• No results found

Het Toepassen van Lichamelijke Straffen: Een meta-analyse naar het slaan van kinderen en het ontstaan van antisociaal gedrag

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Het Toepassen van Lichamelijke Straffen: Een meta-analyse naar het slaan van kinderen en het ontstaan van antisociaal gedrag"

Copied!
35
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Het Toepassen van Lichamelijke Straffen:

Een meta-analyse naar het slaan van kinderen en het ontstaan

van antisociaal gedrag

Masterscriptie Forensische Orthopedagogiek Graduate School of Child Development and Education Universiteit van Amsterdam Naam Student: L. M. de Man Studentnummer: 12752746 Begeleider: dhr. Dr. M. Assink Tweede beoordelaar: mw. dr. C.E. van der Put Amsterdam, juni, 2020

(2)

Inhoudsopgave Abstract……….………..…3 Inleiding………..…4 Methode………..…9 Resultaten……….….13 Discussie………..…….…15 Literatuurlijst……….……20

Bijlage 1: Kenmerken studies………...27

Bijlage 2: Tabel continue moderatoranalyses………..…….29

Bijlage 3: Tabel categorische moderatoranalyses……….…30

Bijlage 4: Funnelplot……….…32

(3)

Abstract

Spanking children is a widely researched subject in the behavioural sciences. The literature shows that spanking children can lead to antisocial behaviour of children. In this study, a meta-analysis was performed to investigate the strength and direction of this association. A number of potential moderators were tested. The results showed that there is a moderately significant positive relationship between the spanking of children and the development of antisocial behaviour (r = 0.212, p <.001). This result implies that as parents spank their children more often, this increases the chance of developing antisocial behaviour. Moderator analysis shows that the mean age of children, upper limit of the age of spanked children, sample size of unspanked children and land of data effects the relationship. It is demonstrated again that spanking children have significant effects on antisocial behaviour, so it is recommended to raise awareness of the consequences of spanking children and to approach this parenting problem as early as possible. For follow-up research it is advisable to use a longer search procedure and to search and code with several researchers.

Keywords: spanking, corporal punishment, antisocial behavior, multilevel meta-analysis

(4)

Inleiding

Al jaren lang leeft de discussie over het toepassen van lichamelijke straffen in de opvoeding. De voor- en tegenstanders van lichamelijke straffen, ook wel de corrigerende of pedagogische tik genoemd, staan lijnrecht tegenover elkaar als het gaat om het nut hiervan (Kraak, 2017). Sinds 2007 is in de wet de wijziging aangebracht dat geweld tegen kinderen verboden is: 'In de verzorging en opvoeding van het kind passen de ouders geen geestelijk of lichamelijk geweld of enige andere vernederende behandeling toe' (Artikel 247, Burgerlijk Wetboek boek 1). De maatschappij zegt met dit verbod dat het ongepast is om lichamelijke

straffen toe te passen om sociaal gedrag te corrigeren of aan te leren (Kraak, 2017).Toch blijkt

uit onderzoek dat de meerderheid van de ouders hun kinderen slaat wanneer zij zich misdragen

of ongehoorzaam zijn (Taylor, Manganello, et al., 2010).De vraag is wat de gevolgen zijn voor

het kind als gebruik wordt gemaakt van een lichamelijke straf. Eén van de gevolgen van het toepassen van lichamelijke straffen is het ontstaan van antisociaal gedrag bij het kind (zie bijvoorbeeld Gershoff & Grogan-Kaylor, 2016). Met een meta-analyse wordt in deze studie het verband tussen het slaan van kinderen door ouders en het ontstaan van antisociaal gedrag bij kinderen nader onderzocht.

De wettelijke beperking voor het lichamelijk straffen van kinderen (Artikel 247, Burgerlijk Wetboek boek 1), en de praktijk blijken sterk uitéén te lopen. Uit onderzoek is gebleken dat ongeveer 77% van de jonge ouders hun kind wel eens slaat wanneer zij zich misdragen of ongehoorzaam zijn (Taylor, Manganello, et al., 2010). Een positieve houding tegenover het gebruik van lichamelijke straffen bij kinderen lijkt onder andere te ontstaan doordat ouders zijn blootgesteld aan familiegeweld en/of kindermishandeling in hun eigen kindertijd. Voorstanders geloven nooit of zelden dat lichamelijk letsel een gevolg kan zijn van het lichamelijk straffen van kinderen (Gagné, Tourigny, et al., 2007). Ook kunnen ouders die tijdens hun jeugd vaak geslagen zijn, dit ook gaan toepassen op hun eigen kinderen (Simons &

(5)

Wurtele, 2010). In de praktijk blijkt de corrigerende tik dus een veel toegepaste opvoedmethode te zijn (Taylor, Manganello, et al., 2010; Woodward, Fergusson, et al., 2007), terwijl de wet het toepassen van lichamelijke straffen strafbaar stelt (Artikel 247, Burgerlijk Wetboek boek 1).

In de klinische praktijk is er duidelijk onwetendheid over de werkelijke getallen van het toepassen van lichamelijke straffen in de praktijk. Zo blijkt dat 70% van de psychologen nooit zouden suggereren dat ouders hun kind slaan (Schenck, Lyman, et al., 2000). Er is ook veel onduidelijkheid over de term ‘lichamelijke straffen’. In onderzoeken worden de termen ‘lichamelijke straffen’, ‘corrigerende tik’ en ‘slaan’ door elkaar gebruikt (Gershoff & Grogan-Kaylor, 2016). Daarnaast is het dikwijls onduidelijk wat precies wordt bedoeld met de termen. Een veel gebruikte definitie van ‘slaan’ is: ‘’het gebruik van fysieke kracht met de intentie om het kind pijn te laten ervaren, maar geen schade aan te richten, met als doel het controleren of corrigeren van het gedrag van het kind’’. Deze definitie is veel gebruikt om het slaan van kinderen af te bakenen van zwaardere vormen van lichamelijke straffen (Baumrind, 2001). Deze definitie wordt vanaf nu ook gehanteerd in deze meta-analyse.

Hoewel de klinische praktijk onwetend is over de werkelijke getallen van het toepassen van lichamelijke straffen in de praktijk, is wel veel bekend over de mogelijke gevolgen van lichamelijke straffen voor kinderen. Uit onderzoek is gebleken dat wanneer ouders lichamelijke straffen gebruiken, dit op lange termijn kan leiden tot bijvoorbeeld antisociaal gedrag (Straus, Sugerman & Giles-Sims, 1997). De interacties tussen de persoonlijkheid van het kind en disfunctioneel opvoeden zouden de ontwikkeling van antisociaal gedrag beïnvloeden (Prinzie, Schenk, et al., 2017). Wanneer de jongere negatief, opstandig, ongehoorzaam en vijandig gedrag vertoont tegenover autoriteitsfiguren of gedrag vertoont waarbij de grondrechten, sociale normen of regels worden overtreden, wat niet leeftijdsadequaat is, is sprake van antisociaal gedrag (Nederlands Jeugdinstituut, 2009). Denk bijvoorbeeld aan spijbelen, vechten, liegen en stelen. In deze studie zal antisociaal gedrag worden gedefinieerd als regel

(6)

overtredend en grensoverschrijdend gedrag dat niet wordt geaccepteerd door het gezin, de school of de bredere sociaal-maatschappelijke context.

Er zijn verschillende theorieën die het gebruik van lichamelijke straffen kunnen verklaren. Bevindingen uit onderzoek ondersteunen een intergenerationele geweldcyclus; ouders die tijdens hun jeugd veelvuldig geslagen zijn, vinden slaan acceptabel en slaan hun kinderen vaker (Simons & Wurtele, 2010). Deze kinderen vinden slaan een acceptabele disciplinerende methode. Ook blijken zij de voorkeur te geven aan agressieve strategieën bij conflictoplossing (Simons & Wurtele, 2010). De theorie van de intergenerationele geweldscyclus sluit aan op het sociaal leerperspectief; kinderen leren sociaal gedrag door anderen te observeren en te imiteren (Bandura, 1997). Wanneer kinderen een persoon agressief gedrag zien vertonen, zullen zij waarschijnlijk agressieve acties imiteren. De intergenerationele geweldscyclus en de cognitive social learning theory beschrijven dus dat geweld ontstaat door observatie en imitatie van geweld en zo in stand wordt gehouden over generaties.

