• No results found

Handelskrediet en de huidige kredietcrisis

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Handelskrediet en de huidige kredietcrisis"

Copied!
61
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

RIJKSUNIVERSITEIT GRONINGEN

FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDE

MASTERONDERZOEK

Handelskrediet en de huidige kredietcrisis

Matthijs Veenstra (s1199196)

Begeleiders:

(2)

2

Inhoudsopgave

Hoofdstuk 1 Inleiding 4

Hoofdstuk 1.1 Aanleiding 4

Hoofdstuk 1.2 Doelstelling en relevantie 4

Hoofdstuk 1.3 Vraagstelling 5

Hoofdstuk 1.4 Conceptueel model 5

Hoofdstuk 2 De kredietcrisis 6

Hoofdstuk 2.1 De jaren voor en tijdens de kredietcrisis (2000 – 2010) 6

Hoofdstuk 2.2 Renteverloop ECB en FED 10

Hoofdstuk 2.3 Verloop S&P 500 13

Hoofdstuk 2.4 De kredietcrisis; algemeen. 14

Hoofdstuk 2.5 De kredietcrisis; inhoudelijk. 16

Hoofdstuk 2.6 De gevolgen van de kredietcrisis. 18

Hoofdstuk 2.7 De invloed van de crisis op het financieringsbeleid 20

Hoofdstuk 3 Handelskrediet. 22

Hoofdstuk 3.1 Wat is handelskrediet? 22

Hoofdstuk 3.2 Vormen van handelskrediet. 25

Hoofdstuk 3.2.1 Leverancierskrediet 25

Hoofdstuk 3.2.2 Afnemerskrediet 28

Hoofdstuk 4 De rol van handelskrediet in normale tijden. 30

Hoofdstuk 4.1 Perspectief van de leverancier 30

Hoofdstuk 4.1.1 Financing Theory 30

Hoofdstuk 4.1.2 Financing Advantage Theory 30

(3)

3

Hoofdstuk 4.1.4 Marketing Theory 33 Hoofdstuk 4.1.5 Price Discrimination Theory 33

Hoofdstuk 4.2 Perspectief van de afnemer 34

Hoofdstuk 4.2.1 Financing Theory 34 Hoofdstuk 4.2.2 Financing Advantage Theory 35 Hoofdstuk 4.2.3 Transaction Cost Theory 35 Hoofdstuk 4.2.4 Kwaliteitscontrole 36

Hoofdstuk 5 De rol van handelskrediet in crisistijden. 37

Hoofdstuk 5.1 Samenvattend 39

Hoofdstuk 6 Het gebruik van handelskrediet gedurende het eerste decennium van 42 deze eeuw

Hoofdstuk 6.1 Beschrijving van de gemiddelde ontwikkeling der variabelen 44

Hoofdstuk 6.2 Vergelijking van de variabelen onderling 48

Hoofdstuk 6.3 Vergelijking sectoren 48

Hoofdstuk 6.4 Hypothesen 53

Hoofdstuk 6.5 Kwalitatieve analyse 55

Conclusie 57

(4)

4

Hoofdstuk 1 Inleiding

Hoofdstuk 1.1 Aanleiding

De aanleiding voor dit onderzoek is tot stand gekomen na het lezen van een aantal artikelen over financieringspatronen tijdens de recente financiële crisis en dan vooral de rol van handelskrediet. Ik ben vervolgens meer gaan letten op deze vorm van financiering en kwam deze in verschillende media steeds vaker tegen. Het werd mij steeds duidelijker dat

financiering in het huidige economische klimaat voor veel bedrijven (en ook voor particulieren) moeilijk was. Vandaar dat bedrijven op zoek lijken te gaan naar minder bekende vormen van financiering. Een van deze vormen is het zogenaamde handelskrediet.

Hoe de rol van het handelskrediet in de afgelopen jaren door de economische crisis is veranderd zal in deze scriptie aan bod komen.

Om aan te tonen dat er daadwerkelijk sprake is van een economische crisis, waarin het voor bedrijven steeds moeilijker is om financiering te verkrijgen, zal het begin van de scriptie een hoofdstuk bevatten waarin de kredietcrisis en de wereldwijde economische ontwikkeling in het laatste decennium aan bod komt. Vervolgens zal de financieringsvorm handelskrediet in ‘normale tijden’ en in tijden van crisis aan bod komen en zal in het laatste hoofdstuk een kwalitatieve en kwantitatieve analyse plaatsvinden, waaruit moet blijken of er een samenhang is tussen de kredietcrisis en het gebruik van handelskrediet.

Hoofdstuk 1.2 Doelstelling en relevantie

De doelstelling van deze thesis is, door middel van theoretisch en empirisch onderzoek, te beschrijven op welke manier de huidige kredietcrisis de financieringsvorm handelskrediet beïnvloed heeft.

De relevantie voor de wetenschap is dat ondernemingen steeds meer gebruik lijken te maken van deze vorm van financiering. In deze scriptie wordt een overzicht gegeven over de

(5)

5

Hoofdstuk 1.3 Vraagstelling

Wat hierboven beschreven is heeft geleid tot de volgende vraagstelling:

Wat zijn de gevolgen van de huidige kredietcrisis voor de ontwikkeling van handelskredieten in het MKB?

Hoofdstuk 1.4 Conceptueel model

(6)

6

Wanneer in bovenstaand schema de lokale banken minder geld kunnen lenen van elkaar en van de centrale bank als gevolg van de kredietcrisis zal het voor veel (MKB) bedrijven moeilijker worden financiering te verkrijgen bij deze lokale banken.

Hoofdstuk 2 De kredietcrisis

Voordat zal worden ingegaan op de kredietcrisis, zullen eerst een aantal belangrijke gebeurtenissen aan bod komen die invloed hebben gehad op de (wereld)economie in de afgelopen tien jaar. Ook zal het verloop van de rente bepaald door de Europese Centrale Bank (ECB) en door de federale centrale bank (informeel ook wel de FED genoemd) van de

Verenigde Staten van de laatste tien jaar aan bod komen. Daarbij zal ook het verloop van de Standard & Poor’s 500 (S&P 500), een van de belangrijkste beursindices in de Verenigde Staten, aan bod komen. Deze index is een goede graadmeter voor de (wereldwijde) economische ontwikkeling. Dit alles om een beeld te scheppen hoe de wereld er voor en tijdens de recente kredietcrisis economisch uitzag.

Hoofdstuk 2.1 De jaren voor en tijdens de kredietcrisis (2000 – 2010) 2000 -> Einde ‘Internetbubble’

Tot het jaar 2000 zijn er wereldwijd ontzettend veel internetbedrijfjes gestart en kapot gegaan. Veel van deze ‘internetbedrijven’ werden vaak onterecht op grote waarde geschat. Deze ‘Internetbubble’, zoals deze hype ook wel genoemd werd, kwam in het jaar 2000 op zijn einde. Een goed voorbeeld van dit einde is het verhaal van het bedrijf World Online van Nina Brink;

(7)

7

Op vrijdag 17 maart 2000 vond de beursgang plaats. Geholpen door een enorme

reclamecampagne en veel media-aandacht, verdrongen beleggers zich rondom het nieuwe aandeel. Het aandeel World Online noteerde een koers van €43, waarmee de totale waarde van World Online € 12 miljard was. Enkele grote aandeelhouders, waaronder de TROS, de Nederlandse Spoorwegen en Telfort verkochten nog die eerste dag hun belang. Tegen de hooggespannen verwachtingen in, steeg de koers van het aandeel op de eerste handelsdag slechts met € 0,20.

Maandag 20 maart 2000 ging het mis. De verkooporders van de grote aandeelhouders wekten argwaan bij de andere beleggers en het regende verkooporders. De koers van het aandeel daalde met tientallen procenten in enkele weken tijd. Al snel werd bekend dat Nina Brink enkele weken voor de beursgang haar eigen aandelen had verkocht voor zes euro, nog geen zevende deel van de introductiekoers. Veel beleggers zeggen niet van dit feit op de hoogte te zijn geweest, alhoewel het wel in de prospectus stond.

Veel van de kritiek richtte zich op Nina Brink persoonlijk. Op 13 april 2000, nog geen maand na de beursgang, werd ze door de Raad van Commissarissen ontslagen als bestuursvoorzitter en niet veel later vertrok ze bij World Online. World Online werd later in 2000 overgenomen door de Italiaanse internetprovider Tiscali.(www.wikipedia.nl).

11 september 2001 -> Terroristische aanslagen Verenigde Staten

Op de ochtend van 11 september 2001 vonden er een viertal terroristische aanslagen door middel van gekaapte passagiersvliegtuigen in het noordoosten van de Verenigde Staten plaats. De Saoedi-Arabische multimiljonair Osama bin Laden en zijn islamitische terreurorganisatie Al-Qaida worden voor deze aanslagen verantwoordelijk gehouden.

Op deze datum boorden zich twee vliegtuigen in de ‘Twin Towers’ van het World Trade Center, gelegen op de zuidelijke punt van Manhattan in New York City en een ander vliegtuig in het ‘Pentagon’, in de buurt van Washington D.C. Een vierde vliegtuig stortte neer in de buurt van Shanksville (Pennsylvania) (www.wikipedia.nl).

De beurskoersen zakten onmiddellijk na de aanslagen wereldwijd fors in. Vooral

(8)

8

Economisch herstel na een reeds ingezette kleine recessie werd door de aanslagen

bemoeilijkt. Een maand na de aanslagen hadden al 200.000 Amerikanen hun baan verloren, waarvan 100.000 in de vliegtuigindustrie. Aanvankelijk was het voor beleggers zwaar weer, maar enkele maanden later waren de beurzen redelijk hersteld van de klap.

