• No results found

Vrij duidelijk is dat dit behoorlijk interessante onderzoek een tamelijk lange titel heeft Een onderzoek naar positief-polaire bijwoorden van midhoge graad

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Vrij duidelijk is dat dit behoorlijk interessante onderzoek een tamelijk lange titel heeft Een onderzoek naar positief-polaire bijwoorden van midhoge graad"

Copied!
67
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Begeleider: J. Hoeksema Tweede lezer: P. Hendriks Studentnummer: 2031779

Inleverdatum: 19 augustus 2015

Vrij duidelijk is dat dit behoorlijk interessante onderzoek

een tamelijk lange titel heeft

Een onderzoek naar positief-polaire bijwoorden van midhoge graad

Ruth den Braber

(2)

1 Inhoudsopgave

1. Inleiding 3

1.1 Bijwoorden van graad 3

1.1.1 Combinatie met een comparatief 5

1.1.2 Positief- en negatief-polaire bijwoorden van graad 6

1.2 Verschillen in graad 7

1.2.1 Tests 8

1.3 Bijwoorden van midhoge graad 9

1.3.1 Onderscheid midhoge en hoge graad 9

1.3.2 Woordenboekbetekenis 10 2. Spreiding 13 2.1 Samenstelling corpus 13 2.2 Woordsoorten 13 2.3 Gevonden combinaties 15 2.3.1 Adjectieven en bijwoorden 15 2.3.1.1 Negatieve connotatie 19 2.3.2 Werkwoorden 21 2.3.3 Onbepaalde hoofdtelwoorden 23 2.3.3.1 Prosodie 25 2.3.4 Voornaamwoord wat 27 2.3.5 Prepositiegroepen 31

2.3.6 Lidwoord (+ adjectief) + nomen 32

2.3.6.1. Modificatie op afstand 33

2.3.7 Zelfstandig gebruik 34

3. Jongerentaal 37

3.1 Nieuwe bijwoorden van graad 37

3.2 Recursief 38

4. Conclusie 40

(3)

2

Bibliografie 43

Bijlage 1 45

Bijlage 2 60

(4)

3 1. Inleiding

Als iemand je vertelt dat hij behoorlijk hard heeft gewerkt vandaag, zou hij dan harder hebben gewerkt dan zijn collega die aangeeft tamelijk hard te hebben gewerkt? En rijdt de vrij snelle auto harder, of minder hard dan de nogal snelle auto? Een sluitend antwoord zal hier niet op gegeven kunnen worden, maar het is interessant om op te merken dat we in Nederland regelmatig deze vijf positief-polaire bijwoorden van midhoge graad gebruiken, terwijl ze toch bijna hetzelfde lijken te betekenen. In dit onderzoek zal ik nogal, tamelijk, behoorlijk, vrij en redelijk kritisch onder de loep nemen, en proberen te ontdekken waarin deze woorden van elkaar verschillen, en in welke context ze gebruikt kunnen worden.

1.1 Bijwoorden van graad

Een bijwoord van graad drukt de mate of intensiteit uit van een toestand of eigenschap, uitgedrukt door een adjectief, een ander bijwoord of een gezegde (ANS, 1997). Voorbeelden van bijwoorden van graad zijn: heel, erg, nogal, harstikke. Een bijwoord van graad kan een voorbepaling zijn bij een adjectief:

(1) De jongen had hartstikke goede cijfers gehaald.

Het adjectief goed leent zich uitstekend voor een graadaanduiding. Iets kan best goed zijn, maar ook behoorlijk goed, of zelfs godsgruwelijk goed. In de Nederlandse taal is het heel gebruikelijk om dergelijke bijwoorden van graad aan een adjectief vooraf te laten gaan. Niet alle adjectieven kunnen echter van een graadaanduiding voorzien worden.

(2) Die auto was ontzettend blauw.

(3) *De sporter ontving voor zijn prestaties een nogal gouden medaille.

Het adjectief blauw leent zich in deze context voor een graadaanduiding, omdat de kleur blauw voorkomt in zeer veel verschillende tinten. Als een auto ontzettend blauw is, dan kunnen we concluderen dat deze auto niet lichtblauw van kleur zal zijn, maar ook niet zo donker dat het bijna zwart lijkt. Ook zal een ontzettend blauwe auto niet snel voor groen aangezien worden. Het bijwoord ontzettend geeft ons dus informatie over de kleur blauw, het is in deze context dus goed mogelijk om een bijwoord van graad te gebruiken.

(5)

4 kleuraanduiding goud meerdere schakeringen, maar deze verschillen doen er in het geval van een gouden medaille helemaal niet toe. Het gaat er vooral om dat de sporter de eerste plaats heeft bereikt. Een graadaanduiding is dus niet op zijn plaats in deze context.

Een bijwoord van graad kan ook gebruikt worden om een ander bijwoord van een graadaanduiding te voorzien.

(4) Ik vind die acteur heel erg goed.

Door heel toe te voegen aan het bijwoord erg treedt er nog een extra versterking op, vooral in speektaal is dit gebruikelijk.

Ook vinden we bijwoorden van graad terug als graadaanduider bij een werkwoord.

(5) Het kind is behoorlijk gegroeid.

Het is lastig om heel precies te definiëren wanneer een adjectief of werkwoord door een graadaanduider voorafgegaan kan worden, en wanneer niet. Adjectieven die een eigenschap of hoedanigheid aangeven kunnen alleen in een specifieke context van een graadaanduider worden voorzien (adjectieven zoals: jarig, volledig, katoenen). Ook adjectieven die zelf al een versterkend element bevatten lenen zich niet voor het gebruik van een graadaanduider (bloedmooi, semiautomatisch, drijfnat). Adjectieven die als tegenwoordig of voltooid deelwoord in hun letterlijke betekenis worden gebruikt, kunnen ook vaak niet met een bijwoord van graad gecombineerd worden (voorgelezen, gesloten) (ANS, 1997).

Werkwoorden zijn minder vaak gradeerbaar dan adjectieven (Hoeksema, 2011). Zweten, groeien en verkleuren zijn werkwoorden die wel gradeerbaar zijn, en dus ook prima met een bijwoord van graad gecombineerd kunnen worden. Je kunt immers een beetje groeien, maar ook behoorlijk. Slapen duidt een toestand aan die niet gradeerbaar is. Je kunt natuurlijk wel een beetje slapen, maar dan drukt een beetje de tijdsduur uit, en niet de hoedanigheid van het slapen zelf.

Naast de combinatie met adjectieven, andere bijwoorden en werkwoorden, kunnen bijwoorden van graad ook gevolgd worden door een prepositiegroep.

(6a) De man was nogal op leeftijd.

(6)

5 Het is wel noodzakelijk dat de prepositiegroep een gradeerbare eigenschap aanduidt, zoals in (6a) en (6b) het geval is. In (6c) duidt de prepositiegroep geen gradeerbare eigenschap aan, en het bijwoord van graad tamelijk is daarin dus niet op zijn plaats.

(6c) *De man is tamelijk op vakantie.

1.1.1 Combinatie met een comparatief

Bijwoorden van graad kunnen we met zowel de stellende trap, als de comparatief aantreffen. Als we de gradeerbaarheid van comparatieven nader bestuderen, valt op dat bijwoorden van lage graad goed met zowel de stellende trap, als de comparatief te combineren zijn (Hoeksema, 2011).

(7a) Jan is een beetje groter dan Piet. (7b) Jan is ietsje groter dan Piet.

Bijwoorden van midhoge en hoge graad kunnen niet altijd met een comparatief gecombineerd worden.

(7c) *Jan is nogal/tamelijk/enorm groter dan Piet.

Toch zijn er in het Nederlands ook bijwoorden van graad te vinden die zich wel goed lenen voor een combinatie met een comparatief. Een bijwoord (ook gebruikt als onbepaald hoofdtelwoord) dat we veel aantreffen in combinatie met een comparatief is veel.

(7d) Jan is veel groter dan Piet.

Daarnaast is er een groep van graaduitdrukkingen te vinden die zich vooral manifesteren in combinatie met een comparatief.

(7e) Jan is beduidend/aanzienlijk/aanmerkelijk groter dan Piet.

(7)

6 Opvallend is dat deze drie woorden als bijwoord van graad vrijwel alleen maar met een comparatief worden aangetroffen, waarvan beduidend het vaakst. Ik heb 100 zinnen1 met beduidend bekeken, en binnen deze zinnen werd beduidend maar vier keer met een ander soort woord dan een comparatief aangetroffen, één van deze woorden is anders. Ander(s) gedraagt zich in sommige opzichten wel als een comparatief. Behalve de vorm (met uitgang -er(s)) kan anders net als een comparatief gecombineerd worden met een complement met dan. Dat is ook typisch voor comparatieven: mooier dan, groter dan. Dus als we anders toch tot de comparatieven rekenen, blijven er nog maar drie uitzonderingen over, te weten: goed, koel en in de minderheid. Beduidend minder was in deze 100 zinnen veruit de meest gebruikte combinatie.

Ook aanzienlijk en aanmerkelijk worden als bijwoord van graad het meest met een comparatief gesignaleerd. Beduidend, aanzienlijk en aanmerkelijk verschijnen ook wel in combinatie met een werkwoord (aanzienlijk vergroten / aanmerkelijk toegenomen). Door middel van ver- kunnen werkwoorden afgeleid worden van adjectieven, waarbij de betekenis iets is in de trant van ‘in nog grotere mate maken/worden wat door het adjectief benoemd wordt’ (ANS, 1997). Deze werkwoorden hebben dus de functie van een vergrotende trap in hun betekenis. Een werkwoord zoals vergroten kan zowel een inchoatief aspect hebben (waarbij de overgang tussen twee toestanden gemarkeerd wordt, (Coppen, 2005)), als een causatief aspect (in een toestand gebracht worden). In de (8a) hebben we te maken met het causatief aspect, maar in (8b) is het begin van het vergroten van belang, en hier is dus het inchoatief aspect aan de orde.