Doorgaans slaan ouders hun kind om het korte-termijn-gedrag van het kind te beheersen en het gezag van ouders te versterken. Het slaan door ouders kan op lange termijn door internalisatie zorgen voor schuldgevoelens en angst bij het kind. Hierdoor maken kinderen de geboden en verboden van hun ouders eigen (Baumrind, 1997). Aan de andere kant kan het toepassen van lichamelijke straffen doeltreffend zijn bij kinderen van 2 tot 6 jaar mits dit wordt toegepast door liefhebbende ouders. Zo is gebleken dat kinderen van deze leeftijd minder agressief en ongehoorzaam zijn, voornamelijk als het slaan ter ondersteuning dient van een mildere disciplinaire techniek zoals verbaal waarschuwen (Larzelere, 2000). Voor jongeren die ver gevorderd zijn in de cognitieve ontwikkeling en de verbale uitleg of waarschuwing goed begrijpen, heeft de corrigerende tik geen positieve uitwerking meer. Het wordt door oudere kinderen meer als vernederend ervaren en ongewenst gedrag neemt dan juist toe (Straus, Sugerman & Giles-Sims, 1997). Oudere kinderen geven aan, dat zij uitleggen en beredeneren

(7)

een betere opvoedmethode vinden om gedrag te corrigeren op de lange termijn (Vittrup & Holden, 2010).

Uit voorgaande onderzoeken is gebleken dat het slaan van kinderen door ouders samenhangt met externaliserend probleemgedrag zoals delinquentie en agressie bij kinderen (Gershoff, Lansford, et al., 2012; MacKenzie, Nicklas, et al, 2012). Zo bleek uit onderzoek van McKee en collega’s (2007) dat frequenter gebruik van lichamelijke straffen waren gerelateerd aan meer externaliserend probleemgedrag. Ook zou het disciplineren van kinderen middels lichamelijke straffen leiden tot een toename van agressief gedrag bij kinderen (Altschul, Lee, et al., 2016; Taylor, Manganello, et al., 2010). Als lichamelijke straffen worden gebruikt in de opvoeding, dan kunnen ouders het kind aanleren dat geweld een goede oplossing is voor het oplossen van conflicten, waardoor die kinderen meer en meer fysiek agressief gedrag gaan vertonen (Strassberg, Dodge, et al., 1994). Dat is, naast het agressieve gedrag zelf, ongunstig omdat agressieve kinderen op latere leeftijd een verhoogd risico hebben op alcohol- en drugsmisbruik, ongelukken, delinquentie, depressie en kindermishandeling (Tremblay, Nagin, et al., 2004). De correlatie tussen lichamelijke straffen en externaliserend probleemgedrag blijkt sterker te zijn dan de correlatie met internaliserend probleemgedrag of andere symptomen (Bender, Allen, et al., 2007; Lansford, Malone, et al., 2006). Uit onderzoek is gebleken dat genetische risicofactoren de sterkte van de effecten van slaan op antisociaal gedrag bepalen. De interactie tussen genetische risicofactoren en slaan bleek met name bepalend te zijn voor mannen (Boutwell, Franklin, et al., 2011).

Dat er een verband bestaat tussen slaan en probleemgedrag lijkt duidelijk uit bovengenoemde literatuur. Of de relatie causaal, door de ouders of het kind gestuurd wordt of dat er een wederkerig verband bestaat, blijft een onopgelost empirisch probleem. Er zijn veel onderzoeken uitgevoerd naar de relatie tussen het slaan van kinderen en het ontstaan van antisociaal gedrag bij kinderen, maar niet alle studies tonen een even sterk verband. In een

(8)

meta-analyse worden de resultaten van primaire studies samengevat om beter inzichtelijk te maken hoe sterk het verband is tussen slaan en antisociaal gedrag. Dit verband wordt mogelijk beïnvloed door moderatoren, die in een meta-analyse getoetst kunnen worden. Er zijn verschillende onderzoeken uitgevoerd naar modererende factoren van het verband tussen het slaan van kinderen en het ontstaan van antisociaal gedrag. Recent is een onderzoek gedaan naar de modererende werking van de subjectieve perceptie van adolescenten in het verband tussen ouderlijke lijfstraffen en externaliserend gedrag (Wang, Li, et al., 2019). Uit de resultaten bleek dat het sociaal leerperspectief als verklarende factor wordt aangenomen voor het verband tussen het slaan van kinderen en antisociaal gedrag. Maar, het sociale leerproces lijkt afhankelijk te zijn van de percepties van adolescenten over het toepassen van lijfstraffen. Als adolescenten lijfstraffen als gepast beschouwen, zouden zij eerder het gebruik van geweld en agressie door hun ouders als positieve vormen van gedrag beschouwen om vervolgens zelf toe te passen in allerlei sociale contexten (Bandura, 1977). Dit kan het antisociaal gedrag van jeugdigen die geslagen zijn in de hand werken.

Deze meta-analyse bouwt voort op de onderzoeken en theorieën van de afgelopen jaren. Onlangs is een meta-analyse uitgevoerd door Gershoff en Grogan-Kaylor (2016) naar het verband tussen het slaan van kinderen en verschillende kinduitkomsten. Hieruit is gebleken dat het slaan van kinderen is geassocieerd met meer agressie, meer antisociaal gedrag, meer externaliserend probleemgedrag, meer internaliserend probleemgedrag, meer mentale gezondheidsproblemen en een negatievere relatie met ouders. Ook een lagere morele internalisatie, lager cognitief vermogen en een lagere zelfverzekerdheid zijn geassocieerd met het slaan van kinderen. Individuele onderzoeken in deze meta-analyse blijken zeer consistent te zijn, de overgrote meerderheid rapporteert een significant verband tussen het slaan van kinderen en negatieve kinduitkomsten (Gershoff & Grogan-Kaylor, 2016).

(9)

Ondanks dat er een meta-analyse voor handen is (Gershoff & Grogan-Kaylor, 2016), is het waardevol om opnieuw een analyse uit te voeren om een aantal redenen. De meta-analyse van Gershoff en Grogan-Kaylor (2016) is al een aantal jaar geleden uitgevoerd, en daarom zullen in deze meta-analyse recente onderzoeken worden toegevoegd. Daarnaast is de statistische benadering van de meta-analyse van Gershoff en Grogan-Kaylor (2016) achterhaald. Er zullen in dit onderzoek meerdere effectgroottes per studie worden geïncludeerd, om een hogere betrouwbaarheid na te streven. Ook zullen een aantal variabelen worden getoetst als moderator zoals geslacht, leeftijd en land van dataverzameling, wat niet werd gedaan door Gershoff en Grogan-Kaylor (2016). Het doel van dit onderzoek was om het verband tussen het slaan van kinderen en het ontstaan van antisociaal gedrag te onderzoeken.

Methode In- en Exclusie-criteria

Er zijn inclusie en exclusiecriteria opgesteld om bruikbare studies te selecteren. Allereerst werden studies geïncludeerd die zich richten op het gebruik van fysieke kracht met de intentie om pijn te laten ervaren zonder lichamelijke schade aan te richten en met als doel gedrag te controleren of corrigeren. Dit is in lijn met de definitie van ‘slaan’ zoals in deze meta-analyses wordt gehanteerd. Studies werden geïncludeerd wanneer het slaan werd gemeten middels observatie, rapportage door kind, rapportage door ouders of rapportage door het kind en ouders. Studies die zich richten op zwaardere vormen van lichamelijke straffen werden geëxcludeerd, omdat dan sprake kan zijn van lichamelijke mishandeling en dit niet tot doel heeft om gedrag te corrigeren. Ten tweede moet de studie zich richten op een vorm van antisociaal gedrag bij kinderen. Antisociaal gedrag werd in deze studie gedefinieerd als regelovertredend en grensoverschrijdend gedrag dat niet wordt geaccepteerd door het gezin, de school of de bredere sociaal-maatschappelijke context. In studies werd de aanwezigheid van antisociaal gedrag gemeten middels zelfrapportage, ouderrapportage, lerarenrapportage, vriendenrapportage, officiële rapportage of observatie. In studies worden verschillende

(10)

aspecten van antisociaal gedrag gemeten, denk aan: verbaal en fysiek agressief gedrag, delinquent gedrag, pesten, vandalisme of een combinatie van deze aspecten. In geïncludeerde studies worden deze aspecten gemeten middels instrumenten. Ten derde werden studies geïncludeerd die in een peer reviewed journal waren gepubliceerd in het Engels of Nederlands. Tot slot zijn alleen studies geïncludeerd met een kwantitatief onderzoeksdesign, specifiek een cross-sectioneel, retrospectief of een longitudinaal onderzoek, waarin tenminste één effectgrootte gerapporteerd is.