2002 -> invoering Euro

In 1992 werd in Maastricht besloten tot de invoering van een gezamenlijke Europese munt, de euro. Vanaf 4 januari 1999 werden beurskoersen, de waarde van obligaties en opties aan de beurs weergegeven in euro’s. Munten en bankbiljetten werden op 1 januari 2002

gelijktijdig ingevoerd in twaalf landen die deel uitmaken van de Europese Unie.

Bij invoering zou de waarde van één euro gelijk zijn aan de waarde van één ECU. ECU staat voor ‘European Currency Unit’, ofwel ‘Europese rekeneenheid’. In 1999 werd besloten op welke datum de invoering van de euro zou gaan plaatsvinden. Naast de twaalf landen die deel uitmaken van de Europese Unie, werd de munt in 2002 ook ingevoerd in Monaco, San Marino en Vaticaanstad. De invoering van de euro mag de grootste monetaire omwisselingsoperatie aller tijden genoemd worden.

De datum van de invoering van de euro in Nederland, is gelijk aan die van alle andere landen waar de munt is ingevoerd. Later zijn er nog landen aan het rijtje toegevoegd. Zo werd de euro op 1 januari 2007 de officiële munt van Slovenië. Cyprus en Malta volgden precies een jaar later, op 1 januari 2008. Op 1 januari 2009 werd de munt geïntroduceerd in Slowakije (www.valuta.nl).

2003 -> George W. Bush begint oorlog in Irak

Tot de datum van 13 juni 2006 werd door het Amerikaanse Congres meer dan 320 miljard dollar gereserveerd voor de oorlog in Irak. Dit is meer dan 2300 dollar per Amerikaanse belastingbetaler, en meer dan 200 miljoen dollar per dag. De oorlog in Afghanistan kostte nog eens 89 miljard dollar sinds 2001.

(9)

9

Linda Bilmes, een Harvard-econoom, en Joseph Stiglitz, een voormalig econoom van de Wereldbank en professor aan de universiteit van Columbia, schatten in februari 2006 de totale kosten van de Irakoorlog voor de Amerikaanse economie op circa 2 biljoen dollar, indien Amerikaanse troepen tot 2015 in Irak aanwezig zouden blijven. Hoewel president Barack Obama heeft aangekondigd dat alle Amerikaanse troepen op 1 januari 2012 het land moeten hebben verlaten, maakt hun onderzoek duidelijk dat er veel meer kosten voor Amerika aan de oorlog verbonden zijn dan in officiële publicaties tot uiting komt. Medische kosten voor gewonde soldaten en de gestegen prijs van olie zijn twee factoren die expliciet aandacht krijgen in hun rapport. Overigens wijzen de auteurs erop dat hun schatting niet de kosten voor andere landen die in Irak actief zijn bevat, noch houden ze in hun schatting rekening met de kosten voor Irak zelf (zowel in financiële als niet-financiële zin).

Stiglitz geeft ook nog commentaar op deze hoge kosten voor de Verenigde Staten;

‘We spenderen 12 miljard dollar per maand aan de oorlog, maar er is geen geld voor aanpak van de economische crises in de VS. Of voor een betere gezondheidszorg voor kinderen. De mensen zien dat door het hoge begrotingstekort, deels een gevolg van de oorlog, geen ruimte is om de problemen in eigen land op te lossen.’

‘De eerste oorlog die met de creditcard is betaald’, zo noemt Stiglitz de Irakcampagne. In de afgelopen acht jaar steeg Amerika’s nationale schuld van 5,7 naar 9 biljoen dollar en de ruim 845 miljard dollar die tot nu toe aan Irak en Afghanistan is uitgegeven, is hier in belangrijke mate debet aan (www.volkskrant.nl, 1 juli 2008).

Aangezien de Verenigde Staten een belangrijke leidraad zijn voor economieën in de rest van de wereld, waaronder Nederland, is de oorlog in Irak een belangrijke gebeurtenis voor de wereldeconomie.

2008- > Crisis op de Amerikaanse huizenmarkt, start hypotheekcrisis.

Deze crisis zal later in dit hoofdstuk uitgebreid aan bod komen.

2008 -> Internationale kredietcrisis, beurzen en banken onderuit.

(10)

10

2008-> Reddingsplan Amerikaanse Federale Bank

Het Amerikaanse reddingsplan voor de economie van 2008, officieel ‘Emergency Economic Stabilization Act’ (noodwet voor economische stabilisatie) geheten en vaak aangeduid als het ‘bailout plan’, was een grootscheeps Amerikaans plan om het financiële stelsel te stabiliseren door het opkopen van illiquide (‘giftige’) vorderingen van Amerikaanse banken tot een

maximum van $700 miljard. Het plan, ingediend door de Amerikaanse minister van Financiën Henry Paulson, werd na eerdere verwerping door het Huis van Afgevaardigden aanvaard op 3 oktober 2008 en diezelfde dag tot wet verheven door president Bush. De uiteindelijke versie voorzag, behalve in het opkopen van slechte op hypotheken gebaseerde leningen, in

garantiestelling op deposito's tot $250.000 en belastingverlagingen ter waarde van nog eens $150 miljard (www.wikipedia.nl).

2010 -> Plannen voor hogere kapitaaleisen (Basel-3)

In de zomer van 2010 werden plannen ontvouwd voor hogere kapitaalseisen aan banken, bekend als ‘Basel-3’. Banken reageerden furieus op de hieruit voortvloeiende noodzaak extra kapitaal aan te trekken; de Duitse brancheorganisatie ‘Bundesverband Deutscher Banken’ raamde de omvang van dat extra kapitaal voor Duitse banken op € 105 miljard. Banken waarschuwden dat dit zou leiden tot een scherpe vermindering van de kredietverlening en aanmerkelijk hogere rentes. Op 12 september 2010 bereikte het Basels Comité, een overlegorgaan van toezichthouders, overeenstemming over hogere kapitaalseisen voor banken, in te voeren in een aantal jaren. Deze eisen zullen er naar verwachting toe leiden dat banken een aanmerkelijk groter deel van de winst zullen moeten inhouden in plaats van als dividend uitkeren (www.wikipedia.nl).

Hoofdstuk 2.2 Renteverloop ECB en FED

ECB

(11)

11

Bank (DNB). De ECB is vergelijkbaar met de FED, de centrale bank van de Verenigde Staten en de BoE, de centrale bank van het Verenigd Koninkrijk. Een belangrijke taak van de ECB is het bepalen en ten uitvoer brengen van het Europese monetaire beleid. Het belangrijkste doel dat de ECB nastreeft is prijsstabiliteit, hetgeen zich vertaalt in een jaarlijkse

inflatiedoelstelling voor de Eurozone van maximaal 2%.

De ECB biedt banken de mogelijkheid om geld bij hen te lenen. Banken maken gebruik van deze leenfaciliteit op het moment dat ze geld te kort komen. Over de lening betalen de banken een rentevergoeding, de refirente of herfinancieringsrente genoemd. Het verloop van deze rente vanaf 1 januari 1999 is in onderstaande grafiek af te lezen.

Grafiek Europese rente ECB - lange termijn grafiek

Refirente

Als er gesproken wordt over ‘de Europese rente’ wordt vaak dit ECB refirentetarief bedoeld. De hoogte van deze refirente is dus eigenlijk de prijs die banken betalen voor het lenen van geld bij de Europese Centrale Bank. Deze "inkoopprijs" is een belangrijke factor voor banken bij het bepalen van de rentetarieven die zij hanteren op het moment dat zij geld uitlenen. Door het doorvoeren van renteverhogingen en renteverlagingen kan de ECB indirect invloed

(12)

12

FED

De centrale bank van de Verenigde Staten is de Federal Reserve System, vaak afgekort als de FED. De centrale bank van de Verenigde Staten is eigendom van een aantal grote banken. De FED wordt bestuurd door de Board of Governors (Raad van Commissarissen) bestaande uit zeven, door de president van de Verenigde Staten, benoemde leden.

Een belangrijke taak van de Federal Reserve is het waarborgen van de stabiliteit van het financiële systeem van de Verenigde Staten. Daarnaast heeft de FED nog diverse andere functies, waaronder:

• het managen van de nationale geldvoorraad door middel van monetair beleid met als

doel:

o het voorkomen dan wel beperken van inflatie en deflatie (prijsstabiliteit); o maximale werkgelegenheid;

o gematigde lange termijn rente tarieven.

• supervisie over en regulering van de private banken;

• het versterken van de status van de Verenigde Staten in de wereldwijde economie; • het voorkomen dan wel verhelpen van paniek bij banken.

Federal funds rate

Als er gesproken wordt over de Amerikaanse rente wordt vaak de federal funds rate bedoeld. De federal funds rate is de rente die banken elkaar in rekening brengen voor leningen met een looptijd van 1 dag. Het gaat hierbij om geld dat banken bij de Federal Reserve gestald hebben. Deze Amerikaanse basisrente wordt bepaald door de markt en wordt niet expliciet opgelegd door de FED. De FED brengt echter wel naar buiten welk rentetarief zij nastreeft: the federal funds target rate. Door geld aan het nationale geldaanbod te onttrekken of toe te voegen kan de FED de federal funds rate sturen en in lijn te brengen met het rentetarief dat zij nastreeft. Wanneer de FED de federal funds target rate wijzigt dan volgt het

(13)

13

Als we naar dit plaatje kijken vanaf het jaar 2000 en die vergelijken met de refirente van de ECB zien we dat deze lijnen nagenoeg hetzelfde zijn. Hiermee wil ik aangeven dat de

(economische) ontwikkelingen in de Verenigde Staten ongeveer hetzelfde verloop hebben als die in Europa.

