• No results found

Vraag nr. 64 van 30 januari 2004 van mevrouw RIET VAN CLEUVENBERGEN

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Vraag nr. 64 van 30 januari 2004 van mevrouw RIET VAN CLEUVENBERGEN"

Copied!
4
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Vraag nr. 64 van 30 januari 2004

van mevrouw RIET VAN CLEUVENBERGEN We l z i j n s- en gezondheidsinstellingen – Stagebege-leiding

Om de kwaliteit van de opleiding en de uitstroom van afgestudeerden in het studiegebied Gezond-heidszorg te garanderen, is het aangewezen dat de hogescholen een specifiek aanbod aan posthoge-schoolvorming uitwerken ten behoeve van de sta-gementors op de stageplaats. Dit antwoordde de minister bevoegd voor Onderwijs naar aanleiding van de opvolging van de motie over de stagemen-tors in de opleidingen Verpleegkunde en V r o e d-kunde (Stuk 1736 (2002-2003) – Nr. 2).

De decretale bepalingen met betrekking tot de maatschappelijke dienstverlening bieden voldoen-de mogelijkhevoldoen-den om – op vraag van voldoen-de stagever-lenende instellingen – dergelijke bijscholing op maat en tegen vergoeding aan te bieden. De maat-schappelijke en wetenmaat-schappelijke dienstverlening maakt ook in het decreet van 4 april 2003 be-treffende de herstructurering van het hoger onder-wijs in Vlaanderen deel uit van de zending van de hogescholen en universiteiten.

Stageverlenende instellingen zijn onder andere in-stellingen die al dan niet rechtstreeks onder de ver-antwoordelijkheid van de minister bevoegd voor Welzijn en Gezondheid vallen. Ik denk hierbij aan c r è c h e s, buitenschoolse kinderopvang, v o o r z i e n i n-gen voor personen met een handicap, r u s t h u i z e n , centra voor algemeen welzijnswerk, centra geeste-lijke gezondheidszorg, . . . Het stagecontract dat voorzieningen mee ondertekenen samen met de stagiair en de onderwijsinstelling impliceert im-mers de aanduiding van een begeleiding door sta-gementors.

1. Krijgen de voorzieningen in de welzijns- en ge-zondheidssector waarvoor de minister bevoegd is vanuit haar beleid stimuli voor begeleiding van stagiairs ?

2. Is het zinvol dat stagiairs in deze voorzieningen begeleid worden door de voorziening ?

3. Zijn stageverlenende instellingen op de hoogte gebracht van de mogelijkheden voor bijscholing op maat en tegen vergoeding ?

Antwoord

In wat volgt wordt, per administratie, een antwoord geformuleerd op de gestelde vragen.

Administratie Gezin en Maatschappelijk Welzijn Onthaalbureaus

Het inburgeringsbeleid is een nieuw beleidsdomein (experimenteel opgestart in 2000 en per 1 april 2004 op decretale basis). De acht onthaalbureaus zijn nieuwe voorzieningen die zich nog aan het ont-wikkelen zijn en wier takenpakket nog volop in be-weging is.

In deze beweging moet ook een geïntegreerde sa-menwerking met de Huizen van het Nederlands en de Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling en Beroepsopleiding (VDAB) tot stand komen. I n deze fase is het dan ook niet aangewezen om ze te stimuleren om ook als stageverlenende voorziening op te treden. Eenmaal het inburgeringsbeleid en de positie van de onthaalbureaus hierbinnen gecon-solideerd zijn, kan de functie van onthaalbureaus als stageverlenende instelling worden bekeken. Forensische deelwerkingen van de CAW's

De forensische deelwerkingen van de centra voor algemeen welzijnswerk krijgen geen stimuli voor de begeleiding van stagiairs.

Het is inderdaad zinvol dat stagiairs in deze voor-zieningen begeleid worden door de voorziening. De stageverlenende instellingen zijn niet op de hoogte gebracht van de mogelijkheden voor bij-scholing op maat en tegen vergoeding.

Armoedebestrijding

(2)

good-w i l l . Deze instellingen zijn niet op de hoogte ge-bracht van de mogelijkheden voor bijscholing op maat en tegen vergoeding.

Bijzondere jeugdbijstand

De private voorzieningen van de bijzondere jeugd-bijstand kunnen een beroep doen op stagiairs. Daarvoor ontvangen ze geen stimuli.