Zoekprocedure

Met de bovenstaande criteria werd een zoekprocedure opgesteld en uitgevoerd om bruikbare studies te zoeken. De studies voor de huidige meta-analyse werden geïdentificeerd uit diverse bronnen. Ten eerste werden studies gezocht in de elektronische databases PsycInfo, Web of science en Google Scholar met een publicatiedatum vanaf 2014. Voor deze datum werd gekozen omdat in de meta-analyse van Gershoff en Grogan-Kaylor (2016) is gezocht tot een publicatiedatum van 2014. Ook werd gezocht naar studies met een publicatiedatum voor het jaar 2014, ook al was dat minder intensief. Dat is gedaan, omdat sommige studies wellicht niet geïncludeerd zijn door Gershoff en Grogan-Kaylor (2016). De zoektermen ‘spanking’‘corporal punishment’ ‘antisocial behavior’ en ‘children’ werden ingevoerd in de elektronische databases.

De tweede bron waarin gezocht werd naar bruikbare studies is de meta-analyse van Gershoff en Grogan- Kaylor (2016). In deze meta-analyse zijn studies gebruikt die het verband onderzoeken tussen het slaan van kinderen en antisociaal gedrag bij kinderen. Deze studies werden nader onderzocht op geschiktheid voor de huidige meta-analyse.

Als derde bron werden de literatuurlijsten van geschikte studies onderzocht om zo studies te identificeren die nog niet uit de eerdere bronnen verkregen konden worden, maar wel relevant waren voor inclusie. De zoekresultaten werden gescreend op titel, abstract en indien

(11)

nodig de volledige tekst. Ook zoekresultaten met externaliserend probleemgedrag werden geselecteerd omdat dit gedrag betreft dat als onjuist wordt ervaren door ouders en andere autoritaire figuren (Dodge, Coie, et al., 2007).

Coderen

Er was een codeerschema opgesteld (bijlage 5) om de geïncludeerde studies te coderen. Het codeerschema is ingedeeld in (1) algemene kenmerken van een studie, (2) kenmerken van de steekproef, (3) kenmerken van het onderzoeksdesign en de kwaliteit van een studie en (4) de effectgroottes. Onder algemene kenmerken van de studie werden gecodeerd: type publicatie, publicatiejaar, publicatiestatus en impactfactor. Bij de steekproefkenmerken werden gecodeerd: gemiddelde leeftijd van kinderen en ouders (in jaren), percentages culturele minderheden, samenstelling van de steekproef (jongens, meisjes, vaders) en land van dataverzameling. Onder kenmerken van het onderzoeksdesign en de kwaliteit van de studie werden gecodeerd: onderzoeksdesign, aspecten van het construct slaan (meetmethode, aantal metingen, gemeten aspecten, periode waarin is geslagen, de wijze van operationalisatie, onder- en bovengrens van slaan en het label dat auteurs gaven aan ‘slaan’), steekproefgrootte en type antisociaal gedrag. Tot slot is onder informatie over de effectgrootte de correlatiecoëfficiënt gecodeerd of berekend.

Berekenen van de Effectgroottes en Statistische analyses

De geïncludeerde studies rapporteerden diverse uitkomstmaten (b.v. gemiddelden en standaarddeviaties, percentages, F-waarden en Chi-kwadraten). Om een vergelijking te kunnen maken tussen de geïncludeerde studies in de sterkte van het verband tussen ‘slaan’ en ‘antisociaal gedrag’, zijn de uitkomstmaten omgerekend naar de correlatiecoëfficiënt r (Pearson-product momentcorrelatie). Een correlatie r = .10 geeft een kleine effect aan, r = .25 een middelgroot effect en r = .40 een groot effect (Cohen, 1988). Voor deze transformaties is gebruikgemaakt van elektronische transformatieprogramma’s.

(12)

In de verschillende te includeren studies werden meerdere effectgroottes gerapporteerd. Effectgroottes die binnen een studie worden gerapporteerd zijn afhankelijk van elkaar, bijvoorbeeld doordat zij voortkomen uit dezelfde steekproef. De assumptie van statistische onafhankelijkheid van effectgroottes is in deze studie dus geschonden. In deze meta-analyse is daarom gebruikgemaakt van een multilevel-benadering waarbij wordt gecontroleerd voor afhankelijkheid in effectgroottes (Assink, van der Put, et al., 2015; Spruit, Assink, et al., 2016). Op deze manier kunnen alle relevante effectgroottes uit een studie toegevoegd worden aan de dataset. Dit heeft als voordeel dat de statistische power groter wordt (Assink, van der Put, et al., 2015). In een drie-level meta-analyse wordt de totale variantie in effectgroottes in de dataset verdeeld over drie niveaus. Niveau 1 van het model betreft de variantie in de steekproef; niveau 2 betreft de variantie tussen effectgroottes binnen studies en niveau 3 betreft de variantie van de effectgroottes tussen de studies. De variantie op niveau 1 is berekend door middel van de formule van Cheung (2015). Op niveau 2 en 3 is de heterogeniteit binnen en tussen de studies getoetst aan de hand van de likelihood ratio test (Wibbelink & Assink, 2015). Als deze toetsen significant blijken te zijn, kan worden geconstateerd dat er sprake is van heterogeniteit in effectgroottes (Spruit, Assink, et al., 2016). Door middel van moderatoren is geprobeerd de variantie te verklaren. Het gevonden effect kan dan afhankelijk zijn van diverse studiekenmerken (bv. het publicatiejaar en de gehanteerde definitie van antisociaal gedrag) en/of steekproefkenmerken (bv. de steekproefgrootte en gemiddelde leeftijd van de kinderen). De multilevel meta-analyse werd uitgevoerd in het programma R (versie 4.0.0). Het protocol en de syntax van Wibbelink en Assink (2015) is gevolgd bij het uitvoeren van de multilevel meta-analyse in R.

Publicatiebias

Een veelvoorkomend probleem in meta-analytisch onderzoek is de publicatiebias, ook wel het file drawer problem genoemd (Rosenthal, 1979). Dit probleem houdt in dat ongunstige of niet-significante onderzoeksresultaten minder kans hebben om gepubliceerd te worden dan

(13)

studies met gunstige of significante resultaten. Hierdoor ontstaat een vertekening van de werkelijkheid en is dus sprake van publicatiebias. Daarnaast worden niet alle studies gepubliceerd in wetenschappelijke tijdschriften of zijn niet te vinden via digitale zoekmachines. Het werkelijke effect kan dus vertekend zijn doordat het aantal significante

onderzoeksresultaten onevenredig groot is in gepubliceerde studies (Rosenthal, 1979).

Om een publicatiebias vast te stellen is een funnel plot gemaakt in R. De effectgroottes uit geïncludeerde studies worden in een funnel plot uitgezet op de x-as tegen de standaardafwijking op de y-as. Er is sprake van een publicatiebias als de effectgroottes niet de vorm van een symmetrische funnel aannemen, ofwel de vorm van een omgekeerde en symmetrische trechter. Indien sprake is van een assymetrische vorm, kan dit mogelijk een aanwijzing zijn voor publicatiebias.