Hoofdstuk 2.3 Verloop S&P 500

De S&P 500 (kortweg "de S&P") is de beursindex van de Verenigde Staten die een beeld geeft van de ontwikkelingen op de aandelenmarkt en dus ook een goede weergave is van de economische ontwikkeling. De 500 grootste Amerikaanse bedrijven gemeten naar hun marktkapitalisatie zijn opgenomen in deze index, die samengesteld wordt door de

(14)

14

(bron: www.euroinvestor.nl)

Hoofdstuk 2.4 De kredietcrisis; algemeen.

Vooral vanaf september 2008 wordt het nieuws wereldwijd beheerst door de zogenoemde kredietcrisis. Het gaat om een van de meest ingrijpende crises in de financiële sector ooit. Overal ter wereld dreigen banken om te vallen. In een groot aantal landen moeten regeringen banken met kapitaalsteun overeind houden. Ook worden banken genationaliseerd, waarbij ze (volledig) in handen van de staat komen. In Nederland gebeurt dit met een deel van de ABN Amro bank en met het Nederlandse deel van Fortis. Ook verzekeringsmaatschappijen moeten met financiële steun van regeringen van de ondergang worden gered. In alle landen storten de beurzen in. De maand oktober 2008 laat een van de scherpste dalingen van de

aandelenkoersen in de geschiedenis zien.

De crisis beperkt zich niet alleen tot de financiële sector, maar raakt ook al gauw de economie van alledag. Bedrijven en burgers kunnen moeilijk geld lenen, omdat banken zeer

teughoudend zijn geworden en extra voorwaarden stellen. Getuige ook onderstaande artikelen in Het Financieel Dagblad;

(15)

15

Financieel Dagblad, 28 juli 2010; Banken strenger voor bedrijven

‘De Europese schuldencrisis heeft ertoe geleid dat het weer lastiger is geworden voor

ondernemers om geld te lenen bij banken. De Europese banken zijn in het afgelopen kwartaal strengere eisen gaan stellen bij het verlenen van kredieten aan ondernemers. Dat blijkt uit een kwartaalonderzoek van de Europese Centrale Bank (ECB), dat gisteren is gepubliceerd. Het percentage banken dat strengere eisen is gaan stellen bij ondernemersleningen is het tweede kwartaal toegenomen van 3% tot 11%. De ondervraagde banken gaven als voornaamste reden voor deze toename dat hun liquiditeitspositie is verslechterd en dat ze minder toegang hebben tot de zogenaamde ‘wholesale financiering’ (wholesale financiering zijn de bancaire diensten tussen zakelijke banken en andere financiële instellingen).

Financieel Dagblad, 28 juli 2010; EIB springt in Hollandse kredietkrapte

‘De Europese Investeringsbank (EIB) leent steeds meer aan Nederlandse ondernemingen omdat commerciële banken minder willen financieren. Vorig jaar zette de Luxemburgse bank, die in handen is van de Europese lidstaten, voor bijna 2 miljard euro aan kredieten in

Nederland uit. In de vier jaar ervoor was dit samen ruim 3 miljard. Dat blijkt uit cijfers die de EIB woensdag bekend heeft gemaakt.

De EIB stelt op verzoek van de lidstaten haar activiteiten sinds de kredietcrisis te hebben opgevoerd. In 2009 gaf de bank ruim 70 miljard euro aan kredietfinanciering, een derde meer dan een jaar ervoor.

De Europese Centrale Bank maakte gisteren bekend dat het voor bedrijven in het afgelopen kwartaal weer lastiger is geworden om te lenen bij banken.’

(16)

16

Wereldwijd zijn economische deskundigen en regeringen niet alleen verrast door de omvang van de crisis, maar ook over de snelheid en hardheid waarmee de wereldeconomie wordt getroffen (Vermeend, 2009).

Hoofdstuk 2.5 De kredietcrisis; inhoudelijk.

De kredietcrisis is een financiële crisis in het internationale bankwezen, die begin 2007 begint doordat het eigen vermogen van de banken behoorlijk aan het afnemen is. De banken hebben slechte beleggingen gedaan en hebben te hoge, risicovolle kredieten verstrekt aan bedrijven en beleggers. Een groot aantal van deze kredieten zal niet of slechts ten dele worden afgelost, waardoor de banken verliezen lijden. Hieronder een voorbeeld om aan te geven hoe het eigen vermogen van een bank afneemt;

Stel: een bank, met op de balans 100 miljard aan uitgeleend geld en een verplicht eigen vermogen van 8%, moet door een kredietcrisis 2 procent van al het uitgeleende geld afboeken, omdat niet afgelost kan worden en dus ook geen rente kan worden betaald. Dit betekent dat het eigen vermogen hierdoor afneemt van 8% naar 6%. Wanneer wordt uitgegaan van de 8%-norm, waarbij banken verplicht zijn 8% van het uitgeleende geld als eigen vermogen aan te houden, zou de bank omvallen. (De 8%-norm is vastgesteld in een internationaal kapitaalakkoord in Basel in 1988. Sinds 2007 mag de 8%-norm gecombineerd worden met risicocategorieën waarin klanten worden ingedeeld.) (Middelkoop, 2009).

Vele Amerikaanse en Europese banken, maar ook internationale verzekeringsmaatschappijen, hebben de afgelopen jaren een groot deel van hun vermogen belegd in Amerikaanse

hypotheekleningen en bijbehorende beleggingsproducten. Veel Amerikanen kwamen in 2007-2008 in de problemen met het betalen van de rente op de afgesloten hypotheken, omdat deze rente omhoogging. Hierdoor nam de gedwongen verkoop van huizen snel toe en klapte de Amerikaanse huizenmarkt volledig in elkaar.

Veel banken kwamen er in de loop van 2007 achter dat de beleggingen die zij gedaan hadden in bovengenoemde producten heel slecht waren. De waarde van deze beleggingen (of

(17)

17

in rap tempo daalt. Eind oktober 2008 is het totaal aan afwaarderingen op hypotheken in Amerika zelfs al opgelopen tot 500 miljard dollar. Daarnaast bedroegen op dat moment de totale afboekingen op waardepapieren die betrekking hebben op risicovolle bedrijfskredieten 900 miljard dollar. Door deze economische neergang lopen banken en andere financiële instellingen nog meer schade op. Overal ter wereld komen bedrijven in de problemen en zijn veel van deze bedrijven niet in staat hun bedrijfsleningen bij de bank af te lossen.

In de dagelijkse economie wordt de kredietcrisis zichtbaar wanneer banken problemen gaan rapporteren. Zo is er de melding van de Engelse bank HSBC op 7 februari 2007 dat er

problemen zijn met Amerikaanse hypotheekactiviteiten en op 14 september moet de Centrale Bank van Engeland de Northern Rock-bank financieel bijstaan, omdat veel mensen hun geld bij de bank weghalen uit angst dat het daar niet veilig meer is.

Een groot probleem wordt ook dat het vertrouwen tussen banken onderling verloren gaat. Banken lenen namelijk doorgaans geld aan elkaar uit tegen een bepaalde rentevergoeding. In de loop van 2008 durven veel banken dit niet meer, omdat ze bang zijn dat ze de verstrekte kredieten niet meer terug krijgen. Daarbij speelt de gedachte dat de kredietnemende bank wellicht eerdergenoemde waardeloze beleggingen of leningen in het eigen vermogen heeft en hierdoor in moeilijkheden zou kunnen komen. Deze ontwikkeling leidt er ook toe dat burgers en bedrijven minder gemakkelijk geld kunnen lenen bij hun banken.

De kredietcrisis, die eigenlijk begonnen is in de Verenigde Staten, raakt dus ook veel Europese financiële instellingen. Vooral veel banken hebben voor miljarden in ‘slechte’ Amerikaanse hypotheken belegd, waardoor ze in de problemen komen. Eind 2008 moeten veel Europese regeringen kapitaalsteun verlenen om banken van de ondergang te redden. In oktober 2008 komen de vijftien Eurolanden dan ook bijeen om tot een gezamenlijke aanpak te komen van de kredietcrisis. Financiële instellingen worden bij deze aanpak overeind

(18)

18

Hoofdstuk 2.6 De gevolgen van de kredietcrisis

In dit gedeelte zullen de gevolgen van de kredietcrisis wereldwijd aan bod komen. Nadat Lehman Brothers aan het einde van 2008 omvalt kwam de wereldhandel van de een op de andere dag bijna stil te liggen. De export vanuit Azië naar andere delen van de wereld halveerde in veel gevallen. Uit onderzoek van Barry Eichengreen en Kevin H. O’Rourke, twee Amerikaanse professoren, in september 2009, bleken de gevolgen van de kredietcrisis minstens zo erg als die na de crash van 1929. In het artikel ‘A Tale of Two Depressions’ vergeleken zij cijfers over de wereldhandel, de industriële revolutie en over beursdalingen. Het bleek dat in al deze sectoren de dalingen ernstiger of vergelijkbaar waren met de crisis in de jaren ’30. Een enorme tegenstelling met de situatie in 2007, het jaar waarin de

wereldeconomie de sterkste groei ooit liet zien.

