• No results found

DWANG ^Blyeyndendt

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "DWANG ^Blyeyndendt"

Copied!
72
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

BEKLAAGLYKE D E

D W A N G

^Blyeyndendt Treur/pel.

In Nederduytfche Rijme n geftelt,

Door

I Z A K V O S .

Ven fittdtn Dru%.

t'^mjlerdtim, Gedrukt hy Tjmon Hcutbaak. >

Voor DirJ^Cornelifc Houthaal^* Boekver -

koper, op de hoek van de Nieuwezijds Kolk. 1655.

(2)
(3)

Aan mijn H E E R Imker

ADRIAAN BOELENS ,

Edelman van mijn HEER .

GEERARD SCHAEP ,

Burgermeefier t'Amfterdam ,

Zijnde *Amhafladeur t*n baar HOOG: MOG :

By wijlen K R I S T I AAN d e IV.

Koning tot Dtntmarkj, &c»

Y N H E E R ,

Ik offer u,uyt mijn vrye wil , de Be - klaaglijke Dwang ; maar zoo ik my na- der bezinne, vinde ik mijn wil verpligt.

Dit doet ray te rug deyzen: ziende uw wel-

A z da -

(4)

daden zoo groot , dat mijn dankbaarhey t om dank is verlegen, en haar ofFerhande te flecht, o m daar door te wijzen ho e veel zy in U E. gehouden zy . Doc h kennend e uw aart zoo heus, u w beleeftheydt zoogroor , dat z y zich de geringhey t mijne r gefchen k niet belgen za l -, zoo verftout he t my, om mijn voorgenom e toeleg h i n de r daa t t e doen blijken , al s die liever reukeloosben , dan ondankbaar . U E. zul t hie r ee n Spel zien, en , zooikmynietbedriege , za l het u behagen, temeer , alzo o de maker meer gezien heef t na de tijdt daa r in hy leefde , als wel op d e oude Toneel-wetten ; en he t dunkt my ook ongerijmt, i n hetrijmenva n Toneelfpeelen, voor d e tegenwoordig e tijdt, t e letten op de voorledenen, nuhec oog, nefTensdeooren , wi l aandeel hebben in he t geen haa r vertoont word . ' t I s uyt het Spaan s my overgezet door de n Hee r Barokes, van my op Neêrduyts Rij m ge - bracht. Heef t he t yets van zijn glan s ver- loren, i k zeg, to t mij n verfchooning, me t onzen gelaurierden Poet ]. V. VondeJ, Yet fan d'cene Taal in £ ander door eenen engen hals tegicten>gaat "ponder plengen niet te tver/^.

Oordcel hier na uw aart, terwij l gymy , en

allo

(5)

alle Liefhebbers, beluf t gemaak t hebt om yets van U E. maakfe l o p on s Tonee l t e zien, waari n het vermakelijk en't nut, vol - gens onze Toneelfpreuk, va n pas in een ge- mengt zy. Hie r med e eyndigende, wen - fche ik te blijven,

Mijn Heer ,

UE. Dienaar ,

I Z A K V O S .

A 3 PER-

(6)

P E R S O N A A D J E N .

Ziuatioy Koning van Engelandt.

Dioniji*, Princes van Engelandt.

Cilindt, StaatjuflèrvanDionifia.

timtifo, Engellche Graaf.

OBovio, Graaf van Oxfort.

Taiio, Kapitey n van 's Konings lijfwacht.

Kknardo, Gcheymfchrijve r van de Koning.

^iltenio, Edelman van de Koning.

Jagr,ntefiir van de Koning.

Rudolf, Graaf van Briftol.

Roiaura, Dochtervan Rudolf, en rrouw van Graaf Henrijk.

Mauritius, Zoon van Henrijk en Rozaura.

Iwnt*, Zufte r van Mauritius.

» ( Dienaars van Graaf Henrijk.

BelUrJo, \

Karel, Kapitcy n van Graaf Rudolfs lijfwacht.

m" ' s. Soldaten van Rudolf.

Tibaniro, \ B'JJcbop.

D E

(7)

D E

7

B E K L A A G L Y K E

D W A N G .

E E R S T E B E D R Y F .

Diotii/iit, ten Hut •torvolgnde.

ggggggh G y (helvluchtende, vertoef een ogenblik}

^ / f ^ S A j O f meent gy fchichtige, benaude Hert, dat ik

\ vM»*/ : ^V 0'S §C''^^e w m t ?° n e e n?'l 2Wn m')n gcdagten,

§&sï||?<A Di e volgen u op't rpoor;ay,wil een weinig wachten, rfars**1 Scho u mijn vermoeytheyt aan, gelukkige, die qpch

Ten laatften, moe en mat, een ruftplaats vim; maar, och!

Ik arm rampzalige, door groote min gedreven, Kan my aan beek, of bron, of becmt tot ruft begeven ; Gy maakt, door uwe vlucht, een endt van u verdriet.

Maar ach! hoe zeer ik vliê, 'k ontvliê mijn quelling niet.

Htnrij^. Dienifia.

O

Aangename dou, vermakelijke boomen,

Doorwrocht met cjerlijk lof, en gy, ö waterftroomen, Die, door uw helderheyt, fchijnt vlietend' ftil te ftaan, Grocyzame bergen, die ten Hemel reykt, fchouwt aan Dat bidc ik, mag het zijn, my doch als een gelukkige, Door dien ik mijn Godin beoog, gelijk een drukkigc En droeve Tantalus, die, als ik haar nau heb, My wederom ontzinkt als een afvallend' Eb.

Helaas!

D/e». Henri jk.

Hem. Mevrou , ik ben niet zeer verwondert, Of fchoon decs waterbeek zich van zijn loop afzondert, En tudchen d'oevers, daar hy ruyllcnd' vliet, als doodt En roereloos blijft ftaan; ja zelfs de roos zijn root Verdubbelt, als bcfcbaamt uw (choonheyt aan te fchou wen.

A 4 Dec ?

(8)

g B E K L A A G L Y K E Pees uytgehouwe fteen kan 't zilvre nat niet houwen.

Denzoeten Zephirus valt met een labb're koelt»

Op 't aangenaamft en zoetft, doorbladt en telgen woelt.

De Zon met zijne glans 't geboomt doet gloeijent verven.

De bloemen, als door fchnlc der fnclhcyts, die befterven, En hangen als verflenft, door 't derven van de douw, Die hun Aurora fchenkt; vermits gy, waarde vrouw, Zijt Flora in 't gebloemt, een Thetis in de beeken, En een Diaan in 't bos, die, om recht uyt te lpreckcn, Den hcld're Febus met zijn glans in all's verdooft;

En hem, wanneer 't u luft, van zijn paruyk berqoft.

Ja, die de hooge Goön kunt wet en regel geven, En die gebietfterzijt van Henrijks ziel, en leven.

Pion. Zafik gebieden die, die 'k voor gebieder hiel ? Zoo hoor een woort of twee, mijn uytvcrkoore ziel.

Dees aaklig' eenzaamhey t verplicht my u te zeggen Veel waarheen, die in my, ö Graaf, vcrborgenlèggen.

Htnr. Noch meer wort gy verplicht, ö fchonc, door mijn trou, Aan u belooft met cede; maar Tc bidt, ö waarde vrouw.

Sla op mijn ncdrigheyt doch niet uw lieve oogen, Laat die my gunlfig zi|n. Mevrouw , wie op een hoogen Vcrheevc fteenrors Itaat, died'Hemel rcykt, wiens top Der Goden doen beloert, zie niet om laag; want op Zoo *n hoogen plaats te ftaan, en nederwaarts te kijken, Zou Argus (hel gezicht al deyzend' doen bezwijken, En duyrrlcn doen het breyn, door't fchrikkelijk vertoog Van nederwaarts te zien, en fchelden ' t nicuwsgicroog.

Dies van uw Hemel, lief, ben ik de lage aarde.

Zoo veel fchcelt onze ftaat na 't lichaam; maar, o waarde / Doorluchtiglte Princes, de grooiftc proef van min, En teyken, waar aan by te kennen is, (laat in Een ongclijkhcyt te gelijken i n zijn handen

Voert deze Godt een Ichaal, daar hy de harten van de Verliefde, hocze zijn, gelijkt en Evenaart.

Vion. Indie n uw ncdrigjicyt u ophoudt, of bezwaart, Om met gelijke min my weder te beminnen, Zo is uw min geveynft, door dien ik in mijn zinnen, En mijn gedachten, u my waardig heb gekent.

Hoe

(9)

D W A N G . 9 Hoe beelt gy n dan in, als dat gy minder bent ?

Neen Heer, wy zijn gelijk.

Hmr O goddelijke harflèn!

Die mijn verwelkte liefd' komt met u w dou vervarflèn, Die my zelf baant den wegh, en maakt ons min gelijk.

Pion. Laa t af van godiijkheyt; wel aan, laat ons een blijk Boen van oprechte min, en ons genegenthedcn.

Van onze zielen, in een ziel te zamen fincden. fo».

Oiïtrvio.

T K zoek onwetend', och, mijn doodt} 'k wordt nagefooort

•* Van een vcrflmdend' dier. wa t mcnfeh heeft ooyt gehoort Dat een, die op de jacht het wilt zoekt te belagen, Zelfs vlucht, en word gcjaagt, in plaatfe van te )agen » Als ik, die door Fortuy n, en bitt're tegenfooet, Gedreven heen en weer, met een ontltceken moet Mijn doodt zoek, en dat in die geen die my kan helpen ? Doch als een Bazclisk' mijn levens lamp komt ftclpen, Door 't doodelijkgezicht vanhaar vergiftig oog.