Resultaten Beschrijving van de Geïncludeerde Studies

De zoektocht leverde 26 studies op met 22 onafhankelijke steekproeven die voldeden aan de vooraf opgestelde inclusiecriteria. Geïncludeerde studies in de meta analyse zijn gemerkt met een asterisk (*) in de referentielijst. In totaal zijn er 100 effectgroottes verkregen die de sterkte van het verband tussen het slaan van kinderen en het ontstaan van antisociaal gedrag weergeven. De studies waren gepubliceerd tussen 1997 en 2018 met een mediaan van 2012. De studies waren uitgevoerd in de Verenigde Staten (72%), Europa (21%), Niet Westerse landen (5%) en in verschillende landen over de wereld (2%). De steekproefgrootte varieerde van 89 tot 27660 participanten (N= 77623). De gemiddelde leeftijd van de kinderen was 7.83 jaar (SD = 3.66) en de gemiddelde leeftijd van de ouders was 34.68 (SD = 5.77). Het gemiddelde percentage jongens in de steekproeven was 50.37% (SD = 2.77). In Tabel 1 zijn enkele kenmerken van de geïncludeerde studies weergegeven.

(14)

Uit de analyse bleek een significant overall positief verband tussen het slaan van kinderen en het ontstaan van antisociaal gedrag (r = 0.212, 95% BI [0.167; 0.254], p < .001). Volgens de criteria van Cohen (1988) voor het interpreteren van effectgroottes (r = .10 klein, r = .20 middel en r = .30 groot effect), is dit een verband van gemiddelde sterkte. Dit betekent dat het slaan van kinderen een gemiddeld en positief effect heeft op het ontstaan van antisociaal gedrag bij kinderen.

Door middel van een funnel plot is bekeken of er mogelijk sprake was van publicatiebias. In Bijlage 1 is het funnel plot weergegeven en zijn de ware effectgroottes van de geïncludeerde studies weergegeven als zwarte stippen. Hier is te zien dat er bij benadering een symmetrisch funnel plot was gevormd en er gesproken mag worden van een symmetrische omgekeerde trechter, ofwel een symmetrische funnel. Dit betekent dat er geen aanwijzingen zijn voor publicatiebias. Uit de trim and fill analyse is dan ook gebleken dat er geen studies en effectgroottes missen aan de linkerkant van de funnel.

Resultaten van Moderatoranalyses

Uit de analyse naar heterogeniteit is gebleken dat er een significante heterogeniteit was in effectgroottes. Zo bleek uit analyses dat er significante variantie was binnen studies (X2 (1) = 1663,7736, p < .001) en tussen studies (X2 (1) = 50.5885, p < .001). Dit betekent dat de variantie in effectgroottes niet toe te schrijven is aan toeval. Een mogelijke verklaring hiervoor is dat het overall effect werd beïnvloed door verschillende studie- en steekproef kenmerken. Om deze reden zijn moderator analyses uitgevoerd om na te gaan welke kenmerken van invloed zijn op het overall effect.

Uit de continue moderatoranalyses is ten eerste gebleken dat er een significant moderatoreffect bestond van de gemiddelde leeftijd van kinderen op het verband tussen het slaan van kinderen en het ontstaan van antisociaal gedrag bij kinderen (β = 0.017, 95% BI [0.005; 0.030], p = 0.005). Naarmate de gemiddelde leeftijd van kinderen toenam, nam ook het

(15)

verband tussen het slaan van kinderen en het ontstaan van antisociaal gedrag toe. De steekproefgrootte van de vergelijkingsgroep (i.e. de niet geslagen kinderen) bleek ook een significante moderator te zijn (β = -0.000, 95% BI [-0.000; 0.000], p = .020). Specifiek bleek dat naarmate de steekproefgrootte van niet geslagen kinderen afnam, het verband tussen slaan en antisociaal gedrag (licht) toenam. Tot slot bleek ook de bovengrens van de leeftijd waarop kinderen geslagen werden een positieve significante moderator te zijn (β = 0.011, 95% BI [0.002; 0.019], p = 0.014). Naarmate kinderen die geslagen worden ouder worden, zal de kans toenemen dat antisociaal gedrag ontstaat. Andere variabelen zijn ook onderzocht als moderatoren, maar niet significant gebleken. In Tabel 2 zijn de resultaten van de continue moderatoranalyses weergegeven. De variabelen met te weinig variantie zijn niet onderzocht als moderator.

In Tabel 3 zijn de resultaten weergegeven van de categorische moderatoranalyses. Uit deze analyses is ten eerste gebleken dat het land van dataverzameling een significante moderator is van het verband tussen het slaan van kinderen en het ontstaan van antisociaal gedrag bij kinderen. Zo bleek dat gemiddeld een significant sterker verband werd gevonden in studies die waren uitgevoerd in Europa (r = 0,303) en in Niet-Westerse landen (r = 0,331) dan in studies die waren uitgevoerd in de Verenigde Staten (r = 0,178). Alle andere categorische moderatoren bleken geen significante moderator te zijn van het verband tussen het slaan van kinderen en het ontstaan van antisociaal gedrag.

Discussie

De resultaten van primaire studies werden in deze meta-analyse statistisch samengevat om beter inzichtelijk te maken hoe sterk het verband is tussen het slaan van kinderen en het ontstaan van antisociaal gedrag bij kinderen. Deze analyse bouwt voort op de meta-analyse uitgevoerd door Gershoff en Grogan-Kaylor (2016) door meerdere effectgroottes per studie te includeren en recentere onderzoeken toe te voegen. De resultaten van dit onderzoek

(16)

laten zien dat er een significant middelmatig positief verband bestaat tussen het slaan van kinderen en het ontstaan van antisociaal gedrag (r = 0.212, 95% BI [0.167; 0.254], p <.001). De kans dat een kind antisociaal gedrag ontwikkelt, neemt dus toe als kinderen door hun ouders worden geslagen. Uit eerder uitgevoerde onderzoeken is ook gebleken dat het verband tussen slaan en antisociaal gedrag positief was (Gershoff, Lansford, et al., 2012; MacKenzie, Nicklas, et al., 2012). De sterkte van deze verbanden was niet in elke studie gelijk maar fluctueert. De theorie van het sociaal leerperspectief kan dit verband verklaren. Eén van de manieren waarop kinderen gedrag eigen maken is door het observeren van het gedrag van hun ouders en dit gedrag imiteren (Bandura, 1996). Kinderen kunnen slaan en agressiviteit als normaal beschouwen waardoor de kans toeneemt dat kinderen zelf antisociaal gedrag zullen gaan vertonen.

Uit deze studie is ook gebleken dat de gemiddelde leeftijd van de kinderen en de bovengrens van de leeftijd waarop het kind geslagen is van positieve invloed is op het verband tussen het slaan van kinderen en het ontstaan van antisociaal gedrag. Naarmate het kind een hogere gemiddelde leeftijd heeft of een oudere leeftijd heeft waarop het kind wordt geslagen door ouders, wordt de kans vergroot dat antisociaal gedrag ontstaat. Voorgaande onderzoeken laten dezelfde resultaten zien. Zo kan lichamelijk straffen doeltreffend zijn voor kinderen tussen de 2 en 6 jaar om ongewenst gedrag te verminderen (Larzelere, 2000). Maar, uit eerder onderzoek is gebleken dat oudere kinderen, die verder gevorderd zijn in hun cognitieve ontwikkeling, slaan als vernederend kunnen ervaren en de kans op ongewenst gedrag juist toe zal nemen (Straus, Sugerman, et al., 1997).

Een modererend effect werd ook gevonden voor het land waarin de data is verzameld. Kennelijk zijn de verschillen tussen landen - bijvoorbeeld in cultuur – van invloed op de gevolgen die kinderen zullen ervaren als zij geslagen zijn door hun ouders. Bovendien is er verschil tussen landen en culturen als het gaat om de waarde die gehecht wordt aan het slaan

(17)

van kinderen. In sommige landen wordt slaan gezien als legitiem middel om het gedrag van kinderen te corrigeren (Hawkins, Danielson, et al., 2010). In Nederland wordt er bijvoorbeeld veel gebruik gemaakt van deze methode (Taylor, Manganello, et al., 2010), maar uit de beperking in de wet blijkt wel dat er geen positieve houding is tegenover het slaan van kinderen (Artikel 247, Burgerlijk Wetboek boek 1). In andere landen kan slaan worden gezien als juiste manier om het gedrag van kinderen te corrigeren en kan het zijn dat kinderen hier minder negatieve gevolgen van ervaren. Het gevonden overall effect kan dus niet gegeneraliseerd worden naar alle landen.

