• No results found

Eindexamen vwo wiskunde C 2012 - II

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Eindexamen vwo wiskunde C 2012 - II"

Copied!
1
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Eindexamen vwo wiskunde C 2012 - II

© havovwo.nl

- www.havovwo.nl - www.examen-cd.nl

1 Straffen

1. In de oude situatie krijgt hij 8 basisstrafpunten. Dit wordt vervolgens met 25% verhoogd vanwege discriminatie, en dan krijgt hij nog 17 strafpunten voor het mes. Dit zijn dus 8 · 1, 25 + 17 = 27 strafpunten. Dit komt overeen met 27 · 25 = 675 euro boete. In de nieuwe situatie krijgt hij nog steeds 8 basisstrafpunten, maar dit wordt nu met 50% verhoogd in plaats van 25%. Hij krijgt nog steeds 17 strafpunten voor het mes. Dit zijn dus 8 · 1, 50 + 17 = 29 strafpunten, oftewel 29 · 25 = 725 euro boete. Dit is 725 − 675 = 50 euro meer dan in de oude situatie.

2. Eerst reken je met de formule voor 181 tot en met 540 strafpunten uit wat het aantal dagen gevangenisstraf is bij 540 strafpunten. Op dat punt moeten namelijk deze formule en de formule die je moet opstellen met elkaar overeenkomen. Je vindt dat G(540) = 0, 5 · 540 + 90 = 360 dagen.

Ook weet je dat voor elk strafpunt boven de 540 er een kwart dag bij komt.

De formule voor G voor 541 strafpunten en meer wordt dan G = 360 + 0, 25(s − 540),

= 360 + 0, 25s − 135,

= 0, 25s + 225.

3. Hier hoef je niets uit te rekenen. Je kunt namelijk zien dat de enige categorie straffen onder de 2 maanden, namelijk ‘minder dan 1 maand’, kleiner is geworden. De andere categori¨en zijn allemaal gegroeid. De gemiddelde duur van de gevangenisstaffen moet dus wel zijn gestegen.

4. Je ziet dat de tijd tussen twee metingen varieert van 2 tot 7 jaar. De twee steilst ogende lijnstukken zijn van 1970 tot 1975 en van 2002 tot 2004. De lijn van 1970 tot 1975 lijkt sterker te dalen dan die van 2002 tot 2004, maar de daling van 2002 tot 2004 gebeurde in maar 2 jaar, terwijl die van 1970 tot 1975 in 5 jaar gebeurde. Welke van deze dalingen het sterkst was zul je dus moeten uitrekenen. Voor 1970–1975 vind je dan 72−575 = 3%

per jaar. Voor 2002–2004 vind je 46−362 = 5%. Van deze twee lijnstukken vertoont 2002–2004 dus de sterkste daling. Nu moet je nog laten zien dat de andere lijnstukken minder sterk dalen. Dit kun je op het oog doen.

Je ziet namelijk dat er geen ander lijnstuk zo steil oogt als 1970–1975 en 2002–2004, en er is ook geen lijnstuk dat over korter dan 2 jaar is gemeten.

2002–2004 heeft dus de sterkste daling.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

∠AQP , en vervolgens kun je met de stelling van de constante hoek zeggen dat ∠AQP

De kans dat een dier alles goed heeft is 0, 5 8 , aangezien hij 8 wedstrijden goed zou moeten gokken met een succeskans van 0,5.. De kans dat minstens ´ e´ en dier van de 20 alles

De laagste gevoelstemperatuur verwacht je bij de laagste temperatuur en de hoogste windsnelheid, oftewel T = −46 en W

De constante a is gelijk aan het aantal aangeleerde woorden per jaar.. Nu wil je weten wat de woordenschat van jongeren met een lage woordenschat op hun 18e

Het laagst mogelijke gemiddelde krijg je door eerst het allerkleinste num- mer te kiezen, 1 dus, dan de kleinst overgebleven, 2, dan 3, etc.. Nu is het van belang hoeveel dagen er in

5p 2 Stel deze formule op en bereken met deze formule in welk jaar er voor het eerst meer dan 1700 wilde zwijnen aangereden worden... Eindexamen vwo wiskunde C 2012

4p 2 Toon aan dat deze kans inderdaad gelijk is aan 0,25 en bereken de verwachtingswaarde van het aantal beweeglijke lijnen in een voorlopig hexagram... Eindexamen vwo wiskunde C

[r]