O beul van mijn gemoet 1 Tyran,ay zeg, hoe hoog, Om my te plagen, zult gy in u w wreethey t ftcyg'ren ? Hoe lang zult gy dees bortt vol vuur, als Etna, weyg'ren Verkoeling ? wrede Min, die onbeloont... maar zacht, Daar komt mijn vyandin. wel aan, ftort nu uw klacht,

£n offert haar uw fmarc en pijn: laat niet vcrhoolen.

Neen, zuchten, kropt u in j waa r wilt gy heene dooien >

Ziet gy daar Henrijk niet, uw vyandt.' dit geboomt My voor een fchuylplaats (trek, en ik een (pie.

Vionijin. Himijk.- O&trtio.

Pion. Bctoom t

ü 5 wat ik zeg dat zweer ik u, en zal 't ook hou we.

Bcnikuwcygennict?

Ocl. Hoe , is zyHcnrijks vrouwe!

O Hemel wat is dit? .

H*nt. D e blijtfcliap heeft mijn hart Verwonnen, och Mevrouw.' mijn ziel door vreugde watt

Heel opgetrokken door uw gunit j ja zoo gedreven,

A j Pat

(10)

to B E K L A A G L Y K E

Dat zy mijn tong, naar eyfch, geen oorelof kan geven Om u te danken, voor uw weldaün, als verplicht:

Doch 't geen mijn tong verzwijgt, dat melt u mijn gezicht.

Maar wie zal u, Mevrou, doch tot dit Hu w'lijk raden ? De Majetteyt fcheelt veel van Graaf of zijn Genaden.

Ook is het zeeker, dat des Konings toorn en haat, Als zijn bevordering, by ons te wachten ftaat, Hy zal in eeuwigheyt ons beyder Trouw niet ftemmen.

Pion. Ontfl a u van die zorg, wil uwe vrees betemmen j Mijn vader die is oudt, en ftapt met d'ecne voet Al bukkend'in zijn graf, en na zijn doodt, wi e moet Ais eenig erfgenaam dit Koningrijk regeeren ? Ik, die zijn dochter ben: en of ik uw verceren Wou met de naam eens Konings en mijn man, wie zou Mijn macht doen deyzen, of verhind'ren ?

H<hr. Schoon e vrouw,

'k Beken, het is wel waar; maar hoe zal ik de ftroomen , En 't vloeijen van de min, met zoo 'n gedult bctoomen ? De periling van de vloet die vrees ik dat de dijk Vermorzelt en vernielt van mijn gedult, eer't Rijk Uws Vaders, door zijn doot, aan u zal over-erven.

Oü. Zij n liefde loopt te poft, en zal geen ruft verwerven Voor dat ik meê de vloet van Acheron betree.

Dion. Valt u de tijde te lang > verdriet het u alreï ? Wel aan, ik zal uw pijn, zoo 't mooglijk is, verzachten;

Want morgen zal ik u, in mijn vertrek, verwachten.

oti. Waa r wacht ik na ? helaas! het oordeel is gevelt.

Mijn doodt, de plaats en uur van fterven is beitelt.

Hcnr. De gunft ben ik niet waart die gy my komt betoone.

Ik dank u voor dees eer die gy my doet. ó lêhoone 1 Dat ik uw handen kus. maa r ach, Mevrouw.

Dion. Ho e bang

Staat u 't gezicht, wa t is 't ?

Hew. Ay\ morgen,' t is te lang.

P/o». Waaro m vernoegt g' u niet.

Her. Doo r dien ik in mijn hoopen

Op 't yvrigft ben, zoek ik door fmeeken af te koopen Een naauwgeding van licfd> het uytftcl van mijn pijn j

Ver-

(11)

D W A N G . i i Vermits een oogenblik den hooper fchijnt te zijn

Eenjaar.

Dion. Zo o zegt gy dat de hoop zou quelling baren >

Htm. O ja, zoo lang men niet den oorlprong van 't bezwaren Geniet, zoo i$ de hoop en liefde al even zwaar.

Dion. Van nu tot morgen zal uw" droefheyt eynden.

Hem. Maa r

Van nu tot morgen, lief, verbrande *t oude Troijen.

Van nu tot morgen zag men 't Roomlëhe Rijk verftroijen Haar glans en heerlijkheyt. d e Perfiaanfche vloot Verdorf, en zonk te gront in Thetis ruyme fchoot.

Van nu tot morregen wierdt d'arremfte gelukkig;

De rijke wederom zeer jammerlijk en drukkig Beweende zijn elend', al waer hy in dees tijdt Vervallen waar. Mevrou , die geen, die nooyt benijdt Van yrnant had geweeft, kreeg al zijn vrienden tegen.

De trouwde liet zich tot verradery bewegen.

Van nu tot morregen verloor Pompeus 't hooft;

En Cxiar in deez' ti jdt wierd van zijn macht berooft.

Van nu tot morregen verloor Candaulus 't leven, En in die zelfde tijdt wierdt zijne Haaf verheven Tot Koning, inde ti|dt van morgen en van daag Ziet men den Hemel fchoon, dan weder door een vlaag Benevelt en bezwatkt. het vogeltje gevangen,

Ontkomt zijn ftrik. voor'tlaatft, Mcvrouwe , het verlangen Van nu tot morregen baart vceltijts druk en rouw,

Enafgunft voordegunft, en ontrouw voorde trouw.

Van nu tot morgen werdt getrouwe liefd' verfinceten, En 't loon daar van gcftclt in handen van 't vergeetcn.

OÜ. AchDionifla ! indie n dat u't verftant

Niet zinn'loos waar, gewis gy zoudt hem haten: want Nu by uw liefde ziet, zoekt hy met liftighcdcn Te trachten na uw eer. ach, dat my 't luk beklcedc

Met zulk een gunft, Princes, noch uur, noch dag, noch week, Noch maant, noch jaar, noch eeuw zou my noyt uyt de ftrcek Doen dwalen van de plicht; maar met gcdulr ver wachten 't Genot, of fchoon 't gedult my in de mm deed' fmachten.

Pion. Heer Graaf, nu deze nacht wacht ik u in 't paleys, Daar

(12)

, s B E K L A A G L Y K E Daar 'k u getrouwe min beloo n na plicht en eys . Utnr. Mevrouw , de Goden zelfs verlieten haren Hemel,

En kozen 't wout tot lull; alwaar't pluymrijk gewemel De half ontzielde wcér tot nieuwe vrcugt verwekt.

Ay, laat ons, wij l dit bos ons tot een tent verftrekt, Wiens groen behangzclen, door vrouw Matuur geweven, Defchaamte Ichaduwt, tot het wit der min begeven.

OU. De mmnen-yver woelt en bar It ten boezem uyt.

Ik ga, en fteur 't verzoek en 't opzet van dien guyt.

Doorluchtigfte Princes, het boszwijn, dat mijn oogen Vcrlooren, is dat niet voorby dces plaats gevlogen, A\ fchuymend,boosenfel ? ik volligdczijn ftreek;

'k Vertrouw dat het zich hout omtrent dees waterbeek.

Dion. Gy zijt het monfter zelf, en 't zwiin dat ons komt liorea Hennico, kom, vertrek . Ofravi , dat de hooren

Terftont gcluy t fla, en vergaar al 't volk by een. bim BÜ. Daar vliegt mijn doot, gelijk een fnelle (chicht , weer hcci

Hoe nu Oltavio.' zult gy dees fmaadt verdragen >

Hcnriko moet van kant , als oorzaak van mijn klagen.

Ik dien 't den Koning aan. neen , 't is niet raatzaam, maar Het vcynzen is my beft, 't welk veeltijts uyt gevaar 't Verdane geholpen heeft, omringt met tegenfpoeden, En alderlcyc ramp. het ftrek my dan ten goeden.

Mijn ziel, wat raat gy my > zal ik na lang gcdult Genieten 't geen ik wenfeh ? o ja, zeyt zy, gy zult.

Maar zegt my eens waar door, of hoe zal dit gelchieden ? Door liefde, die de Goón kan na zijn wil gebieden, Die zal behulpzaam zijn in 't geen daar hy na tracht.

I loe raak ik aan ' t genot der min ? nu deze nacht Zulc gy, zcy t mijne ziel, al heymelijk uw lusjes Gaan boeten, in de lêhijn van Henrijk, met veel kusjes.

Gy boflèn, bergen, en gy velden, die met groen En bloemen zijt bczaayt, wiens vruchtbaarheyt te vocn , En te bevochtigen decs beek, zich gaat verfpreijen Gelijk een flang} en gy gehuchten, en valeijen, En wceldrig pfiiymgedicrt, lacht met ee n zoet geluyt:

Lacht vry, ' k geef u verlof, mijn groote d waasheyt uyt;

Schoof) 't u niet cygen )s, zoo lacht ooi decs vermeetel,

(13)

D W A N G . I J I>ie een gekooren Vorft wil ftoten uyt den zectcl,

Wicn Diorufia haar min en Ri|k belooft.

Die kans moet zijn gewaagt al kollen 't ook mijn hooft.

Koning Eduarius, nut de Iagtrmtefttr.

