Vraag nr. 158 van 4 mei 1998
van de heer PATRICK LACHAERT
Gemeente Zomergem – Aanwending personeelsge-gevens
Het gemeentebestuur van Zomergem heeft via de plaatselijke CVP-voorzitter brieven gestuurd aan de leden van het gemeentepersoneel waarin wordt gevraagd lid te worden van deze partij. Er wordt in het schrijven onder meer verwezen naar de rol die de CVP speelt als werkgever van het personeel.
V
erder wordt onderstreept dat de fractie in de gemeenteraad ijvert om de tewerkstelling op de gemeente te vrijwaren, en ook wordt nog aange-stipt dat de burgemeester en het schepencollege pas goed werk kunnen leveren indien zijn kunnen rekenen op het personeel van de gemeente.
Het is duidelijk dat het personeel van deze Oost-Vlaamse gemeente onder druk wordt gezet, en dat er hier, buiten de deontologische aspecten, een inbreuk wordt gepleegd op de persoonlijke levenssfeer van het personeel.
1. Hoe kan een lokale partijvoorzitter, die zelf geen mandataris is, op wettige wijze kennis nemen van de bestanden met de gegevens van het gemeentepersoneel, samengesteld ten behoeve van de personeelsadministratie, en deze aanwenden voor private en/of partijpolitie-ke doeleinden ?
2. Is de minister reeds op de hoogte van de boven-vermelde feiten, werd er in dit verband reeds een onderzoek ingesteld, en werden eventueel sancties getroffen ?
Indien dit laatste het geval zou zijn, wat waren de sancties die voortvloeien uit de klaarblijkelij-ke overtredingen op de wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ?
3. Werd hier ook niet gehandeld in strijd met de wet van 19 juli 1991 betreffende de bevolkings-registers en de identiteitskaarten, meer bepaald met artikel 2, waarin staat dat gegevens uit de bevolkingsregisters enkel in bepaalde omstan-digheden, vermeld in het Burgerlijk Wetboek en het Wetboek van Strafvordering, kunnen wor-den meegedeeld ?
Aanvullend antwoord
In mijn voorlopig antwoord inzake de aanwending van personeelsgegevens in de gemeente Zomer-gem, deelde ik de Vlaamse volksvertegenwoordi-ger mee dat ik zijn vraag voor administratief onderzoek had doorgestuurd naar de gouverneur van de provincie Oost-Vlaanderen en dat, zodra de resultaten van dat onderzoek bij mijn ambt inkwa-men, deze via een aanvullend antwoord aan de Vlaamse volksvertegenwoordiger zouden worden meegedeeld.
De gouverneur deelt mij mee dat de brief van de plaatselijke CVP-voorzitter waarvan sprake in de vraag van de Vlaamse volksvertegenwoordiger, in de loop van januari 1997 werd verstuurd, en dat de aangelegenheid door hem werd onderzocht naar aanleiding van twee klachten die tegen het verstu-ren van de kwestieuze brief werden ingediend. Uit dat onderzoek is gebleken dat het misbruik van het gemeentelijk personeelsbestand niet kon wor-den aangetoond : er werwor-den van het ganse perso-neelsbestand, dat meer dan honderd mensen telt, slechts een twintigtal personeelsleden aangeschre-ven, die voor iedereen op de gemeente goed bekend zijn en van wie de adressen te vinden zijn in het telefoonboek. In totaal werden er 250 brie-ven verstuurd naar inwoners van de gemeente Zomergem.
Voor het overige deelde het college van burge-meester en schepenen aan de gouverneur mee dat het niet op de hoogte was van en zeker niet betrok-ken was bij deze wervingsactie, en dat het de inhoud van de brief van de CVP-voorzitter betreurde.
Op grond van de resultaten van het administratief onderzoek deelde de gouverneur aan de burge-meester mee dat hij zowel de formulering van de brief als het tijdstip van verspreiden ervan onge-lukkig gekozen vond, evenals de hoofding "aan het personeel van het gemeentebestuur", maar dat hij, aangezien het hier blijkbaar een individuele actie betrof van de plaatselijke CVP-partijvoorzitter, van oordeel was dat het schepencollege hierin niet verantwoordelijk kan worden gesteld.