• No results found

REACTIE op artikel van Marcel Pheijffer

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "REACTIE op artikel van Marcel Pheijffer"

Copied!
1
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Hans Blokdijk

Prof. J.H. Blokdijk RA is directeur van J.H. Blokdijk Advies B.V. en emeritus hoogleraar aan de Vrije Universiteit en aan Nyenrode Business Universiteit.

Het artikel van Marcel Pheijff er is ingegeven door de beroering die in de Nederlandse accountantswereld is ontstaan rondom de invoering van de Verordening Gedragscode (VGC). De auteur heeft zich daarbij bijzonder gestoord aan de ongepast geachte uitdruk-king ‘beulen’, die Brenda Westra gebruikte toen zij de samenstellers van de VGC bedoelde. Maar zelf schuwt de auteur een stevige kenschets ook niet: de critici van de International Federation of Accountants (IFAC), derzelver procedures en/of producten worden stelselmatig aangeduid als ‘criticaster’. Volgens Van Dale is dat een ‘onbillijk of onbevoegd recensent, muggenzift er, vitter’. Het moet mij van het hart dat dit etiket de toonzetting van de discussie niet bevordert. Ook contraproductief lijkt mij de herhaalde aanha-ling van het spreekwoord ‘de beste stuurlui staan aan wal’. Die is bovendien niet gerechtvaardigd. Pheijff er verwijt mij en anderen dat wij ons niet hebben laten horen toen het er in internationaal verband wel om ging: wij bleven oorverdovend stil. Welnu, ergens in de jaren 2002/2003 heb ik tot tweemaal toe commen-taar op exposure draft s voor de Code of Ethics van de IFAC ingezonden, maar toen bleef het vanuit New York oorverdovend stil! De re-exposure draft bevatte tientallen pagina’s noten waarin inzenders van commentaar werden genoemd, maar daarin heb ik zelfs mijn naam niet terug kunnen vinden. Dat is op zijn zachtst gezegd niet bemoedigend.

Nu moet ik toegeven dat mijn commentaar zich toen niet richtte op de opzet van de code. Maar ik heb nimmer bevroed dat het NIVRA het stuk zou vertalen! Dat was aanvankelijk ook niet de bedoeling van het NIVRA zelf: bij het eerste ontwerp van de VGC is de code wel als richtsnoer gebruikt, maar voor een veror-dening in een eigen stijl. Na de commentaarperiode bleef het negen maanden oorverdovend stil, waarna plotseling een vertaling van de code als tweede ontwerp verscheen. Aan de door Pheijff er zo hoog geprezen transparantie van de IFAC heeft het NIVRA toen geen voorbeeld genomen.

Pheijff er beschrijft de organisatorische structuur betreff ende de totstandkoming van de standaarden; twee ‘boards’, een ‘group’ en een ‘forum’, nog bijge-staan door enkele andere gremia van buiten de IFAC. Welnu: ‘a camel is a horse designed by a committee’. Wat wordt dan het product van een veelheid van commissies? Een tyrannosaurus?

Mijn bezwaren gelden niet de fundamentele

begin-selen die in de Code of Ethics zijn weergegeven, maar vooral de belerende en daardoor wijdlopige aard van het stuk (ongeveer 100 pagina’s A4). In de huidige tijd van ‘information overfl ow’ komt een boodschap zó niet over. Als een aankomend accountant een concept voor een management letter in deze stijl aanlevert, wordt hem ongetwijfeld gesuggereerd zijn loopbaan in een andere richting voort te zetten. Toelichtingen, leidraden en voorbeelden behoren in (leer)boeken, niet in verordeningen waarmee de normen kern-achtig uitgedragen moeten worden. Van veel accoun-tants wordt de VGC nooit het geestelijk eigendom. Een ander bezwaar heb ik tegen het in zichzelf gekeerde karakter van het stuk: het richt zich alleen tot de beroepsbeoefenaren. De Gedrags- en Beroepsregels Registeraccountants (GBR; 12 pagina’s A4), die meer dan drie decennia lang hun waarde hebben bewezen, richtten zich óók tot de buitenwereld: zij verschaft en duidelijkheid over het al dan niet optreden als ‘(open-baar) accountant’, over de betekenis van accountants-verklaringen, enzovoort. Deze duidelijkheid is zonder noodzaak en zonder debat weggegooid.