Edu. \ \F Aa r liet gy de Princes ? waar is zy u ontkomen ? lag. V V Vee l (helde r als d e wint heeft zy haarftreekgeno -

Of als een Attalant, voorby decs groene laan. (men , tduu. Verzaa m al 't volk by een, 't is tijdt na ttadt te gaan.

lag. I k zal des Konings laft, met ernft cu vlijt, volbrengen.

Bdua. Ikruftmyopdeesfteen.

Oiïavio. Eduardo.

Oct. Goon ! kuntgy ditgchengen?

Daar is de Koning zelfs, ik ga en (preek hem aan.

Zijn Majeftcit, zo 't lijkt, is moê en mat van gaan.

Edu*. Met rcên, Oftavio, door dien dat my dc jaren, Gelijk der Zonnen loop, ontfehicten en ontvaren, En laten d'ouderdom niet dan een fchaduw na Vanpijncnonruft: maa r wat jaagt u hier?

off. I k ga

Met ongedult en vrees, met toorn en trouwhcy t zwanger.

Edu*. Wat is 'er gaans, (preek op ?

Oil. O Vorft! i k kan niet langer,

Door dien 't geluk my voegt, dat ik by u alleen Gekomen ben, 't gehcym vcrheelcn.

Edna. Zegt, wat rcên

En oorzaak porden u om my alleen te fpreeken ? Oil. Verradery, die fchelms is tegens u befteeken.

Bdua. Van wie? en waar van daan?

Oil. Zijn Majeftcyt get f laft

Dat men rerftont een man gevangen neem, en valt Dees nacht vet seeker.

Edu». Wie?

Oil. Hemïjk.

ï.dua.

Wie

>

Oil. DcCra; 'C.

Eiln.i.

Wat

Graaf?

Oil. Henriko, Heer.

£./««.

(14)

i4 B E K L A A G L Y K E

Eiua. Oclavio ! die brave

Enhoogdeurluchtem3n ? iktwijftildeinhet eer/ l Wie dat gy meende.

0.1. Maarikewijffêlnochop'tzccrA'

Aan zijn gevangenis.

Edut. Maa r d 'oorzaak van die vangen r o!l. Za l ik u morgen vroeg verhalen.

EJua. He t verlangen

Van nu tot morregen prangt mijne ziel. za l ik De trouwheyt, zonder recht of oorzaak, in een ftrik Verftrikken ? om wat reen ?

OS. ' t Geheym moet zijn verborgen

Tot aan Auroraas komft; ook doet de vrees my zorgen, Dat, zoo gy 't eerder weet, mijn hoop gans vrugt'loos is.

Een man alleen moet hem verzeekeren. gewi s

Uw leven, Rijk en Kroon hangt aan dees zaak. voo r allen Bidt ik zijn Majefteyt by laat ziel» dit geval len,

En neem een kleyne w.ijl gedult.

Edua. Voorwaar,' t is vreemt

Dat ik niet wceten mag waar uyt dit oorlpronk neemt.

En zal een man alleen de Graaf in hecht'nis zetten ? Oclavi, wie zoo koen ?

Oil. De Vorfl gelieft te letten , Indien dat Fabio alleen, op u bevel,

Die aan Henriko zcyt: dat hy gehoorzaam Hel Zich in de handt van den Marquis, mijn Heer, ikzweer e Dat hy zulks daat'lijk doet, om zoo met lift te weeren De wanerouw, die hy merkt dat van zijn handel weet.

£dua. Henriko , wat is dit» hoe brcektge zo uw eedt >

Ik keer na 't hof, en geef mijn dochter dit te kennen.

oïl, O neen^ulx moft niet zijn,dit zou mijn voorneem fchennen.

Ik bidt zijn Majefteyt dit eoch verburgen boude;

Want morgen met de Zon zoo zal ik zonder fout U melden, wie dat al aan die verraae is fchuldig.

Rdu*. Wel , ik zal lijdzaam dan die tijdt, en ongeduldig, Vanbeyts verwachten, ögyGordiaanfche knoop.' Die dees mijn oude ziel ftclt ruflèbcn vrees en hoop.

*tl-

(15)

D W A N G .

*f

Belhrdo. Gtimaldo.

Z

Egt, weet gy d'oorzaak niet, mijn vrient, waarom het jagen Zoo fchielijk isgeftaakt l 'k zag des Prïnceflèn wagen, En d'and're koetzen ook, al voor een uur, zoo 'k meen, Naftadttoekeeren. zeg , weet gy de waarom >

Grim. Neen »

Ik moey me daar niet mee, en ook zoo zijn bet zaken Die my niet aan en gaan, noch ook in 't minfte raken.

Ergo, het roert me niet.

Beff. Grïmaldojyriendc , gewis

Ik meen gy zijt verlieft, en dat dit d'oorzaak is Sat gy al d'and're zorg uyt uw gedacht gaat wannen.

Cr/w. Voor my, ik wenich de liefd' voorceuwiglijk gebannen.

Bellardo, ik verlieft! ö neen, mijn zoete man.

't Is waar, ik ben verlieft, op glas, op kroes, op kan.

O woorden ! die mijn hart komt uyt mijn boezem fteelen.

Avoes, gaaroes, drink on, gy kunt my niet verveelen Al quaamt gy bondertmaal des daags, ja in een uur:

Mijn min, op ugeveft, i s vafteralseen muur.

Maar hoor eens, weet gy niet, gy rechte Venusjanker, Dat liefd', daar gy van (preekt, de mcnfch gelijk een kanker Al quijnend' doet vergaan-? hoe menig brave mevr.

Heeft, door de min geparft, met ongehoorzaamheyt Haar vaders huys onteert, en heeft alzoo gefchondcn 't Gebodt, waar door ze zijn wel itriktelijk verbonden Aan de gehoorzaamheyt; en daarom werdt de min Ons voorgeftclt als blint, om dat zy blind'lings, in Het geen nun fchaad'lijk is, met dollen yver loopcn.

Heett niet de min met lift de harten vaak bekroopen Van veel gehuwde? die, vergeetende hun plicht, Verlooren fchaamt en eer. n u laatft, in mijn gezicht, Zeyd' een getroude vrouw, doch niet getrouw, al lachende, Met wat voor dankbaarheyt zal my mijn man, die, prachcndc Met veel gevley ten hoof het Guide vlies verzoekt,

Bedanken, als hy hoort hoe dat ik hem gedoekt

Heb, met het geen hy wenft; zoo dat hy zich mag reek'nen Voor Ariés, of de Stier onderde twalef teek'nen.

Vat

(16)

i6 B E K L A A G L Y K E Wat dunkt u of een vrouw zulks toeftaat of betaamt ? En daarom wcrdt de min al naakt, en zonder fchaamt, By d'ouden uytgebeelt. Bellardo , voor het laatfté Js dit mijn oordeel, dat de liefde t'alderquaatfte En 't argfte voor de mcnfch op aarden is; voorwaar Dat tuigt ons llion, het welk in 't tiende jaar Quam door de min ten val. wanneer ik zie de kuuren En Ürcckcn van de min, kan ik my nau beft uuren Van lachen, om dat hy zoo vaak zich transformeert.

In het Barbaars geweiè daar wil hy zijn geëcrr Gelijk een Kénegaad; Itaaljendaar's Mejonker

Een grooten Spaanfchcn Don, een Port ugcefchen pronker;

In Spanjcn, en in het gezegent Ncderlandt, Is hy Monfiur, il dit fuy mtfmt tjuil tjl legrand;

In Vranknjk kan dees droes zich als een iiaartman houwen ; In Engclandt een Schot} en om onheyl te brouwen, 't Zy in wat hoek of lam, daa<- 's ftraks die Duyvel by,

£n maakt een vonk tot kool. dit 's d'oorzaak waarom hy Met vleugels wordt geftelt. he b ik u nu het leven Van decs geveynsde Godt niet aardiglijk befchreven ? Wcgh dan met min en liefd'; het eed'le Bachusnac Dat wordt van my gelieft en aangebeen: maar wat Mcvrouwc de Princes belangt, zy is wel waardig Dat yder een haar mint.

Be'.l. Nie t waar, mijn vriendt > hoe aardig, Wanneer men haar beziet van 't hooft tot aan de voet, IJ zy geftcit van leen ? 't welk my gelooycn doet Dat zy, wanncerze jaagt, Diana gaat te boven

Infchoontenraddigheyt. 'kwcnfchhaar , wil my geloven, Een man gelijk Adoon 5 doch niet zo wulps, noyt dagh Bejoegen hem, waar in dat hy oyt wijken mag Voor Alexanders luk, en dat hy rijkgebooren

Voor Midas niet en zwicht; maar wel in d'Ezels ooren:

En dat zy leven t'zaam tot dat zy 't leven moe Door hooge jaren zijn. dit is mijn wenfeh.

dim. We l hoe

Bellardo, zoo de Graaf decs uwc wenfehen hoorde 11y Ichonkjc w«4 een klcet, al zou hy 't late boorde

Met

(17)

D W A N G . 17 Met zulken paflèment, daar men, als 't geit ons faalt,

De huysheer onver wach ' e huyshuur mee betaalt.

Bill. Maar meent gy dat de Graaf Mevrou Princes zal trouwen' Wat houdt gy van dit werk ?

Ctim. Wa t zou ik'er af houwen;

Hy meent of meent'et niet,altoos hy ftaat 'erna.

Bill. Dit vryen iszoo vrecmt dat ik 't my met verfta.