Een belangrijke tekortkoming van dit onderzoek is dat de term antisociaal gedrag een breed en ingewikkeld begrip bleek te zijn. Dit heeft voor- en nadelen. Zo is er weinig onduidelijkheid over welke gedragingen binnen deze term vallen. Desondanks vallen door deze onduidelijkheid veel gedragingen binnen deze term wat positief is met betrekking tot het aantal studies dat voldoet aan de inclusiecriteria. Er zijn veel onderzoeken naar het verband tussen het slaan van kinderen door ouders en externaliserend gedrag van bij kinderen. Dit gedrag wordt

namelijk ook als onjuist ervaren door ouders en andere autoritaire figuren (Dodge, Coie, et al.,

2007) en valt dus ook onder de definitie die in deze studie is gegeven aan antisociaal gedrag.

Daarnaast is in veel onderzoeken een andere definitie gegeven aan het slaan van kinderen en wordt er geen lijn getrokken als het gaat om het meten van slaan. Ook wordt vaak gevraagd hoe vaak ouders hun kinderen hebben geslagen in de afgelopen jaren maar deze antwoorden kunnen onbetrouwbaarder worden naarmate de tijd vordert.

Om een zo betrouwbaar mogelijk resultaat te vinden is gebruik gemaakt van een multilevel meta-analyse waarbij meerdere effectgroottes per studie zijn meegenomen. Ondanks de beperkte tijd voor het zoeken naar bruikbare artikelen zijn dus toch relatief veel effectgroottes gevonden. Hoe meer effectgroottes er zijn, des te betrouwbaarder zal het resultaat zijn. Om de resultaten nog betrouwbaarder te maken is het voor vervolgonderzoek aan te raden

(18)

om de gehele zoekprocedure en codering met meerdere onderzoekers te doen. Door samen te zoeken zullen er waarschijnlijk meerdere studies worden gevonden of juist minder door strengere voorwaarden. Ook de codering wordt betrouwbaarder met meerdere onderzoekers omdat de keuzes die gemaakt worden betrouwbaarder zijn als er sprake is van samenwerking en overleg.

Het is opvallend dat er veel onderzoek is gedaan naar de gevolgen van het slaan van kinderen op jonge leeftijd. In sommige onderzoeken werd antisociaal gedrag al gemeten op een leeftijd van 5 jaar. De vraag is of dit de juiste leeftijd is om antisociaal gedrag te onderzoeken aangezien dit gedrag vaak beter zichtbaar is in de pubertijd (American Psychiatric Association, 2013). Uit deze meta-analyse is gebleken dat de leeftijd waarop dit verband wordt onderzocht van invloed is op de uitkomst. Vervolgonderzoek zou zich hier beter in kunnen verdiepen. Ook de meting van slaan zou beter kunnen. Er is in geïncludeerde studies vaak ondervraagd hoe vaak ouders hun kind hebben geslagen in de afgelopen week of maand terwijl dit misschien heel verschillend is over tijd. Er kan namelijk geslagen zijn als hoge uitzondering waarbij het de vraag is of je kan stellen dat kinderen over het algemeen geslagen worden. Ouders zou daarom beter gevraagd kunnen worden of zij ooit hun kind sloegen en op welke leeftijd dit het meeste voorkwam.

De resultaten van dit onderzoek laten dus zien dat het ontstaan van antisociaal gedrag samenhangt met het slaan van ouders die het gedrag van hun kind proberen te corrigeren. Het slaan van kinderen heeft dus negatieve consequenties waar meer bewustzijn voor zou moeten worden gekweekt. Zoals in eerder onderzoek is gebleken slaat de meerderheid van de ouders hun kinderen (Taylor, Manganello, et al., 2010). Het zou goed zijn om ouders bij het begin van het ouderschap al kennis te geven van deze gevolgen. Dit is een preventieve oplossing voor het voorkomen van antisociaal gedrag. Mocht in de opvoeding al sprake zijn van het gebruik van lichamelijke straffen of vormen van antisociaal gedrag zichtbaar zijn, zou een interventie

(19)

ingezet kunnen worden ter voorkoming van herhaling van het slaan door ouders. Het doel is dan om ouders een juiste manier aan te leren voor het corrigeren van gedrag en zo te voorkomen dat jongeren slaan als ‘normaal’ zullen beschouwen en hun eigen kind weer zullen slaan zoals wordt gesteld bij de intergenerationele geweldscyclus (Simons & Wurtele, 2010). Daarnaast zouden de bevindingen van deze meta-analyse gebruikt kunnen worden in de klinische praktijk. Zo zou in risicotaxatie instrumenten gevraagd kunnen worden of sprake is geweest van lichamelijke straffen. Zo kan voorspelt worden of er een verhoogd risico is op antisociaal gedrag en het plegen van strafbare feiten.

Concluderend kan gesteld worden dat het slaan van kinderen de kans op het ontstaan van antisociaal gedrag vergroot. Ondanks dat veel kinderen worden geslagen door hun ouders om gedrag te corrigeren heeft dit dus een negatieve uitwerking. Antisociaal gedrag wordt enkel versterkt door het toepassen van lichamelijke straffen in de opvoeding en het doel om gedrag te corrigeren zal dus niet bereikt worden. Een groter bewustzijn van deze gevolgen zouden ervoor moeten zorgen dat ouders andere technieken gebruiken om het gedrag van hun kind te corrigeren om zo het ontstaan van antisociaal gedrag bij kinderen te voorkomen.

(20)

Literatuurlijst

*Altschul, I., Lee, S. J., & Gershoff, E. T. (2016). Hugs, not hits: Warmth and spanking as predictors of child social competence. Journal of Marriage and Family, 78(3), 695-714. https://doi.org/10.1111/jomf.12306

American Psychiatric Association. (2013). Diagnostic and statistical manual of mental disorders (5th ed.). https://doi.org/10.1176/appi.books.9780890425596

Assink, M., Van Der Put, C.E, Hoeve, M., De Vries, S. L., Stams, G. J. J., & Oort, F. J. (2015). Risk factors for persistent delinquent behavior among juveniles: A meta analytic review. Clinical Psychology Review, 42, 47-61.

https:// doi.org/10.1016/j.cpr.2015. 08.002 Bandura, A. (1977). Social learning theory. Prentice.

Baumrind, D. (1997). Necessary distinctions. Psychological Inquiry, 8, 176–229. https://doi.org/10.1207/s15327965pli0803_2?journalCode=hpli20

Baumrind, D. (2001). Does causally relevant research support a blanket injunction against disciplinary spanking by parents? Invited address at the 109th Annual Convention of the American Psychological Association.

Bender, H. L., Allen, J. P., McElhaney, K. B., Antonishak, J., Moore, C. M., Kelly, H. O. B., & Davis, S. M. (2007). Use of harsh physical discipline and developmental outcomes in adolescence. Development & Psychopathology, 19, 227–242.

https://doi.org/10.1017/S0954579407070125

*Boutwell, B. B., Franklin, C. A., Barnes, J. C., & Beaver, K. M. (2011). Physical

punishment and childhood aggression: The role of gender and gene–environment interplay. Aggressive Behavior, 37(6), 559-568. https://doi.org/10.1002/ab.20409 *Burlaka, V. (2016). Externalizing behaviors of Ukrainian children: The role of parenting.