Het meest gevaarlijke gevolg was wel de paniek die ontstond op de financiële markten. In drie belangrijke pijlers van het systeem, namelijk op de huizenmarkt, in de financiële sector en bij de Amerikaanse consument, werd met veel geleend geld gewerkt. Van het een op het andere moment moesten schulden worden afgebouwd, waardoor veel partijen beleggingen en andere bezittingen moesten verkopen. Alle bezittingen bleken ineens veel minder waard te zijn, wat een logisch gevolg is van het grote aanbod. Vooral de prijzen van huizen gingen enorm omlaag. Veel beleggers hadden hun geld in vastgoed afgeleide producten zoals

hypotheekobligaties geïnvesteerd en moesten deze posities enorm afwaarderen. Deze beleggers waren vooral veel banken, verzekeraars en pensioenfondsen.

Om aan te geven dat er slachtoffers in alle soorten en maten waren is Dubai een goed voorbeeld. In deze Emiraat werd extreem veel geld geleend voor enorme projecten, zoals de hoogste toren ter wereld. Met de meeste appartementen werd gespeculeerd. Als gevolg van de crisis begonnen ook hier de kredietverstrekkers zich terug te trekken en moest Emiraat Abu Dhabi met een lening van 10 miljard dollar Dubai overeind houden.

De appartementen zijn inmiddels te koop voor de helft van de prijs en nieuwe projecten worden voorlopig niet meer gestart (Middelkoop, 2009).

(19)

19

Een groep Nederlanders die extreem kwetsbaar is zijn de zzp’ers (zelfstandigen zonder personeel). Veel mensen kozen er in ons land voor om zich tijdens de jaren van

hoogconjunctuur als zelfstandige te laten inhuren. Deze mensen incasseerde geen vast bedrag per maand meer, maar werden nu per uur uitbetaald. Probleem is echter dat een zzp’er niet bij de overheid kan aankloppen voor een uitkering als hij hier niet voor verzekerd is. Pas wanneer een zzp’er geen enkele financiële reserve meer heeft (geen huis, auto) kan hij aankloppen voor een bijstandsuitkering.

De crisis heeft ook voor een tweedeling in de maatschappij gezorgd. Veel huishoudens hebben hun koophuis gefinancierd op basis van twee inkomens. Valt een van deze inkomens weg dan moet het huis in veel gevallen worden verkocht onder de vraagprijs door de gedaalde prijzen op de huizenmarkt. Huishoudens met maar een inkomen komen zwaar in de

problemen als het inkomen wegvalt. Daartegenover staan de huishoudens die hun baan juist hebben behouden. Deze huishoudens kunnen juist profiteren van de lagere prijzen.

De dalende koopkracht heeft ook enorme gevolgen voor de retailsector in ons land. Veel consumenten beginnen hun aankopen uit te stellen, wachten even met het verbouwen van hun huis en al helemaal met het kopen van een groter huis. Dit heeft natuurlijk gevolgen.

Volgens het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) worden in het eerste half jaar van 2009 in Nederland 3500 bedrijven failliet verklaard, vooral in de bouw, de handel en de zakelijke dienstverlening. Dit aantal is sinds het begin van de jaren tachtig, toen het CBS dit soort cijfers begon bij te houden, nog nooit zo hoog geweest in een half jaar tijd.

Ook de overheidsbegroting in Nederland wordt beïnvloed. Regels met betrekking tot de begroting worden aangepast om de begroting door alle reddingsacties niet onder druk te zetten. Alle kosten en opbrengsten die te maken hebben met deze reddingsacties worden opgeteld bij de staatsschuld, die hierdoor oploopt tot 64 miljard euro. Het percentage staatsdeelnemingen neemt logischerwijs, na twee decennia van afbouwen, weer toe en de overheid wordt ineens de grootste speler in de financiële sector. Dit heeft tot gevolg dat de komende jaren veel bezuinigd moet worden, vooral ook omdat de belastingopbrengsten zullen dalen.

(20)

20

Wel is door de kredietcrisis duidelijk geworden dat de economische macht enigszins

verschoven is naar zogenaamde ‘nieuwe markten’. Als gekeken wordt naar landen als China, Brazilië en India is de schade van de crisis opvallend klein. Er is in deze ‘nieuwe’ opkomende landen geen enkele bank omgevallen.

Hoofdstuk 2.7 De invloed van de crisis op het financieringsbeleid

De kredietcrisis heeft ook invloed gehad op het beleid van Nederlandse banken als het gaat om financiering. De banken waren en zijn bang voor een achteruitgang wat betreft de

kredietwaardigheid van andere financiële instellingen en hebben de criteria voor interbancaire kredietverlening aangescherpt. Dit heeft tot gevolg gehad dat rentetarieven tussen banken zijn gestegen, alsmede kredietopslagen. Met andere woorden; het inkopen van geld is duurder geworden.

De inkoopprijs van geld, ook wel fundingkosten genoemd, voor banken bestaan uit de marktrente plus een kredietopslag, de liquiditeitspremie.

De verkoopprijs van geld is opgebouwd uit de marktrente plus kredietopslag plus de risico-opslag voor de klant.

De liquiditeitspremie voor Nederlandse banken is sinds het begin van de kredietcrisis behoorlijk toegenomen. In onderstaande grafiek is goed te zien dat deze opslagen behoorlijk zijn toegenomen;

(21)

21

Uit de grafiek is af te lezen dat de Rabobank een veel lagere liquiditeitspremie hoeft te betalen dan bijvoorbeeld de ING. Dit komt doordat de Rabobank een veel betere kredietwaardigheid (de zogeheten tripple A status) heeft dan de ABN Amro en de ING bank. Wanneer een bank hogere fundingkosten heeft worden deze vaak doorberekend aan de klanten. Wanneer dit niet het geval is gaat dit ten koste van de eigen marge (van Druten, 2008).

(22)

22

Hoofdstuk 3 Handelskrediet

Hoofdstuk 3.1 Wat is handelskrediet?

Het woord ’krediet’ heeft voor verschillende mensen een verschillende betekenis. Voor de een is het de resterende belwaarde op zijn mobiele telefoon, voor de ander is het de erkenning van iemands verdienste. Weer anderen zien krediet als een plastic kaartje waarmee winkelende mensen geld kunnen uitgeven wat ze niet hebben.

In dit hoofdstuk wordt het handelskrediet besproken. Handelskrediet lijkt enigszins op het laatste voorbeeld, in die zin dat het een overeenkomst is om goederen of diensten die ene partij levert aan een andere op een later tijdstip te betalen.

W.C Schluter gaf in 1923 al een definitie voor het begrip krediet:

“Een geloof of vertrouwen in een persoon of “huis” waardoor deze zakelijk de reputatie krijgen dat ze bereid en in staat zijn om verplichtingen na te komen en, op grond daarvan, de macht of mogelijkheid krijgen om goederen of fondsen te verwerven tegen de belofte van betaling of terugbetaling in de toekomst”.

(Factors determining terms of sale, door W.C. Schluter 1923)

Het komt er kortweg gezegd op neer dat (handels)krediet wordt omschreven als een afspraak producten of diensten te kopen zonder dat er onmiddellijk een betaling plaatsvindt.

De definitie van Schluter bevat de elementen geloof en vertrouwen, die essentieel zijn bij de verkoop van goederen en diensten op krediet. Deze elementen liggen namelijk aan de basis van een succesvolle zakenrelatie in het algemeen en zeker wanneer onderling handelskrediet verstrekt wordt.

Vertrouwen is iets wat moet groeien en dat neemt tijd in beslag. Leveranciers zullen een startend bedrijf niet meteen handelskrediet geven, maar in het begin juist aandringen op volledige of gedeeltelijke contante betaling vooraf of ten tijde van de levering.

(23)

23

of diensten. Wanneer er een aantal succesvolle transacties tussen leverancier en afnemer hebben plaatsgevonden en het vertrouwen in de financiële sterkte van de afnemer groter is geworden kan er worden onderhandeld over kredietvoorwaarden. Met andere woorden, de leverancier staat open voor het geven van handelskrediet. Dit zorgt voor een aantal voordelen en nadelen voor zowel leverancier als afnemer. Hieronder zullen kort een aantal van deze voor- en nadelen op een rijtje worden gezet.

Voordelen afnemer:

- Er is minder kapitaal nodig.

- Er is sprake van een betere cashflow.

- De gelegenheid om waarde toe te voegen en goederen door te verkopen met winst voordat de betaaltermijn verstreken is.

- In het algemeen, de mogelijkheid te groeien zonder gehinderd te worden door onmiddellijke betalingen.

Nadelen afnemer:

- Wanneer de afnemer niet betaalt binnen de afgesproken termijn kan er een boete volgen en kan hij een slechte kredietscore krijgen die toekomstige zaken met deze leveranciers en ook andere leveranciers zal beïnvloeden.

- Als een afnemer op bovengenoemde manier een slechte reputatie krijgt, kunnen in de toekomst problemen optreden wanneer een lening of bijvoorbeeld kredietkaart wordt aangevraagd.

Voordelen leverancier:

- Er kan sprake zijn van een concurrentievoordeel door het aanbieden van aantrekkelijke betalingsvoorwaarden.

(24)

24

Nadelen leverancier:

- Het geven van handelskrediet brengt risico’s met zich mee voor de cashflow wanneer een klant niet of te laat betaalt.