't Is waar, als dat men zeyt .hoogdravende gedachten Die zouden eerlijk zijn; 'k en wilze ook niet verachten:

Maar al te hoog.mijn vriendt.dat is lichtvaardigheyt, Doordienze met de wint, gelijk een rook verfpreyt, Verdwenen eer men't weet. maa r dat de Graaf Mevrouwe Van harten lieft, dat 's waar.hct welk ik zeekcr houwe Uyt ecnig tceken dat ik laatftmaal aan hem zag.

Maar zijne Majefteyt, wanneer 't hem goct dunkt, mag Aan d'ecn of d'andcr Prins Mevrouw ten Huw'Iijk geven.

Hoe zal hy d'oogen, die hem cerft tot liefde dreven >

Refchulden,dat zijn hart zoo dwaze daadc beftont.

Maar zacht, daer komt hy aan.

Htnrity. Grima'M. Bellard».

Htm. Ho e lang zult gy dit rondt,

O moeyclijkcn dagh, die my verdriet, beCchijnen Met uwe fakkellicht ? Apoll'.ay wilt verdwijnen, En wend uw koets na't Weft, vaar, bidt ik, fnellijk voort Denkt nu op Daphnes vlucht, of op uw zoon. verhoort Mijn veyl'ge nacht; fpocd' u, en wilt het aardtrijk dekken;

Niet met uw lampen, neen; maar wiltze overtrekken Met uwc mantel dik benevelt; want nu ik

Een held'rc Zon verwacht, die my verheugt, zoo fclirik Ik voor uw tintellicht en flikkerende dralen.

Crhn. Zal uw Genade dan de gantfehc nacht gaen dwalen ? De jacht heeft uw vermoeyt, mijn Heer, 't is tijde te gaan htnr. ' t Is zoo; 'k verwerp dit kleet, en trek een ander aan.

Nu za, Bellardo, voort, 'k zal my gereet gaan maken.

Stil. Wil t gy liet zwarte kleedt ?

H™*- Wil t gy die reden flaken ?

't U nu geen tl-' om my te klceden in lic t zwart;

B O ncenj

(18)

i8 B E K L A A G L Y K E O neen, want deze nacht moet niet alleen het hart, Maai ziel en lichaam beyd' met vreucht gelijk verfchijnen Voor mijn vergoode Zon.

Grim. U w vreugde, Heer, die pijnen

£n dwingen mijne ziel met u te zijn verblijf.

Htnr. Mijn blijtfchap woelt, en barlt ten boezem uyt. gy zijt Het waardig dat ik u mijn vreugde deel. o Goden.'

Haar Hoogheyt bint mijn tongjdc fpraak wort mijn verboden, Ik kan niet zoo ik wil.

BtU. Wa t is 't dat u ontbreekt ? Wordt uwe tong geboeyt, hoe komt dan dat gy fpreckt ? Htnr. O waarde, wegh van hier. ho e 8 zult gy met my gekken)

'k Ondck mijn vreucht aan u $ hoor, ik zal u vertrekken Hoc dat...

Grim. Onnodig , Heer, wijl het voorzeeker is , l>ar, zoo Mevrou Pi inecs u heeft gezien, gewis s'U vricnd'lijk heeft beoogt, och , hadtzc durven fprecken Cy hadt het ja woon al.

Htnr. ' k Zal u de harflènsbreeken , Gy trmiwelozen fchclm, dat u de donder ila.

Ik-IIarJo, za, komt hier, gy zult het weetcn; ja, O ja, gy ziit de man die mijne vrengt zult plaatzen.

Gr:m. 'k Geloof mijn Heer krijgt luft om wat roet ons te kaatzen, Hy bruy kt ons voor zijn bal, en drijft ons heen en weer.

Htnr. j<ellardo, wat een vreugt; zie daar mijnvriendt, ik zweer Gyzult het weeten, hoor. nu op de jacht, terzijden . Bt'.l. Grimaldojwachtjekop .

Gum. Wa t is'er?

Ml. Wiltj e mijden,

Ik docht voorwaar dat hy met ftecnen goijen wou.

Htnr. De Min heeft my belooft, o vrienden, da t mijn trouw Eerlang...

BeII. Wel nu, vaar voort, hoe is het hier ge Ichapen?

Hy zwijgt gelijk een muys.

Grim. Zacht , zou hy ook wel flapen;

Hou, holla.

Htnr. We l wat 's dit i wa t wiltge?

Grint. Ay , vaar voo! t

(19)

D W A N G . t 9

Met uwe reden Heer, eerlang was 't lefte woort.

Htnr. Eerlan g quam een gedacht mijn voor'ge reden breeken j Mijn tong die wierdt eerlang al weer geboeyt; hetfpreeke n Is my door vrees verboón, en mijn verlieft gemoct

Dat fprak my aan, en zey, zie voor u wat gy doet, Bedenkt u wel te deeg. daarom » o mode Beien, Wijkt van my, wijkt ter zy, of ik zal u vernielen, En geven u het loon 't welk gy aan my verdient.

Grim. Je hebt 'et niet heel vaft, je mift uw zinnen vrient.

Dat geldt de Goden weer, kijk dat gezicht eens (palken.

Hmr. Diaan, wilt ftraks de lucht bcnev'len en bczwalken»

Dekt 't zilver tintellicht; want d'oogen van Mevrouw Verduyft'ren uwe glans; ga, kleedt u in den rouw

Om uw Endymion. wie komt daar? KlenarJo uyt.

B<//. 'tlsKlenarde .

Kien. Ik breng uw goedemaar, mijn Heer.

Hmr. Watzalhetwerde ?

Wat is 'er gaans, (preek op r

Kien. Zij n Majefteyt begeert

Dat gy voort by hem komt, dies ftraks ten hove keert, Hy wacht u.

Htnr. My, waarom ? Klenardo, zegt, wat reden ? Kltn. H y zal u lichtelijk met eenig arript bekleden.

Htnr. Mijn dienaars, wapent u, op dat gy deze nacht My, op de plaats beftemt, ter rechter tijdt verwacht.

Grim. Uw laft zal zijn volbrocht.

Htnr. We l aan, ik ga ten hove.

O Hemel! wilt my doch niet van mijn vreucht bcrove.

Geeft dat zijn Majefteyt op de beftemde uur My oorlooft om te gaan; doch onbewuit, om 't vuur Tc bluffen door een vuur, 't welk nimmer mag verkoelen.

Celindt. Vioriip*.

C<1' \A E ;'rou' a7 gecfc gehoor, verandert uw gevoelen.

P/o.iVA Wat bedt gy u toch in? enfehoonof mydcplich t Bindt aan gehoorzaamheyt mijns vaders, dat ik zwicht Of duyk voor vaders haat > ö neen, door dien de liefde

My heel verwonnen beeft, die deze borft doorgriefde

B : Met

(20)

JO B E K L A A G L Y K E Met zijn vergifte pijl; Joch aangenaam, ic k (al Mijn Henruk, nu noch noyr, om eenig ongeval Verlaten ; dies u raadt, Cclinde, moogt gy fparcn, Die met u lelie woordt is als een rook vervaren Uyt mijn gedachten, hoc! gy weet de min is blindt,

£n maakt ook ziende blindt die gene die hem tnindt.

Uw raadt die is vergeefs, uw tegcnftrijc verdrietig.

Ctl. Mevrou, niet u verlof, ik acht hem niet zoo nietig Dat hy niet waarde zou zijn de liefde van een vrouw.

Maar tuflehen u en hem is groot verlchecl; de rouw Volgt zulk een Hu w'hjksf'ecft gemenclijk. da t d'oogen Ces minnaars ei;n berooft van 't licht, 't verftant vervlogen, Dat ftem ik toe, Princes; maar laat de reden, die

Gelijk een Lincus ziet, uw borft beheerlchen; wie Zal de hartnekfcigheyt, als oorzaak aller rampen, Indien men reden bruykt, huysveften ? ach, wat dampen Benev'lcn u het brcyn, dat gy zo onbedacht

Een man, u niet gelijk, in uwe kamer wacht ? Mevrou, bedenkt u wel.

Dion. Zeg, Raatsvrou, om wat reden

Zal ik mijn man verbicn in mijn vertrek te treden ? CV/. Daerisnochtwijffclaen .

Dion. Wat twijffèl is 'er, (preek.' Ben ik zijn eygen niet ?

Cel. G y mirt de rechte ftreck.

Gy loopt verlooren zoo gy 't doet.

Dion. Gy onbezonnen,

Verlooren ben ik niet, maer zegt, ik ben gewonnen.

Ctl. Princes...

Dion. Ay, fleur my niet. ga heen, de nacht genaakt, Doof al het licht, zic toe Cclinde dat gy waakt

Tot dat Henriko komt. zic toe, op dat de Koning Ons beydc niet vcrlpiê ; wat uytviucht, wat vcrlchoonm»

Zou voor my arme zijn ? dies neemt het wel in acht 't Geen ik u heb ge zcy t. Binnin.

Ctl. U w laft zal zijn volbracht.

Mijn raadt die is om niet. 6 ramp! waerheen Celindc?

Gy raadt een ander, ach, en kunt geen middel vinden Vooi

(21)

D W A N G . x i Voor u; a y my! wat raadt ? ach Dioni fia |

Laat af van uwe min, ze komt u niet te fta;

U kanzc fchade doen; my kanze voordeel geven;

Wy zijn van ftaat gelijk, ho e word' ik zoo gedreven En van de min gezolc vaft heen en weer > ö min!