Child Abuse & Neglect, 54, 23-32. https://doi.org/10.1016/j.chiabu.2015.12.013 Cheung, M. W. L. (2015). metaSEM: An R package for meta-analysis using structural

(21)

equation modeling. Frontiers in Psychology, 5, 1521. https://doi.org/10.3389/ fpsyg.2014.01521/full

Cohen, J. (1988). Statistical power analysis for the behavioral sciences. Lawrence Erlbaum. *Deater-Deckard, K., Ivy, L., & Petrill, S. A. (2006). Maternal warmth moderates the link

between physical punishment and child externalizing problems: A parent-offspring behavior genetic analysis. Parenting: Science and Practice, 6(1), 59-78.

https://doi.org/10.1207/s15327922par0601_3

Dodge, K. A., Coie, J. D., & Lynam, D. (2007). Aggression and antisocial behavior in youth. Handbook of child psychology, 3. https://doi.org/10.1002/9780470147658.chpsy0312 *Evans, S. Z., Simons, L. G., & Simons, R. L. (2012). The effect of corporal punishment and

verbal abuse on delinquency: Mediating mechanisms. Journal of youth and adolescence, 41(8), 1095-1110. https://doi.org/10.1007/s10964-012-9755-x

*Flynn, C. P. (1999). Exploring the link between corporal punishment and children's cruelty to animals. Journal of Marriage and the Family, 971-981. https://doi.org/10.2307/354017 Gagné, M. H., Tourigny, M., Joly, J., & Pouliot-Lapointe, J. (2007). Predictors of adult

attitudes toward corporal punishment of children. Journal of interpersonal violence, 22(10), 1285-1304. https://doi.org/10.1177/0886260507304550

Gershoff, E. T., & Grogan-Kaylor, A. (2016). Spanking and child outcomes: old controversies and new meta-analyses. Journal of family psychology, 30(4), 453.

https://doi.org/10.1037/fam0000191

*Gershoff, E. T., Lansford, J. E., Sexton, H. R., Davis‐Kean, P., & Sameroff, A. J. (2012). Longitudinal links between spanking and children’s externalizing behaviors in a national sample of White, Black, Hispanic, and Asian American families. Child development, 83(3), 838-843. https://doi.org/10.1111/j.1467-8624.2011.01732.x *Gershoff, E. T., Sattler, K. M., & Ansari, A. (2018). Strengthening causal estimates for links

(22)

between spanking and children’s externalizing behavior problems. Psychological science, 29(1), 110-120. https://doi.org/10.1177/0956797617729816

*Grogan-Kaylor, A. (2005). Relationship of corporal punishment and antisocial behavior by neighborhood. Archives of pediatrics & adolescent medicine, 159(10), 938-942. https://doi.org/10.1001/archpedi.159.10.938

*Gunnoe, M. L., & Mariner, C. L. (1997). Toward a developmental-contextual model of the effects of parental spanking on children's aggression. Archives of Pediatrics & Adolescent Medicine, 151(8), 768-775.

https://doi.org/10.1001/archpedi.1997.02170450018003

Hawkins, A., Danielson, C., de Arellano, M. A., Hanson, R. F., Ruggiero, K. J., Smith, D. W., ... & Kilpatrick, D. G. (2010). Ethnic/racial differences in the prevalence of injurious spanking and other child physical abuse in a national survey of adolescents. Child Maltreatment, 15(3), 242-249. https://doi.org/10.1177/1077559510367938

*Hecker, T., Hermenau, K., Isele, D., & Elbert, T. (2014). Corporal punishment and children's externalizing problems: A cross-sectional study of Tanzanian primary school aged children. Child abuse & neglect, 38(5), 884-892.

https://doi.org/10.1016/j.chiabu.2013.11.007

*Jackson, A. P., Preston, K. S., & Franke, T. M. (2010). Single parenting and child behavior problems in kindergarten. Race and Social Problems, 2(1), 50-58.

https://doi.org/10.1007/s12552-010-9026-y

Kraak, A. (2017). Zin en onzin van de pedagogische tik. https://www.nji.nl/nl/Over-het-Nederlands-Jeugdinstituut/Zin-en-onzin-van-de- pedagogische-tik

(23)

differences in the link between physical discipline and later adolescent externalizing

behaviors. Journal of Child Psychology & Psychiatry, 45, 801–812.

https://doi.org/10.1111/j.1469-7610.2004.00273.x

Lansford, J. E., Malone, P. S., Stevens, K. I., Dodge, K. A., Bates, J. E., & Pettit, G. S. (2006). Developmental trajectories of externalizing and internalizing behaviors: factors underlying resilience in physically abused children. Development & Psychopathology, 18, 35. https://doi.org/10.1017/S0954579406060032

*Lapré, G. E., & Marsee, M. A. (2016). The role of race in the association between corporal punishment and externalizing problems: does punishment severity matter? Journal of Child & Family Studies, 25, 432–441. https://doi.org/10.1007/s10826-015-0250-3.pdf Larzelere, R. E. (2000). Child outcomes of nonabusive and customary physical punishment by

parents: An updated literature review. Clinical child and family psychology review, 3(4), 199-221. https://doi.org/10.1023/A:1026473020315

*Lysenko, L. J., Barker, E. D., & Jaffee, S. R. (2013). Sex differences in the relationship between harsh discipline and conduct problems. Social Development, 22(1), 197-214. https://doi.org/10.1111/sode.12002

*Ma, J., & Grogan-Kaylor, A. (2017). Longitudinal associations of neighborhood collective efficacy and maternal corporal punishment with behavior problems in early childhood. Developmental psychology, 53(6), 1027. https://doi.org/10.1037/dev0000308

*Ma, J., Han, Y., Grogan-Kaylor, A., Delva, J., & Castillo, M. (2012). Corporal punishment and youth externalizing behavior in Santiago, Chile. Child abuse & neglect, 36(6), 481-490. https://doi.org/10.1016/j.chiabu.2012.03.006

*McKee, L., Roland, E., Coffelt, N., Olson, A. L., Forehand, R., Massari, C., ... & Zens, M. S. (2007). Harsh discipline and child problem behaviors: The roles of positive parenting and gender. Journal of Family Violence, 22(4), 187-196.

(24)

https://doi.org/10.1007/ s10896-007-9070-6.pdf

MacKenzie, M. J., Nicklas, E., Waldfogel, J., & Brooks‐Gunn, J. (2012). Corporal punishment and child behavioural and cognitive outcomes through 5 years of age: Evidence from a contemporary urban birth cohort study. Infant and child development, 21(1), 3-33. https://doi.org/10.1002/icd.758

*Mendez, M., Durtschi, J., Neppl, T. K., & Stith, S. M. (2016). Corporal punishment and externalizing behaviors in toddlers: The moderating role of positive and harsh parenting. Journal of Family Psychology, 30(8), 887. https://doi.org/10.1037/fam0000187

Nederlands Jeugdinstituut (2009). Classificatie Jeugdproblemen: A202 Opstandig gedrag en/of antisociaal gedrag. https://www.nji.nl/nl/Databank/Classificatie-Jeugdproblemen/ A202-Opstandig-gedrag-enof-antisociaal-gedrag.html

*Pederson, C. A., & Fite, P. J. (2014). The impact of parenting on the associations between child aggression subtypes and oppositional defiant disorder symptoms. Child Psychiatry & Human Development, 45(6), 728-735. https://doi.org/10.1007/s10578-014-0441-y Prinzie, P., Schenk, J., & Naber, F. (2017). Antisociaal gedrag bij kinderen en jeugdigen. In

Pedagogiek in beeld (pp. 241-252). Bohn Stafleu van Loghum.

Rosenthal, R. (1979). The file drawer problem and tolerance for null results. Psychological bulletin, 86(3), 638. https://doi.org/10.1037/0033-2909.86.3.638

Schenck, E. R., Lyman, R. D., & Bodin, S. D. (2000). Ethical beliefs, attitudes, and

professional practices of psychologists regarding parental use of corporal punishment: a survey. Children’s Services: Social Policy, Research, and Practice, 3, 23–38. https://doi.org/10.1207/S15326918CS0301_2

*Scott, S., Lewsey, J., Thompson, L., & Wilson, P. (2014). Early parental physical punishment and emotional and behavioural outcomes in preschool children. Child: care, health and development, 40(3), 337-345. https://doi.org/10.1111/cch.12061

(25)

*Simons, R. L., Wu, C. I., Lin, K. H., Gordon, L., & Conger, R. D. (2000). A cross-cultural examination of the link between corporal punishment and adolescent antisocial behavior. Criminology, 38, 47–80. https://doi.org/10.1111/j.1745-9125.2000.tb00883.x Simons, D. A., & Wurtele, S. K. (2010). Relationships between parents’ use of corporal

punishment and their children's endorsement of spanking and hitting other children. Child abuse & neglect, 34(9), 639-646. https://doi.org/10.1016/j.chiabu.2010.01.012 *Slade, E. P., & Wissow, L. S. (2004). Spanking in early childhood and later behavior

problems: A prospective study of infants and young toddlers. Pediatrics, 113(5), 1321-1330. https://doi.org/10.1542/peds.113.5.1321

Spruit, A., Assink, M., Van Vugt, E. S., Van Der Put, C. E., & Stams, G. J. J. M. (2016). The effects of physical activity interventions on psychosocial outcomes in adolescents: A meta analytic review. Clinical Psychology Review, 45, 56-71.

https://doi.org/10. 1016/j.cpr.2016.03.006

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden 8 maart 2007, Boek 1 van Burgerlijk Wetboek artikel 247 lid 2.