(8a) De vrouw heeft haar borsten laten vergroten. (8b) Ze gaan de bibliotheek vergroten.

1.1.2 Positief- en negatief-polaire bijwoorden van graad

Naast de positief-polaire bijwoorden van graad (waar tamelijk, nogal, behoorlijk, vrij en redelijk onder vallen), zijn er in het Nederlands ook negatief-polaire bijwoorden van graad. Dit zijn er alleen een stuk minder, het is een vrij zeldzaam verschijnsel in het Nederlands (Hoeksema, 2012). Een voorbeeld van een negatief-polair bijwoord is bijster.

(9a) Ik heb vannacht niet bijster goed geslapen. (9b) *Ik heb vannacht bijster goed geslapen.

(8)

7 Omdat ik me tijdens dit onderzoek alleen maar op vijf positief-polaire bijwoorden zal richten, laat ik het verschil tussen positief- en negatief-polaire bijwoorden verder buiten beschouwing.

1.2 Verschillen in graad

De verschillende bijwoorden van graad zijn intuïtief onder te verdelen in een schaal, van laag naar hoog.

(10a) Het tentamen was een beetje moeilijk. (10b) Het tentamen was nogal moeilijk. (10c) Het tentamen was hartstikke moeilijk.

Alle drie de zinnen geven aan dat het tentamen een bepaalde moeilijkheidsgraad bezat, toch zal het tentamen in (10c) als moeilijker zijn ervaren dan het tentamen in (10a). Hoe moeilijk het tentamen was valt niet uit dergelijke zinnen af te lijden, moeilijk is immers een subjectief begrip. Als we zeggen dat iets moeilijk is, dan bedoelen we daar over het algemeen mee dat het moeilijker was dan we hadden verwacht. En om de graad van de moeilijkheid nader te specificeren, gebruiken we bijwoorden van graad.

Bijwoorden van graad worden in de literatuur onderverdeeld in verschillende groepen. Soms spreekt men alleen lage, middelmatige of hoge graad (Nouwen, 2013), maar Klein (1998) maakt ook nog een tweedeling tussen hoge graad en zeer hoge graad. Daarnaast voegt Klein nog enkele andere categorieën toe:

Zeer hoge graad: uiterst, ontzettend

Hoge graad: erg, heel

Gematigde graad: nogal, tamelijk Minimale graad: enigszins, een beetje Quasi-negatieve graad: weinig, nauwelijks Negatieve graad: niet, geenszins Absolute graad: volkomen, absoluut

Benadering: bijna, vrijwel

(9)

8 woorden in graad verschillen van nogal en behoorlijk zal ook niemand ontkennen. Maar wanneer behoort een woord tot de groep bijwoorden van hoge graad en wanneer tot de bijwoorden van zeer hoge graad? En verschillen de bijwoorden binnen een bepaalde groep ook nog van elkaar? Er bestaan tests om dit te kunnen achterhalen.

1.2.1 Tests

Of bijwoorden van graad in sterkte van elkaar verschillen, valt op verschillende manier te testen.

(11a) Piet is lang, maar Kees is zelfs heel lang.

(11b) Piet is nogal lang, maar Kees is zelfs verschrikkelijk lang. (11c) *Piet is verschrikkelijk lang, maar Kees is zelfs vrij lang.

Zelfs is in bovenstaande zinnen een oordeelspartikel (ANS, 1997), om precies te zijn een focuspartikel. Het brengt een bepaald deel van de zin onder de aandacht. Van Dale Onlinewoordenboeken (2014) geeft de betekenis ‘wat nog meer is’, en dat is precies de reden waarom zelfs geschikt is om dergelijke tests mee uit te voeren. Omdat in (11b) wordt gezegd dat Piet nogal lang is, zal er achter zelfs een bijwoord moet volgen dat een hogere graad uitdrukt dan nogal. Dit is in (11b) wel het geval, en in (11c) niet. Op deze wijze kun je met behulp van zelfs de graadverschillen tussen twee bijwoorden proberen te achterhalen.

Een andere optie is het gebruik van zo niet of als … niet (Klein, 1998).

(12a) Ze haat hem behoorlijk, als ze hem (al) niet verschrikkelijk haat. (12b) Ze is vrij boos, zo niet ontzettend boos.

Nog een test kan gedaan worden met het Engelse in fact, in het Nederlands vertaald door of eigenlijk:

(13a) Die acteur is best goed, of eigenlijk is hij ontzettend goed!

Een andere mogelijke optie om in fact naar het Nederlands te vertalen is te zien in (13b).

(10)

9 1.3 Bijwoorden van midhoge graad

Bijwoorden van midhoge graad komen in de Nederlandse taal regelmatig voor, en toch lijken ze weinig informatie toe te voegen aan het predicaat waar ze bij horen. Ik ga de bijwoorden tamelijk, nogal, behoorlijk, vrij en redelijk nader bestuderen, om te ontdekken wanneer ze gebruikt worden, welke informatie ze aan een predicaat toevoegen, en in welk opzicht ze van elkaar verschillen. Het Nederlands kent nog meer bijwoorden die tot de categorie van midhoge graad gerekend kunnen worden (bijvoorbeeld best en aardig), maar deze wijken qua betekenis toch iets af van de andere vijf bijwoorden2, en daarom zullen ze in dit onderzoek niet uitgebreid ter sprake komen.

(14a) *Het tentamen van gister was moeilijk, maar het tentamen van vandaag was zelfs vrij moeilijk.

Een zin zoals (14a) zullen we in het Nederlands niet snel aantreffen. Het verschil in betekenis tussen moeilijk en vrij moeilijk is te klein om een dergelijke zin te kunnen vormen. Je zou zelfs kunnen stellen dat vrij moeilijk nog minder moeilijk is dan moeilijk, in dat geval werkt bovengenoemde constructie al helemaal niet, omdat de graad op zou moeten lopen, in plaats van af moet zwakken.

De bijwoorden van midhoge graad laten zien dat het predicaat in deze context op zijn plaats is, maar niet veel meer dan dat (Klein, 1998). Met andere woorden: het predicaat is in middelmatige mate het geval.

Het bijwoord behoorlijk lijkt zich wel te lenen voor een dergelijke zin, wat aantoont dat er een verschil in betekenis zit tussen de bijwoorden vrij en behoorlijk.

(14b) Het tentamen van gister was moeilijk, maar het tentamen van vandaag was zelfs behoorlijk moeilijk.

1.3.1 Onderscheid midhoge en hoge graad

Gevoelsmatig kunnen we vaak wel een goed onderscheid maken tussen bijwoorden van midhoge en bijwoorden van hoge graad. Toch hoeft dit niet alleen op gevoel, bijwoorden van midhoge graad kunnen namelijk niet met een negatie gecombineerd worden met als doel het vormen van een litotes3, en bijwoorden van hoge graad kunnen dit wel (Nouwen, 2013).

(15a) Dat was niet erg slim van je. (15b) *Dat was niet nogal slim van je.

2

Zie ook 1.3.2 3

(11)

10 Hoeksema (2010) geeft hiervoor een mogelijke verklaring. Stel dat je de volgende conversatie hoort:

A: “Jan is nogal slim” B: “Ik vind van niet”

In dit geval kunnen we concluderen dat B vindt dat Jan niet slim is. De ontkenning heeft dus alleen betrekking op slim en niet op nogal slim. Er bestaat wel een andere mogelijkheid om niet met nogal slim te kunnen combineren:

(15c) Jan is niet nogal slim, hij is ontzettend slim!

Er is hier sprake van metalinguïstische negatie (Horn, 1989), en tijdens het uitspreken van zin (15c) zal de nadruk op de bijwoorden van graad liggen. Als er geen sprake is van metalinguïstische negatie, dan wordt niet nogal slim automatisch als niet slim opgevat, en kan het dus niet als litotes geïnterpreteerd worden.

De meeste bijwoorden van zeer hoge graad (ongelofelijk, waanzinnig) kunnen ook geen litotes vormen als zij door een negatie voorafgegaan worden.

(15d) *Dat was niet ongelofelijk slim van je.

1.3.2 Woordenboekbetekenis

Van Dale Onlinewoordenboeken (2014) zegt het volgende over de betekenis van de vijf bijwoorden van midhoge graad:

ta·me·lijk

bijwoord van graad

(1291-1300 ‘bijwoord: betamelijk, naar behoren’) van Middelnederlands tamen (betamen, passen), vgl. betamelijk

(12)

11

nog·al

bijwoord van graad 1. in zekere mate, vrij wat

synoniem: tamelijk

be·hoor·lijk

bijwoord van graad 1. in vrij hevige mate

synoniem: fiks, flink, nogal

vrij (geen afbreking) bijwoord van graad

(1237) verwant met Oudkerkslavisch prijati (zorgen voor), Oudindisch priya (eigen, geliefd), de oor-spronkelijke betekenis is ‘eigen’, dan ‘geliefd’, gebruikt voor familie en vrije stamgenoten, in tegenstelling tot slaven, en daardoor ‘vrij’

1. nogal

re·de·lijk

bijwoord van graad 1. tamelijk, nogal, vrij

Het valt op dat er voor zowel tamelijk als vrij als eerste betekenis nogal wordt gegeven. Aan nogal wordt de betekenis ‘in zekere mate’ toegekend, en als synoniem van nogal wordt tamelijk gegeven. Toch is er ook direct een verschil op te merken; de bijwoorden tamelijk, behoorlijk, en vrij kunnen ook voorkomen als adjectief. Nogal is het enige woord dat enkel als bijwoord vermeld wordt.

