden:

- Wat is een kans?

- Welke factoren zijn bepalend bij het zien van kansen?

- Hoe kunnen deze factoren gemeten worden en moeten ze worden toegevoegd aan de E-scan?

Voor het tweede onderwerp, het herkennen als wel voorkomen van sociale wenselijkheid, worden de volgende deelvragen beantwoord:

(11)

**! - Is het belangrijk om te corrigeren voor sociale wenselijkheid?

- Hoe wordt sociale wenselijkheid in de E-scan op dit moment behandeld?

- Welke huidige methoden bestaan er om sociale wenselijkheid te herkennen als wel te voorkomen?

- Welke instrumenten kunnen in de E-scan gebruikt worden om sociale wenselijkheid te herkennen als wel voorkomen?

1.2 Doelstelling

Het doel van dit onderzoek is tweeledig:

Enerzijds geeft het mij de kans om het onderwerp ondernemerschap op basis van een bestaand model te onderzoeken. Aan de andere kant wordt met dit onderzoek een verbetering van de E-scan beoogd. Enerzijds door middel van een uitbreiding met een dimensie voor het zien van kansen. Anderzijds door het beter herkennen als wel voorkomen van sociale wenselijkheid. Met de uitkomsten van deze scriptie wordt beoogd dat de E-scan nog beter in staat is een betrouwbaar beeld te genereren van de respondent. Dit komt overeen met het huidige doel van de E-scan. Deze literatuurstudie moet gezien worden als een start, waarna de uitkomsten in de praktijk getest moeten worden.

1.3 Opzet van het onderzoek

Vertrekpunt voor deze scriptie vormt het proefschrift van Driessen (2005). Door het bestuderen van de huidige aanpak in de E-scan, wordt een beter beeld gevormd van de mogelijke verbeteringen en uitbreidingen.

(12)

*"! Molleman mij enkele artikelen en nieuwe inzichten op het proefschrift van dhr. Driessen opgeleverd.

Naast bovengenoemde artikelen zullen andere artikelen en boeken bestudeerd worden. Hiervoor dienen de bibliotheek en de database van Picarta en Business Source Premier als belangrijkste bronnen. Artikelen en boeken vormen het begin waarin referenties staan naar eerdere artikelen, waardoor een overzicht in de tijd ontstaat. Deze methode wordt door Cooper & Schindler (2003) de sneeuwbalmethode genoemd en wordt gezien als een effectieve manier van onderzoek doen in een literatuurstudie.

1.4 Indeling onderzoek

(13)

*#!

2. De E-scan & ondernemerschap

Zoals beschreven in hoofdstuk 1, vormt Driessen (2005) het vertrekpunt voor deze scriptie. Alvorens de deelvragen worden onderzocht, zal binnen dit hoofdstuk de E-scan als zodanig worden besproken. Daarbij worden in de tweede paragraaf suggesties gedaan voor extra toe te voegen dimensies aan de E-scan.

2.1 De E-scan

“During the years people tend to think more positive about setting up an own business” (Risseeuw 2003 in: Driessen 2005). En hoewel er veel aandacht wordt besteed aan het ondernemingsplan dat geschreven moet worden, is er minder aandacht voor diezelfde ondernemer die de onderneming uiteindelijk gaat leiden. De vraag is dan ook, wat is een goede ondernemer? In Driessen (2005) wordt een entrepreneur beschreven als een ondernemende ondernemer. Het woord entrepreneur komt van het Franse woord entreprendre, dat zoveel betekent als ondernemen (Drucker 2006). In het boek van Drucker (2006) wordt een ondernemer beschreven als “an innovator or developer who

recognizes and seizes opportunities; converts those opportunities into

(14)

*$!

Figuur 1: Elementen van een competentie (uit: Driessen 2005)

Binnen de E-scan zijn er zeven dimensies die het karakter van de respondent meten en drie dimensies die de vaardigheden meten. Deze vaardigheden betreffen creativiteit, marktgerichtheid en flexibiliteit, de zeven karakteristieken betreffen: prestatiegerichtheid, dominantie, zelfstandigheid, sociale oriëntatie, doorzettingsvermogen, effectiviteit en risicobereidheid. De vaardigheden worden vooral van belang gezien in de opstartfase van een bedrijf, voor de groei van een bedrijf zijn aanvullende vaardigheden van toepassing. Een uigebreide uitleg betreffende de tien dimensies kan worden gevonden in Appendix A (Laan, van der 2009). De verschillende dimensies zijn gebaseerd op eerder onderzoek gedaan door verschillende auteurs (Driessen 2005). Het is belangrijk een onderscheid te maken tussen de karakteristieken en vaardigheden van een persoon, vanwege de essentiële verschillen tussen deze twee. Offman (2001) beschrijft de karakteristieken van een persoon als kwaliteiten die de kern van een persoon vormen en nauwelijks aangeleerd kunnen worden. Deze kwaliteiten kunnen echter wel verder worden ontwikkeld. Een vaardigheid daarentegen kan wel degelijk worden aangeleerd en maakt derhalve dan ook geen deel uit van de kern van een persoonlijkheid. Dit onderscheid lijkt aan te geven dat een slechte score op de verschillende vaardigheden nog verbeterd kan worden/aangeleerd kan worden. Echter, zodra er slecht op de karakteristieken wordt gescoord, is het meer de vraag in hoeverre een persoon een goede ondernemer kan worden, als deze persoon in de kern geen ondernemer lijkt te zijn. Twee belangrijke factoren die een persoon in staat

Kennis en ervaring Motivatie

(15)

*%! stellen kansen te zien, kennis en ervaring, vormen op dit moment geen deel van de E-scan. Ook intelligentie, wat volgens Shane (2003) en Sternberg (2004) een andere belangrijke factor is voor het zien van kansen is niet in de E-scan opgenomen. Driessen (2005) noemt als reden dat er vele andere testen zijn die de intelligentie van personen kunnen meten, de zogenaamde IQ testen. Wat hierbij echter vergeten wordt is het feit dat er ook andere soorten van intelligentie zijn zoals praktische en creatieve intelligentie (Sternberg 2004). Deze worden wel genoemd in Driessen (2005) maar worden niet behandeld. Wanneer alle dimensies bekeken worden, valt op dat de dimensie het zien van kansen op dit moment niet als zodanig wordt vertegenwoordigd. Dit wil echter niet zeggen dat kenmerken van deze dimensie niet in de andere dimensies verscholen zitten. Dat het zien van kansen niet in de E-scan is opgenomen, is vreemd te noemen. Want hoewel de definitie welke Driessen (2005) voor ondernemerschap gebruikt de volgende is: “kansen zien en benutten door middel van een eigen bedrijf of binnen een (groter) bedrijf waarmee waarde wordt gecreëerd voor het individu en de omgeving”, is er geen afzonderlijke dimensie die het zien van kansen meet. In hoofdstuk 3 zal worden onderzocht welke factoren aan het zien van kansen ten grondslag liggen en of deze al in de E-scan zijn verwerkt, dan wel toegevoegd moeten worden. In de volgende paragraaf worden mogelijk extra toe te voegen dimensies onderzocht.

2.2 Mogelijk extra toe te voegen dimensies

Buiten de huidige dimensies en de mogelijk extra dimensie, het zien van kansen, zijn er andere dimensies die mogelijk toegevoegd kunnen worden. Deze zullen hier voor de volledigheid worden genoemd, maar vormen voor de verdere scriptie geen deel van het onderzoek. Reden om te kiezen voor de dimensie het zien van kansen, is de voorkeur van dhr. Driessen en het feit dat dit binnen de literatuur als zeer essentieel wordt omschreven (o.a. Fayolle 2007).

