Vraag nr. 108 van 18 februari 2005
van de heer CARL DECALUWE
Socialehuisvestingsmaatschappijen – Onge-bruikte bouwgronden
Toen de socialehuisvestingsmaatschappijen (SHM) nog over veel bouwgrond beschikten, wegens hun zogenaamde ijzeren voorraad, verliep de afstem-ming van de middelen voor subsidieerbare infra-structuur en voor woningbouw nog gebrekkig. Als gevolg daarvan zijn er tot op vandaag nog ette-lijke hectaren uitgeruste gronden zonder sociale woningbouw.
1. Kan de minister een overzicht geven, opge-splitst per provincie en SHM, van de uitgeruste gronden die eigendom zijn van de SHM's, maar waar geen sociale woningen zijn gebouwd ? Kan de minister telkens ook de bestaansduur
van deze situaties aangeven ?
2. Waarom werden de betrokken bouwdossiers vertraagd ?
Om welke reden komen ze al dan niet in aan-merking ?
3. Welke maatregelen kunnen worden genomen en welke criteria kunnen worden gehanteerd om deze investeringen (gronden) alsnog te laten renderen ?
4. Wat is de totale omvang van de investerings-waarde die tot op vandaag geïmmobiliseerd is ?
Antwoord
1. Kan de minister een overzicht geven opge-splitst per provincie en per socialehuisvestings-maatschappij, van de uitgeruste gronden die eigendom zijn van de socialehuisvestingsmaat-schappijen, maar waar geen sociale woningen zijn gebouwd ? Kan de minister telkens ook de bestaansduur van deze situatie aangeven ? In de loop van 2002 heeft de Vlaamse
Huisvestingsmaatschappij (VHM) de sociale
huisvestingsmaatschappijen bevraagd over het aantal beschikbare en bouwrijpe kavels in eigen-dom van de socialehuisvestingsmaatschappijen. Zonder onderscheid te maken tussen kavels aan bestaande wegen en percelen waarvoor de infra-structuur is aangelegd met behulp van subsidie, waren er toen zowat 8.168 bouwrijpe kavels ver-spreid over 516 bouwplaatsen. Hier dient wel rekening te worden gehouden met een zekere foutenmarge waar ontbrekende gegevens door de diensten van de VHM op basis van ramin-gen werden ingevuld. Rekening houdend met de projecten die sindsdien zijn gerealiseerd, is het aantal van dergelijke kavels gereduceerd tot ongeveer 6.700 bouwrijpe percelen. De gronden die zijn aangekocht tussen 2002 en vandaag zijn hierbij niet inbegrepen: vandaag worden het meest gronden verworven die gelegen zijn aan een bestaande weg.
Onderstaande tabel geeft indicatief de actuele verdeling per provincie:
Provincie Percelen Percelen uitgerust in bezit West-Vlaanderen 1 . 090 6.450 Oost-Vlaanderen 1.818 7.688 Vlaams-Brabant 868 3.979 Antwerpen 1.204 5.257 Limburg 1.711 5.708 Totaal 6.691 29.082
2. Waarom werden de betrokken bouwdossiers ver-traagd ? Om welke reden komen ze al dan niet in aanmerking ?
Er zijn verschillende redenen om aan te geven waarom bepaalde uitgeruste gronden nog niet werden bebouwd:
– er zijn uitgeruste bouwgronden gelegen op locaties waar momen teel weinig behoefte bestaat aan bijkomende sociale huisves-ting wegens relatief voldoende aanbod in bepaalde regio's;
– sommige bouwgronden werden in het verle-den grootschalig bouw rijp gemaakt terwijl slechts een geleidelijke bouw van nieuwe sociale woningen nodig bleek, gespreid over langere tijd;
– in bepaalde gevallen acht de gemeente het momenteel niet oppor tuun om in bijko-mende sociale huisvesting te voorzien, zodat de gronden onbebouwd blijven.
Er zijn geen redenen waarom de gronden niet in aanmerking kunnen komen voor sociale huis-vesting.
3. Welke maatregelen kunnen worden genomen en welke criteria kunnen worden gehanteerd om deze investeringen (gronden) alsnog te laten renderen ?
Indien socialehuisvestingsmaatschappijen gronden niet onmiddellijk wensen te bebouwen (bijvoorbeeld omdat de sociale huisvestings-maatschappij van mening is dat het project lange tijd verlieslatend zou zijn), zou de soci-alehuisvestingsmaatschappij een onderzoek kunnen voeren om na te gaan of de gronden als sociale kavels op de markt gebracht kunnen worden. Met andere woorden als er behoefte aan socialehuisvesting is in de regio.
De momenteel beschikbare uitgeruste gronden zullen de eerstkomende jaren geprogrammeerd worden via de gewone investeringsprogramma's van de VHM. De VHM hanteert hierbij als uit-gangsprincipe dat een bouwgrond binnen vijf jaar na het bouwrijp maken ervan dient te wor-den bebouwd.
4. Wat is de totale omvang van de investerings-waarde die tot op vandaag geïmmobiliseerd is ? Per perceel waarvoor de aanleg van de infra-structuur werd gesubsidieerd, kan worden uit-gegaan van een kostprijs van ongeveer 12.500 euro voor de wegenuitrusting. Voor percelen aan bestaande wegen zal uiteraard de aankoop-prijs hoger liggen, zodat ook daar verborgen investeringskosten liggen. De totale geïmmobi-liseerde investeringswaarde kan vandaag echter niet voldoende nauwkeurig ingeschat worden. Anderzijds is het wenselijk dat de voorraad aan
uitgeruste bouwkavels minstens twee a driemaal het jaarlijks bouwprogramma bevat. Zonder