Er zijn een aantal verschillen te noemen tussen bankkrediet en handelskrediet. De hoeveelheid krediet is bij handelskrediet vaak gelimiteerd tot de aankoop van een bepaalde hoeveelheid goederen en is bij bankkrediet vaak niet daaraan gerelateerd. Daarbij moet handelskrediet in de meeste gevallen binnen 30 dagen worden terugbetaald en wordt bankkrediet vaak over een langere termijn terugbetaald. Als laatste zal bij een te late terugbetaling van het genoten handelskrediet de bestraffing hiervoor hoger zijn dan bij bankkrediet. De reden hiervoor is dat bedrijven die afhankelijk zijn van een aantal leveranciers bij wanbetaling hun

opgebouwde relatie op het spel zetten. Een van de voornaamste redenen waarom

handelskrediet als onattractieve vorm van financiering wordt beschouwd is dat de intrest veel hoger is dan bij een banklening (Nilsen, 2002). Wel moet hierbij vermeld worden dat wanneer het handelskrediet binnen een bepaalde periode wordt terugbetaald er vaak een korting

genoten wordt. Op deze manier wordt de financieringsvorm handelskrediet goedkoper. De hoge interestkosten zijn volgens Cunat (2007) te wijten aan een verzekering en aan een krediet premium. De verzekeringpremium kan gezien worden als een vergoeding voor verschaffers van handelskrediet voor het risico dat zij lopen met betrekking tot toekomstige liquiditeitstekorten. Het krediet premium is een premium die verschaffers van handelskrediet ontvangen voor het geven van krediet aan bedrijven die geen financiering krijgen van

financiële instellingen. Het kan gezien worden als een soort compensatie voor het kredietrisico dat gelopen wordt.

Over het algemeen wordt handelskrediet aangeboden door bedrijven die kredietwaardig zijn en mede daardoor toegang hebben tot meerdere financieringsbronnen. Deze bedrijven hebben de mogelijkheid krediet te verkrijgen bij financiële instellingen en dit in de vorm van

(25)

25

In deze thesis wordt vooral gesproken over de relatie tussen leverancier en afnemer als we het hebben over het verstrekken van handelskrediet. Dan hebben we het over een ‘business to business’ relatie.

Toch wordt er ook gebruik gemaakt van handelskrediet tussen een bedrijf en een particulier. We spreken dan van een ‘business to customer’ relatie. Denk maar eens aan het betalen van een telefoonrekening. Wanneer een telefoonrekening niet op de afgesproken datum betaald wordt, wordt de telefoon na een aantal weken afgesloten. Laten we zeggen dat er een bedrag van 200 euro betaald moet worden op de 10e van de maand. Op de 25e van de maand zal de telefoon afgesloten worden. Wanneer in dit geval de particulier besluit op de 24e te betalen heeft hij een handelskrediet van 200 euro voor twee weken genoten. Zo zijn er nog meer voorbeelden te noemen. Een televisie op afbetaling is in feite ook handelskrediet. Het product wordt meteen geleverd, maar de betaling wordt verspreid over een langere periode. Dit om aan te geven dat veel mensen in het dagelijks leven te maken hebben met handelskrediet. Ook wordt er veel geadverteerd met het kopen van een auto met de slogan; ‘Rij nu, betaal over twee jaar, rentevrij’. Op deze manier wordt er bij volledige betaling na twee jaar een handelskrediet van twee jaar genoten door de afnemer van de auto.

In deze scriptie zal vooral de relatie ‘business to business’ centraal staan als gesproken wordt over handelskrediet.

Hoofdstuk 3.2 Vormen van handelskrediet

Er zijn twee vormen van handelskrediet; het leverancierskrediet en het afnemerskrediet.

Hoofdstuk 3.2.1 Leverancierskrediet

Er is sprake van leverancierskrediet wanneer een leverancier aan zijn afnemer

producten/diensten op rekening verkoopt. De leverancier verleent leverancierskrediet en de afnemer ontvangt leverancierskrediet.

(26)

26

binnen een bepaalde periode een vast percentage op het factuurbedrag in mindering mag brengen.

Wanneer een onderneming goederen aanschaft ontstaat er een vermogensbehoefte. Doordat de leverancier toestaat dat de goederen op een later moment betaald mogen worden, wordt in feite voldaan aan de vermogensbehoefte voor deze goederen. Er wordt kort vreemd vermogen aangetrokken door de afnemer, wat tot uitdrukking komt in een toename van de post

Crediteuren aan de creditzijde van de balans.

De duur van het leverancierskrediet kan gelijk zijn aan de periode waarin de ingekochte goederen in voorraad liggen. Wanneer dit het geval is wordt de vermogensbehoefte voor de aanschaf van de goederen volledig door de leverancier voorzien. De goederen kunnen ook langer dan de gestelde krediettermijn in voorraad liggen. De onderneming (afnemer) moet in dit geval na afloop van de krediettermijn een andere financieringswijze zien te vinden. Voor ondernemingen die financieel zwak zijn, is leverancierskrediet vaak de enige manier om aan extra vreemd vermogen te komen. Financiële instellingen zijn vaak al tot de grens gegaan bij deze bedrijven als het gaat om kredietverlening. Zij zijn dan niet bereid extra krediet te verstrekken.

Er wordt nog wel eens ten onrechte vanuit gegaan dat het leverancierskrediet kosteloos wordt verstrekt. De korting die de afnemer misloopt, doordat hij op een later tijdstip betaalt, kan beschouwd worden als de kosten van het leverancierskrediet. Om een idee te geven van deze kosten zal hieronder een voorbeeld worden gegeven van het leverancierskrediet in

vergelijking met de kosten van een rekening-courantkrediet.

Voorbeeld

Een handelsonderneming kan een partij goederen op rekening kopen met een inkoopwaarde

van E10.000. De betalingsvoorwaarden zijn als volgt:

- Betaling van de geleverde goederen moet uiterlijk binnen 30 dagen na de

factuurdatum plaatsvinden.

- Als de goederen binnen 14 dagen na de factuurdatum betaald worden, mag een

korting van 1% van de inkoopwaarde in mindering worden gebracht.

(27)

27

Om een keuze te maken vergelijken we de kosten van het leverancierskrediet met de kosten van het rekening-courantkrediet.

De handelsonderneming heeft onder de gegeven betalingsvoorwaarden de volgende keuzemogelijkheden;

- Betaling 14 dagen na factuurdatum. De redenering hierbij is dat de onderneming zo

laat mogelijk wil betalen, maar nog wel de korting wil meepakken. In dit geval moet E9.900 worden betaald.

- Betaling vindt plaats 30 dagen na de factuurdatum. Dit is de uiterste betaaldatum. In

dit geval moet E10.000 worden betaald.

Er blijkt dus dat E100 meer moet worden betaald in het geval dat de afnemer 16 dagen later betaald. De afnemer zou ook E9.900 op kunnen nemen van zijn rekening-courantkrediet om de factuur binnen 14 dagen te betalen. In feite is er E100 beschikbaar om gedurende 16 dagen E9.900 te lenen.

Met bovenstaande gegevens kunnen we het interestpercentage op jaarbasis berekenen.

Dit percentage is voor het leverancierskrediet;

E 100 360 X 100% = 22,73% per jaar E9.900 16

De kosten van het rekening-courantkrediet zijn;

12 X 1,5% = 18% per jaar

In dit geval is het dus voor de handelsonderneming het beste om 14 dagen na de factuurdatum E9.900 op te nemen ten laste van het rekening-courantkrediet om de factuur te betalen en de korting van E100 te incasseren.

Over het algemeen zijn de kosten van het leverancierskrediet hoger dan die van het rekening-courantkrediet. De leverancier wil naast een vergoeding voor rentederving ook een

(28)

28

meer hun rekening-courantkrediet te vergroten en betalen graag de extra kosten die het leverancierskrediet met zich meebrengt.

Hoofdstuk 3.2.2 Afnemerskrediet

Er is sprake van afnemerskrediet als een afnemer aan de leverancier goederen of diensten vooruitbetaalt. De afnemer verleent afnemerskrediet, de leverancier ontvangt afnemerskrediet. Afnemerskrediet komt vooral voor in de dienstverlenende sector, de agrarische sector en bij stukproductie.

Als we kijken naar de diensverlenende sector komt afnemerskrediet vooral voor om het risico van niet-betaling te vermijden. Zo moeten bijvoorbeeld kaartjes voor een voetbalwedstrijd van tevoren betaald worden om te voorkomen dat toeschouwers na de wedstrijd niet meer betalen, zeker wanneer zij verloren hebben. Ook het kopen van een treinkaartje is een voorbeeld van afnemerskrediet. Hierbij is de duur van het krediet vaak heel kort. De tijd die ligt tussen de betaling en de levering is soms zelfs minder dan een uur. Het afnemerskrediet wordt in dit soort gevallen niet echt gezien als middel om in de vermogensbehoefte te voorzien.

Een onderneming die dure, klantspecifieke producten voortbrengt zal meestal betaling vooraf eisen. Dit omdat er veel vermogen nodig is om het product te kunnen maken. Daarbij bestaat er ook het gevaar dat de afnemer niet in staat is om uiteindelijk te betalen.

In bijvoorbeeld de woningbouw is het zeer gebruikelijk dat er vooruit wordt betaald door de afnemer. De bouw is meestal in een aantal fases verdeeld en aan het begin van elke nieuwe fase moet een deel van de bouwkosten worden betaald. Zo is bij het begin van de laatste fase bijna de gehele bouwsom door de afnemer betaald. Dit soort constructies doen zich ook voor in de scheepsbouw en bij bijvoorbeeld de bouw van privéjets.

