Novel genetic risk factors for venous thrombosis; a haplotype-based
candidate gene approach
Uitte de Willige, S.
Citation
Uitte de Willige, S. (2007, May 23). Novel genetic risk factors for venous thrombosis; a
haplotype-based candidate gene approach. Hemostasis and Thrombosis Research Center,
Department of Hematology, Faculty of Medicine, Leiden University. Retrieved from
https://hdl.handle.net/1887/11970
Version: Corrected Publisher’s Version
License: Licence agreement concerning inclusion of doctoral thesis in the
Institutional Repository of the University of Leiden
Downloaded from: https://hdl.handle.net/1887/11970
Note: To cite this publication please use the final published version (if applicable).
Stellingen behorende bij het proefschrift “Novel genetic risk factors for venous thrombosis; a haplotype-based candidate gene approach”
1. Het gebruik van haplotype-tagging SNPs reduceert het aantal SNPs dat getypeerd moet worden om de genetische variatie binnen een gen te bekijken. Dit proefschrift
2. Fibrinogeen gamma haplotype 2, getypeerd door SNP 10034C>T, verhoogt het risico op veneuze trombose, maar niet op arteriële trombose. Dit proefschrift
3. Fibrinogeen gamma haplotype 2, getypeerd door SNP 10034C>T, verhoogt het risico op idiopatische veneuze trombose in de Caucasische populatie, maar niet in de Afrikaans-Amerikaanse populatie. Dit proefschrift
4. Bij het berekenen van het tromboserisico voor SNPs of haplotypen van de genen die coderen voor E-selectine, L-selectine of P-selectine moet gecorrigeerd worden voor linkage disequilibrium met de Factor V Leiden mutatie, de meest bekende genetische risicofactor voor veneuze trombose. Dit proefschrift
5. De kennis van genetische risicofactoren voor veneuze trombose zal meer inzicht geven in de mechanismen van het ontstaan van de ziekte.
6. De vorming van twee alternatieve transcripten van het fibrinogeen gamma gen is eerder het gevolg van "alternatieve polyadenylering" dan van "alternatieve splicing". Nucleic Acids Research 1997; 25: 2547-2561 7. Nonsense DNA does make sense. Proc Natl Acad USA 2006; 103: 6605-
10
8. “The important thing in science is not so much to obtain new facts as to discover new ways of thinking about them.” Sir William Bragg
9. PhD-students should be judged on their insight and the approach of their work, not by the outcome or by the number of hours they spend working. Adapted from Nature 2006; 443: 720
10. Ieder laboratorium heeft wel een cofactor die zich overal mee bemoeit.
Shirley Uitte de Willige, Leiden, 23 mei 2007