Hoc neemtge zoo ter fluy k ons heete boezem in ? Men mag de liefd' en wijn, met recht wel evenaren, Vanneer dat ons de wijn komt in de hardens varen»

Dunkt hy ons HerTelijk ; maar ach! niet lang daar na Toont hy ons zijn vergift.

ZiuatAt. f «bit. Ktenanh. Cetindt,

TUua. Spraak t gy de Grave ?

Kltn. Ja .

Hy zal hier daat'lijk zijn.

'EJM. Klenardo , zegt, zijn wezen

Hebt gy daar op gelet ?

Kit»- ' t Was bly, en zonder vrezen.

&/»«. Men breng hem hier by my. ga Fabio, bezie Of't hier ook vcylig is.

Tab. Gim s gaat Celinde.

£du«. Wie >

fab. Celinde , Heer.

£dn*. Roe p haar. zegt, komt gy iets begeeren ? Cel. O neen, mijn Heer.

Eiiua. Wil t ftraks dan na uw kamer keeren.

Mijn dochter, waar is die ?

Cel. Zin s dat zijn Majefteyt

Haar laaftmaal (prak, ging zy in haar vertrek. Cil. bitm.

Biua. Watzey t

Klenardo nu >

Kien. Mij n Heer, Henriko is gekomen.

Edua. Ga , haal'cm, en vertrek. Hemilttuyt'

Hear. ' k Had nauwelijks vernomen

De laft uws Majcfleyts, of ik...

Edua, Gy doet zeer wel.

Marquys, volvoert mijn laft, en volligt mijn bevel. Ei . bin.

Utnr. Hoc gaat de VorA voor my zich zoo afkecrig houwen?

B 3 Den

(22)

a» B E K L A A G L Y K E

Ben ik niet waardig meer zijn aangezicht 't aanfchouwen } Wat 's dit ? wat is'er gaans ?

Tob. Hee

r Graaf, geef my gehoor.

Htnr. Wa t is uw laft Marquys? wat hebt gy met my voor ? Tab. Vervloekt e weerelts wet, zalmenzotrouwhcytlooncn Htnr. Wa t vcor belooning? fpreek.pf zoekt men my te hoonen

Wat is uw laft 5 hoc nu, waarom wierdt ik gchaalt <

Wat trouwheyt wil de Vorft,ontrouvvc,zeg i

Tab. hy

fmaalt ,

Dat hide ik, niet op my, ik moet gehoorzaam wezen.

Kinr. Wa t heb ik dan misdaan ? of waar voor zal ik vrezen i fob. I k ben met cedt verplicht te heelen icze zaak . ütnr. Hc c • vindt zijn Majcftcyt in mijne ramp vermaak ?

Wat is 'et, boert of emit ?

Tab. M

y gevend'uwen degen .

Door 's Koning* laft, kunt gy de grom zacht overwegen.

Henr. Mij n degen fabio!

Tab. I

k volg mijn laft.

ütnr. We

l aan,

'k Volbreng des Konings wil; hy heeft zeer wel gedaan Dat hy nu cyft, door u, 't geen ik zo menigwerven Heb in zijn dienft gebruykt, ja tot op 't punt van fterven.

Ik offer, met d:t zwaan, met een mijn moedig hart.

Zie daar, Marquys, zie daar.

lab. O

duldcloze fmai t.'

't En worde nimmer waar, dat nijt, door haar vermogen, Ontwapendt uwc zy. ik zal het noyt gedogen

Dat gy gevangen en berooft zi jt van geweer j

Noyt geeft men my de fchult dat ik zulks deê; mijn Heer Da.v is de mijn, ik bidt wiltz' aan uw zijde hangen;

Schoon ik uw lichaam boey, gy houdt mijn ziel gevangen.

lltnr. G y wacht, den Koning pok; kompaan wy.het is tijde.

d'Onno/el^cyt mijn ziel van zorg en angtt bevrijde.

'k Zal u, ó Fabio, na d'ooreaak niet meer vragen.

Is't 'i Konings w:l, wel aan, ik volg zijn welbehagen.

Ga voor. tab. Als 't u belieft.

B*»r. Omoeyeli)kenacht

'

Die mijne vreugde rooft; helaas, zoo onverwacht.

Btf

(23)

D W A N G . t j

BtUario. Grimdio.

D

it wachten duurt te lang.

Grim. Bellard o is dat gapen >

Bell. 'k Hebvaak;waarof hyblijfóikloof de Graaf moet flapen.

Crint. Oneen, dat loof ik niet, hy was te zeer verbb'jt, F.nblijtfchap voelt geen flaap.

Btll. A l evenwel't is tijdt,

Aaroor die doet de nacht door hare komft verdwijnen, En fchuyft van 't blaau w gewelf de duyfterc gordijnen.

Crim. Gordijnen! dat is zoet, jou rechten czclskop.

O mijn, ik lag me doodt.

Bell. Waerom »

Grim. Ay , laat men krop

Haar vreugt eerft uyten, och.

Bell. We l waarom lacht de kinkel)

Grim. O m datje d'Hcmcl lijkt by een Barbier zen winkel.

Dit 's d'oorzaak van men lach .

B»//. Lachj e daarom zo fcheets?

Is 't anders niet jou zot > ik zegt op zen Pocëts, En dat verftaje niet; *k heb meê het zop gezogen Van Pegafus Fonteyn.

Grim. Zo o benje meê befpogen

Van dezepaardemieg. vegh, eerje mebefmet.

'k Wenfch jou in Hipokrcen, en my in 't zachte bedt.

B*//. I n 't bedt wenfch ik my ook, de Duyvcl moet zo wachten;

Ik wordt dit leven moê, dit duurt valt alle nachten.

Onlukkig zijn wy, vriendt,door dien het onluk heeft Ons by d'onlukkigfte ter werelt, die 'er leeft,

Gevocgt; want zie dees zot, door zijn zotachtig minnen, Meent dat Marciflès en Adoon misfchcpzels zinnen, By hem t e reckenen; ja dees gepluymde kieft

Meent dat al 't vrouws gedacht terftont op hem verlicft.

T l A f l b l n J * - l - l ^ ^* . . . I l 1 1 . i>1 ^ _

Die hunne ziel gebied, daar zich Jan Gadt vertoont, öcmantelt om en om, e n fpeelt een ftonune bevert,

JH To t

(24)

£4 B E K L A A G L Y K E Tot dat een oude Hekx, al quijlend' en bczevcrt, Ja zonder kies of tam, een volgefchuymde pot,

£n zonder wachtjcdacr, van boven neer diezot Werpt over hals en hooft, en hy dan met verwond'rcn Staat zoo verbaal t en kijkt als of hy 't hoorde dond'rcn;

Dan met een broek vol wims voort na een Dift'latcur, Om met een waterke, of poeyerke, decs geur, Die hem niet wel en ruykt, ten belten te verzoeten Ik vrees dat onzen haan dit ook eens zal ontmoeten, Hy ftaat'er dapper na.

Grim. Bellardo , dat is waar.

De min huy ft in de beurs zo lang die rondt is; maar Zoo veer het geit verdwijnt, de min zal ook verdwijnen.

Bill. Maai zacht Grimaldo.zacht,wic komt ons hier verlchijnen' Gewis het is de Graaf, wat argc gaft is dat .*

'k Vertrouw hy heeft altoos geen quade nacht gehadt.

Grim. Zijn blijtfehap bedt zijn reen Jcom,trcdcn wy hem nader.

Oiljvio. Giimaldo. BtlLirdo.

•"T Ree van my af, ter zy.

•* Gr nu. 't Wort met hem langs hoe quadcr.

0:7. Dat nicmant zich verftout te weeten wie ik ben.

Blijft «aan.

Bill. Mjn Heer.

Oi7. Wa t Heer! dat u de donder fchen.

Grim. Hoe! Ila.it hy zulke munt, za rcpje dan mijn voeten.

OÏÏ Wa t menfeh quam oyt 't geluk zo heughelijk ontmoeten Als my, die in de fchijn van Henrijk,her genot

Mijns mins grnooten heb van die my haat. wat lot Verleent j;y, 6 Foituyn, d'hoogdravcndeged.icbicn, En nier de blodcn die uw mogentheyt verachten ? O nacht •' uw dny ftaheyt heeft my genoeg betoont Hoc s:y de lift bcmindt- en haar met glory kroondt;

Ik zal een zilv're lamp. O nacht, als tot een teeken Van mijn verwinning, voor uw outaar doen ontfleeken.

Mitn ziel die is verheugt, nu dat ik heb die geen Verwonnen, die op aardt mijn wreetllc vyant fcheen.

T W E E -

(25)

D W A N G .

i ?

T W E E D E B E D R Y F .

TLduatdo. f «bh. Kknario.

H

Et morgenroot hadt nau haar glinfterende ftralen, Door 't deyzen van de nacht, doen op het aarduijk dalen»

Of my vvierdt deze brief behandigt, uyt de naam Van Graaf Ocïavio, wiens inhoudt, na ik raam, My niet veel goets vermeit; want als ik die doorleze>

M ijn oude ziel vervult met achterdocht en vreze.

Maiquys, doorzie die eens.

fab. Mij n Heer, met u verlof.

B R I E F .