(16)

*&! opstartfase van een bedrijf gevonden. Ook innovativiteit wordt genoemd als een belangrijke eigenschap van een ondernemer. Het wordt beschreven als de intentie en interesse van personen om uit te kijken naar nieuwe manieren van handelen. Een andere mogelijke dimensie die toegevoegd zou kunnen worden is passie voor datgene wat je doet (passion for work). Deze wordt genoemd door Baum & Locke (2004) en zij stellen dat passie voor datgene wat de ondernemer doet, essentieel is om succes te bereiken. De huidige dimensies uit de E-scan, zoals doorzettingsvermogen en prestatiegerichtheid, zijn terug te vinden in wat Baum & Locke (2004) passion for work noemen. Passie zorgt er doorgaans voor dat een persoon doorzet en gericht is op betere prestaties. De dimensie passie voor datgene wat je doet komt enigszins overeen met wat Timmons & Spinelli (2009) “Commitment and Determination” noemen. Zij beschrijven dit als toewijding en liefde van de ondernemer ten overstaan van wat deze doet. Andere toe te voegen dimensie welke genoemd worden door Oosterling (2009) zijn agressie, discipline, tolerantie voor ambiguïteit, positivisme en zelfkritisch zijn. Een overzicht van mogelijk extra dimensies kan worden gevonden in tabel 1. Binnen dit onderzoek wordt echter enkel aandacht besteed aan het zien van kansen.

Tabel 1: Mogelijk extra toe te voegen dimensies aan de E-scan

Extra toe te voegen dimensies 1) Zelfvertrouwen

2) Zelfrespect 3) Innovativiteit

4) Passie voor datgene wat je doet 5) Agressie

6) Discipline 7) Zelfkritisch zijn

(17)

*'!

3. Zien van kansen

3.1 Introductie

“Identifying and selecting the right opportunities for new businesses are among the most important abilities of a successful entrepreneur” (Ardichvili, Cardozo & Ray 2003: 106). En Baron (2006: 1) zegt: “opportunity recognition is widely viewed as a key step in the entrepreneurial process one from which, in many cases, all else follows”. Naast deze twee auteurs stellen vele anderen (Fayolle 2007, Baron 2006, Shane & Venkataraman 2000, Cason & Wadeson 2007) dezelfde vraag als dhr. Driessen: onder welke omstandigheden, hoe en waarom zijn sommige mensen wel en anderen niet in staat kansen te ontdekken. Hoewel dit wordt gezien als een belangrijke factor voor ondernemerschap, is het zoals eerder vermeld geen onderdeel van de E-scan op dit moment.

In paragraaf 3.2 zal de definitie van een kans worden besproken, waarna in paragraaf 3.3 de factoren die ten grondslag liggen aan het zien van een kans onderzocht worden. Ten slotte zal in paragraaf 3.4 beschreven worden hoe deze factoren gemeten kunnen worden en of ze, indien ze nog niet in de andere dimensies verwerkt zijn, moeten worden toegevoegd aan de E-scan. Dit hoofdstuk zal eindigen met een conclusie.

3.2 Wat is een kans?

(18)

*B! ontdekt te worden. Terwijl Schumpeter (1934) stelt dat het grote investeringen behoeft en bovendien alleen bereikbaar is voor de beste mensen. Een aantal andere verschillen kunnen worden gevonden in tabel 2, afkomstig uit Shane (2003).

Tabel 2: Verschillen tussen Kirzner&Schumpeter.

Schumpeteriaanse kansen Kirzneriaanse kansen

Leidt verder weg van een evenwicht Leidt tot een Evenwicht

Vereist nieuwe informatie Vereist geen nieuwe informatie

Zeer innovatief Weinig innovatief

Zeldzaam Algemeen

Behelst het creëren Behelst alleen de ontdekking

(19)

*)! Tabel 3: Verschillende definities over het zien van kansen.

Definities Auteurs

“An opportunity is a situation in which a person can create a new means-ends framework for recombining resources that the entrepreneur believes will yield a profit”

Shane (2003)

“An opportunity can be defined most simply as situations in which products or services can be sold at greater than their cost of production”

Hsieh, Nickerson & Zenger (2007)

“A good opportunity should have a gross margin of over 40%”

Timmons & Spinelli (2009)

Wanneer alle bovenstaande definities in ogenschouw worden genomen, geven Ardichvili et al. (2003) en Shane (2003) in mijn ogen de beste definitie van een kans. Enerzijds vanwege het feit dat in de definitie van Ardichvili et al. (2003) naast Casson (1982) twee belangrijke grondleggers binnen het ondernemerschap zijn opgenomen. Anderzijds vanwege het feit dat Shane (2003) het creatief hercombineren van resources noemt, wat in mijn ogen een belangrijke voorwaarde is voor het zien van kansen. Zou er immers geen creativiteit bij komen kijken en zouden resources niet opnieuw gecombineerd worden, dan zou alles in principe gelijk blijven. Bovendien spreekt de definitie van Shane (2003) over “new means-ends”, wat een kans uniek en tot iets nieuws maakt. Dit is naar mijn mening tevens een voorwaarde voordat iets een kans genoemd kan worden.

Binnen deze scriptie wordt daarom de volgende definitie van een kans gebruikt: Een kans kan worden gezien als het tegemoet komen aan een behoefte in de markt door een creatieve combinatie van resources dan wel een andere toepassing voor bestaande producten wat leidt tot superieure toegevoegde waarde.

!"#"$%&'()%*+)%,+)-()%*(.-/-%0(1%(2345'1(.()%*+)%,+)-()

(20)

"+! motieven en eigenschappen van pas dan in de eerste fase. In het geval van een eigen onderneming bevat de exploitatie van een kans bijvoorbeeld ook het schrijven van een ondernemingsplan dat leidt daadwerkelijk tot het formeren van een bedrijf. Het herkennen van een kans wordt in Ardichvili et al. (2003) beschreven middels drie verschillende processen:

(1) Voelen dan wel zien van behoeften in de markt en/of ondergewaardeerde resources, (2) herkennen dan wel ontdekken van een ‘‘fit’’ tussen bepaalde behoeften en bepaalde resources, en (3) het creëren van een nieuwe ‘‘fit’’ tussen voormalige gescheiden behoeften en resources in de vorm van een business concept. Hoewel het exploiteren van een kans zonder enige twijfel belangrijk is, vormt het geen onderdeel van deze scriptie. De veronderstelling, zoals deze ook in Driessen (2005) wordt omschreven, dat de motivatie om een kans te exploiteren beter onderzocht kan worden middels een interview, wordt gevolgd in deze scriptie.

3.3 Welke factoren zijn bepalend bij het zien van kansen?

Het feit dat sommige personen kansen zien en anderen niet, impliceert dat er verschillen tussen deze personen bestaan die bepalen of iemand in staat is een kans te zien. Verschillende auteurs hebben onderzoek gedaan naar dit fenomeen. Twee auteurs die overeenkomsten vertonen zijn Ardichvili et al. (2003) en Shane (2003). Met name het onderzoek van Ardichvili et al. (2003) vormt een compilatie van vele andere auteurs zoals Singh et al., (1999) De Koning (1999) en Sigrist (1999) (in: Ardichvili et al. 2003). Deze auteurs focussen elk op een eigen gebied. Ook Philips & Tracey (2007) refereren naar Ardichvili et al. (2003) als basis voor hun onderzoek. Ucbasaran et al. (2006) en Baum et al. (2007) refereren voornamelijk naar Shane (2003) en Shane & Venkataraman (2000). Deze referenties vormen de aanleiding om in eerste instantie het werk van deze twee veel gerefereerde auteurs te bestuderen.