Van Dale Onlinewoordenboeken (2014) kent aan behoorlijk een afwijkende betekenis toe, namelijk ‘in vrij hevige mate’. Dit duidt erop dat het bijwoord behoorlijk een hogere graad heeft dan de andere vier bijwoorden. Juist daarom is het interessant om ook behoorlijk in het onderzoek mee te nemen, zodat uit de praktijk kan blijken of, en zo ja, in welke vormen dit graadverschil dan zichtbaar wordt.

aar·dig

bijvoeglijk naamwoord

(13)

12 Het is opvallend dat het bijwoord aardig niet apart besproken wordt, maar dat het bijwoordelijke gebruik slechts kort wordt genoemd als achtste betekenis van het adjectief aardig. De genoemde betekenis vrij groot wijkt zodanig af van de betekenis die aan nogal, tamelijk, vrij en redelijk wordt toegekend, dat ik er daarom voor gekozen heb om aardig buiten beschouwing te laten, en alleen behoorlijk als enigszins afwijkend bijwoord van midhoge graad mee te nemen in mijn onderzoek. Ook voor best geldt dat er een duidelijk verschil in betekenis zichtbaar is.

best (geen afbreking) bijwoord van graad

(14)

13 2. Spreiding

2.1 Samenstelling corpus

Voor mijn onderzoek naar de bijwoorden tamelijk, nogal, behoorlijk, vrij en redelijk heb ik deze woorden binnen de context van een zin bestudeerd. Ik wilde graag weten binnen welke context deze woorden in het Nederlands voor kunnen komen, en daarom heb ik ervoor gekozen om mijn corpus samen te stellen met behulp van een discussieforum. Op een discussieforum wordt over het algemeen informele taal gebruikt, die dichterbij het gesproken Nederlands ligt dan het taalgebruik zoals we dat tegenkomen in kranten en literatuur. Dat maakt een discussieforum voor mij een geschikte bron om informatie uit te vergaren.

Het discussieforum dat ik voor mijn onderzoek heb gebruikt is Bokt.nl. Dit is een zeer groot forum4 met een goed functionerende zoekmachine. Hoewel dit forum van oorsprong een community op het gebied van paarden is, is het de laatste jaren uitgegroeid tot een forum waar over allerlei onderwerpen gesproken wordt. De gemiddelde leeftijd ligt iets boven de 25 jaar, en bijna 98% van de bezoekers van dit forum is vrouw (Bokt.nl, bezoekers enquête 2014).

2.2 Woordsoorten

Ik heb voor elk van de vijf bijwoorden van midhoge graad, 100 zinnen bestudeerd (zie bijlage 1), waarin deze woorden ook daadwerkelijk als bijwoord van graad werden gebruikt, en niet als adjectief. In het totaal heb ik 500 zinnen bestudeerd. In deze 500 zinnen werden de vijf bijwoorden van midhoge graad in 259 verschillende combinaties aangetroffen, die onderverdeeld konden worden in acht verschillende groepen (zie figuur 1). De complete woordenlijst is terug te vinden in bijlage 2.

(15)

14 Figuur 1. Een onverzicht van de woordsoorten die in combinatie met de bijwoorden van midhoge graad zijn aangetroffen

De adjectieven zijn met 202 in de overgrote meerderheid, gevolgd door de werkwoorden (30) en de prepositiegroepen (16). De woorden veel en weinig heb ik bewust in een aparte groep gezet, omdat ze voorkomen als bijwoord en als onbepaald hoofdtelwoord. Omdat dat onderscheid voor mijn onderzoek niet relevant is, had ik ervoor kunnen kiezen om ze toch onder de bijwoorden te scharen. Maar juist omdat er interessante verschillen te zien zijn tussen de bijwoorden van midhoge graad in combinatie met veel en weinig, heb ik deze twee woorden in een aparte categorie (onbepaalde hoofdtelwoorden) ondergebracht.

Met de categorie zelfstandig gebruik, wil ik aangeven dat de betreffende bijwoorden in dit geval gebruikt werden zonder dat ze daarbij gecombineerd werden met een ander woord, zie (16), een zin uit mijn corpus.

(16) Jaa, nogal.. al helemaal als ik denk aan een jongen van me school.

Het is duidelijk dat nogal terug slaat op eerder genoemde predicatief, maar omdat deze niet in dezelfde zin te vinden is, heb ik hiervoor de categorie zelfstandig gebruik in het leven geroepen.

Sommige adjectieven (zoals goed en snel) worden in enkele zinnen als bijwoord gebruikt. In zin (17) is hiervan een voorbeeld te zien.

(16)

15 (17) Je ziet het veulen ook tamelijk goed bewegen in haar buik.

Het adjectief goed bepaalt het werkwoord bewegen nader, en manifesteert zich in deze zin dus als bijwoord. De traditionele grammatica (Van den Toorn, 1984; Den hertog, 1903-1904) spreekt in dit geval van bijwoorden. Toch heb ik ervoor gekozen om deze woorden in eerste instantie in de categorie van adjectieven onder te brengen, omdat ze bijwoordelijk gebruikt worden in de functie van een bijwoordelijke bepaling (zie ook Paardekooper, 1961). Wel zal tijdens het bespreken van de door mij gevonden zinnen, het verschil tussen het gebruik van deze woorden als bijwoord en als adjectief ter sprake komen.

2.3 Gevonden combinaties

Hoe de vijf bijwoorden van midhoge graad zich verhouden tot de woordsoorten uit de acht bovengenoemde categorieën is terug te vinden in tabel 1.

Adj Adv V PP Telw. Vnw

(wat + ..) Lidwoord (+adj) + N Zelfst. Totaal Tamelijk 94 0 0 1 3 2 0 100 Nogal 50 5 7 8 3 13 13 1 100 Behoorlijk 51 0 24 6 4 14 0 1 100 Vrij 80 2 0 0 18 0 0 100 Redelijk 89 1 3 2 2 3 0 100

Tabel 1. Aantal voorkomens in combinatie met andere woordsoorten.

Aan de hand van bovenstaande tabel vallen direct een aantal zaken op, deze zullen in de volgende paragrafen uitgebreid besproken worden.

2.3.1 Adjectieven en bijwoorden

(17)

16 behoorlijk en tamelijk). Het is interessant om te kijken of er een verschil zit in het gebruik van snel als adjectief, en als adjectief dat zich gedraagt als bijwoord (in de functie van een bijwoordelijke bepaling).

Tamelijk Nogal Behoorlijk Vrij Redelijk Totaal

Snel 1 1 Goed 1 4 5 (Ge)makkelijk 1 1 Slecht 1 1 2 Hard 1 1 2 Gelijk 1 1 Totaal 3 1 2 6 12

Tabel 2a. Adjectieven gebruikt als bepaling bij een nomen.

Tamelijk Nogal Behoorlijk Vrij Redelijk Totaal

Snel 1 3 2 13 4 23 Goed 3 3 9 15 (Ge)makkelijk 1 3 2 6 Slecht 1 1 Hard 1 1 Gelijk 1 1 Totaal 5 4 2 21 15 47

Tabel 2b. Adjectieven die zich manifesteren als bijwoord, in de functie van bijwoordelijke bepaling.

In tabel 2a en 2b zijn adjectieven te zien die zich ook als bijwoord kunnen manifesteren. Slecht, hard en gelijk komen in totaal te weinig voor om daar iets over te kunnen zeggen, maar de andere drie adjectieven (snel, goed en (ge)makkelijk) manifesteren zich met elk bijwoord van midhoge graad vaker als bijwoord dan als adjectief. Wat dat betreft verschillen de vijf bijwoorden van midhoge graad dus niet van elkaar.

Echter zijn de verschillen binnen tabel 2b wel opvallend. Vrij komt maar liefst 21 keer voor met een bijwoordelijk gebruikt adjectief, waarvan dertien keer met snel. Blijkbaar is het gebruikelijker om te zeggen dat je, bijvoorbeeld, vrij snel moe bent, dan dat je zegt behoorlijk snel moe te zijn. Een korte zoektocht op Google levert voor “vrij snel moe” 108 resultaten op, en “behoorlijk snel moe” leidt tot 35 resultaten5. De verschillen tussen “vrij snel ter plaatse” en “behoorlijk snel ter plaatse” via de zoekmachine van Google zijn nog veel groter. “Vrij snel ter plaatse” geeft 168 resultaten, en “behoorlijk snel ter plaatse” maar zeventien. Dat vraagt om een nadere bestudering van deze zinnen. Het valt op dat het in deze context vaak gaat over hulpverlening (brandweer, politie of ambulance) die ter plaatse kwam. De zinnen komen in veel gevallen van nieuws-websites. Een journalist wil een

(18)

17 zo objectief mogelijk beeld van de situatie schetsen. Nou is snel ter plaatse zijn geen objectieve uitspraak, want snel is voor iedereen anders. Voor de bewoners van het brandende huis zal elke seconde dat de brandweer op zich liet wachten er één te lang zijn geweest. Het is begrijpelijk dat een journalist ervoor wil kiezen een dergelijke uitspraak af te zwakken, om de uitspraak toch zo objectief mogelijk te kunnen brengen. Als we er van uitgaan dat een journalist zo objectief mogelijk wil schrijven, dan zal hij snel in het geval van snel ter plaatse zijn moeten nuanceren, en daarbij een bijwoord gebruiken dat een niet al te hoge graad aan snel zal toekennen. Een mogelijke reden voor het kiezen van vrij in deze constructie, in plaats van behoorlijk, zou kunnen zijn dat behoorlijk een hogere graad aanduidt dan vrij. Door voor vrij te kiezen zou snel dus iets genuanceerd worden.

