'Actum in camera scriptorum oppidi de Buscoducis': De stedelijke
secretarie van 's-Hertogenbosch tot ca. 1450
Vansynghel, G.A.M.
Citation
Vansynghel, G. A. M. (2006, September 7). 'Actum in camera scriptorum oppidi de
Buscoducis': De stedelijke secretarie van 's-Hertogenbosch tot ca. 1450. Middeleeuwse studies en bronnen. Uitgeverij Verloren, Hilversum. Retrieved from
https://hdl.handle.net/1887/4548
Version: Corrected Publisher’s Version
License: Licence agreement concerning inclusion of doctoral thesis in theInstitutional Repository of the University of Leiden Downloaded from: https://hdl.handle.net/1887/4548
Cover Page
The handle http://hdl.handle.net/1887/4548 holds various files of this Leiden University dissertation.
Author: Vansynghel, G.A.M.
Title: 'Actum in camera scriptorum oppidi de Buscoducis': De stedelijke secretarie van 's-Hertogenbosch tot ca. 1450
STELLINGEN
behorend bij het proefschrift ‘Actum in camera scriptorum oppidi de Buscoducis’. De
stedelijke secretarie van ’s-Hertogenbosch tot ca. 1450 van Geertrui Agnes Maria
Vansynghel (Leiden 2006)
1. Bij het onderzoek naar het ontstaan, de ontwikkeling en organisatie van de middeleeuwse
stedelijke secretarie van ’s-Hertogenbosch ligt de klassieke methode, waar eerst het paleografisch en daarna het dictaatonderzoek verricht wordt, eerder voor de hand dan de methode van de Gentse school, die de bestudering van het dictaat vooropstelt.
(Vgl. H. Bresslau, Handbuch der Urkundenlehre für Deutschland und Italien (3e druk; Berlijn 1958) I, 41-42 en II, 355-361. De oorkonden der graven van Vlaanderen (1191-aanvang 1206). W. Prevenier ed. Koninklijke
Commissie voor Geschiedenis 5, I (Brussel 1966) 1-7. J.G. Kruisheer, De oorkonden en de kanselarij van de graven van Holland tot 1299. Hollandse Studiën 2, I (’s-Gravenhage en Haarlem 1971) 29-30. J. Kruisheer,
‘Kanzleianfertigung, Empfängeranfertigung und Anfertigung durch Dritte. Methodologische Anmerkungen anlässlich einiger neuerer Untersuchungen’, Archiv für Diplomatik, Schriftgeschichte, Siegel- und Wappenkunde 25 (1979) 256-300. E.C. Dijkhof, Het oorkondewezen van enige kloosters en steden in Holland en Zeeland 1200-1325. Schrift en schriftdragers in de Nederlanden in de Middeleeuwen. Paleografie, Codicologie, Diplomatiek III-1 (Leuven 2003) 31-37.)
2. ’s-Hertogenbosch kent een sterk genotarialiseerde stedelijke administratie, waar de interactie tussen het notariaat en de stedelijke secretarie zowel op het hoogste niveau als in de lagere echelons aantoonbaar groter is dan tot nog toe aangenomen.
(Vgl. A. van den Bichelaer, Het notariaat in Stad en Meierij van ’s-Hertogenbosch tijdens de Late Middeleeuwen (1306-1531) (Amsterdam 1998) 122 en 145.)
3. Zowel onder het verpachtingsysteem als onder het benoemingssysteem vormt de kracht van het familiale netwerk één van de belangrijkste factoren bij de verwerving van een positie op de stedelijke secretarie van ‘s-Hertogensbosch. Een grondige kennis van het Latijn is daarbij tot en met 1450 een absolute conditio sine qua non, aangezien de volkstaal niet doordringt tot alle administratieve segmenten.
