• No results found

V I LAND-KONINKUJÏ VOOR

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "V I LAND-KONINKUJÏ VOOR "

Copied!
90
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

r

781

Ü E P A R T E M E N T V A N E C O N O M I S C H E Z A K E N , AFDEELING ONDERNEMINGSLANDBOUW

VAN DEN DIENST VAN D E N L A N D B O U W

T E K S T

VAN DE

V I LAND-

KONINKUJÏ VOOR

INTERNATIONALE .

RUBBERRESTRICTIE-OVEREENKOMST

EN VAN DE

ONDERNEMINGSRUBBERRESTRICTIE- WETGEVING

VOOR DE J A R E N 1 9 3 9 TOT EN MET 1 9 4 3

LANDSDRUKKERIJ — 1 9 3 9 — BATAVIA

(2)

0093 5872

(3)

E C O N O M I S C H E Z A K E N

N o . 2 1 / L / O . Batavia-Centrum, 2 Januari 1939.

ONDERWERP:

Tekstboekje rubberrestrictie- wetgeving 1939/43.

B I J L A G E : Een boekje.

C I R C U L A I R E .

AAN

A L L E R U B B E R O N D E R N E M E R S .

Hierbij heb ik de eer U te doen toekomen een boekje inhou- dende een vrije vertaling van de tussehen de Regeeringen van de aan de rubberrestrictie deelnemende landen gesloten inter- nationale overeenkomst, alsmede den tekst van de rubber- restrictiewetgeving voor de restrictieperiode 1939/43, voorzoo- ver het betreft de ondernemingsrubber. Voorts is daarin als bijlage opgenomen de tekst van de „Bevolkingsrubberrestrictie- verordening Java en Madoera 1939".

Eventueele wijzigingen zullen op overeenkomstig formaat worden gedrukt en aan U worden toegezonden.

Namens den Directeur van Economische Zaken, Het Hoofd v/d Afd. Ondernemingslandbouw v/d

Dienst v/d Landbouw, A. H. J. KROON.

(4)
(5)

DEPARTEMENT VAN ECONOMISCHE ZAKEN,

AFDEEL.ING O N D E R N E M I N G S L A N D B O U W

V A N DEN DIENST VAN D E N L A N D B O U W

T E K S T

VAN DE

I N T E R N A T I O N A L E

RUBBERRESTRICTIE-OVEREENKOMST

EN V A N D E

ONDERNEMINGSRUBBERRESTRICTIE- W E T G E V I N G

V O O R D E J A R E N 1939 T O T EN M E T 1943

LANDSDRUKKERIJ — 1939 — BATAVIA

EENHEIDSFORMAAT A 5.

4671 39

(6)

I

(7)

Biz.

1. Voorwoord 5 2. Internationale rubberrestrictie-overeenkomst (vrije

vertaling) 9 3. Algemeene maatregel van Bestuur, Nederl. Staats-

blad No. 949 31 4. Rubberrestrictie-ordonnantie 1939 35

5. Ondernemingsrubberrestrictie-verordening 1939 59 Bijlage : Bevolkingsrubberrestrictie-verordening Java

en Madoera 1939 73

(8)

p

(9)

V O O R W O O R D

De internationale overeenkomst, die op 7 Mei 1934 werd gesloten tusschen de Regeeringen van de Fransche Republiek (ten behoeve van Pransch-Indo-China), het Vereenigde Konink- rijk van Groot-Britannië en Noord-Ierland (ten behoeve van Ceylon, de Gefedereerde Maleische Staten, de Ongefedereerde Maleische Staten, de Straits Settlements, den Staat van Noord-Borneo, Broenei en Serawak), Britsch-Indië, het Konink- rijk der Nederlanden (ten behoeve van Nederlandsch-Indië) en het Koninkrijk Siam, liep op 31 December 1938 ten einde.