(21)

"*! artikel noemt de persoon enerzijds en informatie anderzijds. Leidraad vormt echter de tabel van Shane (2003).

Tabel 4: Individuele verschillen in het ontdekken van kansen .

A. Niet-psychologische karakteristieken B. Psychologische karakteristieken

1. Levenservaring 4. Absorptie capaciteit

2. Sociale netwerk 5. Intelligentie

3. Zoekproces 6. Cognitieve vaardigheden

3.3.1 Niet-psychologische karakteristieken

1. De eerste dimensie ‘levenservaring’ omvat de functies die een persoon heeft bekleed en de variatie in levenservaring. Er bestaat een relatie tussen de levenservaring die een persoon heeft en de mate waarin hij of zij in staat is kansen te zien. Veel levenservaring resulteert automatisch in een grotere bron van informatie op allerlei gebieden. In de literatuur wordt gesteld dat een persoon hierdoor beter in staat is de missende stukken van een puzzel te vinden. Het gebied waarin een persoon in staat is kansen te zien, wordt bepaald door de functies welke een persoon heeft bekleed. Hoewel levenservaring in Shane (2003) voornamelijk wordt omschreven middels de functies die een persoon heeft bekleed, zou ik willen stellen dat levenservaring breder is dan dat. Met name reizen draagt naar mijn mening bij aan meer levenservaring. Maar ook getrouwd zijn, variatie in woonplaatsen, jeugd etc. Levenservaring wordt daarmee een dermate vaag en breed begrip dat het afbakenen tot enkel de functies welke een persoon heeft uitgevoerd wenselijk is. Maar zelfs dan is het de vraag of dit bepalend is voor de levenservaring van een persoon. Op het moment dat een persoon een zeer afwisselende baan heeft, heeft deze wellicht meer levenservaring dan een persoon die verschillende standaard functies heeft bekleed. Dus zelfs het afbakenen tot enkel het aantal beklede functies geeft geen uitsluitsel. Hiermee blijft de eerste dimensie een lastig te interpreteren dimensie.

(22)

""! des te groter en diverser het netwerk van een persoon is, des te meer toegang tot allerlei vormen van informatie betreffende kansen deze persoon heeft. Ook Johansson (2000 in: Shane 2003) stelt dat een groot netwerk met allerhande informatie (betreffende locaties, potentiële markten, bronnen van kapitaal etc.) de mogelijkheden vergroot tot het herkennen van een kans. Een verschil tussen Shane (2003) en Ardichvili et al. (2003) is dat laatst genoemde met name minder nauwe contacten (weak ties) noemt als bron voor informatie, terwijl Shane (2003) met name nauwe contacten (strong ties) noemt als bron voor informatie. Het lijkt erop dat Ardichvili et al. (2003) met weak ties met name bedoelt dat naast een kleine groep met nauwe contacten, tevens een gevarieerde groep met minder nauwe contacten belangrijk is. Naast Shane (2003) en Ardichvili et al. (2003) noemen ook Dimov (2007) en Baron (2006) het belang van een breed en gevarieerd netwerk bij het zien van kansen. Een onderzoek van Hills et al. (1997) betreffende de hypothese dat sociale netwerken belangrijk zijn voor de toegang tot informatie, heeft uitgewezen dat ondernemers die een uitgebreid netwerk hebben, meer kansen identificeerden dan solo ondernemers. Bovendien stellen Hills et al. (1999) dat een breed sociaal netwerk de grenzen van het menselijk brein (bounded rationality) verleggen.

3. Met het zoekproces, de derde dimensie, stelt Shane (2003) dat personen die zoeken naar informatie beter in staat zijn kansen te herkennen dan personen die slechts afwachten. Opvallend hierbij is dat deze opvatting meer past bij die van Schumpeter dan die van Kirzner. Dit ligt in lijn met de uitspraak van Ardichvili et al. (2003: 106) “Careful investigation of and sensitivity to market needs and as well as an ability to spot suboptimal deployment of resources may help an entrepreneur begin to develop an opportunity (which may or may not result in the formation of a business)”. Dit laatste punt gaat dus uit van een actieve houding van de ondernemer.

(23)

"#! ingegaan op de capaciteiten en karakteristieken van een persoon, welke terug te vinden zijn in tabel 4 op pagina 21.

3.3.2 Psychologische karakteristieken

Dit deel van tabel 4 op pagina 21 wordt door Shane (2003) gezien als de psychologische karakteristieken van een persoon en betreft de absorptie capaciteit, intelligentie en cognitieve capaciteiten van een persoon.

(24)
(25)

"%! (Singh et al 2008:1). Het verschil tussen academische en praktische intelligentie is ook terug te vinden in verschil tussen problemen. Academische en praktische problemen zijn verschillend van aard, zoals terug te vinden in tabel 5.

Tabel 5: Academische versus praktische problemen (Hedlund et al. 2002)

Academische problemen Praktische problemen Complete informatie voor de oplossing is

beschikbaar

Gebrek aan beschikbare informatie

Slechts 1 oplossing mogelijk Meerdere oplossingen mogelijk

Slechts 1 antwoord mogelijk Meerdere antwoorden mogelijk

Weinig gerelateerd aan dagelijkse zaken Gerelateerd aan dagelijkse ervaringen

Weinig intrinsieke interesse Persoonlijke interesse

Goed gedefinieerd Slecht gedefinieerd

Geformuleerd door anderen Slecht geformuleerd, of noodzaak tot

herformulering

(26)

"&! praktische problemen en kansen, lijkt het erop dat met name praktische intelligentie, in tegenstelling tot academische intelligentie een belangrijke factor is voor het herkennen van kansen. Het artikel van Sternberg (2004) noemt ook creatieve intelligentie. Sternberg (2004:196) definieert creatieve intelligentie als: “thinkers who defy the crowd, seeing alternative ways of defining and solving problems that others often do not see”. Omdat creativiteit reeds onderdeel van de E-scan vormt, wordt aan deze vorm van intelligentie afzonderlijk geen aandacht besteed. Echter, volgens Sternberg (2004) vormen deze drie vormen van intelligentie samen de succesvolle intelligente van een persoon. Sternberg (2004:439) definieert succesvolle intelligentie “as the ability to balance the needs to adapt to, shape and select environments in order to attain success, however one defines it, within one’s socio-cultural context. Sternberg (2004) zegt dat deze drie vormen van intelligentie samen nodig zijn om waarde toe te voegen. Sternberg (2004:196 ) zegt: “The most important kind of intelligence for an entrepreneur, or really anyone else, is successful intelligence, which involves a balance of analytical (IQ-based), creative, and practical intelligence”. Creatieve intelligentie is nodig om met nieuwe ideeën te komen, analytische intelligentie om deze te evalueren en praktische intelligentie om te bepalen hoe deze nieuwe ideeën te verkopen aan mensen die deze niet kennen of er niet op zitten te wachten.

6. De cognitieve vaardigheden van een persoon worden genoemd als een zesde factor die bijdragen aan het zien van kansen. Alvorens in te gaan op specifieke gebieden van cognitie, worden eerst enkele algemene feiten (Barron 1998) beschreven:

- De menselijke capaciteit om informatie te verwerken is beperkt, en overstroomt makkelijk.

- Menselijke wezens trachten hun cognitieve inspanning te minimaliseren, met als resultaat dat mensen short-cuts in het denken gebruiken.