De wijze waarop stages door een voorziening wor-den georganiseerd en begeleid, b i j v o o r b e e l d d o o r het al dan niet aanstellen van een stagementor, wordt door de voorziening zelf bepaald en in pro-cedures omschreven die in het kwaliteitshandboek worden opgenomen.

De voorzieningen zijn door de overheid niet op de hoogte gebracht van mogelijkheden voor bijscho-ling op maak en tegen vergoeding.

Centra voor algemeen welzijnswerk

De centra voor algemeen welzijnswerk ontvangen geen stimuli als zodanig voor de begeleiding van s t a g i a i r s. De begeleiders zijn beroepskrachten die werkzaam zijn in deze centra en zij worden gefi-nancierd vanuit de subsidie-enveloppe die jaarlijks wordt toegekend voor het dekken van hun perso-neels- en werkingskosten.

Het is uiteraard zinvol dat stagiairs in de centra voor algemeen welzijnswerk op een kwaliteitsvolle manier begeleid worden door deze voorzieningen. Als erkenningsvoorwaarde geldt trouwens dat de centra ervoor zorgen dat hun medewerkers vol-doende zijn opgeleid voor de opdrachten die ze v e r v u l l e n . Daartoe ontwikkelen de centra een vor-m i n g s-, t r a i n i n g s- en opleidingsbeleid. Uit de jaar-verslagen blijkt dat dit effectief ook gebeurt. De centra worden zowel door de onderwijsinstel-lingen als door privé-organisaties op de hoogte ge-bracht van mogelijkheden tot bijscholing. De oplei-dingen georganiseerd door privé-organisaties zijn evenwel vrij kostelijk. Door de arbeidswetgeving, meer bepaald via de maatregel "educatief verlof", wordt de participatie aan bijscholing overigens ge-stimuleerd.

Ouderenvoorzieningen

In de ouderenvoorzieningen worden door de Vlaamse overheid geen specifieke stimuli aange-reikt die de stagebegeleiding zouden promoten of o n d e r s t e u n e n . Vooral binnen de opleiding tot poly-valent verzorgende sluiten de rusthuizen

stage-overeenkomsten af met de betrokken opleidings-s e c t o r. Deze opleidings-stageopleidings-s worden vaak opgevat alopleidings-s een welkome hulp voor het reeds druk bevraagde ver-zorgingspersoneel.

Alle vrijwilligers, stagiairs en studenten hebben recht op "ondersteuning" door de voorziening (kwaliteitseis 5.9). Gelet op de kwetsbaarheid van de doelgroep in een ouderenvoorziening, is een goede begeleiding meer dan aangewezen.

De ouderenvoorzieningen in kwestie zijn door de administratie Gezin en Maatschappelijk We l z i j n niet specifiek op de hoogte gebracht van de bij-scholingsmogelijkheden voor stagementoren. E l k e voorziening wordt wel geacht een gericht v o r m i n g s-, t r a i n i n g s- en opleidingsprogramma voor het personeel uit te werken. De meeste voorzienin-gen houden zich via hun lidmaatschap van een koepelorganisatie op de hoogte van de ontwikke-lingen in de sector. De organisatie van de stagebe-geleiding heeft geen rechtstreekse band met de toezichthoudende functie die de Vlaamse overheid op de ouderenvoorzieningen uitoefent.

Administratie Gezondheidszorg

1. De voorzieningen in de gezondheidssector krij-gen geen specifieke stimuli voor begeleiding van stagiairs vanuit mijn kabinet.

2. Het is zinvol dat stagiairs in deze voorzieningen begeleid worden door de voorzieningen. D e voorziening blijft namelijk verantwoordelijk voor de verleende zorg.

3. De stageverlenende instellingen zijn niet op de hoogte gebracht van de mogelijkheden voor bij-scholing op maat en tegen vergoeding.

Vlaams Fonds

1. Er zijn geen directe stimuli in de subsidiëring voor de begeleiding van stagiairs in de voorzie-ningen voor gehandicapten.

2. Voorzieningen kunnen, in hun eigen belang, e e n zinvolle rol spelen in het opleidingsproces. Gelet op het feit dat het gaat om mensen in op-leiding moet er hoe dan ook toezicht zijn. S t a-giairs kunnen veel leren van tips en feedback van professionelen.