D

E oerzati^, dat dl GraafgevangtnJs in 't hef , Door Konmglij/^ brul in mijne raat) it dttf:

Vat t~üte verraders, na mijn tordttl, aan hun wtxjtn, Daarii^ Tul opgilet, in oo\ "bilandtrricbt

Van and'n bengrt>eejt,gtz"booten 't livint lubt Van Hinriik,< dezt nacht op 't oniirzjtnft tl b'.uflcbtn , Waarom il^ dit bedocht, en heb dot ondtrtujjcbcn Een van mijn Dienaars, op de plaats beftimt,gejttltt Infcbijn van Hender ijt>. alTbaar «^ doe, Vit zilt Metveel gewapende, een boel^heb ingenomen,

En pajlen op hun komft ; maar htbgttn mtnfcb virnetmen .•

En na my isgezeyt, zoo z'jnze beydi deur.

Ui> Majejleyt diefytn, na zijn geetTnlligekjur , Hem Steer onljlaan, in ool^ aan my verlof nu geven Om eenige van mijn volk^ teflraffen aan hit leven , Die in mijn af-z.ijn tegensmyzïjn opgejlaan.

\ Vtrtrel^ zoo na mijn landt.

•ï*b. 't En is niet wel gedaan,

Wan neer men vrientlchap zoekt op zulk een wijs tetooncr;.

My dunkt, in fchijn van eer, zoekt hy den Graaf te hoonen.

Zdua. Ga heen, haal Henrijk hier,

F-'*- Mij n Heer, ik btoverblijt,

Pat gy yan zijne trou te recht verzecken zijt. fob. binn.

B j %tu<t.

(26)

l é B E K L A A G L Y K E Ziua. I k zal 't geleden quaadt weer Koninklijk verzoeten.

Htnnfy, en fabio , uy, Hrnr. U w dienaar knielt en buygt ootmoedig voor uwvoete i

Ik bid, indien de haat...

£/««. Henr i ko, zij t gcru ft.

Htnr. Wa t wil zijn Majeftcyt i

£,i*a. I k wil, dat »y de ku ft

Zult overal verzien van fchepen en van lieden;

Want gy als Admiraal zult over haar gebieden.

Ga, ttel het ftraks in 't werk. voort s wat hier is gedaan Laat dat vry op de zorg van uwen Koning ft aan.

Ik deë 't om reden wil; ga heen, verzie de fchccpcn.

Klit- I k wenfchu veel geluk. binnen,

Hen. Waa r zal 't geluk my flecpen }

•Bedriegt my mijn Fortuyn; o f meent zy datzeme t Decs haar verbloemde gaaf mijn zieltevrcdcn zet ; Voorwaar, dit brengt mijn geeft i n vcclderley gepcynzen.

Is onze min ondekt; zou zich den Koning vcynzen ? O neen, dat kan niet zijn; want zoo zijn Klajcftey t Dit kunbaar was, gewi s mijn doodt waar al bercydr.

Hy zou my me t dees eer en ampt niet gaan bekleden Gelijk hy heeft gedaan, zegt, waarom mocht ik, wrede Wcerbarftige Fortuyn, niet eens een enk'lc dag Van u zijn ongemoeyt; lichtvaardige, men mag Met reden als een vrouw uw beeltenis vertoonen, Door d'ongeftadighccn die in uw hardens wooncn.

Grimaldo. Htnnjl^. BelUrJo.

M

Yn Heer, vindt ik u hier; hoe zijtge nu te moe;

Is 't onweer wat bedaart ?

Hem. Wa t wilt gy, fchclmcn ? hoc !

Wat donder, fleurt gy my;

Crim. H y ftaat gelijk verwondert.

My dunkt gy hebt genoech gchagclt en gedondert;

't Kon zoo wel gaan, gewis het heugt ons noch.

henr. Wanncc t ?

Crim. Wanneer; toen gy te nacht al ftil en zacht, mijn Heer, Uyt Veous Boomgaaft quaamtj daar gy Je vruchte n plukte,

(27)

D W A N G . t 7

En ons de fteelcn fchonfc, die ons wel dapper drukte»

Ganfchbloet je fchermde zo.

Itnr. Verrader , wel wat nu,

Waar hebt gy my gezien ? of zegt, waar floeg ik u >

jr/m. Hoe ! zijt gy 't niet gewceft, en durft gy dit ontkennen;

Zoo heeft een ander wis uw Bogaart weze (c hennen.

Htr.r. G y onbelchaamden bloet, (preek van Mevrou met eer , Onthou uw tong van zulks, of andetzins, ik zweer...

Daar rijft mijn Morge-zon.

Tütnifia. Htnrijk Cilinit. üellardo. GiimalJe.

Vion. Mij n waarde, ti vertoeven

Doet mijn verliefde ziel tot in de doodt bedroeven.

Hoe menigmaal, mijn lief, heb ik om u gewend j Indien dat onze min aan d'aimen waar gegrenft,

Gy hadt decs nacht, o Zon, zoo haalt niet durven duyken j Maar onze luft, na wenfeh, in vryheyt mogen bruyken.

Mijn lief, hoe • fpreckt gy niet ?

H«»r. I k Ittyftermetvoordach t

Na't geen gy zegt, Mevrou. hoe ! be n ik deze nacht In uw vertrek gewceft ?

Dion. Wa t doet mijn Engel vreze ? Cclinde is ons getrouw, ay, veyns niet.

Hmr. Haar , noch deze

En vrees ik niet, o neen.

Vion. Wa t dan?

Hear. Mijnongeval

En bitt're tegenlpoct, die my, gelijk een bal, Op onluks oever kaatft vaft heen en weer.

Vion. Ofnoodc !

Ontkent gy't nu >

Hear. Is «t waar i den Hemel moet my dooden.

Vion. Hoe, tergtge mijngcdult? hoorHcnrijk,hcbik u Niet vriendelijk omhel II ? of wilt gy dat ik nu Met fchandclijkc fchaamt, en neergeflagenoogen, Mijn oneer tot een fpot op nieuws eens za l vertoogen Aan u, die 'k niet en weet of omrou zijt of trouw.

Uinr. lkbctivanuomhclft /

TV«n

(28)

j8 B E K L A A G L Y K B

Vien. Zo o zijtge.

Htnr. Ho e Mevrouw!

Die vreugt is myielet, door dien eon yz're keetcn Omhelsde deze leen, en heb in druk verfleeten Die nacht» die my al 't goet des wecrclts hadt belooft.

Vit». He t fchijnt dat gy of ik zijn van 't verftant berooft.

Celinde, hebt gy niet voor hem de deur ontilooten ? Ctl. Gelijk hy zclver weet.

Htnr. I k zweer u by de groote

En ortverwiob're macht des Hemels; dat gy liegt.

Di»n. Ondankb'r e fnoode man, die my in 't aanzicht vliegt Met u verroetelheyt. wi t meent gy, ö verrader [ Dat ik u korswtjl ben $ ik fweer, indien mijn vader Oyt Koningliike macht gebruykt heeft, dat hy zal Haaft eynden uwe trots, en my mijn ongeval.

Htnr. Mevrou, ik bid vertoef.

J)ion. Lae r af, lact my vertrekken.

Hm. Mijnree n zijn boert.

p/o*. Dees boert zal u tot onheyl ftrekker Gedenkt dat uwe tong, die my mijn eer ontrial,

Ook oorzaak van uw itraf, en fterfdag wezen zal.

Htnr. Hoe •' wilt gy dat ik dan ons min zal ruchtbaar maken } Vion. Dat wil ik met, noch ook dat gy het zult verzaken.

Htnr. Ik bid, Mevrou, ay blijft.

Vion. U w heiisheyt is het waart,

Vermits gy rekkelijk en reed'lijk zijt van aart.

Hinr. Zoo wilt gy dat mijn min zal enden met mijn fterven.

Dion. Wanneer ik vraag,en kan geen antwoort weer verwerven Die acht ik ook niet waart dac ik hem antwoort geef.

Cclindc, vcort, ga mee. Binnen

StlL Z o waarlijk als ik leef,

Gy doet niet wel, mijn Heer, haar zo voor 't hooft te ftooten Ik neem, gy hadt 't genot nooyt van u min genooten, Zo hadt het veynzen u voor decs tijdt wel gevocgt;

Gedenkt dat defc fmaat haar Hooghcyt dapper wroejjt, En eeuwig wroegen zal, door dienzy fchaamt en reden Had aan een zy geftelt, om u haar min t'ontlecdcn, En liefde; die zy u met hart en ziek dragt}

Die;

(29)

D W A N G . !>„

Dies wur dit mijnen raat.

Hinr. Wi e heeft uw raadt genaagt?

Sell. Nochtans waar 't beft, mijn Heer, haïr om gena te vlyen.

Gedenk wie dat zy is.

U$nr. Ba t wy van hier verfcheyen Dunkt my het raatzaamft; ga, en fpoed u merer vaart, Verzorg wat nodig is, en zadelt my mijn paart;

Ik hoop,ecr morgen vroeg,tot Briftol al te wezen.

Grim. Mijn Heer, wat dolligheyt is u in 't hooft gereze n j Wat zal dit zijn ? hoe nu ! verlaat gy zulk een vrouw , Voor vvien men lijf en ziel gewillig ofPrenzou ? Henr. Dat zou ik willig doen had ik haar min genooten;

Een ander heeft de druyf, en ik de fchrale looten ; Een ander heeft de vreucht, en ik, helaas! verdriet;

Een anderin mijn plaats zijn luft en min geniet, Terwijl dat men my vaft in keet'nen houdt gebonden.