In de agrarische sector is het vaak zo dat juist de afnemer belang heeft bij het vooruit betalen. Zo is een suikerfabriek bijvoorbeeld bereid vooruit te betalen voor de nog te leveren

(29)

29

Op de balans van een onderneming kunnen we het leverancierskrediet en het afnemerskrediet terug zien. Het leverancierskrediet gegeven door een leverancier is terug te zien als post ‘Debiteuren’ aan de debetzijde van de balans. Het is een vorm van vlottende activa, de leverancier heeft nog geld tegoed van de afnemer. Op onderstaande balans zou dit 900 zijn. Het afnemerskrediet genomen door een afnemer is aan de creditzijde van de balans terug te vinden onder de post ‘Crediteuren’. Het wordt gezien als kort vreemd vermogen. De afnemer heeft een schuld bij de leverancier. In onderstaande balans zou de post ‘Crediteuren’ 12000 bedragen.

(30)

30

Hoofdstuk 4 De rol van handelskrediet in normale tijden

In dit hoofdstuk zal de rol van handelskrediet in normale tijden aan bod komen. Dat wil zeggen in tijden zoals voor de kredietcrisis in de jaren ‘90. Er zal gekeken worden vanuit het perspectief van de gever van handelskrediet (leverancier) en de nemer van handelskrediet (afnemer).

Hoofdstuk 4.1 Perspectief van de leverancier

Er zijn een aantal theorieën om het bestaan van handelskrediet vanuit het perspectief van de leverancier te verklaren. Met andere woorden waarom geven leveranciers handelskrediet?

4.1.1 Financing Theory

De ‘Financing Theory’ gaat er vanuit dat bedrijven die (gemakkelijk) leningen krijgen bij financiële instellingen meer handelskrediet verlenen aan hun afnemers en dan in het bijzonder de afnemers die weinig mogelijkheden hebben financiering te verkrijgen bij financiële

instellingen. Leveranciers bieden deze afnemers handelskrediet wanneer het idee bestaat dat hierdoor de inkomsten bij deze afnemers zullen toenemen door stijgende verkoopcijfers.

Het aanbieden van handelskrediet wordt vaak gekoppeld aan de omvang van bedrijven. Grotere bedrijven hebben over het algemeen een goede reputatie, wat het gemakkelijker maakt leningen te verkrijgen bij financiële instellingen. Dit is de reden dat deze bedrijven vaak meer handelskrediet aanbieden aan hun afnemers (Petersen & Rajan, 1997).

4.1.2 Financing Advantage Theory (Theorieën van het voordeel van financiering van

handelskrediet)

(31)

31

- Voordelen in het verzamelen van informatie

De leverancier zal ten eerste veel vaker bij de afnemer op bezoek komen dan financiële instellingen over het algemeen doen en dus daadwerkelijk zien wat er allemaal gebeurt bij de afnemer. Daarbij geven de hoeveelheid en de timing van de orders van de afnemer een goed beeld van hoe de onderneming er voor staat. Wanneer de afnemer veelvuldig gebruik maakt van de mogelijkheid later te betalen en de korting voor het vroege betalen laat liggen kan dit informatie geven over de kredietwaardigheid van de afnemer. Het is natuurlijk wel zo dat financiële instellingen ook wel aan deze informatie kunnen komen, alleen krijgt de leverancier de informatie vaak sneller en tegen lagere kosten, omdat deze verkregen wordt tijdens het ‘zakendoen’ tussen leverancier en afnemer.

- Het voordeel van het onder controle hebben van de afnemer

Wanneer er sprake is van een product dat wordt geleverd, waarbij er voor de afnemer weinig of geen andere alternatieve leveranciers zijn heeft de leverancier een voordeel van het onder controle hebben van de afnemer. De leverancier kan namelijk dreigen de toekomstige leveringen van producten te stoppen in het geval er twijfels zijn over de kredietwaardigheid van de afnemer. Dit is vooral het geval wanneer de afnemer slechts een klein gedeelte van de verkopen van de leverancier vertegenwoordigt.

Financiële instellingen hebben minder macht als het aankomt op het onder controle hebben van de kredietnemer. Ze kunnen toekomstige financieringen weigeren of terugtrekken, maar dit zal vaak niet meteen invloed hebben op de onderneming van de kredietnemer. Daarbij is het voor financiële instellingen moeilijk financieringen uit het verleden terug te halen, omdat hier vaak strenge wetgevingen op van pas zijn.

- Het voordeel van het waarborgen van waarde van bestaande activa

(In dit geval wordt met activa bedoeld het openstaande debiteurensaldo, dus de nog te ontvangen betalingen.)

(32)

32

Financiële instellingen hebben ook de mogelijkheid om het verstrekte krediet terug te claimen door het verkopen van activa van de kredietnemer. Het verschil is echter dat een leverancier vaak al een heel netwerk heeft voor het verkopen van de eerder geleverde goederen. Dit betekent dat de kosten van het terugvorderen en de verkoop van de goederen lager zijn dan bij een financiële instelling. Wel is het zo dat het voordeel van leveranciers over deze instellingen per sector enigszins verschilt. Hoe minder de afnemer het product namelijk bewerkt, des te makkelijker is het voor de leverancier om een nieuwe afnemer te vinden voor het product en wordt het voordeel ten opzichte van een financiële instelling vergroot (Petersen & Rajan, 1997).

4.1.3 Transaction Cost Theory

Een andere theorie voor het gebruik van handelskrediet is de transactiekosten theorie. Deze theorie gaat er vanuit dat zowel de leverancier als de afnemer profiteert van handelskrediet, omdat beide partijen hun kosten op deze manier kunnen reduceren, voornamelijk wanneer er frequent transacties plaatsvinden tussen leverancier en afnemer.

Wanneer gekeken wordt vanuit het perspectief van de leverancier leidt het gebruik van handelskrediet op twee manieren tot kostenreductie. Op de eerste plaats worden er kosten bespaard doordat frequente afnemers wordt toegestaan hun facturen ‘op te sparen’. Hierdoor hoeft de leverancier niet voor elke transactie afzonderlijk kosten te maken inzake de

afwikkeling en administratie van facturen.

Op de tweede plaats worden kosten gereduceerd doordat regelmatig aan de afnemer geleverd wordt en hierdoor het probleem van vaak ontoereikende opslagmogelijkheden wordt opgelost en de kosten van opslag verminderd worden (Petersen & Rajan 1997).

(33)

33

Een ander aspect van kostenreductie door het gebruik van handelskrediet is gerelateerd aan het volume van de transacties. Vanuit het oogpunt van de leverancier kunnen door het verhogen van de volumes wederom kosten van opslag verlaagd worden (Petersen & Rajan, 1997). De leverancier verplicht de afnemer vaak grotere volumes af te nemen wanneer zij gebruik willen maken van handelskrediet. Wanneer bedrijven toch kleinere hoeveelheden willen afnemen moeten zij vaak meteen betalen (Huang, 2004).

4.1.4 Marketing Theory

De laatste theorie die het geven van handelskrediet door leveranciers beschrijft is de marketing theorie. Door het geven van handelskrediet wordt er een langdurige relatie opgebouwd met afnemers. Door het opbouwen van een relatie verzekert de leverancier zich van inkomsten in de toekomst door verkopen aan de betreffende afnemer.

In het artikel van Summers en Wilson uit 2002 komt ook naar voren dat jongere bedrijven eerder handelskrediet verlenen dan oudere bedrijven. Dit komt doordat jongere bedrijven een goede reputatie willen opbouwen onder potentiële afnemers en hun marktaandeel door het geven van handelskrediet willen vergroten. Bedrijven die al een reputatie hebben opgebouwd zullen hierdoor minder vaak handelskrediet verlenen.

Een andere reden om handelskrediet te geven is volgens de marketing theorie wanneer een bedrijf zich in een competitieve markt bevindt. In een competitieve markt met veel aanbieders zullen afnemers eerder van leverancier veranderen als ze ergens anders betere voorwaarden krijgen. Het aanbieden van handelskrediet is dan een goede manier om afnemers te binden (Fishman & Raturi, 2004).

4.1.5 Price Discrimination Theory

De laatste theorie die het geven van handelskrediet bevordert is de theorie van

(34)

34

zijn ze vaak bereid de kosten te laten oplopen, zolang het de eerder gedane verkopen geenszins negatief beïnvloedt. Met de extra kosten wordt dan de mogelijkheid tot het geven van handelskrediet bedoeld. Aangezien prijsdiscriminatie het vragen van verschillende prijzen voor hetzelfde product is, kan gesteld worden dat door het geven van handelskrediet

prijsdiscriminatie plaatsvindt. Kredietwaardige afnemers zullen hier meestal geen gebruik van maken, omdat zij dit te duur vinden. Daarentegen zullen minder kredietwaardige

afnemers hier juist wel gebruik van maken, omdat het handelskrediet nog steeds goedkoper is dan het krediet bij financiële instellingen, als ze daar überhaupt al voor in aanmerking zouden komen (Petersen & Rajan, 1997).

Hoofdstuk 4.2 Perspectief van de afnemer

Ook zijn er een aantal theorieën om het bestaan van handelskrediet vanuit het perspectief van de afnemer te verklaren. Met andere woorden waarom maken afnemers gebruik van

handelskrediet;

4.2.1 Financing Theory

Vanuit het perspectief van de afnemer gaat de financing theorie er vanuit dat bij bedrijven die geen toegang hebben tot leningen bij financiële instellingen de vraag naar handelskrediet groot is. Het is voor deze bedrijven een belangrijke vorm van korte termijn financiering (Petersen & Rajan, 1997). Wanneer de mogelijkheid tot leningen bij financiële instellingen wel mogelijk is zal de vraag naar handelskrediet dus minder worden. Op deze manier zou gezegd kunnen worden dat handelskrediet en leningen bij financiële instellingen substituten van elkaar zijn. Volgens de Pecking Order Theory, die Myers en Majluf in 1984 ontwikkeld hebben, is een banklening vaak goedkoper dan handelskrediet. Een banklening zou volgens de theorie prioriteit hebben boven het gebruik van handelskrediet.