(3)

Deze informatie wordt wellicht via de scholen gegeven aan de voorzieningen met wie zij een overeenkomst inzake stage afsluiten.

Kind en Gezin

Voor de kinderopvang

1. N e e, er zijn geen specifieke stimuli voor begelei-ders van stagiairs. De opvangvoorzieningen functioneren autonoom. Kind en Gezin organi-seert zelf geen opvang : ze ondersteunt, b e g e-leidt en controleert verschillende opvangsoor-ten.

2. Het organiseren van stage in de voorzieningen is belangrijk omwille van de instroom en de (la-tere) kwaliteit van de opvangmedewerkers. Begeleiding van stagiairs in opvangvoorzienin-gen is daarom zinvol. Deze begeleiding gebeurt bij voorkeur door de voorziening zelf in samen-spraak met de school.

3. De opvangvoorzieningen zijn niet door Kind en Gezin geïnformeerd over specifieke bijscholing op maat voor stagebegeleiders.

Via www.kindengezin.be verspreidt Kind en Gezin algemene informatie over bijscholing en vormings-mogelijkheden naar opvangvoorzieningen. Wa n-neer de opleidingsinstellingen (hogescholen) een posthogeschoolvorming uitwerken die interessant is voor kinderopvangvoorzieningen, hebben ze steeds de mogelijkheid om hun aanbod bekend te maken via de website als nieuwsbericht, of als geïn-dividualiseerde zending.

Voor de centra voor kinderzorg en gezinsondersteu n i n g, i n l o o p t e a m s, vertrouwenscentra kindermishan -deling en adoptievoorzieningen

1. De centra voor kinderzorg en gezinsondersteu-n i gezinsondersteu-n g, i gezinsondersteu-n l o o p t e a m s, vertrouwegezinsondersteu-nscegezinsondersteu-ntra kigezinsondersteu-nder- kinder-mishandeling en de adoptievoorzieningen krij-gen geen extra stimuli voor de begeleiding van stagiairs.

De subsidiëring van deze sectoren gebeurt door enveloppesubsidies of forfaitaire bedragen; h e t p e r s o n e e l s b e l e i d , met inbegrip van het toelaten en begeleiden van stagiairs, behoort tot de des-kundigheid en de verantwoordelijkheid van de voorzieningen zelf.

2. Indien een voorziening in deze sectoren sta-giairs toelaat is het, ook wegens het belang van

de problematiek voor het cliënteel waarmee deze voorzieningen werken, v a n z e l f s p r e k e n d dat de voorziening de stagiair nauwlettend be-g e l e i d t . De voorzieninbe-g zelf maakt afspraken met de scholen die stagiairs sturen.

3. Deze voorzieningen werden vanuit Kind en Gezin niet op de hoogte gebracht van de moge-lijkheden voor deze specifieke bijscholing. Voor de preventieve zorgverlening

1. Kind en Gezin begeleidt reeds jaren stagiaires vanuit opleidingen Ve r p l e e g k u n d e. Sedert 1997 heeft Kind en Gezin aan alle hogescholen voor Verpleegkunde in Limburg een stagecontract voor onbepaalde duur aangeboden.

In Limburg zijn er stagecontracten afgesloten met de katholieke en provinciale hogescholen, departement Gezondheidszorg, van Hasselt; met de hogescholen in Lier en Leuven, met de Provinciale Handelsschool. Ook met de Vo r-mingsleergang voor Sociaal en Pedagogisch werk en met het Centrum voor Talen en Te c h-niek werd een overeenkomst afgesloten in het kader van de opleidingsmodules voor intercul-tureel werk en ervaringsdeskundigen.

In de provincie V l a a m s-Brabant en Brussel werkt Kind en Gezin samen met twee hoge-scholen voor Verpleegkunde en V r o e d k u n d e, namelijk de Katholieke Hogeschool Leuven en de Erasmushogeschool in Brussel. H i e r m e e werd er een algemeen contract voor onbepaalde duur opgesteld. Deze contracten dateren van 1 9 9 7 . Sinds twee jaar biedt Kind en Gezin ook stageplaatsen voor studenten Vroedkunde en studenten Pediatrie op vraag van de scholen. B i j het begin van het schooljaar 2003-2004 werd er dit jaar door Kind en Gezin tweemaal een pre-sentatie gegeven aan de studenten Ve r p l e e g-kunde en Vroedg-kunde in het kader van een nieuw project, namelijk kennismakingsweek met mogelijk toekomstige stageplaatsen.