De zinnen in mijn corpus zijn niet afkomstig van journalisten, en niet alle schrijvers zullen de intentie hebben gehad om een objectieve tekst te schrijven. Toch is bovenstaande theorie ook op mijn corpus van toepassing. Mensen hebben sowieso de neiging om hun uitspraken af te zwakken of bewust vaag te houden, uit beleefdheid, of om zichzelf in te dekken en discussie te voorkomen. Al in 1955 schreef Goffman over beleefdheid in de linguïstiek. Iedereen heeft een eigen ‘gezicht’ dat bedreigt kan worden door een uitspraak van zichzelf, of van een ander. Daardoor kun je ‘gezichtsverlies’ lijden. Maar in het dagelijks leven zullen mensen over het algemeen proberen om dit te voorkomen, daar komt dus de beleefdheidsstrategie om de hoek kijken. Brown en Levinson (1987) onderscheiden het positieve en het negatieve gezicht. Het positieve gezicht onderschrijft de behoefte om gewaardeerd te worden door anderen, het negatieve gezicht heeft betrekking op onafhankelijkheid en handelingsvrijheid. Door verzoeken of uitspraken van anderen kunnen deze gezichten bedreigt worden. Brown en Levinson (1987) onderscheiden op basis hiervan positieve en negatieve beleefdheidsstrategieën. Binnen dit onderzoek is het niet van belang om al deze strategieën uitgebreid te bestuderen, maar één strategie wil ik graag uitlichten, namelijk de mogelijkheid om een taalhandeling te verzachten of af te zwakken (Houtkoop en Koole, 2000). Dit kan bijvoorbeeld door het toevoegen van (modale) partikels bij het stellen van een vraag, of het doen van een verzoek. Voorbeelden van deze partikels zijn bijna, misschien, eventueel, een soort van.

(19)

18 Dat vrij in combinatie met snel ter plaatse wordt verkozen boven behoorlijk is ook nog op een andere manier te verklaren. Doordat behoorlijk een voorkeur lijkt te hebben voor een context met een negatieve connotatie, is de combinatie van behoorlijk met het (veelal in positieve zin gebruikte) snel ter plaatse niet gebruikelijk. Meer over dit onderwerp is te lezen in paragraaf 2.3.1.1. Dit is ook direct de reden dat nogal nauwelijks (via Google maar vier keer) te vinden is in combinatie met snel ter plaatse. Nogal heeft een zeer grote voorkeur voor een context met een negatieve connotatie, en daarom doet de uitspraak nogal snel ter plaatse haast cynisch aan.

Snel kan zowel in een context met een positieve als een negatieve connotatie voorkomen. Binnen mijn corpus wordt snel van de 24 voorkomens zestien keer in een context met een positieve connotatie gebruikt. Snel heeft binnen mijn corpus dus een lichte voorkeur voor een context met een positieve connotatie. Dat zou dus één van de redenen kunnen zijn voor de voorkeur van vrij boven nogal. Het is dan nog de vraag waarom tamelijk en redelijk binnen mijn corpus minder vaak voorkomen met het adjectief snel dan het bijwoord vrij. Om te kijken of deze verschillen daadwerkelijk significant zijn, heb ik gebruik gemaakt van een Fisher’s exact test (graphpad.com). Deze test laat zien dat snel inderdaad significant vaker voorkomt met vrij, in vergelijking met de andere vier bijwoorden van midhoge graad, zie tabel 3.

Vrij Andere vier bijwoorden Totaal

Snel 14 10 24

Andere bijw en adj. 86 262 348

Totaal 100 272 372

Tabel 3. Fisher's exact test

P = 0.0012, en is daarmee statistisch zeer significant.

Waarom snel een dergelijke voorkeur heeft voor vrij en niet voor redelijk of tamelijk, zou ook met de prosodie van een dergelijke woordcombinatie samen kunnen hangen. Dit komt later nog ter sprake in paragraaf 2.3.3.1.

(20)

19 (Van Veen en Van der Sijs, 1997). Er zijn wel andere geluiden te horen over de etymologie en betekenis van wiedes. Op de website Neder-L, het elektronische informatieblad voor neerlandici, schreef De Vaan (2015) dat wiedes afkomstig is uit het Duitse Bargoens. Witsch / wittisch zou in het Nieuwhoogduits ‘dom’ of ‘onnozel’ hebben betekend. In Nederland zou een wiedensche knul in 1844 een ‘domme vent’ zijn geweest.

Het gebruik van nogal is wel opvallend in combinatie met wiedes, want gezien de betekenis van wiedes zou je wellicht eerder een bijwoord van hogere graad verwachten. Dat nogal in combinatie met wiedes heden ten dage nog steeds stand houdt, zou erop kunnen duiden dat nogal voor een bijwoord van midhoge graad een vrij hoge graad aanduidt.

2.3.1.1 Negatieve connotatie

Er zijn nog een aantal zaken die opvallen bij het bestuderen van tabel 2a en 2b. Zo valt op dat

nogal en behoorlijk in beide tabellen niet voorkomen met goed en (ge)makkelijk, terwijl bijvoorbeeld redelijk wel dertien keer voorkomt met goed. Een eerste verklaring hiervoor zou kunnen zijn dat nogal en behoorlijk in mijn corpus sowieso minder vaak met adjectieven voorkomen dan de andere drie bijwoorden van midhoge graad. Maar in het geval van (het ontbreken van) nogal goed, is er nog een andere verklaring. Bij het nader bestuderen van nogal binnen mijn corpus, blijkt nogal een voorkeur te hebben voor een omgeving met een negatieve connotatie. In maar liefst 94 van de 100 zinnen uit mijn corpus, staat nogal in een context met een negatieve connotatie, voorbeelden daarvan zijn te zien in (18a) en (18b).

(18a) Vind het nogal prijzig zeg.

(18b) Dan ben je als verkoper nogal zwaar de pineut.

Dan zijn er ook nog zinnen waarbij de context in eerste instantie geen negatieve connotatie lijkt te hebben (18c).

(18c) Maar rond onze bak staan nogal veel struiken.6

Maar bij nadere bestudering van de context, blijkt dat ook deze zin een negatieve connotatie heeft:

(18d) Maar rond onze bak staan nogal veel struiken en dingen die bewegen dus dat maakt het niet gemakkelijker!

6

(21)

20 Dan is er binnen de zes zinnen die geen duidelijk negatieve connotatie hebben nog een zin te vinden waarin iemand aangeeft nogal enthousiast te zijn. Maar uit de rest van de zin blijkt dat dit wordt gezegd ter verontschuldiging van haar lange verhaal, dus of we hier met een zuiver positieve connotatie te maken hebben is ook maar de vraag. Duidelijk is in ieder geval dat nogal zich niet graag in een context met een positieve connotatie manifesteert, en daarom is het zeker niet gek dat nogal goed niet voorkomt binnen mijn corpus.

Bij het bestuderen van behoorlijk is ook de voorkeur voor een context met een negatieve connotatie te zien, maar in mindere mate dan bij nogal. 84 van de 100 zinnen hebben een duidelijk negatieve connotatie in de context. Er zijn ook wat twijfelgevallen, zie (19).

(19) Gek genoeg vulden de pistoletjes met filet behoorlijk.

De negatieve connotatie in zin (19) is niet direct voelbaar, maar bij het bekijken van een uitgebreider stuk context, blijkt dat de situatie niet volgens plan verliep. Want doordat de pistoletjes behoorlijk vulden, waren de nacho’s met smeerkaas in de kast blijven liggen. Er kan dus wel een negatieve connotatie aan deze zin toegeschreven worden.

Ik heb ook gekeken naar tamelijk, vrij en redelijk en hun voorkeur voor een context met een bepaalde connotatie. Een overzicht hiervan is te zien in grafiek 1. Het was niet altijd direct duidelijk of een zin een context met een positieve of een negatieve connotatie had, in twijfelgevallen heb ik daarom een bredere context bestudeerd. Van één zin was het, ook na het bestuderen van een bredere context, nog niet te achterhalen of de connotatie positief dan wel negatief was, zie (20).

(20) Het is een vrij donker paard.

(22)

21 Grafiek 1. De voorkeur van de vijf bijwoorden van graad voor een context met een positieve of een negatieve connotatie.

Dat redelijk goed binnen mijn corpus dertien keer is aangetroffen is na het bestuderen van de gegevens in grafiek 1 geen verrassing meer. Redelijk heeft als enige van de door mij bestudeerde bijwoorden van midhoge graad een duidelijke voorkeur voor een context met een positieve connotatie.

2.3.2 Werkwoorden

Binnen mijn corpus van 500 zinnen werden de vijf bijwoorden van midhoge graad 33 keer met een werkwoord gecombineerd. In totaal betrof het 30 verschillende werkwoorden. In tabel 1 is te zien dat behoorlijk in maar liefst 24 van de 100 zinnen gecombineerd werd met een werkwoord. Nogal en redelijk komen ook een enkele keer voor met een werkwoord, maar tamelijk en vrij helemaal niet. Nu blijkt dat vrij zich in veel gevallen niet goed leent voor de combinatie met een werkwoord, zie bijvoorbeeld de volgende zinnen met daarin behoorlijk.

(21a) Hij is al weer behoorlijk gegroeid. (21b) Ik hoest nog wel behoorlijk.

(21c) Hij gaat wel echt behoorlijk verkleuren nu.

In alle drie de bovenstaande zinnen is behoorlijk niet vervangbaar door vrij. De betekenis van behoorlijk komt hier ook meer in de buurt van de betekenis van best: 1. zeer wel, heel goed, zonder enig misverstand, en lijkt dus een hogere graad aan te duiden. Vrij kan in een dergelijke constructie

0 10 20 30 40 50 60 70 80 90 100

Tamelijk Nogal Vrij Behoorlijk Redelijk

Negatief Positief

(23)

22 alleen gebruikt worden in combinatie met een ander bijwoord, zoals erg of veel. Er zijn wel constructies waarbij vrij met een werkwoord gecombineerd kan worden, zie zin (22a) en (22b) 7.