(27)

"'! Deze drie punten geven aan dat de cognitieve capaciteiten van de mens gering zijn, terwijl deze capaciteiten juist belangrijke factoren zijn voor het zien van kansen. Met name op het gebied van ondernemerschap is er een teveel aan informatie. Gecombineerd met een vaak hoge onzekerheid en de beperkingen van het menselijke brein, worden met name ondernemers regelmatig getest op de beperkingen van hun cognitieve capaciteiten. Feit is echter dat de ene persoon wel in staat is informatie te ordenen en te koppelen en de ander niet. De cognitieve capaciteiten die bijdragen aan het zien van kansen omvatten onder andere de intelligentie zoals beschreven onder punt 5. Shane (2003) noemt intelligentie echter apart. Tot het cognitieve behoren echter ook creativiteit, risicobereidheid en het waarnemend vermogen (perceptive ability). Vanwege het feit dat risicobereidheid en creativiteit reeds in de E-scan opgenomen zijn, worden deze als zodanig binnen deze scriptie niet nader bestudeerd.

Het waarnemend vermogen van een persoon wordt door Shane (2003) beschreven als een karakteristiek die een persoon in staat stelt kansen te destilleren uit de informatie die hen toekomt. Menig studie bevestigt dat ondernemers een beter waarnemend vermogen hebben om kansen te herkennen dan niet-ondernemers. Ardichvili et al. (2003) noemt de dimensie waarnemend vermogen weliswaar niet als zodanig, maar wat Ardichvili et al. (2003) alertheid van de ondernemer (entrepreneurial alertness) noemen komt overeen met wat de overige auteurs het waarnemend vermogen noemen. Alertheid van de ondernemer wordt gedefinieerd als ‘‘a propensity to notice and be sensitive to information about objects, incidents, andpatterns of behavior in the environment, with special sensitivity to maker and user problems, unmet needs and interests and novel combinations of resources” (Ray & Cardozo 1996 in: Ardichvili et al. 2003: 9). Ardichvilli et al. (2003) noemen creativiteit en optimisme als belangrijkste eigenschappen voor een alerte ondernemer. Beide auteurs noemen dus ook het cognitieve van een persoon als factor voor het zien van kansen. Vanwege het feit dat cognitie een erg omvangrijk gebied is, zullen binnen deze scriptie enkel de meest bestudeerde onderwerpen aan bod komen. Daarbij moet worden aangegeven dat deze cognitieve capaciteiten van toepassing zijn op de fase van het zien van kansen. Voor het exploiteren van kansen zijn deels andere cognitieve capaciteiten van toepassing.

(28)

"B! vermogen om kansen te zien, zoals intuïtie, een vooruitziende blik en een natuurlijke gave. Intuïtie zal hier nader worden bestudeerd. Op een vooruitziende blik en een natuurlijke gave wordt vanwege het onwetenschappelijke karakter niet verder ingegaan. Dit betekent echter niet dat ze niet belangrijk zijn. Intuïtie wordt genoemd als belangrijke factor voor het waarnemend vermogen voor het zien van kansen (Shane 2003, Kickul, Gundry, Barbosa & Whitcanack 2009). Olson (1985 in: Kickul et al. 2009:441) stelt dat “Intuitive individuals are likely to discover opportunities by observing cues or signals through unfamiliar and unorganized information that is processed in a synthetic and holistic manner”. Het intuïtieve, in tegenstelling tot het analytische, wordt met name van belang gezien in de fase van het zien van kansen. Hoewel er in het onderzoek van Kickul et al. (2009) buiten de uitspraak van Olson (1985) weinig wordt gezegd over de invulling

van intuïtie, wordt er in de Meyers & Briggs persoonlijkheidstest1 de volgende invulling

aan gegeven: “Paying the most attention to impressions or the meaning and patterns of the information I get”. Hierbij is tevens een set vragen ontwikkeld, die in paragraaf 3.4.4 nader uiteengezet wordt. Ook Hills, Shrader & Lumpkin (1999) noemen de factor intuïtie als bepalend bij het zien van kansen. In hun visie is intuïtie voornamelijk de tegenhanger van analytisch. Ook zij hebben hierbij een korte set vragen ontwikkeld, welke te vinden zijn in paragraaf 3.4.4

Naast Shane (2003), stelt ook Baron (1998) dat het waarnemend vermogen van een persoon een belangrijke factor is bij het zien van kansen. Baron (1998) noemt echter heuristieken als belangrijkste factor. Deze factor wordt tevens door vele andere auteurs genoemd (Busenitz & Barney 1997, Ucbasaranet al. 2003, Manimala 1992, Baum et al. 2007). Deze heuristieken zorgen ervoor dat zaken op een nieuwe manier bekeken worden en dat kansen die voorheen onzichtbaar waren, zichtbaar worden. Busenitz & Barney (1997) stellen dat heuristieken en vooroordelen cognitieve mechanismen en subjectieve meningen zijn die mensen gebruiken als middel om beslissingen te nemen. Zij definiëren vooroordelen en heuristieken als “decision rules, cognitive mechanisms, and subjective opinions people use to assist in making decisions”. Het wordt gezien als een versimpelde strategie die gebruikt wordt om beslissingen te nemen. Meestal leidt het gebruik van !!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!

(29)

")! heuristieken en vooroordelen ook daadwerkelijk tot acceptabele oplossing voor problemen van individuen op een effectieve en efficiënte manier. Ook Pitz & Sachs (1984 in: Busenitz & Barney 1997) stellen dat onder onzekere en complexe omstandigheden, heuristieken en vooroordelen een effectieve en efficiënte manier kunnen zijn om beslissingen te nemen. Manimala (1992) heeft een lijst van 186 heuristieken ontwikkeld die gebruikt worden door zowel ondernemers als niet-ondernemers voor innovativiteit. Twee voorbeelden van heuristieken die Manimala (1992) gebruikt zijn de volgende: “Wed niet op een paard” of ook wel “spreid je kansen”. Een ander voorbeeld is wanneer gesteld wordt dat juist op een product geconcentreerd moet worden om daar alles uit halen wat er in zit. Geen van beide heuristieken wordt bestempeld als goed of fout en worden beide succesvol door ondernemers gebruikt. Een heuristiek kan binnen organisaties omgezet worden in een deel van het te voeren beleid. Wat verder opvalt in de lijst van Manimala (1992) is het feit dat een aantal heuristieken onderwerpen behelzen als doorzettingsvermogen, flexibiliteit en het gebruik van je sociale netwerk. Deze komen overeen met de verschillende gebieden uit de E-scan en het belang van deze wordt zo nogmaals bevestigd. Uit de lijst van 186 heuristieken, zijn heuristieken gefilterd die speciaal belangrijk zijn voor pioniers/innovatieve personen. Deze lijst kan worden gevonden in appendix B. Volgens het onderzoek van Manimala (1992) zijn dit zaken waaraan pioniers/innovatieve personen aan zouden moeten voldoen. Wat bij de lijst uit appendix B opvalt is dat met name wordt gesproken over wat een persoon reeds gedaan heeft. Dit maakt de lijst minder toepasbaar voor personen die net beginnen.

(30)

#+! Balich & Bagby (1995 in: Baron 1998) een verschil in hoe ondernemers en niet-ondernemers dachten over business situaties: niet-ondernemers beschreven dergelijke situaties als het hebben van meer kracht, kansen en potentie voor winst. Dit is lijn met wat Baron (2006) en Ardichvili et al. (2003) positivisme noemen. Vanwege het feit dat deze factoren worden gezien in het licht van perceptie van risico’s en dit deels overlapt met de bestaande dimensie risicobereidheid, wordt hier niet verder op ingegaan. Bovendien bestaat er in de literatuur geen consensus of deze twee factoren als positief of negatief moeten worden gezien. Naar mijn mening is het hierbij vooral belangrijk in hoeverre een persoon zelfverzekerd is. Een zekere mate van zelfverzekerdheid en illusie van controle kan goed zijn, maar een te hoge mate kan worden bestempeld als onverantwoord of roekeloos.