Srim. 't Is wonder wat ik hoor; waarom verlaat gy Londen Om Briftol ?

Henr. Vraag t gy dat ? Grimaldo, weet gy niet Dat daar Rozaura woont, die ik wel eer verliet ? Zwijgt lippen; want haar naam is voor u al te waardig Om die te noemen, ach,ik zie dat gy rechtvaardig In uw oordcclen zijt,0 Hemel; want dees rouw Gedijt my tot een ftraf voor mijn verbrooken trouw.

't Gaat nu in 't achtfte jaar dat ik met mijn Rozaure Twee kind'ren heb geteelt, Mauritien Lizaure, En zonder dat de Graaf, haar vader, immermeer Oyt van ons liefde wift. O goed'en oudeft Heer'

Voor al de gunft en deucht die gy my gingt bctoonen Quam ik u wederom met zulk een oneer looncn.

Focy my, ondankb're, het is wonder dat de ftraf My niet verdelgen fnijt mrjn eerloos leven af, Of dat het ongcdiert, met open muyl en pooten, My n:et verflinde. i k zie de golleven ontfloren Vaft (pringen uyt de bandt, en kabb'lcndc aan de wal, Verkonden mijn ontrou, en ftaatzucht over al, En ruften niet voordat dees ziele ingezwolgen Van hunne bai cms.

(30)

5o B E K L A A O L Y K E Stil. Mij n Heer, hoc dus verbolgen?

Wilt gy u zelfs verdoen ? fchep mocdt, en zijt getrooft.

Htnr. Oneen,Bellardo,ncen! van'tWeftcntothetOoft , Van 't Zuydcn tot het Noort, is voor dees alderfnootfte, Ja d'heelc wecrelt deur, geen middel om te trooftc.

'Btll. Daa r is noch middel, Heer, dat is, dat gy voor al Na Briitol.ftraks vertrekt; wie twijftelt ot zy zal, Ik meen uw tweede ziel, die u met groot verlangen Veel jaren heeft verwacht, nu minnelijk ontfangen ; En uw vcrgeienhcyt, en 'c aangedane lect

Verzoeten, met dat zy al 't voongc vergeet.

Gy, die voorzichtigh zijt, kunt aan den Graaf verlbeckc Rozaura tot u vrouw; hy, die u voor een kloeke En dapp'rc krijgsman kent, en fteunzel van de kroon,

•Zal billik vinden, dat hy deze fout verfchoon Van uw verborgen Echt, en zich gelukkig noemen, Pat hy een Schoon-zoon heeft daar Brut en Schot op roe-

men,

Htnr. Ik heyligh uwen raadt; 'tisallcswelbcdocht.

Ik zal, wanneer ik heb decs mi|ne reys volbracht, Op 't fpoedigft weer ten hoof met mijn Rozaura keeren, Om zoo alle achterdocht en quant vermoeit te weeren;

En Dioniflazal dan verzekert zijn Dat een verrader, en eerloze, in de fcliijn

Van my, haar min genoot; en hoop my zo t'ontwinden Uyt dezen doolhof, daar ik nooy r geen endt kon vinden, Door ftaatzuchtopgchttft. wel aan mijn dienaars, voort, Beft el ons in der yl wat tot decs reys behoort.

Eiiujrdo. Vioni/ia. ïabii. Ctlindt. Klerur.h.

M

Yn Dionifia, indien ik met mijn leven

U kon verblijden, 'k zou het willig voor u geven;

Ja duvlênt jaren zoud' ik ruylcn voor een dagh.

Hoc lange zultgc noch volharden ? dit geklag Zal eens met cene flag ons bcydcr leven enden.

Ik bidt, zeg wat u deert, dewijl dat uw clenden Ook mee de mijne zijn j die s verg ik u met rech::

!k

(31)

D W A N G . j f

Ik ruil niet, waarde kindt, 't en zy dat gy my zegt In welk een Hemel gy de darren houdt verborgen Van uw gezicht, laa t gy dees oude ziel vol zorgen,

En antwooi t gy my niet ?

f*o. Mij n Heer, 'k vertrou 't geheel, En liefdelijk gezang, voor 't vergen, zou ten deel

Haar droefheyt matigen.

Edna. \jz\ aan , het zal gefchicden.

Wilt gy gezang of fpcl ? fprcck, wat zal ik gebieden»

Dion. Ter ceren van mijn doodt zoo laatze zingen j fchoo n Dat dicze niet en heeft niet waardig is.

idua. Wa t hoon,

Wat oneer kunt gy doch hier op der aardt beleven ? Wie kan u meerder eer als ik, uw vader, geven ? GyzijtecnKoningskint.

Dion. Helaas! met fchand bevlekt.

Edua. Wa t zegt gy?

Dion. Dat men zingt, of dat men voort vertrekt Uyt mijn gezicht.

Edua. We l aan, men laatze voor t beginnen.

Z A N G .

S T E M M E : Q m Ie tein d'Amariliet.

^fOri naiWb'tij^s bad stutte e

*~ ' Dtn dageraat gebeore, J'S acht begon 't lubt tl baren,

Wanneer Olimfe brvant Haar van Vitten verlaten,

i-iep fml na it 'Jlatnleant.

~4l zuchtend riep zy , Goden;

Jyjlnt ieet Vals en fnooden Die my verlaat, dot 'm tinletn.

Neen, nten, ontzeg my dees lef.

HeTtaar btm -toot't Vtrdiin^eu;

H'tnt by vorrt mijn z."' "K mt^-

Dion

(32)

p B E K L A A G L Y K E Dion. Vervloekte, loont gy zoo die pene die beminnen >

Ei»*. He t is maar ydelheyt, mijn kindt, vcrfteur u niet.

Dion, h dit maar ydelhcyt, dat hy haar fchelms verliet >

't Is ontrouw.

Edtn$. ' t Waar nu zo, wilt gyu daarom ftooren»

Vit». Zrodilrmaalsalsikzalvandicrgelijkehooren . Meyneedige Vireen, verlaat gy zo uw vrouw >

Olimpe, deze ziel beeft deernis met uw rouw.

tel He t is maar boert, Mevrou, hy beeft baar niet bedrogen.

Dien. En wie heeft u gevraagt of't \yaarheyt is of logen ? Helaas I 't is al te waar, Vben die bedrukte vrouw Die hy aan (trant verliet) bclaan met druk en rouw.

Oeereloozenman!

Kien. Mevrou , wilt u bedaren,

•£n laat dees droefheyt doch uyt uw gedachten varen.

Dion. Zoo haart en hadt Ohmp haar zuy v're ku vfche fchoot Vircno niet gcwijt, of (baks dien (chcllem vloode.

Met reden nep zy. Goden.' Ay ftut dees valfch en fnooden

Die my verlaat, doe hem verzinken, Neptuyn, neen, wcygert my dees beê,

Ik bidt, bewaart hem voor 't verdrinken;

Want hy voert mijn ziele mee. ^thenio tty, sik. Graa f Henderijk verzoekt, verzelt met vrou en kind'rcn,

Zoo hy zijn Majclteyt niet fleuren zou of hind'rcn, Uw handt te kullen.

Dion. Och! helaas , waar wacht ik na?

Hoe.' is de Graaf getrouwe ?

At. Mevrou , hy zcyt van ja.

£du*. Ga , zegt hem, 't is mijn lect dat hy jiiyft komt verichijnct Zoo t'onpas; mits de Zon mijns lev ens is aan 't dwijncn Doorhare ongeneugt.

Die». Meen , zegt hun datze vry

Hier komen j wan t ik weet, Heer vader, dat g' in roy Zult veel vcrandring zien door haar gezicht.

# « * Gahecnen,

En zeg dat Henrijk komt.

P'*» Mij n oogen, laas, tot wecnen

Ziin

(33)

D W A N G . 33 Zijn vaardig; maar mijn hart, veel harder als een muur, Laat niet dan zuchten deur, en ftuc de vloet. o uur, Die mijne fcliant ontdekt weer op een nieuw.

Ctt. Mcvreuwc

,

Zijt doch voorzichtig.

Vion. Ze

g hoe dat ik my zal houwen ' Wanneer ik zie die geen...

cd. Mcvrou

, ay, zijt geruft.

Hertrij^. Waard. Wonijia. Ro&iura. Mauritius. Utaur*.

Celmde. \abi». ~4lttnio. Kltnatdc. BclLirdo. Gnmald».

V

Ergun dat uwc Haaf uw heyl'ge harden kuft, Met u verlof.

Edna. iicct Graaf , qy zijt my welgekomen Met uw beminde, ' k wenfch dat het geluk haar llroomen»

Op u fleets vlocyen laat, gelijk ik ree 't begin Indciclchoonheytzie. mij n dochter, dees Gravin Laat die uw zy bcklecn.

T>">n' Mcvro u die kan zich zetten.

Roz, Wijig y mijn zulks gebiedt, volg ik u Uoogheyts wetten.

Met u verlof, Mcvrou.

***»• Verlofs genoeg, zit neer,

"Udua. Hee r Grave, neem u plaats.

*«w. I k volg uw laft, mijn Heer.

Vim. Ho e tergt men taijn Reduit, ach l za l ik dan gedogen Dat ik mi|n vyandin zie Ipookcn voor mijn oogen >

OdalJelozefmart!

"*»r. Mauritius , ga heen, ün kuft des Konings handt.