(4)

Ook in We s t-Vlaanderen heeft Kind en Gezin een jarenlange traditie om stagiairs-verpleeg-kundigen te begeleiden. Kind en Gezin heeft als s t a g e-instelling een stagecontract voor onbe-paalde duur met de hogescholen afgesloten. Voor We s t-Vlaanderen gaat het om vier stage-contracten met de hogescholen : K ATHO Roe-s e l a r e, K ATHO Ko r t r i j k , KHBO Brugge, Ve Roe-s a-lius Oostende.

Elk jaar is er een overlegvergadering met de stagebegeleiders van de verschillende hogescho-len en de stafmedewerker PGO van Kind en Gezin om de stages te bespreken en te plannen. Tijdens deze vergadering worden de vertegen-woordigers van de hogescholen op de hoogte gehouden van de nieuwe evoluties binnen Kind en Gezin. In alle hogescholen wordt door Kind en Gezin aan de derdejaarsstudenten een toe-lichting gegeven over Kind en Gezin.

Ook in de provincie Antwerpen biedt Kind en Gezin sinds decennia stageplaatsen aan voor studenten Verpleegkunde in de sociale gezond-h e i d s z o r g, k i n d e r v e r p l e e g k u n d i g e n , v r o e d k u n-d i g e n , ervaringsn-deskunn-digen in n-de kansarmoen-de en interculturele bemiddelaars in de gezond-heidszorg.

Voor de provincie Antwerpen betekent dit voor de afdeling Preventieve Gezondheidszorg jaar-lijks het afsluiten van een 34-tal stagecontracten met vijf hogescholen ; twee stagecontracten voor cursisten ervaringsdeskundigen in de kans-armoede en acht contracten met twee instellin-gen voor de stagiairs intercultureel bemiddelaar in de gezondheidszorg.

2. Kind en Gezin vindt het belangrijk te investeren in de stages van studenten omdat deze personen bij een eventuele tewerkstelling al een voorken-nis hebben over het werk en de opdracht van een regioverpleegkundige of interculturele me-dewerker en omdat ze een beter zicht hebben op de functie- en profielomschrijving die voor de regioverpleegkundige, interculturele mede-werker of ervaringsdeskundige in de kansar-moede vooropgesteld wordt.

Het begeleiden van studenten behoort tot de verantwoordelijkheid van de stagebegeleiders van de hogeschool. Het begeleiden van de stu-denten in de regio is vooral de taak van de re-gioverpleegkundige van Kind en Gezin. De sta-gementoren hanteren hierbij een handleiding voor stagementoren met afspraken tussen de

schoolstagebegeleiding en de provinciale afde-ling.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Inzake de p renatale zorg wordt vanuit Kind en Gezin specifieke aandacht gegeven aan de gezond- heid van kwetsbare zwangere vrouwen.. Uit de voor- lopige cijfers blijkt dat

Een gecoördineerd antwoord zal worden verstrekt door mevrouw Adelheid Byttebier, Vlaams minis- ter van Welzijn, Gezondheid en

Uit recente cijfers van het Nationaal Instituut voor de Statistiek (NIS) blijkt dat een groot aantal dier- soorten in België en Vlaanderen bedreigd worden in hun bestaan.. De

Mag ik de minister vragen welke decreten sedert 1 januari 2002 geadviseerd werden door adviesorga- nen die niet volgens het decreet samengesteld zijn.. Over welke adviesorganen

Een gecoördineerd antwoord zal worden verstrekt door mevrouw Adelheid Byttebier, Vlaams minis- ter van Welzijn, Gezondheid en

Sedert 1 januari 2002 werden wat het domein "me- disch verantwoord sporten" betreft geen decreten geadviseerd door adviesorganen die niet conform het decreet van 15 juli

ALE verschuilt zich nu eens achter het feit dat een mustcarry niet de verplichting zou inhouden om het signaal te capteren, dan weer achter het reeds jarenlang aanslepende conflict

De Vlaamse Gemeenschap is via het Vlaams Fo n d s bevoegd om de revalidatiecentra te erkennen, h e t kwaliteitsbeleid te bepalen en een onderhoudstoe- lage voor gebouwen en