Klaarblijkelijk zijn er drie belangrijke cognitieve factoren die bijdragen aan het waarnemend vermogen van een persoon om kansen te zien. Dit zijn het gebruik van heuristieken, intuïtie, zelfoverschatting en de illusie overal controle over te hebben. Dit is echter geen compleet overzicht van alle cognitieve factoren die van belang zijn binnen het ondernemerschap, maar enkel de factoren welke gericht op het zien van kansen. Daarbij gelden deze drie factoren als de meest besproken, wat geen uitsluitsel geeft over mogelijk andere minder uitgebreid onderzochte factoren. Voorbeelden van andere factoren zijn het herkennen van patronen in de markt (Baron 2006), maar bijvoorbeeld ook de manier waarop ondernemers denken over gemiste kansen (Shane & Venkataraman 2000). Om het uitgebreide karakter van het cognitieve van de mens enigszins in te kaderen, is voor deze afbakening gekozen.

3.3.3 Conclusie

(31)

#*! door marktgerichtheid, doorzettingsvermogen en effectiviteit.

(32)
(33)

##!

3.4 Hoe kunnen deze factoren gemeten worden en moeten ze worden

toegevoegd aan de E-scan?

Uit de onderzochte literatuur van hoofdstuk 3.3 is gebleken dat er verscheidene factoren zijn die het vermogen van een persoon om kansen te zien bepalen. De vraag nu is echter hoe deze factoren gemeten kunnen worden. Per factor wordt onderzocht hoe deze gemeten kan worden, of deze al deels in de E-scan is opgenomen dan wel moeten worden toegevoegd.

3.4.1 Absorptiecapaciteit en levenservaring

Zoal eerder beschreven is de absorptiecapaciteit van een persoon een belangrijke factor voor het kunnen zien van kansen. Dit wordt bevestigd door verscheidene auteurs zoals Dimov (2007), Shane (2000), Ardichvili et al. (2003) en Baron (2006). Het lijkt er daarbij op dat het gebied waarin deze persoon kennis heeft op gedaan, het gebied is waarin deze persoon in staat zou moeten zijn kansen te zien. Een uitgebreide levenservaring draagt volgens de literatuur ook bij aan het herkennen van kansen. Beide punten zijn wel belangrijk, maar in de E-scan lastig meetbaar. Deze concepten zijn beter meetbaar middels een interview. Met name levenservaring is erg breed en het aantal functies zegt niet perse iets over de mate van variatie. Bovendien behoren deze concepten niet tot de vaardigheden dan wel karakteristieken van een persoon. Deze twee factoren zullen desgewenst moeten worden uitgediept middels een interview, maar niet worden toegevoegd aan de E-scan.

3.4.2 Sociale netwerk

(34)

#$! zijn of haar eigen weg gaat en daarbij zijn of haar netwerk links laat liggen, voegt het netwerk minder waarde toe. Binnen de bestudeerde literatuur is er op dit moment geen bestaande set vragen die de grootte en variatie van een netwerk kan meten. Wel worden er een aantal uitspraken betreffende netwerken gedaan en wel de volgende:

1) Het is belangrijk dat potentiële kansen bediscussieerd worden met familie, vrienden en anderen (Baron 2006).

2) Sociale netwerken zijn een belangrijke vorm van informatie voor ondernemers (Baron 2006).

3) Ondernemers ontplooien kansen met behulp van drie cognitieve activiteiten (informatie verzameling, denken door te praten en beoordelen van resources) door actieve interactie met een uitgebreid netwerk van mensen (Ardichvili et al. 2003).

4) Hoe breder het sociale netwerk van een ondernemer, hoe meer kansen geïdentificeerd kunnen worden (Baron 2006, Shane 2003).

Het vierde punt wordt in de E-scan reeds deels gemeten. In de dimensie sociale oriëntatie worden vragen gesteld die meten of een ondernemer in staat is contact te leggen met andere personen en daarmee een sociaal netwerk kunnen opbouwen. Vragen zoals: “Ik maak vaak een praatje met mensen” en “Ik heb altijd een woordje klaar om met iemand in gesprek te raken” en “er zijn weinig mensen met wie ik niet overweg kan” zijn goede indicatoren of een persoon in staat is contact met anderen te leggen en daarmee een netwerk op te bouwen. Ik veronderstel daarbij dat een persoon die in staat is contact te leggen automatisch een netwerk opbouwt. De overige feiten kunnen worden omgezet in meetbare vragen aan respondenten. Om te meten of iemand een netwerk heeft en of deze wordt gebruikt kunnen de volgende vragen worden gebruikt:

Ad1) Ik bediscussieer mijn plannen met anderen.

Ad 2) Ik krijg veel informatie van mijn vrienden en gebruik deze. Ad 3a) De ideeën die ik heb komen altijd alleen van mijzelf. Ad 3b) Ik gebruik de feedback van anderen.

(35)

#%! karakteristieken te meten. Om in lijn te blijven met deze doelstelling kan concluderend gesteld worden dat de huidige dimensie ‘sociale oriëntatie’ goed in staat is te meten of een persoon een netwerk kan opbouwen. De vier vragen zoals in deze scriptie gesteld zijn kunnen eventueel functioneel zijn in een interview, maar moeten niet toegevoegd worden in de E-scan.

3.4.3 Intelligentie

Intelligentie heeft betrekking op de persoon zelf en is deel van de psychologische karakteristieken zoals eerder gesteld in paragraaf 3.3.2.

(36)

#&!

Tabel 6: Stellingen uit Sternberg (2004) en de bijbehorende vragen voor de dimensie

Stelling Vraag

Succesvol intelligente mensen verdragen onzekerheid

Ik kan goed omgaan met onzekere situaties

Succesvolle mensen formuleren een strategie om problemen op te lossen

Ik formuleer een strategie om een probleem op te lossen

Succesvol intelligente mensen interpreteren informatie accuraat

Ik interpreteer de informatie accuraat om een probleem op te lossen

Succesvol intelligente personen zijn niet bang om fouten te maken

Ik ben niet bang om fouten te maken

Succesvol intelligente personen proberen persoonlijke problemen te overwinnen

Ik probeer persoonlijke problemen te overwinnen

Succesvolle intelligente mensen zijn zich bewust van hun eigen valkuilen

Ik ben me bewust van mijn eigen valkuilen

(37)

#'!

!"6"6"%758)'1'(*(%*++.9'80(9()%

Gezien paragraaf 3.3.2 zijn er drie belangrijke cognitieve factoren die bepalend zijn voor het waarnemend vermogen van een persoon om een kans te zien. Deze factoren zijn intuïtie, gebruik van heuristieken en zelfverzekerdheid. Zoals eerder gezegd wordt aan zelfverzekerdheid geen verdere aandacht geschonken. Voor de factor intuïtie zijn reeds vragensets ontwikkeld, zie tabel 7 en 8. Het is echter niet mogelijk deze vragensets zonder enige aanpassingen toe te passen. Enerzijds omdat de dimensie dan te groot zou worden, anderzijds omdat ze niet allemaal evengoed toepasbaar lijken.

Tabel 7: Set vragen uit hills et al. 1999 voor het meten van intuïtie

Een snelle penetratie van de markt is meer waardevol dan eerst onderzoek doen Opbrengsten van klantonderzoek weegt niet op tegen de kosten

Grondige analyses zijn enkel om financiers te imponeren Intuïtie is de bepalende factor om potentieel te bepalen.

Tabel 8: Set vragen uit de Meyers Briggs voor het meten van intuïtie

I remember events by what I read “between the lines” about their meaning I like to see the big picture, then to find out the facts.