(35)

35

Er zijn ook theorieën die juist beweren dat handelskrediet en leningen bij financiële

instellingen elkaar complementeren (Chant & Walker, 1988). Zo zou er voor de vaste activa, zoals bijvoorbeeld gebouwen, een banklening worden gebruikt en zou er voor de vlottende activa, zoals grondstoffen, handelskrediet worden gebruikt.

Een andere verklaring voor het nemen van handelskrediet is de omvang van het bedrijf. Wanneer sprake is van een klein bedrijf zal de mogelijkheid tot een banklening bijvoorbeeld vaak niet aanwezig zijn. De bedrijven zijn zeer beperkt in hun vormen van financiering. Deze bedrijven zullen dan ook vaker gebruik maken van handelskrediet (Chant & Walker, 1988). Zoals eerder genoemd zal het dus voor grotere bedrijven eenvoudiger zijn een lening bij een financiële instelling te krijgen, vaak ook omdat er een relatie is opgebouwd met deze

instelling.

4.2.2 Financing Advantage Theory

Vanuit de financing advantage theorie wordt duidelijk dat afnemers meer handelskrediet krijgen van leveranciers die zich in hetzelfde sociale netwerk bevinden. Het grote risico wat hier aan vast zit is dat wanneer een afnemer zijn kredietwaardigheid beschadigt, dus zijn verplichtingen niet op tijd nakomt, dit grote negatieve gevolgen kan hebben voor de afnemer binnen het sociale netwerk.

4.2.3 Transaction Cost Theory

Het gebruik van handelskrediet kan volgens de transactiekosten theorie voor zowel

leverancier als afnemer op het gebied van kostenbesparing zeer interessant zijn. Zo hoeft een afnemer niet elke factuur apart te betalen en kunnen de kosten die vaak aan een bank betaald moeten worden voor de betaling omlaag.

Zoals eerder gezegd kunnen ook kosten bespaard worden door het volume van de transacties te vergroten. Dit leidt ook bij de afnemer tot lagere kosten. Zo is er sprake van

(36)

36

4.2.4 Kwaliteitscontrole

Een andere belangrijk stimulans voor het nemen van handelskrediet is de mogelijkheid tot kwaliteitscontrole door de afnemer. Een bedrijf heeft de mogelijkheid de kwaliteit van het product en de producent ervan te beoordelen gedurende de periode tussen de levering en de betaling van de geleverde producten (Lee & Stowe, 1993).

(37)

37

Hoofdstuk 5 Handelskrediet in crisistijden.

De wereldwijde kredietcrisis heeft een sterk nadelig effect gehad op de handel. Een passende uitspraak van Pascal Lamy hierover ;

‘today it is clear that trade is one of the casualties of this economic crisis and that we run the risk that one of the engines of growth in fact, one that is very important for many countries, stalls’ (Lamy, 2009).

De wereldhandel nam nog toe gedurende het derde kwart van 2008, in het vierde kwart gingen de handelsvolumes in rap tempo naar beneden. In 2009 werd voor het eerst sinds 1982 een afname van de internationale handel verwacht (Chauffour & Farole, 2009).

Ook heeft deze crisis zijn gevolgen gehad voor de financieringsmogelijkheden voor bedrijven, zoals aan het begin van deze scriptie naar voren is gekomen. In dit hoofdstuk zal

handelskrediet in tijden van financiële crisis beschreven worden onder meer aan de hand van eerder onderzoek.

Een van de belangrijkste vragen met betrekking tot het gebruik van handelskrediet is of bedrijven die beperkt zijn in het verkrijgen van krediet bij financiële instellingen

handelskrediet als substituut kunnen gebruiken. Er zijn een aantal onderzoeken gedaan die dit ondersteunen. Volgens Petersen & Rajan (1997) maken bedrijven minder gebruik van

handelskrediet van hun leveranciers wanneer zij een sterke band hebben met financiële instellingen. Ook zeggen zij dat deze bedrijven meer handelskrediet krijgen van hun leveranciers wanneer verwacht wordt dat zij in de toekomst zullen groeien. Betalingen van intrest over het verkregen (handels)krediet zullen in de toekomst dan naar verwachting worden goedgemaakt.

Fisman & Love (2003) geven in hun artikel aan dat sommige bedrijven kunnen rekenen op handelskrediet om groeicijfers te verhogen, vooral in landen waar financiële instellingen nog niet zo goed ontwikkeld zijn.

Volgens Wilner (2000) zijn leveranciers eerder bereid, ten opzichte van banken, krediet te verlenen aan financieel beperkte bedrijven. Dit komt door het feit dat er een relatie is tussen leverancier en afnemer waar beide van profiteren, een zogeheten symbiotische relatie.

(38)

38

Zoals eerder genoemd hebben leveranciers (verschaffers van handelskrediet) vaak een voordeel ten opzichte van financiële instellingen op het gebied van informatie over de kredietontvanger (ontvanger van handelskrediet). Dit voordeel kan tijdens een crisis nog groter worden. Op deze manier krijgen bedrijven die geen krediet meer bij banken krijgen nog steeds handelskrediet van hun leveranciers.

In tijden van crisis kan het ook voorkomen dat een afnemer meer handelskrediet wil om in zijn vermogensbehoefte te voldoen, maar dit niet krijgt van een leverancier. Een afnemer kan dan besluiten zijn betalingen op een later moment te doen, doordat gevers van handelskrediet gelimiteerd zijn bij de wet in het terugvragen van krediet, zeker in tijden van een financiële crisis. Het gevolg kan wel zijn dat de verschaffer van handelskrediet in de toekomst dreigt geen krediet meer te verschaffen of te beperken. De ontvanger van handelskrediet kan zijn betalingen dus niet altijd langer blijven uitstellen dan met de verschaffer is afgesproken. Uiteindelijk zal er geen handelskrediet meer verkregen worden, ook niet van mogelijke andere leveranciers.

Toch is het uitstellen van het afbetalen van handelskrediet een tijdelijk middel in tijden van crisis om met de financiële beperkingen om te gaan. (Love, Zaidi, 2010).

Het kan ook voorkomen dat bedrijven, die normaal gesproken handelskrediet verschaffen aan hun afnemers, zelf financiële problemen hebben door een crisis. Zij zijn dan genoodzaakt op basis van de kredietwaardigheid van hun afnemers de kredietverschaffing te beperken. Gezien het feit dat deze financieel beperkte bedrijven vaak als niet-kredietwaardig of ‘high credit risk’ worden bestempeld door banken en dus geen krediet van deze financiële instellingen krijgen, zullen op basis van een zelfde soort evaluatie leveranciers ook vaak minder handelskrediet aan hun afnemers verlenen. Daarbij hebben leveranciers zoals gezegd een voordeel op het gebied van informatie over financiële instellingen, waardoor de

kredietwaardigheid goed beoordeeld kan worden. Gianetti, Burkart en Ellingsen (2006) geven ook aan dat verstrekkers van handelskrediet de evaluatie van banken niet gebruiken om de kredietwaardigheid van afnemers te bepalen, maar dat ze zelf de kredietrisico’s beoordelen. Daarbij zeggen ze dat bedrijven met een ‘low credit quality’ minder handelskrediet

ontvangen, dus dat de verschaffers van handelskrediet de ‘credit quality’ van hun afnemers heel belangrijk vinden.

(39)

39

de conclusie dat de prijs van handelskrediet niet samenhangt met de kredietwaardigheid maar dat de verschaffer van handelskrediet restricties ten opzichte van de hoeveelheid prefereert.

Love & Zaidi (2010) geven aan dat bedrijven die geen last hebben van een financiële crisis en nog steeds toegang hebben tot verschillende bronnen op het gebied van kredietverstrekking eerder handelskrediet zullen verstrekken aan hun afnemers.

Hoofdstuk 5.1 Samenvattend

In het voorgaande gedeelte van deze scriptie is aan de hand van theoretisch onderzoek

gekeken naar handelskrediet in tijden van een (krediet)crisis en in ‘normale’ tijden. Er is eerst een beeld geschapen van de wereldwijde economische situatie in het decennium voor de recente kredietcrisis, alvorens er gesproken is over de inhoud en de gevolgen van deze kredietcrisis.

Tot en met het einde van de ‘internetbubble’ in 2000 was het voor veel bedrijven en particulieren vrij gemakkelijk om geld te lenen. Zoals ook te zien is in de grafieken van de rente van de ECB en de FED was geld goedkoop en ruim aanwezig. Het idee dat ‘alles kon’ heerste eigenlijk wereldwijd. Dit veranderde volledig na het jaar 2000. De rente van de centrale banken ging omhoog, geld werd duurder (zie grafiek ECB en FED) en de

‘internetbubble’ liep leeg. Deze periode duurde ongeveer tot medio 2003. De jaren hierna kunnen gezien worden als een consolidatiefase. Tot 2005 bleef de rente van de centrale banken nagenoeg gelijk en herstelde de beurzen zich enigszins. Na 2005 brak een periode aan waarin de economie wereldwijd aantrok. Er was wereldwijd een opwaartse trend zichtbaar op effectenbeurzen en 2007 zou het jaar worden waarin de wereldeconomie de sterkste groei ooit liet zien. In 2008 krijgt de wereld te maken met de besproken kredietcrisis. Banken vallen om, mensen raken hun huizen kwijt en schulden stapelen zich op.

(40)

40

beoordeling van de kredietwaardigheid van hun klanten en zijn zij in staat de klant beter te monitoren en te dwingen het verstrekte krediet terug te betalen. Mede door de geleverde producten als onderpand.