(22a) Boskamp is vrij overtuigd dat paars-wit voor de vierde keer op rij de landstitel pakt. (22b) Die mensen zijn namelijk behalve vrij gemotiveerd, ook behoorlijk idealistisch.

Vrij lijkt als bijwoord van midhoge graad alleen met een werkwoord gecombineerd te kunnen worden als deel van het naamwoordelijk gezegde. Het is dus niet vreemd dat vrij binnen mijn corpus niet in combinatie met een werkwoord is aangetroffen.

Ook tamelijk is niet aangetroffen in combinatie met een werkwoord. Tamelijk heeft een grote voorkeur voor adjectieven, maar kan wel met een werkwoord gecombineerd worden. Een trui kan tamelijk verkleurd zijn, en iemand kan tamelijk gegroeid zijn. Tamelijk hoesten lijkt daarentegen minder voor de hand liggend. Google geeft na het invoeren van “tamelijk hoesten” en “hoest tamelijk” (niet gevolgd door veel of erg) geen resultaten. Hoesten is in tegenstelling tot groeien en verkleuren ook geen duidelijk gradeerbaar werkwoord. Hoesten duidt een toestand aan die niet direct gradeerbaar is. Je kunt wel een beetje of heel erg hoesten, maar dat zegt meer iets over de hoeveelheid die iemand hoest (een enkele keer per dag, of de hele dag door) dan over de

hoedanigheid van het hoesten zelf. Behoorlijk zou hier dus weleens een ander soort functie kunnen vervullen dan die van bijwoord van graad.

Ook lijkt de betekenis van bovenstaande zinnen minder sterk als je tamelijk vervangt door behoorlijk. Daarbij speelt het ook een rol dat men tamelijk sowieso minder vaak gebruikt dan behoorlijk. In mijn corpus hoefde ik materiaal van nog geen twee volledige dagen te doorzoeken om 100 zinnen met daarin behoorlijk (gebruikt als bijwoord van graad) te verzamelen. Voor het

verzamelen van 100 zinnen met tamelijk had ik echter het materiaal van 80 dagen nodig. Mensen zijn dus minder vertrouwd met het gebruik van tamelijk, en als ze het wel gebruiken, dan doen ze dat het liefst in combinatie met een adjectief.

Nogal is maar zes keer aangetroffen met een werkwoord. Bij het nader bestuderen van de zinnen (21a) t/m (21c), blijkt dat behoorlijk niet altijd te vervangen is door nogal:

(21a) *Hij is al weer nogal gegroeid. (21b) *Ik hoest nog wel nogal.

(24)

23 (21c) *Hij gaat wel echt nogal verkleuren nu.

Het is duidelijk dat nogal zich in bovenstaande zinnen anders gedraagt dan behoorlijk. Waar behoorlijk zich goed leent voor een combinatie met alweer, nog wel en wel echt, is nogal hier niet geschikt voor. Dit kan voortkomen uit het feit dat behoorlijk ook regelmatig als adjectief voorkomt, zie voor een voorbeeld (23)8.

(23) De overheid moet zich bij al haar handelen en besluiten houden aan de algemene beginselen van behoorlijk bestuur.

Het lijkt erop dat behoorlijk zich in (21a) t/m (21c) manifesteert als een adjectief dat bijwoordelijk gebruikt wordt in de functie van een bijwoordelijke bepaling. Dit verklaart ook direct waarom behoorlijk gecombineerd kan worden met het niet-gradeerbare hoesten. Nogal kan niet op een dergelijke wijze gebruikt worden. Dat zou de reden kunnen zijn dat behoorlijk zich zo goed leent voor een combinatie met een werkwoord.

Dan blijft redelijk nog over. Ook redelijk heeft, net als tamelijk een grote voorkeur voor een combinatie met adjectieven (89 van de 100 keer), en werd binnen mijn corpus maar drie keer met een werkwoord gecombineerd. Behoorlijk is in zin (21a) t/m (21c) wel te vervangen door redelijk, maar het is de vraag in hoeverre de betekenis van de zin dan verandert. Is redelijk hoesten hetzelfde als behoorlijk hoesten? Het is interessant om eens een test te gebruiken, zoals genoemd in paragraaf 1.2.1.

(24a) Piet hoest redelijk, maar Jan hoest zelfs behoorlijk.

(24b) Mijn blouse is redelijk verkleurd, of eigenlijk is ‘ie behoorlijk verkleurd.

Beide zinnen lijken correct, behoorlijk zou in dat geval dus een sterkere graad aanduiden dan redelijk.

2.3.3 Onbepaalde hoofdtelwoorden

In mijn corpus zijn de onbepaalde hoofdtelwoorden weinig en veel meerdere keren aangetroffen. Deze twee woorden werden binnen mijn corpus in de functie van telwoord gebruikt: veel geld verdienen, evenals in de functie van een bijwoord van kwantiteit: er wordt veel geleden. Omdat dit verschil in functie voor mijn onderzoek niet van belang is, heb ik hier geen onderscheid in gemaakt.

(25)

24 Binnen de 500 zinnen werden de vijf bijwoorden van midhoge graad in elf gevallen gecombineerd met weinig. Dit lijkt in eerste instantie geen bijzonderheid, maar uit tabel 4 zal blijken dat er iets aan de hand is met weinig.

Tamelijk Nogal Behoorlijk Vrij Redelijk Totaal

Veel 3 3 4 7 2 19

Weinig 0 0 0 11 0 11

Tabel 4. Het aantal voorkomens van de onbepaalde telwoorden in combinatie met de vijf bijwoorden van graad.

Zoals in tabel 4 te zien is, komt weinig in alle elf de gevonden gevallen voor in combinatie met vrij. Ook veel heeft een lichte voorkeur voor een combinatie met vrij, maar niet zo duidelijk als weinig. In (25a) t/m (25e) zijn enkele voorbeelden te zien van zinnen uit mijn corpus met daarin vrij weinig.

(25a) Over je advertentie: Er staat vrij weinig informatie in. (25b) Wie en wat jij verder bent, interesseert me vrij weinig. (25c) Daar hoor je ook nog vrij weinig van de hengst.

(25d) Ik heb met hem vrij weinig grondwerk gedaan behalve toen ze hem net hadden. (25e) Ik had vrij weinig contact met mijn moeder.

Zoals te verwachten is weinig vaak te zien in een context met een negatieve connotatie. De bijwoorden behoorlijk en nogal hebben een voorkeur voor een context met een negatieve connotatie, en zou je theoretisch ook in combinatie met weinig verwachten. Maar zoals uit eerdere paragrafen is gebleken, zou het kunnen zijn dat behoorlijk een te sterke graad aanduidt voor een combinatie met weinig in bovenstaande contexten. Dit blijkt ook uit een zin die ik via Google gevonden heb op het forum http://partyflock.nl. Op dit forum is op 17 mei 2008 de volgende conversatie verschenen:

A: “Techno wat een verschrikkelijke herrie.”

B: “Eentonige rommel is het. De hele tijd dat ge-boem boem boem.” C: “Idd heb je vrij weinig aan, zeg maar gerust behoorlijk weinig.”

(26)

25 Bij het nader bestuderen van de zinnen (25a) t/m (25e) is te zien dat de functie van het bijwoord van graad vooral het nuanceren van het woord weinig is. In (25a) geeft persoon A aan dat Persoon B vrij weinig informatie in haar advertentietekst heeft staan. Met het toevoegen van vrij aan weinig lijkt persoon A haar uitspraak iets te willen nuanceren, en enige vorm van beleefdheid aan haar uitspraak toe te willen voegen. Ook uit paragraaf 2.3.1 is gebleken dat vrij zich goed leent voor een dergelijke rol. Als men een bepaalde uitspraak wil nuanceren, bijvoorbeeld om discussie te voorkomen, dan lijkt vrij zich daar goed voor te lenen.

Waarom vrij zich goed leent voor een dergelijke rol, ligt dus in eerste instantie aan het feit dat vrij een niet al te hoge graad aanduidt; in ieder geval niet zo hoog als behoorlijk. Maar er lijkt nog een andere reden voor het gebruik van vrij in dergelijke zinnen, zie hiervoor paragraaf 2.3.3.1.

2.3.3.1 Prosodie

Het is tijdens dit onderzoek nog niet eerder ter sprake gekomen, maar prosodie (klemtoon, ritme en intonatie) speelt ook een rol in het kiezen voor een bepaald bijwoord van midhoge graad. In het Nederlands dragen alle woorden in tenminste één lettergreep een klemtoon (Appel et al., 2002). Een lettergreep die beklemtoond is, wordt gerealiseerd door een hogere toonhoogte, meer volume, en/of een grotere lengte dan onbeklemtoonde lettergrepen. Het Nederlands maakt daarnaast ook gebruik van intonatie (toonhoogteverloop) om bepaalde taalhandelingen tot uitdrukking te brengen. Zo kun je woorden dus van een extra klemtoon (het zinsaccent) voorzien, om duidelijk te maken dat dit belangrijke informatie betreft.

Het laatste aspect van prosodie, namelijk ritme, betreft de ritmische patronen die worden gevormd door lettergrepen met elkaar te combineren. Dit aspect laat ik verder buiten beschouwing.