I solve problems by leaping between different ideas and possibilities.

I trust impressions, symbols, and metaphors more than what I actually experienced I am interested in doing things that are new and different.

Sometimes I think so much about new possibilities that I never look at how to make them a reality.

(38)
(39)

#)!

Tabel 9: Dimensie om intuïtie te meten

Ik probeer ook tussen de regels door iemands mening te herkennen. Ik los problemen op door te springen tussen ideeën en mogelijkheden Ik kijk eerst naar het geheel om daarna de feiten te bestuderen

Ik vertrouw meer op mijn eigen intuïtie dan op klantonderzoek.

Een snelle penetratie van de markt op basis van intuïtie is meer waardevol dan eerst onderzoek doen

Ik vertrouw meer op mijn eigen intuïtie, dan dat ik een grondige analyse laat uitvoeren Intuïtie is de bepalende factor om een potentiële kans te bepalen.

Wat betreft het gebruik van heuristieken is het lastiger een goede set vragen te maken. De vraag is ook of dat nodig is. Heuristieken kunnen gezien worden als een middel bij het nemen van beslissingen, bijvoorbeeld de beslissing een kans te exploiteren. Vanwege het feit dat het hier gaat om het gebruik van heuristieken, wat niet perse een vaardigheid is en bovenal geen karakteristiek, moet deze niet toegevoegd worden aan de E-scan. Wel kan het van belang zijn, in bijvoorbeeld een interview, de lijst van Manimala te hanteren. Met deze lijst kan bekeken worden in hoeverre een persoon in het verleden nieuwe producten dan wel methoden voor productie heeft gevonden. De dimensie voor het meten van het waarnemend vermogen van een persoon bestaat derhalve enkel uit de dimensie intuïtie uit tabel 9.

3.5 Conclusie

(40)

$+! belang zijn om kansen te kunnen zien. De uitkomsten van deze dimensies moeten dus ook worden gebruikt om te meten in hoeverre een persoon in staat is kansen te zien. Daarbij meet de huidige dimensie ‘sociale oriëntatie’ de capaciteiten van een persoon om een netwerk op te bouwen. De tweede conclusie die getrokken kan worden is dat er buiten deze dimensies twee dimensies toegevoegd kunnen worden. De toe te voegen dimensies zijn intuïtie, wat deel is van de cognitieve vaardigheid van een persoon en succesvolle intelligentie. De vragen hiervoor zijn samengevat in tabel 10 en vormen de twee onderdelen voor het ‘zien van kansen’. Aangezien er dermate veel factoren van invloed zijn op het zien van kansen, is er niet 1 dimensie te ontwikkelen. De uitkomsten van de twee nieuwe dimensies in combinatie met de 6 bestaande, vormen samen een beeld van de capaciteit van een persoon om kansen te zien.

Tabel 10: Overzicht van de toe te voegen dimensies

Dimensies Vragen

Sociale netwerk Niets toevoegen

Succesvolle intelligentie

Ik formuleer een strategie om een probleem op te lossen Ik interpreteer de informatie accuraat om een probleem op te lossen

Ik ben me volledig bewust van mijn eigen valkuilen Ik probeer persoonlijke problemen te overwinnen

Intuïtie Ik probeer ook tussen de regels door iemands mening te

herkennen.

Ik vertrouw meer op mijn eigen intuïtie, dan op klantonderzoek.

Ik kijk eerst naar het geheel, om daarna de feiten te bestuderen Ik los problemen op door te springen tussen ideeën en mogelijkheden

Ik vertrouw meer op mijn eigen intuïtie, dan op een grondige analyse

Een snelle penetratie van de markt op basis van intuïtie is meer waardevol dan eerst onderzoek doen

Intuïtie is de bepalende factor om een potentiële kans te bepalen

(41)

$*!

4. Sociale wenselijkheid

!"#$%&'()*+,'-.$$

“The nature of social desirability and its effects on personality measurement has long been a heavily studied and often controversial topic” (Wiggins, 1968 in: Kuncel & Tellegen 2009:201). Dit oude citaat in een recent artikel geeft aan dat de effecten van sociale wenselijkheid op testen tot op heden niet duidelijk zijn. Bovendien bestaan er verschillende definities van sociale wenselijkheid. In de volgende paragraaf wordt een definitie van sociale wenselijkheid geformuleerd, waarna in paragraaf 4.3 de nadelen van het meten van sociale wenselijkheid besproken worden. In paragraaf 4.4 zullen de huidige methoden uit de E-scan uiteengezet worden, waarna in paragraaf 4.5 traditionele methoden beschreven worden. In paragraaf 4.6 wordt een nieuwe methode ontwikkeld voor de E-scan. Dit hoofdstuk sluit met een conclusie.

!"/$01'$-2$2),-13.$4.&2.3-567.-*8$$

(42)

$"! geneigd zijn sociaal wenselijk te antwoorden. Dit wordt bevestigd door Fisher & Katz (2000) en Middleton & Jones (2000). Dit gegeven maakt de meeste schalen voor het meten van sociale wenselijkheid cultuur afhankelijk. Gezien het feit dat de definities van King & Bruner (2000), Chung & Monroe (2003) en Crowne & Marlowe (1964) met name spreken van culturele normen en waarden, lijken deze niet generaliseerbaar voor het ondernemerschap. Door simpelweg de woorden cultuur, normen en waarden te vervangen door ondernemerschap zouden deze definities enigszins bruikbaar worden. Echter, in mijn ogen, zijn deze definities bedoeld om te refereren naar algemeen geaccepteerde normen en waarden binnen een cultuur. Het simpelweg vervangen door het woord ondernemerschap doet in mijn ogen afbreuk aan het oorspronkelijke doel van deze definities.

(43)

$#!

!"9$%2$7.'$:.31&;(-56$)<$'.$,)((-;.(.&$=))($2),-13.$4.&2.3-567.-*8$$

(44)
(45)
(46)

$&!

Tabel 11 Verklaring voor het niet geven van uiterste antwoorden (Kuncel & Tellegen 2009)

Percentage Explanations for Not Using the Most Extreme Endorsement Option Under Faking Conditions

21% Extreme response is undesirable (unspecified)

14% Behavior associated with extreme response would be maladaptive

10% Extreme response is improbable or not believable

8% Extreme response is too much of a good thing

8% Extreme response would be bragging or arrogant

7% Made exclusive use of extreme response

4% Characteristic was neutral in content

3% Nonresponse/illegible response

25% Extreme response would be too inaccurate

Een ander interessant punt dat Kuncel & Tellegen (2009) in hun studie vonden is het feit dat voor sommige items een gemiddeld antwoord meer wenselijk is dan een extreem antwoord. Daarbij komt dat het te positief neerzetten van jezelf ook negatieve reacties kan oproepen bij anderen (ongeloof, jaloezie). Dit vormt tevens een reden om niet voor uiterste antwoorden te kiezen. Naast de auteurs genoemd in deze paragraaf, stellen auteurs in King & Bruner (2000) dat de kans op sociaal wenselijke antwoorden afhankelijk is van de populatie. Park & Lessig (1977 in: King & Bruner 2000) stellen bijvoorbeeld dat de tendens om jezelf in een goed licht te zetten daalt naarmate de leeftijd stijgt. Alhoewel niet gespecificeerd is bij welke leeftijden dit afneemt, lijkt het toepasbaar

op ondernemerschap gezien het feit dat de gemiddelde ondernemer in Nederland 38 jaar2

(47)

$'!

6"!"$%75):4/-'(%

(48)

$B!