Strassberg, Z., Dodge, K. A., Pettit, G. S., & Bates, J. E. (1994). Spanking in the home and children's subsequent aggression toward kindergarten peers. Development and psychopathology, 6(3), 445-461. https://doi.org/10.1017/S0954579400006040 *Straus, M. A., Sugarman, D. B., & Giles-Sims, J. (1997). Spanking by parents and

subsequent antisocial behavior of children. Archives of Pediatrics & Adolescent Medicine, 151(8), 761-767. https://doi.org/10.1001/archpedi.1997.02170450011002 *Streit, C., Carlo, G., Ispa, J. M., & Palermo, F. (2017). Negative emotionality and discipline

as long-term predictors of behavioral outcomes in African American and European American children. Developmental psychology, 53(6), 1013.

(26)

*Taylor, C. A., Manganello, J. A., Lee, S. J., & Rice, J. C. (2010). Mothers' spanking of 3- year-old children and subsequent risk of children's aggressive behavior. Pediatrics, 125(5), e1057-e1065. https://doi.org/10.1542/peds.2009-2678

Tremblay, R. E., Nagin, D. S., Seguin, J. R., Zoccolillo, M., Zelazo, P. D., Boivin, M., ... & Japel, C. (2004). Physical aggression during early childhood: Trajectories and predictors. Pediatrics, 114(1), e43-e50. https://doi.org/10.1542/peds.114.1.e43 Vittrup, B., & Holden, G. W. (2010). Children's assessments of corporal punishment and

other disciplinary practices: The role of age, race, SES, and exposure to spanking. Journal of Applied Developmental Psychology, 31(3), 211-220.

https://doi.org/10. 1016/j.appdev.2009.11.003

*Wang, M., Li, J., & Liu, L. (2019). Perceived appropriateness as a moderator of the

association between corporal punishment and Chinese adolescents’ externalizing

behaviors. Journal of Child and Family Studies, 28(10), 2867-2875.

https://doi.org/10.1007/s10826-019-01466-w

Wibbelink, C., & Assink, M. (2015). Handleiding voor het uitvoeren van een drie-level meta- analyse in R. Amsterdam: Afdeling Forensische Orthopedagogiek, Universiteit van Amsterdam.

Woodward, L. J., Fergusson, D. M., Chesney, A., & Horwood, L. J. (2007). Punitive

(27)

Bijlage 1: Tabel kenmerken studies Tabel 1. Kenmerken studies

Auteur(s) en publicatiejaar N # ES Design Land Geslacht kind Etnische min. ASG Boutwell, Franklin, Barnes &

Beaver (2011)

10700 1 Long VS Beide 0.44 Agressie

Gunnoe & Mariner (1997) 1112 1 Long VS Beide Combi

Flynn (1999) 267 1 Retro VS Beide 0.27 Anders

Jackson, Preston & Franke (2010)

89 1 Retro VS Beide 0.0 Anders

Slade & Wissow (2004) 1966 1 Long VS Beide 0.48 Combi

Grogan-Kaylor (2005) 1943 1 Long VS Beide 0.39 Combi

Straus et al. (1997) 807 10 Long VS Beide Combi

Taylor, Mangello, Lee & Rice (2010)

2461 2 Long W Beide 0.49 Combi

Altschul, Lee & Gershoff (2016) 3279 4 Long VS Beide Agressie

Burlaka (2016) 320 1 Retro EU Beide Combi

Wang, Li & Liu (2019) 1164 1 Retro NW Beide Combi

Streit, Carlo, Ispa & Palermo (2017)

1840 4 Long VS Beide 0.48 Combi

Ma & Grogan-Kaylor (2017) 3705 6 Long VS Beide 0.50 Combi

Mendez, Durtschi, Neppl & Stith (2016)

218 4 Long VS Beide 0.01 Agressie

Scott, Lewsey, Thompson & Wilson (2014)

1600 1 Long EU Beide 0.34 Combi

(28)

Ma, Han, Grogan-Kaylor, Delva & Castillo (2012)

919 2 Retro VS Beide Combi

Gershoff, Lansford & Sexton (2012)

11044 3 Retro VS Beide 0.36 Combi

Evans, Simons & Simons (2012) 704 4 Long VS Beide Combi

Lansford, Deater-Deckard, Dodge, Bates & Pettit (2004)

453 4 Long VS Beide 0.16 Combi

Lapré & Marsee (2016) 106 3 Retro VS Beide 0.34 Combi

Simons, Wu, Lin, Gordon & Conger (2000)

1889 16 Retro VS Beide 0.23 Combi

Deater-Deckard, Ivy & Petrill (2006)

297 1 Retro EU Beide Combi

Gershoff, Sattler & Ansari (2018)

12112 2 Long VS Beide 0.38 Combi

Hecker, Hermenau, Isele & Elbert (2013)

409 4 Cross NW Beide Combi

Lyseko, Barker & Jaffee (2013) 27660 18 Long EU Beide Combi

(29)

Bijlage 2: Tabel continue moderatoranalyses Tabel 2. Moderator analyse continue variabelen in Fishers’ Z

Naam variabele Studies ES Intercept (95%) β1 (95% BI) F (df1, df2) p

Publicatiejaar 27 100 0.212 [0.165; 0.259] 0.002 [-0.003; 0.007] 0.710 (1, 98) 0.404

Impactfactor 27 100 0.218 [0.170; 0.266] 0.005[0.006; 0.017] 0.910 (1, 98) 0.346

Gemiddelde leeftijd kinderen 19 85 0.211 [0.150; 0.273] 0.017 [0.005; 0.030] 8.14 (1, 83) 0.005

Gemiddelde leeftijd ouders 9 37 0.226 [0.121; 0.331] 0.002 [-0.016; 0.020] 0.049 (1, 35) 0.826

Percentage culturele minderheden 14 54 0.180 [0.138; 0.222] -0.002 [-0.005; 0.001] 2.425 (1,52) 0.126

Percentage blanken 12 37 0.171 [0.119;0.222] 0.001 [-0.001; 0.003] 0.380 (1,35) 0.542

Percentage Afrikaans-Amerikaans 11 33 0.176 [0.120; 0.231] 0.000 [-0.002; 0,003] 0.073 (1, 31) 0.789

Aantal metingen slaan 27 100 0.213 [0.167; 0.260] -0.004 [-0.026; 0.018] 0.128 (1, 98) 0.721

Duur studie 11 64 0.208 [0.142; 0.274] 0.001 [-0.003; 0.001] 1.676 (1, 62) 0.200

Grootte Steekproef 27 100 0.219 [0.170; 0.270] 0.000 [-0.000; 0.000] 0.100 (1, 98) 0.758

Steekproefgrootte geslagen kinderen 9 45 0.184 [0.121; 0.247] -0.000 [-0.000; 0.000] 2.024 (1, 43) 0.162

Steekproefgrootte vergelijkingsgroep 9 45 0.177 [0.115; 0.239] -0.000 [-0.000; 0.000] 5,801 (1, 43) 0.020

Ondergrens leeftijd slaan 25 98 0.216 [0.167; 0.265] 0.006 [-0.004; 0.016] 1.263 (1, 96) 0.264

(30)

Bijlage 3: Tabel categorische moderatoranalyses Tabel 3. Moderator analyses categorische variabelen in Fishers’ Z