4. De interne en externe immobiliteit is een wezenskenmerk van de Bossche middeleeuwse stadsklerken en -secretarissen.
5. Zonder paleografisch-diplomatisch onderzoek kan niet worden vastgesteld of de opkomst van Duitse stedelijke secretarieën aansluit bij de door Burger geschetste dertiende-eeuwse
ontstaansfase in Zuid-Duitsland danwel bij de door Vogtherr en Mersiowsky gesignaleerde midden-veertiende en vijftiende-eeuwse opkomst van stadsschrijvers in de Saksische en Westfaalse steden.
(Vgl. G. Burger, Die Südwestdeutschen Stadtschreiber im Mittelalter (Böblingen 1960). Th. Vogtherr, ‘Die Anfänge des städtischen Urkundenwesens in Sachsen’ in: W. Prevenier & Th. de Hemptinne ed., La diplomatique urbaine en Europe au moyen âge. Actes du congrès de la Commission internationale de Diplomatique, Gand, 25-29 août 1998 (Leuven en Apeldoorn 2000) 535-557. M. Mersiowsky, ‘Städtisches Urkundenwesen und Schriftgut in Westfalen vor 1500’ in: Idem, La diplomatique urbaine, 321-356.)
(Resultaten op dit terrein bij J.W.J.Burgers, ‘De loopbaan van de klerk Melis Stoke’, Bijdragen en mededelingen betreffende de geschiedenis der Nederlanden 108 (1993) 20-27 en Idem, De Rijmkroniek van Holland en zijn auteurs. Historiografie in Holland door de Anonymus (1280-1282) en de grafelijke klerk Melis Stoke (begin veertiende eeuw). Hollandse Studiën 35 (Hilversum 1999). H. Brinkman en H. Mulder, ‘Recht, historie en schone letteren: het arbeidsterrein van een Gents kopiistencollectief. Hs. Brussel KB 16.762-75 en het Comburgse handschrift’, Queeste, Tijdschrift over Middeleeuwse letterkunde in de Nederlanden 10-1 (2003) 27-78. W. van Anrooij, ‘Handschriften als spiegel van de middeleeuwse tekstcultuur’, elektronisch raadpleegbaar op http:
www.wetenschapsagenda.leidenuniv.nl/content-docs/Oraties-2005/oratie-van-anrooij.pdf. Lopend onderzoek in het kader van het VNC-project ‘Databank van veertiende-eeuwse niet-literaire Nederlandse teksten. Opbouw en linguïstisch onderzoek’ (uitgevoerd aan de Vrije Universiteit Amsterdam in de periode 2004-2007), met onder meer paleografisch onderzoek door dr. E. Kwakkel naar identieke schrijfhanden in literaire teksten en ambtelijke
bescheiden te Brussel, Antwerpen en Mechelen.)
7. De afkalvende universitaire belangstelling voor de beoefening van de hulpwetenschappen en de diplomatiek in het bijzonder is omgekeerd evenredig met het belang van deze discipline voor de ontrafeling van het verschriftelijkingsproces in een middeleeuwse samenleving.
8. De editie van een traditioneel oorkondenboek wordt ten onrechte beschouwd als een open-eindproject.
9. Aan een digitale editie van een oorkondenboek moeten, ook bij een gefaseerde elektronische publicatie, dezelfde eisen van wetenschappelijkheid worden gesteld als aan een gedrukte editie. 10. Het plan van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap om per 1 januari 2009 de bekostiging van de Archiefschool te staken en bovendien art. 22 van de Archiefwet te schrappen, miskent het belang van goed geschoolde archivarissen en zet de verhoudingen binnen het
archiefwezen op scherp.
(Artikel 22 van de Archiefwet: ‘Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld omtrent de opleiding tot en het verkrijgen van diploma's in de archivistiek’.)
11. Het zou wenselijk zijn de archiefcollecties bij particuliere instellingen over te brengen naar wettelijke archiefdepots met het oog op een deugdelijke conservering, archivering en raadpleging. 12. De overheid heeft in 2002 bij de creatie van het ambt van griffier in de Nederlandse gemeenten een kans gemist om de beoogde burgerparticipatie zelf concreet vorm te geven, omdat de gemiddelde burger de term ‘griffier’ meer associeert met de rechtbank dan met de gemeentelijke politiek.