Tabel 12 Kanttekeningen bij meetinstrumenten voor sociaal wenselijkheid

Kanttekeningen bij meetinstrumenten voor sociale wenselijkheid 1. Wat sociaal wenselijk is, is cultuur afhankelijk

2. Wat als sociaal wenselijk wordt gezien, is afhankelijk van de leeftijd van een persoon 3. Uiterste antwoorden zijn niet perse een teken van sociaal wenselijk gedrag

4. Bij het ontwikkelen van een sociaal wenselijkheidschaal moet het meten van zelfdeceptie, emotionele stabiliteit en bewustzijn voorkomen worden

5. Sociaal wenselijkheidschalen hebben geen invloed op criteria gerelateerde validiteit

!"!$>).$4)(*'$2),-13.$4.&2.3-567.-*$-&$*.$?@2,1&$:.71&*.3*8$$

(49)

$)!

6"6"$%;'<()-'(%-5:'+4(%=()-(4'>,0('9%%

(50)

%+!

Tabel 13 Items van de sociale wenselijkheid dimensie.

Item Construct

1) Ik spreek altijd de waarheid Betrouwbaarheid

2) Ik doe altijd wat ik heb beloofd Betrouwbaarheid

3) Ik ben altijd eerlijk Betrouwbaarheid

4) Ik vertel mensen altijd direct hoe ik over ze denk Openheid

5) Ik praat heel open en eerlijk over mijn slechte kanten

Openheid

6) Andere mensen weten altijd direct hoe ik ben Openheid

7) Ik ben altijd overal op tijd Zelf reflectie

8) Als ik problemen heb met anderen, is dat altijd hun schuld

Zelf reflectie

Tabel 14 Cronbach alpha voor sociale wenselijkheid.

Dataset Rtl 5 Dataset website

Oorspronkelijk Sociale wenselijkheid 0.60 Sociale wenselijkheid 0.50 Na verwijdering items Sociale wenselijkheid 0,66 Sociale wenselijkheid 0,82 Betrouwbaarheid 0,81 Betrouwbaarheid 0,76 ! 6"6"#%75)1.54(%*.+8()%

(51)

%*! wenselijk antwoorden. Dit gebeurd echter in combinatie met de uitslagen op de vragen van de dimensie sociale wenselijkheid zoals gezegd in paragraaf 4.4.1. Pas op het moment dat op meer dan 15 vragen van de 17 vragen hoger dan neutraal wordt gescoord, krijgt de persoon in kwestie de melding dat hij of zij mogelijk de test te positief heeft ingevuld. Deze controle vragen zijn zogeheten transparante items. Dat wil zeggen dat deze vragen makkelijk sociaal te beantwoorden zijn en dit misschien zelfs uitlokt (Caird 1993 in: Driessen 2005). Het feit dat op deze vragen hoog wordt gescoord is niet per definitie een indicatie dat een persoon de intentie heeft sociaal wenselijk te antwoorden. Een persoon zal vrijwel altijd de beste kant willen laten zien en zal derhalve op dergelijke transparante items dus hoog scoren. Ditzelfde geldt voor de vragen met betrekking tot eerlijkheid. Het is bijna per definitie te zeggen dat een respondent in zijn of haar leven niet altijd eerlijk is. Toch zegt 20% uit de verkregen dataset dat zij altijd eerlijk zijn en nog eens 50% welke zegt bijna altijd eerlijk te zijn. Waar komt de discrepantie tussen deze uitslag en de werkelijkheid dan vandaan? In mijn ogen vanwege het feit dat eerlijkheid hoog in het vaandel staat als het gaat om normen en waarden. En zoals de literatuur uit paragraaf 4.2 aangeeft, is de kans dat men op dit soort items sociaal wenselijk antwoord groter dan op bijvoorbeeld de dimensie creativiteit. Het is dan ook de vraag of de huidige methodes voldoende in staat zijn sociale wenselijkheid te meten.

Tabel 15: Controle vragen

Controle vragen Dimensie

Ik ben heel prestatiegericht Prestatiegerichtheid

Ik ben heel zelfstandig Zelfstandigheid

Ik ben heel dominant Dominantie

Ik heb heel veel zelfvertrouwen Effectiviteit

Ik ben heel marktgericht Markt gerichtheid

Ik ben heel vindingrijk Creativiteit

Ik ga graag het avontuur aan Risicobereidheid

Ik ben een enorme doorzetter Doorzettingsvermogen

(52)

%"! !

6"6"!%75):4/-'(%

(53)

%#! meer wenselijk dan een uiterst positief dan wel negatief antwoord. Om terug te komen op de vraag uit paragraaf 4.4, waarom er slechts 10% een melding krijgt, lijkt het erop dat dit onder andere veroorzaakt wordt door het feit dat risicobereidheid en dominantie positief geschaald zijn. Door op deze vragen neutraal of oneens te antwoorden, wordt de kans op een melding reeds sterk gereduceerd. Uit de verkregen dataset is ook gebleken dat met name op dominantie negatief geantwoord wordt. Deze twee items verminderen de kans op een melding dus al in grote mate. De huidige methode lijkt zoals gezegd enkel een positieve antwoordtendens te meten, zonder daarmee de oorzaak op te sporen. In de nu volgende paragraaf wordt bekeken welke andere methodes er zijn om sociale wenselijkheid te meten.

!"A$ 0.36.$ 7+-*-;.$ <.'7)*.&$ :.2'11&$ .($ )<$ 2),-13.$ 4.&2.3-567.-*$ '.$

7.(6.&&.&$132$4.3$'.$=))(6)<.&8$$

Binnen de volgende paragraaf zullen verschillende instrumenten welke sociale wenselijkheid voorkomen dan wel herkennen, besproken worden. Paragraaf 4.5.1 beschrijft verschillende manieren om sociale wenselijkheid te meten, met name de Marlowe-Crowne Social Desirability Scale zal hier uiteengezet worden. Vervolgens worden in paragraaf 4.5.2 methoden besproken die gebruikt kunnen worden om de kans op sociale wenselijke antwoorden te verminderen.

6"?"$%@:0+4()%*55.%0(1%<(1()%*+)%-5:'++4%=()-(4'>,%8(9.+8%%

(54)
(55)

%%!

Tabel 16: Chronologisch overzicht overige ontwikkelde schalen

Schaal Auteur

Minnesota Multiphasic Personality

Inventory (MMPI)

Hathaway & McKinley 1951

Edwards social desirability scale Edwards 1957

Lie scale of the Eysenck Personality Inventory

H. Eysenck & S. Eysenck 1975

Balanced Inventory of Socially Desirable Responding

Paulhus 1984

6"?"#%A(1059()%=(4,(%-5:'+4(%=()-(4'>,0('9%.(9/:(.()%9+)%=(4%*55.,5<()"%%

In deze paragraaf worden vijf methoden beschreven die dienen voor het verminderen dan wel voorkomen van sociale wenselijkheid. De eerste drie methoden, “forced choice items”, “proxy subjects” en het vooraf waarschuwen van respondenten zijn gebaseerd op verschillende literatuurbronnen. De volgende twee methoden, “item desirability” en “temporal separation of measurement” zijn beschreven in Driessen (2005), hierbij vermeldende dat ze niet als methode in de E-scan zijn verwerkt. De methoden zullen eerst als zodanig worden besproken, waarna in de conclusie de toepasbaarheid op de E-scan wordt besproken.