Als je kiest voor een bepaald bijwoord van midhoge graad, dan kan het van belang zijn om de klemtoon op dat woord, of juist op het bijbehorende predicaat te kunnen leggen. Maar als het voornaamste doel het nuanceren van de uitspraak is, dan is een dergelijke nadruk veroorzaakt door de klemtoon wellicht niet gewenst. Het laatste gedeelte van (25a) leent zich uitstekend voor een kleine test op het gebied van prosodie. Ik heb aan vijf proefpersonen9 de vijf zinnen in (26a) t/m (26e) voorgelegd (aangevuld met enkele fillers, zie voor de volledige lijst bijlage 3), en gevraagd deze hardop voor te lezen. Het ging mij vooral om het gedeelte [bijwoord] weinig informatie. Ik wilde er aan de hand van deze test achter komen waar tijdens het uitspreken van deze zinnen de klemtoon precies komt te liggen. Een dergelijke test zou veel grootschaliger opgezet moeten worden om betrouwbare resultaten voort te kunnen brengen, deze kleine test moet in eerst instantie uitwijzen

(27)

26 of het zinvol is om in verder onderzoek de prosodie in dergelijke zinscombinaties verder te bestuderen.

(26a) Er staat redelijk weinig informatie in de advertentie. (26b) Ik heb nogal weinig informatie ontvangen.

(26c) Er staat behoorlijk weinig informatie in deze nieuwsbrief. (26d) De politie heeft vrij weinig informatie over de daders. (26e) Er staat tamelijk weinig informatie op de verpakking.

Ik heb de geluidsfragmenten opgenomen10 en na afloop geanalyseerd. Daarbij heb ik gelet op het intonatiegebruik in het gedeelte [bijwoord] weinig informatie. (26a) en (26e) worden door alle vijf de proefpersonen hetzelfde uitgesproken, zoals te verwachten lag de klemtoon op de eerste lettergreep van het bijwoord (redelijk en tamelijk), en weinig kreeg in deze zinnen geen extra nadruk.

Anders was dat in (26b). Het bijwoord nogal heeft de klemtoon normaalgesproken op de laatste lettergreep liggen. Bij vier van de vijf proefpersonen was deze klemtoon nauwelijks hoorbaar, en werd er extra nadruk op weinig gelegd (nogal weinig). Slechts één proefpersoon legde de nadruk uitdrukkelijk op nogal door juist de eerste lettergreep extra te beklemtonen (nogal weinig). Door de duidelijk hoorbare nadruk op weinig (vier keer) of op nogal (één keer) leent nogal zich in ieder geval niet voor het nuanceren of afzwakken van een dergelijke uitspraak, omdat het zinsaccent juist gemakkelijk op het woord volgend op nogal (in dit geval weinig) wordt gelegd.

(26c) wordt door alle vijf de proefpersonen op dezelfde wijze benadrukt (behoorlijk weinig), waarbij het wel opvalt dat twee van de vijf proefpersonen extra nadruk aan behoorlijk meegeven, waardoor het zinsaccent op behoorlijk komt te liggen. De tweede lettergreep -hoor- wordt extra luid, en extra lang uitgesproken. Behoorlijk lijkt zich dus goed voor een dergelijke nadruk te lenen.

(26d) gedraagt zich net iets anders. Waar in de andere vier zinnen duidelijk hoorbaar was of de meest benadrukte klemtoon op het bijwoord van midhoge graad of op weinig kwam te liggen, is dit bij de combinatie vrij weinig moeilijk vast te stellen. Beide woorden worden met evenveel of even weinig nadruk uitgesproken, het lijkt dus niet voor de hand te liggen om het zinsaccent op vrij of op weinig te leggen. Dit kan dus inderdaad een reden zijn voor het gebruik van vrij in dergelijke combinaties. Doordat vrij niet meer of minder nadruk krijgt dan het woord waar het aan vooraf gaat, kun je een dergelijke woordcombinatie uitspreken zonder een discussie uit te lokken. Waar je de uitspraak van iemand over het feit dat er behoorlijk veel mensen, of nogal veel mensen op zijn of

(28)

27 haar verjaardagsfeest aanwezig waren nog in twijfel zou kunnen trekken, zal dat minder snel gebeuren als iemand beweert dat er vrij veel mensen gekomen waren.

2.3.4 Voornaamwoord wat

Binnen mijn corpus van 500 zinnen werden de vijf bijwoorden van midhoge graad 32 keer gevolgd door het voornaamwoord wat. Daarbij werd wat 24 keer gevolgd door een nomen (waarbij wat een determinator betreft), had wat zeven keer betrekking op een werkwoord (prominaal gebruik), en één keer door een adjectief (waarbij wat adverbiaal wordt gebruikt). Een overzicht van het aantal voorkomens is te zien in tabel 5.

Tamelijk Nogal Behoorlijk Vrij Redelijk Totaal

Wat + N 2 7 12 3 24

Wat + V 6 1 7

Wat + ADJ 1 1

Tabel 5. Wat in combinatie met de vijf bijwoorden van midhoge graad.

Zoals in de tabel te zien is, komt vrij binnen mijn corpus niet voor in combinatie met wat. Waar de combinatie vrij wat ooit wel gangbaar was, lijkt deze nu steeds meer uit de mode te raken. De combinatie “vrij wat regen”, leverde via Google slechts 18 resultaten11 op. Bij het bestuderen van deze resultaten blijkt dat de meeste resultaten uit oude documenten afkomstig zijn. Voor zover te achterhalen valt zijn elf resultaten afkomstig uit de 19e eeuw (variërend van 1821 tot 1896). Eén resultaat is nog ouder, deze blijkt al te zijn opgetekend om en nabij 1655. Dan blijven er nog vijf resultaten over uit de 20e eeuw (variërend van 1922 tot 1978), en één zeer recent resultaat, namelijk van februari 2014.

Op basis van deze informatie kan gesteld worden dat vrij wat als combinatie langzaam aan het verdwijnen is. Het is dan ook niet verwonderlijk dat deze combinatie niet binnen mijn corpus is aangetroffen.

Een interessant fenomeen is de volgende constructie:

(27) Dat is tamelijk / nogal / behoorlijk / *vrij / redelijk wat.

(29)

28 In bovenstaande zin kan de constructie met tamelijk, behoorlijk en redelijk uitsluitend op kwantitatieve wijze geïnterpreteerd worden (Nouwen, 2013). Deze lezing zou ook wel vervangen kunnen worden door dat is best veel. Deze zin is dus alleen mogelijk als het betrekking heeft op een hoeveelheid. In het geval van nogal is ook een kwalitatieve lezing mogelijk, in dat geval hoeft er geen sprake te zijn van een hoeveelheid, zie (28).

(28) Ik vind het nogal wat, dat je zomaar je baan hebt opgezegd om te gaan reizen.

Nogal wat geeft in (28) aan dat de spreker de referent van wat (in dit geval het opzeggen van de baan om te kunnen gaan reizen) opmerkelijk vindt, en er niet direct positief tegenover staat.

Ook als wat als determinator wordt aangetroffen, zijn er verschillen te zien tussen de vijf bijwoorden van midhoge graad, zie (29).

(29) Piet heeft in zijn leven *tamelijk / nogal / ?behoorlijk / *vrij / ?redelijk wat dingen gedaan waar hij niet trots op is.

Redelijk en behoorlijk kunnen eventueel wel in deze constructie worden gebruikt, maar een kwantitatieve lezing is dan noodzakelijk. De nadruk komt dan op de hoeveelheid dingen te liggen die Piet gedaan zou hebben. Toch ligt in deze context een kwalitatieve lezing meer voor de hand. Dat benadrukt dan vooral hoe opmerkelijk deze dingen waren.

Op basis van het gegeven dat nogal in combinatie met wat als enige van de vijf bijwoorden van midhoge graad ook een kwalitatieve lezing kan bewerkstelligen, zou je verwachten dat nogal vaker in combinatie met wat aangetroffen zou worden dan de andere vier bijwoorden. Dit blijkt echter niet het geval, want hoewel nogal wat vaak is aangetroffen binnen mijn corpus (in 13 van de 100 gevonden zinnen), komt behoorlijk wat zelfs 14 keer voor.

Dit zou te maken kunnen hebben met het feit dat behoorlijk, zoals in eerdere paragrafen is gebleken, een sterkere graad aanduidt dan de overige vier bijwoorden van midhoge graad. Het zou kunnen dat dergelijke combinaties met wat vaak een redelijk sterk bijwoord van midhoge graad vereisen. Hieronder volgen enkele (delen van) voorbeeldzinnen uit mijn corpus.

(30a) Vandaag niet zo fijn gelest, wel wat fijne stukken maar behoorlijk wat communicatie problemen.

(30)

29 (30c) De manege vraagt behoorlijk wat geld voor ponykamp aan de deelnemers.

(30d) Jullie kunnen nog behoorlijk wat foto's van haar verwachten.

Het valt op dat combinaties met wat in veel gevallen in een context met een negatieve connotatie staan. In bovenstaande zinnen is dat te zien in (30a) t/m (30c). Binnen mijn hele corpus zijn de verhoudingen als volgt:

Positieve context Negatieve context

Tamelijk wat 2 0

Nogal wat 0 13

Behoorlijk wat 3 11

Redelijk wat 2 1

TOTAAL 7 25

Tabel 6. Bijwoorden in combinatie met wat binnen hun context.

Wederom valt op dat behoorlijk en nogal een voorkeur hebben voor een context met een negatieve connotatie, en tamelijk en redelijk niet. Aangezien de bijwoord + wat combinaties van de 32 voorkomens in totaal 25 keer in een context met een negatieve connotatie zijn aangetroffen, kan dit de voorkeur voor nogal en behoorlijk verklaren.

De combinaties van een bijwoord van graad met wat + nomen lijken idiomatisch te zijn, er zijn namelijk maar weinig denkbare combinaties mogelijk. Bijwoorden van lage graad kunnen niet met wat gecombineerd worden, zie (31a). Ook de bijwoorden die Klein (1998) bijwoorden van negatieve en quasi-negatieve graad noemt, zijn niet met wat te combineren, zie (31b).