Naam variabele Studies ES Intercept (95%) β1 (95% BI) F (df1, df2) p

Land data - VS - Europa - Niet-Westers - Wereld 16 4 2 1 72 21 5 2 0.178 [0.134; 0.222] 0.303 [0.209; 0.397] 0.331 [0.205; 0.458] 0.195 [0.092; 0.299] 0.125 [0.021; 0.229] 0.154 [0.020; 0.288] 0.018 [-0.077; 0.113] 3.228 (3, 96) 0.026 Onderzoeksdesign - Longitudinaal - Retrospectief - Cross-sectioneel 10 11 1 63 33 4 0.186 [0.123; 0.248] 0.231 [0.164; 0.299] 0.355 [0.158; 0.552] 0.046 [-0.046; 0.138] 0.169 [-0.038; 0.376] 1.535 (2, 97) 0.221 Meetmethode slaan - Rapportage kind - Rapportage ouders - Rapportage ouders en kind

8 13 1 33 66 1 0.205 [0.138; 0.273] 0.223 [0.167; 0.278] 0.192 [-0.044; 0.429] 0.017 [-0.058; 0.092] -0.013 [-0.259; 0.233] 0.122 (2, 97) 0.885 Periode Slaan - Afgelopen week - Afgelopen maand - Afgelopen jaar - Ooit - Hypothetisch - Doorgaans 6 2 2 5 1 8 20 22 5 11 4 38 0.226 [0.147; 0.306] 0.255 [0.168; 0.341] 0.207 [0.049; 0.366] 0.211 [0.107; 0.314] 0.068 [-0.141; 0.276] 0.227 [0.159; 0.295] 0.028 [-0.074; 0.130] -0.019 [-0.196; 0.158] -0.016 [-0.146; 0.115] -0.159 [-0.382; 0.065] 0.001 [-0.082; 0.084] 0.589 (5, 94) 0.708 Operationalisatie slaan - Vlakke hand

- Combinatie van aspecten

7 15 13 77 0.185 [0.131; 0.239] 0.216 [0.169; 0.264] 0.044 [-0.004; 0.092] 3.349 (1, 98) 0.070 Label auteurs - Spanking - Corporal Punishment - Physical Punishment - Physical Discipline 6 13 4 2 14 56 10 20 0.220 [0.156; 0.285] 0.230 [0.177; 0.284] 0.135 [0.032; 0.238] 0.254 [0.121; 0.387] 0.010 [-0.040; 0.060] -0.086 [-0.207; 0.036] 0.034 [-0.114; 0.181] 1.039 (3, 96) 0.379 Type ASG - Agressief gedrag - Combinatie van aspecten

3 18 9 89 0.244 [0.169; 0.320] 0.210 [0.162; 0.258] -0.034 [-0.101; 0.033] 0.525 (2,97) 0.593

(31)

- Anders 2 2 0.227 [0.031; 0.423] -0.018 [-0.227; 0.192] Meting ASG - Zelfrapportage - Ouderrapportage - Leraarrapportage 5 15 3 13 81 6 0.202 [0.110; 0.294] 0.220 [0.165; 0.276] 0.202 [0.095; 0.310] 0.018 [-0.089; 0.126] 0.000 [-0.095; 0.096] 0.062 (2, 97) 0.940

(32)

Bijlage 4: Funnel plot Figuur 1. Funnel plot

(33)

Bijlage 5: Codeerschema

Meta-analyse verband tussen lijfstraffen en antisociaal gedrag Codeerschema

Algemene informatie

1. Studienummer: [Studie]

2. Referentie: [Ref]

3. Datum codering: [Cdatum]

4. Type publicatie: [TypePub]

1. Boek

2. Artikel van een Journal of boekhoofdstuk 3. Thesis 4. Technisch rapport 5. Paper 6. Anders: 5. Publicatiejaar: [Pubjaar] 6. Publicatiestatus: [PubStatus] 0. Ongepubliceerd 1. Gepubliceerd 7. Impactfactor: [Impact] Steekproefbeschrijving

8. Gemiddelde leeftijd van kinderen in steekproef (jaren): [Mkinderen]

9. Gemiddelde leeftijd ouders in steekproef: [Mouders]

10. Percentage culturele minderheden: [PercMinder]

Blanken: % [PercBlank] Afrikaans-Amerikaans: % [PercAfrAm] Hispanic: % [PercHisp] Amerikaans: % [PercAmer] Aziatisch: % [PercAzia] Marokkaans: % [PercMaro] Surinaams: % [PercSuri] Antiliaans: % [PercAntil] Turks: % [PercTurk]

(34)

Anders: % [PercAnder]

11. Sekse van steekproef: [Sekse]

1. Beide 2. Meisjes 3. Jongens

12. Percentage jongens in steekproef: % [PercJongens]

13. Percentage vaders in steekproef: % [PercVaders]

14. Land van dataverzameling: [LandData]

1. Verenigde Staten 2. Canada 3. Europa 4. Australië 5. Niet Westers Onderzoeksdesign en kwaliteitsbeschrijving 15. Onderzoeksdesign: [TypeStudie] 1. Prospectief/ longitudinaal 2. Retrospectief 3. Cross-sectioneel 3. Experimenteel 4. Anders

16. Meetmethode van slaan: [MetingSlaan]

1. Observatie

2. Rapportage door kind 3. Rapportage door ouders

4. Rapportage door ouders en kind

17. Aantal metingen van slaan: [Meting]

18. Duur van studie (Maanden): [Duur]

19. Grootte steekproef: [Nsteekproef]

20. Steekproefgrootte geslagen kinderen: [NTreatment]

21. Steekproefgrootte vergelijkingsgroep: [NControle]

22. Gemeten aspecten van slaan: [AspSlaan]

1. Frequentie

2. Frequentie en ernst

(35)

1. Afgelopen week 2. Afgelopen maand 3. Afgelopen jaar 4. Ooit 5. Hypothetisch 6. Doorgaans

24. Operationalisatie slaan [OperSlaan]

1. Slaan met vlakke hand 2. Slaan met vuist 3. Slaan met voorwerp

4. Slaan met doel te blesseren

5. Combinatie van meerdere aspecten

25. Label auteurs: [Label]

1. Spanking

2. Corporal punishment 3. Physical punishment 4. Physical discipline 5. Slap or hit

26. Ondergrens waarin kind geslagen werd: [Ondergrens]

27. Bovengrens waarin kind geslagen werd: [Bovengrens]

28. Type antisociaal gedrag: [TypeASG]

1. Agressief gedrag

2. Verbaal agressief gedrag 3. Fysiek agressief gedrag 4. Delinquent gedrag 5. Pesten

6. Vandalisme

7. Combinatie van aspecten 8. Anders:

29. Type meting ASG: [MetingASG]

1. Zelfrapportage 2. Ouderrapportage 3. Leraarrapportage 4. Vriendenrapportage 5. Officiële rapportage 6. Observatie Effectsize

30. Effectsize ID: [ESid]

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Niet alleen kunnen toponiemen binnen landschapshistorisch onderzoek te hulp worden geroepen om een historisch verhaal te reconstrueren, geografische namen kunnen door

Voor zover er wel werd geadviseerd door de ouders, werden de ambachtelijke beroepen het meest aangeraden (31%)« Het landarbeidersberoep werd veel min- der vaak aangeraden (11%).

Het mest- gedrag van de varkens is essentieel in de Star+-stal aangezien deze stal veel dichte vloer heeft, waardoor er een vrij groot risico bestaat op het bevuilen van deze

It com- plements the Strategic Plan for HIV, AIDS and STIs 2000-2005 (NDoH 2000), and, in particular, elaborates on the treatment, care and support of people living with

With this article the author intends to fill one of these gaps in the narrative of social history and focuses specifically on the experiences of teachers who taught

To achieve this aim, the following objectives were set: to determine the factors that play a role in the pricing of accommodation establishments; to determine

Zo’n an- dere aanpak, meer kennis over hoe te leren, over motiveren, ik denk niet dat het daarmee moeilijk wordt, of dat het meer tijd gaat kosten.. Het gaat je juist veel

Toelichting van begrippen • Arbeidsopbrengst ondernemer = de vergoeding voor de arbeid die de ondernemer levert inclusief leidinggeven en het door hem gedragen ondernemersrisico in