*'•""'• Zijn Majeilcyt, zoo 'k meen, Zal zulk een kleync knaap, onnut tot dicnlt, verfmaden;

Doch 't geen ik kom te kort, hoop ik dat zijn Genade Mijn vader zal voldoen.

Ef»* Wi e is decs?

"""• 't Is mijn zoon;

Een fchcytsman tuflchen my en Grootvaarj 'ciseen lopn Van heymclijke min i k heb zo lange jaren

Mijn krooft en licf'gemift, alleen om te bewaren

C Mij n

(34)

34 B E K L A A G L Y K E Mijn eer in uwen dienft.

Maur. Mcvrou , gun my verlof

Datik uw handen kus.

Dim. Wa t hellche pijnen of

Dees arm bedrukte ziel ten laatften noch beftormen ? 't Is wel, ik zal de vreugt, dat zweer ik, zo vervormen Datzy; zwijg t tong, en veyns. heb t gy geen kinders meer ? Rot. Ja , deze.

Dien. Zeg my doch: Henriko, uwen Heer, Draagt hy u groote liefd ?

R«l. H y zeyt, dat in zijn leven

Hy niemant heeft bemint als my; maar het begeven,

£n lang afwezen, maakt dat ik het naau vertrou.

Indien haar Hoogheyt had gcvraagt, of ik hem minde, 'k zou Doen blijken dat mijn min geen Porcy hoeft te wijken;

Noch dat voor Cclia mijn Trouw nooy t zou bezwijken:

Doch hier op kan men my wel antwoort geven, dat Henriko waardij; is dat men hem mindt; en wat

Gctrouwigheyt belangt, 'k zal hem mijn trou fleets tonen;

Vermits dat trouw en eer in zijn e boezem woonen.

Ik roem, dat mijns gelijk nooyt adelijkcr man Als ik genoot; noch dat mijn Heer den Koning kan Van trouwer onderzaat, als van mijn Hcnrijk, bogen.

Pian. D e furiën alle drie vcifchijncn voor mijnoogen.

Een droppel waar genoech van dit vervloekt fenijn.

O wrede vader, moell het juyft een beeker zijn Ten boorde vol. helaa s ! clendigc, waar licenen ? Moeloze vrou, hou op, 't is nu geen tijdt van wecnen:

Sclicp moet, volvoer uw wraak, vervloekte, wcgh van hier.

O gy dricflangde link, en y flijk monfterdier, Die mijn bevrooren bloct doet als een Etna zieden.

Wegh oneer, die my doet het licht des Hemels vlieden.

Ach, waar vcr&huy 1 ik my} het aardaijk dat is bang;

Den Hemel haat my > en de zee wordt voor my ang.

Aan wie zal ik mijn klacht, en droeve toeval, uyten ? De boom mijns oncers toont haar wortelen en fpru vtcn Voormimcoogcn. wcg h vervloekte.

Ei«*. Av , bedaart:

Het

(35)

D W A N G . i r Het fchijnt dat haar de ziekt hoe langs hoe meer bezwaart.

Hm. He t is my leet, 6 Vorft, dat ik juyft ben gekoomen In dees bedroefde tijde» nu 't ongeval haar ftroomen Zoo overvloedig giet op dees, ay, hou haar vaft, Rozaura hoort gy niet ?

P/M. He b ik u niet belaft,

Verraderfte, dat gy zoudt met uw ftoet vertrekken}

En noch en doet gy't niet.

Htm. O m haar niet te verwekken

Tot meerder razerny, met uw verlof, wy gaan.

liua. G y doet zeer wel, en gy vertrekt al t'zaam.

f*b. Welaan ,

Wy volgen u bevel. ^tU*\nmm.

£dua. Z e zijn nu alle buy ten.

Mijn Dionifia, wil nu uw borft omfluyten, En zeg my wat u deert.

P/on. I k zal mijn Heer, 't is rijdt Dat ik mijn angft eq vrees maak uyt dees boezem quijr.

Edutt. Waar vreeftgy voor?

Vien. Helaas ! met recht mag ik wel vrezen Voor mijn gefebonden eer.

Edit*. Wat voor een eer is deze,

Daar al u quaat uyt fpruyt ? ik weet uau wat ik denk Of wat ik doe. ik peyns, ik overleg, ik krenk Vaft ziel en zinnen om do oorfprong eens te vinden Van uw verwarde ziekt; ik weet nau, mijn beminde»

En cenig ftcunzcl van mijn ouderdom, hoe ik U beft bejegen, 't zy met minlijkheyt of fchrik.

Hier heb ik op gelet, wanneer als gy hoort (preeken Van liefde, fchijnt uw hart ten boezem uyt te breeken $ En uwe dwaasheyt melt ook d'oorfprong van uw pijn.

Mijn Dionifia, zoudt niet wel kunnen zijn Dat gy, door minnczucht en liefde aangedreven, Aan een hoogmoedig menfeh uw eer hebt opgegeven, Die nu laf hartig u verlaat, uyt vrees dat ik

My rccheüjk wreken zou ? gy kifnt nu deze firik Van mijne zorg ontdoen, wa t is u wedervaren ? Hoc •• zwijgt gy 'noch > en wilt £u vader niet verklartn

C a Wa t

(36)

3<S B E K L A A G L ï K E Wamgebreekt i fpred t op, u bloedt dat is het n;i;ii, Zoo aafook uwe fcbant mijn Ichant en oneer zijn.

Hoe zit gy zoo bedroeft, mijn kint ) wis af uw oogen.

P/i». D e vaderlijke zucht, mijn Heer, heeft u bewogen Tot medelijden, och , ik zie mijn droeve itaat, Zoo ik die langer heel, gewis uws leveiudraac Zou korten; neen, ó neen, op uw zorgvuldigheden Ruit zich nijn fwakhcyc; maar om u, mijn ilccr, t'ontleJcn Mijn Jroefheyt, met;mijn tong, dat zal noch mag gefdneu.

liu.i. I k wil het weetcn, en gy moogt na middel zien.

Dion. Gahcen,liaalpenentnkt,Celindc,ik falfcLrijve n Het welk, door fchaamt, in my verborgen hoorc te blijven.

£JUJ. G y doet, mijn kint, gelijk een flechcen Schilder doet Die iemant rabootft ; maar, helaas, dien armen bloet, Om dat het niet gelijkt, fchrijft, die is 'c bcclt van dc/.e j Nu gy mijn oogen zijc, zoudt gy mijn tong ook we*e , Op dat gy met de uw' de mijne licit te vree.

CV/. Mevrouw,aIi'tubcliefc,hctfchrjfctiygdatisree . Dhn. D e doodcn zullen nu mijn fcbant en oneer iprecken.

£Jn*. Al s een misdadige, van alle hoop verftceken, Die na zijn vonnis wacht, zoo wacht ik ook na 't mijn;

Het haaften brengt my zorg, 't verlangen baart mijn pijn, En anglt voor oneer voett mijn ziel tot in der hcücn ; 't Beramen van de ttraf doet mijne geeft ontitellcn.

De vrees en achterdocht zijn oorzaak van mijn doodt.

Mijp.ingebeelde waan gaac zwanger, uyt wiens fclioot Een motriter woidt getcclt, de i echte vocdilct vader Van argwaan, toorn en fchrik, een ondier welk ter quadcr

£n ongeluk'ger uur zijn uadt en oorlprong nam Uyt mijn bedroefde fmarc. mij n vel wordt kout en klam.

Daar ilrijkt zy 't oordeel, och, van uii|ii bcdioefde leven.

Dion. Celinde, wilt decs brief aan nvjn Heer vader geven, En volg me.

C'l. 'tZalgeilhien . mctuverlcf,ikga . Binn.

E b v \ R D o leef t den Brief.

T K Btn met HenJrij^getrou-tot in 't biym'Iij^; «a dra

•* üadt tUuenwnti'te ;y n 'MttttjlnaKgemten,

El

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Naar verwachting gaan dit jaar ook 50 procent minder Nederlanders op vakantie in eigen land, dat zijn er 12,5 miljoen.. In totaal komen naar verwachting dus 24,5 miljoen minder

De voorzitter van de referendumcommissie draagt er zorg voor dat het verzegelde pak, bedoeld in artikel 20, wordt vernietigd drie maanden nadat onherroepelijk is vastgesteld dat

De leerlingen hebben al voorkennis van bewerkingen (optellen, aftrekken, vermenigvuldigen en delen) uitvoeren met natuurlijke en decimale getallen, wat positieve en negatieve

Wist u dat onze kaas op houten planken wordt bewaard omdat hout het vocht opneemt van de kaas, zodat de kaas kan rijpen?... Vader Herbert maakt hier de lekkerste kazen van

Tot dan mag wie naar Denemarken reist of wie daar woont en meer dan 24 uur in een ander land heeft verbleven, maximaal 300 sigaretten of 150 cigarillo’s of 75 sigaren of 400 g tabak

Dan klopt je plan nog niet helemaal.. Zet per maand 3 hoofddoelen. Dit zijn je focuspunten voor die maand. Dat maakt je plan overzichtelijker en haalbaarder. Evalueer elke maand en

Doel van het project is om bewoners met schulden te vinden, motiveren en toe te leiden naar het Expertise Team Financiën (ETF) van de gemeente Rotterdam.. Hier ontvangen

Gedeputeerde staten kunnen, gehoord de desbetreffende commissie van provinciale staten, de begrenzing van het natuurnetwerk Nederland en de natuurverbindingen, als aangegeven op