(31a) Er doen *een beetje / *enigszins wat mensen mee aan de Nijmeegse Vierdaagse. (31b) Er doen *niet / *geenszins / *weinig wat mensen mee aan de Nijmeegse Vierdaagse.

Bijwoorden van zeer hoge graad zijn ook niet gebruikelijk in een dergelijke combinatie:

(31c) Er doen ?enorm / *ontzettend / ?extreem wat mensen mee aan de Nijmeegse Vierdaagse.

(31)

30 (32a) Ik ben dus niet de enige die eerst extreem wat mensen wil vermoorden voordat ik zelf ga.12 (32b) Tinder was destijds echt een hype; we hebben beide enorm wat mensen ‘geliked’ en

afgewezen.13

(32c) Ik denk dat er enorm wat mensen hun baan , huis tot familie toe zullen verliezen.14 (32d) Inmiddels zijn we een week verder en heb ik al enorm wat dingen meegemaakt.15

Dat enorm wat en extreem wat in combinatie met een nomen toch aangetroffen worden lijkt in eerste instantie wel te verklaren aan de hand van het feit dat een dergelijke constructie met het bijwoord van hoge graad heel juist bijzonder gangbaar is. Naast heel wat wordt ook flink wat vaak gebruikt. Maar opmerkelijk is wel dat wat in combinatie met een bijwoord van zeer hoge graad een ander betekenis krijgt. Volgens ANS (1997) betekent wat in een combinatie met een bijwoord van graad vrij veel. Dit is inderdaad het geval voor de volgende twee zinnen:

(33a) Er zitten redelijk wat mensen in de zaal. (33b) Er zitten heel wat mensen in de zaal.

Hoewel het aantal mensen in (33b) wellicht groter zal zijn dan in (33a) denkt vrij veel de lading wel. De zaal is niet half leeg, maar ook niet tot de nok toe gevuld met mensen. Maar het aantal mensen in (33c) is aanzienlijk groter.

(33c) Er zitten extreem wat mensen in de zaal.

Vrij veel dekt de lading niet meer, wat lijkt in een dergelijke zin de betekenis heel veel te hebben gekregen. Het zou kunnen dat deze, in eerste instantie idiomatisch lijkende constructie aan grammaticalisatie onderhevig is. De lexicale constructie met een bijwoord van graad in combinatie met wat + nomen zou in een bepaalde context een andere grammaticale of syntactische functie kunnen krijgen, waardoor het de oorspronkelijke betekenis gedeeltelijk verliest (Booij, 1998). In extreme vorm kan dit leiden tot univerbatie (Hopper en Traugott, 2003). Twee of meer woorden worden samen één woord, zoals bijvoorbeeld dankjewel, maar ook het bijwoord van graad nogal. Nogal is ontstaan uit een samenvoeging van nog en al, en zo’n honderd jaar geleden was het, volgens een artikel in het WNT uit 1911, nog niet in alle gevallen de gewoonte om deze twee woorden aan elkaar te schrijven (INL, 2007-2010). Het artikel beschrijft nauwkeurig zes verschillende gevallen

12 Deze zin is afkomstig van het forum http://forum.leerlingen.com/, 4 oktober 2005. 13

Deze zin is afkomstig van een blog op de site https://singleopstap.wordpress.com, 7 januari 2015. 14

Deze zin is afkomstig van het forum http://www.sitedeals.nl/, 14 augustus 2013.

(32)

31 waarin de woorden nog en al wel of niet los van elkaar geschreven dienden te worden. Maar de grammaticalisatie heeft bij nogal uiteindelijk geleid tot univerbatie, nogal is inmiddels in alle gevallen één woord geworden.

Er zijn verschillende bijwoorden van graad die aan een proces van grammaticalisatie onderhevig zijn geweest. Klein (1998) geeft als voorbeeld de adjectieven verschrikkelijk en behoorlijk. De originele lexicale betekenis van verschrikkelijk (‘vrees inboezemend’ / ‘afschuw teweegbrengend’) en behoorlijk (‘zoals het hoort’) zijn niet verdwenen, maar een gradeerbare vorm ontstond, en zodoende kregen deze twee adjectieven ook een functie als bijwoord van graad.

Of de constructie wat + nomen inderdaad aan een proces van grammaticalisatie onderhevig is, of dat de zinnen te lezen in (32a) t/m (32d) incidentele gevallen waren, zal in de toekomst moeten blijken.

Bijwoorden van lage graad zijn dus uitgesloten binnen deze constructie, bijwoorden van midhoge en van hoge graad (heel en flink) worden veelvuldig aangetroffen, en bijwoorden van zeer hoge graad kunnen een enkele keer ook in deze constructie gebruikt worden. Dat behoorlijk binnen mijn corpus ten opzichte van de andere vier bijwoorden van midhoge graad het vaakst in deze constructie is aangetroffen, is op basis van deze informatie niet vreemd. Een constructie met bijwoord + wat vereist een bijwoord van graad met een graad die niet lager is dan midhoog. Behoorlijk lijkt een iets hogere graad aan te duiden dan de andere vier bijwoorden, en binnen een constructie die sowieso al een bepaalde graadhoogte vereist, is behoorlijk dus geen vreemde keuze.

2.3.5 Prepositiegroepen

Binnen mijn corpus zijn zestien prepositiegroepen aangetroffen waarmee de vijf bijwoorden van midhoge graad gecombineerd werden, zie tabel 7. Enkele zinnen uit mijn corpus zijn te zien in (34a) t/m (34c).

Tamelijk Nogal Behoorlijk Vrij Redelijk

Prepositiegroepen 1 8 6 0 2

Tabel 7. Aantal voorkomens van de vijf bijwoorden van midhoge graad in combinatie met een prepositiegroep.

(34a) Hij is toch ook redelijk op leeftijd?

(34b) Ik kan nogal in paniek raken bij zulk nieuws.

(33)

32 In sommige gevallen is de prepositiegroep semantisch vergelijkbaar met aan adjectief. Zo zou je de prepositiegroep op leeftijd kunnen vervangen door het adjectief oud, en onder spanning, een andere prepositiegroep afkomstig uit mijn corpus, kun je vergelijken met het adjectief gespannen.

Vrij is binnen deze categorie wederom een buitenbeentje, want vrij komt niet vaak voor in combinatie met een prepositiegroep. Waar vrij op leeftijd via Google maar 23 keer is te vinden16, levert redelijk op leeftijd ontelbaar veel resultaten op.

Afgezien van het feit dat vrij weinig voorkomt in combinatie met prepositiegroepen (en binnen mijn corpus helemaal niet), lijken zich eerder genoemde observaties te herhalen binnen deze categorie. Zo komt nogal van de acht resultaten in ieder geval zeven keer voor in een context met een negatieve connotatie. Het achtste resultaat ‘[je bent] nogal in shopmodus’ lijkt in eerste instantie niet negatief, maar bij nadere bestudering van de context blijkt dat de schrijfster van de zin de shopactiviteiten van de toegesprokene toch ietwat overdreven vindt.

Nogal heeft ook hier dus weer een duidelijk voorkeur voor een context met een negatieve connotatie, en leent zich dus prima voor prepositiegroepen zoals in paniek en onder spanning.

Behoorlijk komt binnen deze categorie zes keer voor in combinatie met een prepositiegroep, en lijkt een voorkeur te hebben voor prepositiegroepen met een prepositie horend bij een werkwoord. Dat is niet opvallend, gezien het feit dat behoorlijk binnen mijn corpus van 100 zinnen 24 keer in combinatie met een werkwoord werd aangetroffen. Van de zes voorkomens binnen de categorie van prepositiegroepen, hoorden vier preposities duidelijk bij een werkwoord (bovenop zitten, op hun plaats zetten, aan moeten trekken, door moeten regenen).

2.3.6 Lidwoord (+ adjectief) + nomen

In deze categorie bespreek ik de gevallen die ik binnen mijn corpus heb gevonden van een bijwoord van midhoge graad gevolgd door een lidwoord met daarachter een nomen (vaak voorafgegaan door een adjectief), zie ook (35a). Meestal betreft het hier een DP (determinator-groep) die als predikaatsnomen fungeert.

(35a) Dat is *tamelijk / nogal / *behoorlijk / *vrij / *redelijk een groot verschil.

(34)

33 Zoals in (35a) is te zien, kan nogal als enige gecombineerd worden met een lidwoord + nomen. Dit blijkt ook uit mijn corpus, zie tabel 8.

Tamelijk Nogal Behoorlijk Vrij Redelijk

Een (+ adjectief) + nomen 0 12 0 0 0 De (+ adjectief) + nomen 0 1 0 0 0

Tabel 8. Aantal voorkomens van de vijf bijwoorden van midhoge graad in combinatie met een lidwoord + nomen.

De verschillen in tabel 8 tussen nogal en de andere vier bijwoorden van midhoge graad, hebben te maken met het feit dat nogal adjectieven kan modificeren op afstand, zie paragraaf 2.3.6.1.

2.3.6.1 Modificatie op afstand

Nogal kan iets wat de andere vier bijwoorden van midhoge graad niet kunnen, namelijk adjectieven modificeren op afstand (Nouwen, 2013). In (35b) is te zien hoe de overige vier bijwoorden van midhoge graad wel in een dergelijke context gebruikt kunnen worden.

(35b) Dat is een tamelijk / nogal / behoorlijk / vrij / redelijk groot verschil.

We hebben hier dus te maken met een syntactisch verschil, de overige vier bijwoorden van midhoge graad kunnen alleen in een directe combinatie met een adjectief geplaatst worden, in een dergelijke constructie.