Een andere belangrijke reden om handelskrediet te verstrekken is de langdurige relatie die hierdoor kan worden opgebouwd met de afnemers. Door het opbouwen van deze relatie kan de verstrekker van handelskrediet zich verzekeren van inkomsten in de toekomst door verkopen aan de betreffende afnemer. Zeker wanneer een bedrijf zich in een zeer competitieve markt bevindt met veel aanbieders is het belangrijk goede voorwaarden te bieden aan de afnemers, zoals het aanbieden van handelskrediet.

Als gekeken wordt vanuit de kredietnemer blijkt dat bedrijven pas gebruik maken van de financieringsvorm handelskrediet, wanneer andere financieringsvormen niet (meer)

beschikbaar zijn. Bedrijven die wel toegang hebben tot de gebruikelijke financieringsbronnen zullen handelskrediet eerder willen vermijden. Simpelweg omdat deze kredietvorm in de meest gevallen duurder is dan een lening bij een bank.

Wanneer er dus een mogelijkheid is tot een lening bij een financiële instelling zal de vraag naar handelskrediet minder worden. Er zou dus gesteld kunnen worden dat handelskrediet en krediet bij financiële instellingen substituten van elkaar zijn.

Een andere reden om gebruik te maken van handelskrediet is de mogelijkheid tot

kwaliteitscontrole door de afnemer. Een bedrijf heeft de mogelijkheid de leverancier en het product te beoordelen tussen levering en betaling.

Door gebruik te maken van handelskrediet kunnen ook vaak de kosten omlaag voor zowel leverancier als afnemer. Er kunnen hogere volumes per transactie plaatsvinden, wat leidt tot schaalvoordelen. Hierdoor kunnen de vaste kosten omlaag.

(41)

41

Het komt ook voor dat bedrijven die normaal gesproken handelskrediet verstrekken aan hun afnemers zelf financiële problemen hebben door een crisis. Zij zullen dan genoodzaakt zijn op basis van de kredietwaardigheid van hun afnemers de kredietverschaffing te beperken.

Het lijkt er dus op dat ten tijde van een financiële crisis het gebruik van handelskrediet als financieringsvorm enerzijds afhangt van de financiële situatie van de verschaffer van handelskrediet, die overigens zelf ook te maken kan krijgen met beperkingen op het gebied van de toegang tot krediet. Anderzijds ligt het aan de kredietwaardigheid van de gebruiker van handelskrediet. De verstrekker van handelskrediet kan de afnemer heel goed monitoren, vaak zelfs beter dan een financiële instelling, door het besproken voordeel op het gebied van informatie ten opzichte van deze financiële instellingen.

(42)

42

Hoofdstuk 6 Het gebruik van handelskrediet gedurende het eerste decennium van deze eeuw

In dit hoofdstuk zal een onderzoek gedaan worden naar het verloop van vijf variabelen in acht verschillende sectoren. De vijf variabelen zijn;

- Crediteurentermijn (De crediteurentermijn geeft een beeld van de termijn dat

rekeningen van leveranciers openstaan. De crediteurentermijn wordt berekend door de waarde van de openstaande rekeningen (crediteuren) te relateren aan de omzet

(crediteuren gedeeld door omzet maal 365 dagen).)

- Aandeel crediteuren (Deze betreffen de betalingsverplichtingen die de onderneming heeft aan klanten voor geleverde diensten en/of producten aan de onderneming. Het ‘aandeel crediteuren’ wordt weergegeven in een percentage van het balanstotaal.) - Debiteurentermijn(De debiteurentermijn geeft een indicatie (in aantal dagen) van het

betaalgedrag van klanten. De debiteurentermijn wordt berekend door de waarde van de vorderingen te relateren aan de omzet (vorderingen gedeeld door omzet maal 365 dagen).)

- Aandeel kortlopende vorderingen (Deze betreffen de betalingsverplichtingen aan de onderneming die klanten hebben voor geleverde diensten en/of producten door de onderneming. Het ‘aandeel kortlopende vorderingen’ wordt weergegeven in een percentage van het balanstotaal.)

- Current ratio (De ‘current ratio’is een kengetal om de financiële toestand en specifiek de liquiditeit van een bedrijf te meten. Het geeft de mate aan waarin de verschaffers van het kort vreemd vermogen (kortlopende schulden) uit de vlottende activa kunnen worden betaald. Deze wordt met de volgende formule berekend: Current ratio -> vlottende activa/vlottende passiva.)

Er is gekozen voor deze variabelen, omdat de crediteurentermijn en de debiteurentermijn weergeven hoe lang een debiteur of crediteur er over doet het handelskrediet terug te betalen. Er moet zichtbaar worden op welke manier de betaaltermijnen in de laatste tien jaar veranderd zijn.

(43)

43

procentueel een afname of toename heeft plaatsgevonden ten opzichte van het balanstotaal en of er relatief meer of minder gebruik is gemaakt van het betalen op rekening.

De current ratio geeft goed weer hoe de verhouding is tussen de kortlopende schulden en de kortlopende vorderingen. Aan de hand van een grafiek van deze variabele zal zichtbaar worden of er een verandering in deze verhouding waar te nemen is.

Bovengenoemde variabelen lijken de (eventuele) verandering van het gebruik van handelskrediet in het laatste decennium goed weer te geven.

De acht onderzochte sectoren die voor dit onderzoek zijn gebruikt zijn;

- Bouw - Detailhandel - Zakelijke diensten - Horeca - Autosector - Groothandel - Industrie

- Transport & communicatie

Er zal gekeken worden naar het verloop van deze variabelen voor de periode 2000 – 2010. Op deze manier zal onderzocht worden of de kredietcrisis invloed heeft gehad op de

handelskredieten in het MKB. Er zal iets breder gekeken worden qua tijd en qua variabelen, omdat het interessant is ook te kijken naar de jaren voor de recente kredietcrisis.

De data die gebruikt zijn voor dit onderzoek zijn afkomstig van de ’Kennissite MKB en Ondernemerschap’. Deze kennissite maakt deel uit van het ‘Programmaonderzoek MKB en Ondernemerschap’, dat wordt gefinancierd door het Ministerie van Economische Zaken en wordt uitgevoerd door onderzoeksbureau EIM. EIM staat voor Economisch Instituut voor Midden- en kleinbedrijf.

(44)

44

Voor het ‘Programma MKB en Ondernemerschap’ schaft onderzoeksbureau EIM data aan bij diverse leveranciers, zoals het Centraal Bureau van Statistiek (CBS) en de Vereniging Van Kamers van koophandel (VVK).

De gebruikte dataset is gebaseerd op diverse bronnen, waarvan de Statistiek Financiën Ondernemingen (CBS) en de ‘Reeksen kerngegevens MKB EIM’ de belangrijkste input vormen.

De datasets zijn voor iedereen toegankelijk via de website www.ondernemerschap .nl.

Per variabele zal een grafiek te zien zijn, waarin het verloop van de acht sectoren afzonderlijk te zien zijn en er zal een grafiek met een gemiddelde van de verschillende variabelen te zien zijn.

Aan de hand van vier periodes zullen de variabelen beschreven worden. De vier periodes zijn in hoofdstuk 5.1 al even aan bod gekomen te weten;

- (1) De periode voor 2003 -> het leeglopen van de ‘internetbubble’. - (2) De periode van 2003 tot 2006 -> de consolidatiefase.

- (3) De periode van 2006 tot 2008 - > de wereldeconomie trekt aan tot het hoogtepunt in 2007.

- (4) De periode van 2008 tot 2010 - > de wereld krijgt te maken met een financiële crisis,

de zogeheten kredietcrisis.

Er zal eerst een beschrijving plaatsvinden per variabele gemiddeld en vervolgens zal er ook beschreven worden of er opmerkelijke waarnemingen zijn tussen de verschillende variabelen.

Als laatste zullen de verschillende sectoren besproken worden met de meest opvallende waarnemingen.

Daarnaast zal dit hoofdstuk een correlatie en regressie analyse bevatten om de eventuele samenhang tussen de variabelen te bekijken.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Het bereik van de bijzondere bijstand lijkt na 2016 te zijn agenomen, maar dit komt omdat op dat moment een aantal regelingen vanuit de bijzondere bijstand over zijn gegaan naar

− Het aandeel Poolse immigranten dat in de vier grote steden woont, is kleiner dan dat van de Bulgaren, omdat de Polen in sectoren werken (land- en tuinbouw, woningbouw) waarin

De RKSP besloot in 1918 debaters van andere partijen niet meer toe te laten op haar bijeenkomsten; deze maakten immers alleen maar reclame voor hun eigen programma.. De campagne

Het nitraat (NO 3 - ) dat bij reactie 1 ontstaat, kan door een andere groep bacteriën omgezet worden in stikstof...

Multatuli, Brieven.. nog zoo toen ik naar beneden klom om 't petje te halen. Er was toen een metselaars-knecht die zoo vriendelyk tegen me was. Dit was de eerste opera die hy in 1834

1.10 Afrondregel bij optellen en aftrekken 51+0,6=52 Als getallen worden opgeteld moet je letten op het aantal decimalen van die getallen. Ga uit van het

Tijdens de metafase van de meiose I kunnen twee chromatiden van de twee homologe chromosomen die in dit stadium zo dicht tegen elkaar aan liggen (lijken ook elkaar )dat er

Hieronder staan steeds twee punten van een lijn. Bereken eerst het hellingsgetal van de lijn en daarna het snijpunt met de y-as. Geef vervolgens de vergelijking van de lijn. De