Forced choice items

(56)

%&! van de test dezelfde mate van sociale wenselijkheid. Deze techniek wordt ook gebruikt in de Edwards Personal Preference Schedule (Tjoa 1973 in: Driessen 2005). Probleem met deze techniek is dat moeilijk objectief vast te stellen is wat als sociaal wenselijk beschreven kan worden. Wat als sociaal wenselijk wordt gezien is immers subjectief en verschillend per cultuur. Het idee van twee antwoorden met gelijke waarde van sociale wenselijkheid is bijna per definitie onmogelijk. Naast de subjectiviteit van het begrip sociale wenselijkheid kan de mate van sociale wenselijkheid tevens verschillen per context. Een klein voorbeeld is een commandant die zich op een autoritaire manier gedraagt, sociaal wenselijk in deze context. Echter, op het moment dat een bankmedewerker zich autoritair gedraagt, is dat verre van wenselijk. Autoriteit is dus in verschillende contexten van verschillende waarde. Daarom stellen Kanning & Kuhne (2006: p246) “Only when it is ensured that items are matched with regard to social desirability for the subjects who will later take the test can forced-choice items prove to be resistant to SD”. Dit argument impliceert dat op voorhand bekend moet zijn onder welke groep de test afgenomen gaat worden, zodat bekeken kan worden wat als sociaal wenselijk gezien wordt binnen deze context. Daarnaast komt het vaak voor dat de keuzes die gemaakt moeten worden onrealistische keuzes zijn. Dit kan frustrerend zijn voor respondenten en zodoende missende data opleveren. Deze techniek is dus slechts beperkt bruikbaar.

Proxy subjects

(57)

%'! ontransparante relatie tussen de hoofdpersoon en de tweede persoon is het lastig een conclusie te trekken uit de gegeven antwoorden.

Vooraf waarschuwen

Een techniek welke wordt genoemd in Paulhus (1991) beslaat het vooraf waarschuwen van respondenten voor de gevolgen van het sociaal wenselijk invullen van testen. Het gaat er hierbij om de respondent te motiveren eerlijke antwoorden te geven. Daarbij moet worden aangegeven dat oneerlijke antwoorden kunnen worden opgespoord en dat daarmee de uitslag van de test onbetrouwbaar is. In mijn ogen moet hierbij de nadruk worden gelegd op het motiveren van het geven van eerlijke antwoorden en niet te veel op het bestraffen van oneerlijke antwoorden. Vele onderzoeken (Go"n & Woods, 1995; Hough, 1998; Hough et al., 1990; Jones & Fletcher, 2002; Kluger & Colella, 1993 in: Paulhus 1991) hebben aangetoond dat dit een betrouwbare methode is om sociaal wenselijk gedrag te verminderen, maar het vooraf waarschuwen kan sociale wenselijkheid niet geheel voorkomen.

Item desirability

(58)

%B! de groep groot genoeg moet zijn om een eenduidig beeld te krijgen van de mate van sociale wenselijkheid binnen items; de groep moet dus representatief zijn. Op het moment dat wordt besloten een item minder transparant te maken, moet een belangrijk punt in acht worden genomen. Een nadeel is dat ontransparante items verwarring en onduidelijkheid veroorzaken (Driessen 2005). Hierdoor wordt een test minder betrouwbaar. Vraag is dus of de nadelen van ontransparante items opwegen tegen de nadelen van transparante items. Driessen (2005) kiest voor transparante items en tracht sociale wenselijkheid te meten met de methoden zoals beschreven in paragraag 4.4.

Temporal separation of measurement.

Driessen (2005) beschrijft een tweede methode om sociale wenselijkheid te meten. Binnen deze methode wordt de respondent gevraagd de test in een bepaalde periode twee maal in te vullen. Het idee achter deze methode is dat respondenten tijdens het invullen voor de tweede keer niet meer weten wat ze de eerste keer hebben ingevuld. Voor karakteristieken zal dat weinig verschil opleveren, die blijven immers in grote lijnen hetzelfde. Maar de vragen waarop sociaal wenselijk is geantwoord, niet eerlijk dus, zullen hoogstwaarschijnlijk de tweede keer anders worden ingevuld. Er zijn echter een aantal kanttekeningen bij deze methode te plaatsen en wordt daarom ook niet gebruikt in de E-scan. Belangrijkste kanttekening is dat met name de capaciteiten van een individu kunnen veranderen in de tijd. Een verschil op dergelijke vragen duidt dus niet noodzakelijkerwijs op sociaal wenselijkheid, maar kan ook betekenen dat de respondent in kwestie bijvoorbeeld een cursus heeft gevolgd. Dit nadeel wordt ook genoemd door Podsakoff & MacKenzie (2003). Een tweede meer praktisch nadeel is dat een hertest meer tijd, geld en inzet kost. Ook deze methode is dus niet zonder nadelen.

6"?"!%75):4/-'(%%

(59)

%)! methodes in paragraaf 4.5.2. hebben te veel nadelen om gebruikt te worden, met uitzondering van het vooraf waarschuwen. De antwoorden bij het gebruik van proxy subjects en het afnemen van een hertest zijn slecht te vergelijken. Het gebruik van forced choice items is te subjectief vanwege de beoordeling van wat als sociaal wenselijk gezien kan worden, dit geldt eveneens voor het bepalen van transparante items. Het vooraf waarschuwen lijkt een geschikte methode om tenminste de respondent te motiveren eerlijk te antwoorden en wordt voorafgaand aan het invullen van de E-scan ook gebruikt. En hoewel met deze techniek het sociaal wenselijk antwoorden niet geheel vermeden kan worden, lijkt het vooraf waarschuwen ook geen nadelige effecten te hebben. De schalen uit paragraaf 4.5.1 zijn mijns inziens niet bruikbaar omdat ze te algemeen zijn en niet gericht op het gebied van ondernemershap. Bovendien zijn ze cultuurafhankelijk en gedateerd.

!"B$ 0.36.$ -&2'(+<.&'.&$ 6+&&.&$ 4)(*.&$ ;.:(+-6'$ )<$ 2),-13.$

4.&2.3-567.-*$'.$7.(6.&&.&$132$4.3$=))(6)<.&8$$

Gegeven het onderzoek in de paragrafen van hoofdstuk vier, lijkt er geen instrument te zijn die zonder enige nadelen sociale wenselijkheid kan meten. Ook de huidige methodes uit paragraaf 4.4 lijken niet volledig betrouwbaar om sociale wenselijkheid te meten. Daarnaast bestaan er gegronde twijfels over het nut van het corrigeren van sociaal wenselijkheid. In de nu volgende paragraaf zal worden onderzocht of hoe deze nadelen geneutraliseerd kunnen worden.

!"B"#$CD.,-E-.6.$2,7113$=))($)&*.(&.<.(2,71D$

(60)

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Only for participants who experienced a high level of self-identification, their beliefs estab- lished during the vicarious experience strongly correlated with their

This study sought to target HER2, PI3K, mTOR and Bcl-2 with specific inhibitors, in an attempt to: (1) radiosensitise human breast cancer cells with different expression

However, SVM rank- ing modelling social behaviours as a group and consider- ing relative differences resulted in the best performance compared to the individual classification

Tot slot dienen eveneens parallellen te worden getrokken met de natuurlijke persoon en rechtspersoon in artikel 2:5 BW en artikel 2:11 BW, nu de digitale

Op basis van deze resultaten kan worden geconcludeerd dat personen die het gedeelte van de websitepagina hebben gezien van een private organisatie waarop wordt getoond dat

Het iconografisch onderzoek toont aan dat het aannemelijk is dat Nicolas Poussin bij ten minste 7 schilderijen gebruik heeft gemaakt van publicaties van Flavius Josephus

It can be derived that, as fashion bloggers gain status and popularity, they focus on building an audience (McQuarrie et al., 2013) and forego the need to establish a

To combine fingerprint recognition with template protection, there are new con- straints to the fingerprint recognition system: (1) no rela- tive alignment of two fingerprints