Modificatie op afstand komt ook voor in andere constructies met woorden die een graad markeren, bijvoorbeeld in een zin met wat als exclamatief-markeerder (36a) of met zo (36b).

(36a) Wat heeft Kees een mooie reis gemaakt! (36b) Kees heeft zo’n mooie reis gemaakt.

Interessant is dat de exclamatief-markeerder wat ook een dergelijke graad kan uitdrukken zonder dat er een gradeerbaar adjectief aan te pas komt, zie (37a).

(35)

34 Ook nogal kan zich op een dergelijke manier manifesteren (37b).

(37b) Kees heeft nogal een reis gemaakt!

Nouwen (2013) verwijst voor een verklaring naar Chernilovskaya en Nouwen (2011). Er zou in (35b) geen sprake zijn van graadmodificatie, maar van evaluatie (het maken van een subjectieve beoordeling). De spreker laat weten dat hij of zij iets opmerkelijk vindt. Ook als er wel een adjectief in de zin staat, en nogal daar direct aan vooraf gaat, lijkt nogal zijn evaluatieve functie te behouden, zie (37c).

(37c) Kees heeft een nogal mooie reis gemaakt.

Ook in paragraaf 2.3.4. kwam al naar voren dat nogal in bepaalde constructies benadrukt dat iets opmerkelijk is. Bij het bestuderen van enkele zinnen uit mijn corpus waarbij nogal voorafgaat aan een lidwoord gevolgd door een adjectief en een nomen, blijkt deze evaluatieve functie van nogal daar inderdaad in terug te zien, zie (38a) t/m (38c).

(38a) Het zou nogal een zooitje ongeregeld geven als andere mensen daar wat over te zeggen hebben.

(38b) Zo dat is nogal een verschil in maat.

(38c) Mijn nieuwe paard heeft nogal een weke/holle/doorgezakte rug.

2.3.7. Zelfstandig gebruik

In mijn corpus bevinden zich twee zinnen waarin een bijwoord van graad niet direct met een ander woord of andere woordgroep wordt gecombineerd, door mij daarom onder het kopje ‘zelfstandig gebruik’ samen genomen.

In (39a) en (39b) zijn deze zinnen (inclusief de zin die aan deze zinnen vooraf is gegaan) te zien.

(39a) Zijn jullie ook wel is onzeker over jezelf? Daar heb ik dus de laatste tijd veel last van haha.... - jaa, nogal.. al helemaal als ik denk aan een jongen van me school.

(39b) Ja sorry Elvi, we zijn hard gegaan vandaag. - Ja behoorlijk.

(36)

35 dat we ook hier te maken hebben met modificatie op stand. Nogal modificeert onzeker zijn en behoorlijk het hard (zijn ge-)gaan. De modificatie vindt hier plaats over de zinsgrenzen heen.

Het kopje ‘zelfstandig gebruik’ dekt daarom de lading niet helemaal, want er is wel degelijk een predicaat aanwezig dat gemodificeerd wordt, alleen niet in dezelfde zin. Ook aan het tussenwerpsel ja mag niet zomaar voorbijgegaan worden, want juist dit tussenwerpsel wordt in dergelijke zinnen vaak aangetroffen. Ook het tussenwerpsel nou kan in een soortgelijke situatie voorkomen (nou, behoorlijk!).

Het is niet verwonderlijk dat juist nogal en behoorlijk binnen mijn corpus op deze wijze zijn aangetroffen. Vrij komt in het geheel niet in een dergelijke constructie voor, en ook tamelijk wordt zelden op deze wijze gebruikt. De zoekopdracht “ja, tamelijk” levert via Google17 wel veel resultaten op, maar dat komt doordat Google ook resultaten zoals ja, tamelijk veel weergeeft. Na het bestuderen van de eerste 100 resultaten, blijkt dat ja, tamelijk (niet gevolgd door een adjectief of andere woordgroep) maar zes keer voorkomt18, waarvan te achterhalen bleek dat in ieder geval twee resultaten al meer dan een halve eeuw geleden zijn geschreven (in 1966 en 1959).

Redelijk komt vaker dan tamelijk voor in een dergelijke constructie. Opvallend is dat “ja, redelijk” via Google vooral resultaten uit enquêtes oplevert, zie figuur 2 voor een voorbeeld.

Figuur 2. Enquête afkomstig van www.fysiotek.nl.

17

(37)

36 Uit figuur 2 blijkt dat patiënten het meest tevreden zijn als ze ja, zeer op een vraag antwoorden. Het antwoord jawel houdt in dat de patiënt iets minder tevreden was, en ja, redelijk wijst op een nog iets lagere tevredenheid. Ja redelijk duidt dus een lagere graad aan dan jawel.

Waar behoorlijk en nogal (voorafgegaan door ja), het bevestigende ja vaak juist extra benadrukken, leidt redelijk tot een afzwakking van ja.

Het gebruik van bijwoorden van graad in enquêtes is (onder andere binnen de studierichtingen communicatiekunde en toegepaste psychologie) al vaak bestudeerd. Cliff (1959) deed hier ook onderzoek naar, hij onderzocht het versterkende effect van bijwoorden van graad in enquêtes. Heel klein is kleiner dan klein en heel groot is groter dan groot. Heel vermenigvuldigt dus als het ware de waarde van het adjectief. Je zou wellicht verwachten dat het bijwoord van graad in combinatie met verschillende adjectieven altijd dezelfde vermenigvuldigende waarde aan het adjectief zou toevoegen. Maar Cliff concludeerde dat dat niet het geval is, het versterkende effect van het bijwoord van graad blijkt per situatie te verschillen.

(38)

37 3. Jongerentaal

Jongeren onderscheiden zich graag van anderen (met name volwassenen) in de samenleving, en een kenmerk hiervan is het ontstaan van een zogenaamde jongerentaal. Door het creëren van een eigen variëteit op hun moedertaal, ontstaat er een groepsgevoel. Dit speelt vooral onder jongeren in een leeftijd van veertien tot zeventien jaar oud (Cornips, 2002). Veel kenmerken uit deze jongerentaal verdwijnen na het achttiende levensjaar, maar enkele woorden of uitdrukkingen worden definitief toegevoegd aan hun vocabulaire, en zullen ze de rest van hun leven blijven gebruiken. Wat

bijwoorden van graad met jongerentaal te maken hebben, zal in de volgende paragraaf snel duidelijk worden.

3.1 Nieuwe bijwoorden van graad

Niet binnen alle lagen van de bevolking zullen we bijwoorden van graad evenveel aantreffen. Vooral jongeren lijken een grote voorkeur voor bijwoorden van graad te hebben. Den Ouden en Van Wijk (2007) deden onderzoek naar jongerentaal, en hebben zich ook gericht op bijwoorden van graad. Zij citeren daarbij Hoeksema (2004), die aangeeft dat er in het Middelnederlands maar twee bijwoorden van graad echt gangbaar waren, namelijk zeer en hard. Dit aantal liep na de middeleeuwen sterk op, en zo’n tien jaar geleden telde Hoeksema er al 200.

Ito en Tagliamonte (2003) deden onderzoek naar wat zij noemen ‘intensiveerders’: “those adverbs that maximize or boost meaning”. Dit komt dus overeen met de bijwoorden van graad. Zij

beschrijven dat door het intensieve gebruik van bepaalde intensiveerders, de sterkte begint af te nemen. Als een bijwoord van zeer hoge graad door de jaren heen aan sterkte in moet leveren, dan is het niet verwonderlijk dat er nieuwe bijwoorden van zeer hoge graad op zullen komen.

Er zijn ook oudere bijwoorden van graad die niet (alleen) aan sterkte in hebben moeten leveren, maar die alleen nog maar in bepaalde combinaties gebruikt kunnen worden. Hoeksema (2001) geeft als voorbeeld donders goed en drommels goed. Donders en drommels gevolgd door goed komen alleen nog maar voor in combinatie met een beperkt aantal werkwoorden, namelijk weten,

begrijpen, beseffen en nog een aantal andere vergelijkbare werkwoorden. Doordat deze bijwoorden van graad niet helemaal uit de Nederlandse taal zijn verdwenen, maar alleen nog in een heel specifieke context gebruikt kunnen worden, is het goed te verklaren dat het aantal bijwoorden van graad sinds de middeleeuwen is gestegen van twee naar 200.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Ook in de zaak waarin een politie- ambtenaar werd veroordeeld wegens mishandeling, werd hij veroordeeld wegens het doen van een valse aangifte en het opmaken van een

Daarom zijn op basis van dit onderzoek aanbevelingen geformuleerd voor zowel de Nationale ombudsman als voor de politie. Dit is een boek in

Voor zover het maken van reprografische verveelvoudigingen uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikel 16h Auteurswet 1912 dient men de daarvoor wettelijk

Na afronding van de studie Bestuurskunde behaalde zij in 2002 haar doctoraal Nederlands Recht, afstudeerrichting Civiel recht, aan de Faculteit der Rechtsgeleerdheid van

Meer aandacht voor procedurele rechtvaardigheid door de ombudsman in zijn relatie met de politie zal de doorwerking verbeteren.. Sociaalwetenschappelijk onderzoek versterkt de

De Raad en de zaaksofficier maken volgens de brief vervolgens afspraken over de samenwerking en afstemming van de werkzaamheden.170 Het voor- stel spreekt slechts

Omdat de functies cos(kt) en sin(kt) voor k ≥ 0 lineaire onafhankelijk zijn, hebben we het bij de vectorruimte V met een vectorruimte van oneindige dimensie te maken, maar daar

er zijn ook functies die niet aan deze voorwaarden voldoen, maar waarvoor de Fourier reeks wel tegen de goede functie convergeert.. Aan de andere kant zijn er zelfs continue