Voorts zijn op basis van de GBR en de daarop gestoelde tuchtrechtspraak normen voor het Nederlandse beroep ontwikkeld, die op onderdelen uitgaan boven die van de Code of Ethics. De IFAC verbiedt hogere normen niet, maar toch zijn deze eveneens zonder debat verwijderd.

De bezwaren van deze ‘criticaster’ richten zich dus niet zozeer tegen de Code of Ethics, als wel tegen de wijze waarop het NIVRA daarmee is omgegaan. Die vindt naar mijn smaak zijn oorzaak in de aan fanatisme grenzende hardnekkigheid waarmee aan de letter van de code is vastgehouden. Maar de verantwoordelijk-heid voor de duidelijkverantwoordelijk-heid in het Nederlandse maat-schappelijke verkeer ligt hier, niet in New York. In die context gebruikte Westra het woord ‘beulen’, maar dat sloeg vooral op de wijze waarop de VGC omgaat met registeraccountants die andere diensten verlenen dan die waarmee primair het publieke belang wordt gediend. Zij meende dat de code daar niet toe dwingt, maar dat is niet zonder meer duide-lijk. Wel vrees ik dat dergelijke beroepsbeoefenaren bij de IFAC ondervertegenwoordigd zijn; Pheijff er maakt daar geen melding van. Daardoor worden zij – wellicht deels onbedoeld – in een keurslijf geperst dat voor openbare accountants ontworpen is. Daartegen deel ik de bezwaren van Westra.

Enig commentaar in deze geest richting IFAC van een individuele ‘beste stuurman’ uit een klein landje, zal wel niet meer blijken te zijn dan een zwakke kreet tegen een zwaar opgetuigde transatlantische bierkaai. Ik maak mij dus geen illusies (meer).■

M

AB

j u n i 2 0 0 7

2 4 8

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

De verwachtingen zijn dat bij de huidig voorspelde klimaatverandering de omstandigheden voor doodhoutkevers nog verder zullen verbeteren: langer ve- getatieseizoen, dus meer groei

Maar of mijn artikel nu wel of niet over de VGC gaat, de kritiek van collega’s als Blokdijk, Westra en Spil op de nieuwe gedragscode blijft staan, is begrijpelijk en deels

Het mondiale accountantsberoep ontkomt er op termijn niet aan haar invloed in de IAASB daadwer- kelijk te delen met vertegenwoordigers van het maat- schappelijk verkeer.. Nu is

De IAASB heeft geen zelfstandige of in ieder geval een onduidelijke positie onder de IFAC paraplu en in die zin zijn ISA’s niet meer en niet minder dan een compromis van

Dat Nederland geen ‘klein landje’ is, blijkt ook uit de krijgsmacht, maar het past niet in de Nederlandse traditie om daarover te spreken. De gemiddelde Nederlander vindt

prestatie ook wel gem eten kan worden m et behulp van de winst- en verm ogensbepaling van de vervangings- w aardem ethode, en wellicht nog beter, om dat bij laatstgenoem de m

We vinden dat de groep huishoudens die de sociale- norm-boodschap ontvangt 26 procent vaker (3,4 procent in de interventiegroep ten opzichte van 2,7 procent in de

Brief, van een Amsterdamsch heer, aan een heer te Rotterdam.. leend hebbende woordlyk heb afgeschreven,) in dezer voege: Myn Heer: wy hebben zeker veel benaauwdheids en