In verband daarmede zijn in den loop van 1937 en 1938 in de Internationale Rubber Regelingscommissie verschillende be- sprekingen gevoerd, die tot het resultaat leidden, dat aan de erbij betrokken Regeeringen werd voorgesteld de overeen- komst in eenigszins gewijzigden vorm voor een nieuwe vijf- jarige periode te verlengen. Met den tekst van de gewijzigde overeenkomst, waarvan een vrije vertaling in dit boekje is opgenomen, hebben deze Regeeringen zich alle kunnen ver- eenigen.

De grondbeginselen van de overeenkomst zijn dezelfde gebleven; beheersching van uitvoer, van binnenlandsche voor- raden en van bijplant blijven de middelen, waarmede de restrictie wordt doorgevoerd.

E r heeft echter een herziening van de basisquota plaats- gevonden, ten gevolge waarvan deze quota voor Nederlandsch- Indië werden gebracht op 631.500 long tons voor 1939, oploopende tot 651.000 long tons voor 1943; dit beteekent een verhooging van het aandeel van Nederlandsch-Indië in de gezamenlijke basisquota in de eerste restrictieperiode van gemiddeld 38,3% tot gemiddeld 41,5% in de tweede restrictie- periode.

Een tweede wijziging in de internationale overeenkomst, welke vermelding verdient, is de verhooging van de maxima voor de binnenlandsche voorraden, waardoor meer soepelheid

(10)

in de bedrijfsvoering kan worden gebracht en het gemakkelijker zal zijn aan een onverwacht stijgende vraag — gelijk deze zich b.v. eind 1936 voordeed — te voldoen.

Ook in de aanplantbepalingen zijn eenige belangrijke wijzigingen aangebracht. Voor de jaren 1939 en 1940 is herplanten ongelimiteerd toegestaan, terwijl eveneens voor deze twee jaren uitbreiding van den aanplant mogelijk zal zijn tot 5% van het rubberareaal in de desbetreffende landen.

Hiernaast houdt de Internationale Rubber Regelingscommissie nog een uitgestrektheid ter grootte van 1% van het totale rubberareaal in reserve voor het mogelijk toestaan van nadere uitbreiding, wanneer en waar zulks gewenscht wordt geoor- deeld. Bind 1940 zal de Commissie de situatie opnieuw onder oogen zien en zal worden nagegaan, op welke wijze verdere voorzieningen zullen moeten worden getroffen.

De uitvoer van rubberplantmateriaal zal onder de werking- van de gewijzigde overeenkomst naar andere deelnemende lan- den zijn toegestaan, tenzij dit uit handels- of administratieve overwegingen in het land van herkomst niet wenschelijk wordt geacht.

Bij algemeenen maatregel van bestuur van 22 Augustus 1938 (Nederlandsch Staatsblad No. 949) is de ordonnantiewetgever door het Opperbestuur gemachtigd ter uitvoering van de arti- kelen 4, 5, 9, 10, 11, 12, 13, 14, 16 en 19 van de gewijzigde overeenkomst de noodige wettelijke bepalingen uit te vaardi- gen. De „Rubberrestrictie-ordonnantie 1939" is daarvan een uitvloeisel.

De materieele inhoud van deze ordonnantie wijkt in wezen slechts weinig af van de in de eerste restrictieperiode bestaande bepalingen. De groepeering van de stof heeft echter, ter wille van een gemakkelijker hanteerbaarheid en een beter over- zicht op geheel nieuwe wijze plaatsgevonden. De vijf ordon- nanties voor de eerste restrictieperiode zijn thans samengevat in één ordonnantie, welke in vier hoofdstukken is onderver- deeld. Het eerste hoofdstuk geeft de algemeene restrictie- bepalingen; het tweede en derde de bijzondere bepalingen voor respectievelijk ondernemings- en bevolkingsrubber; het vierde ten slotte de algemeene verbods- en strafbepalingen.

Voorts is een meer consequente werkverdeeling doorgevoerd tusschen de departementen van Economische Zaken en Binnen- landsch Bestuur, in dien zin dat thans alle aangelegenheden,

(11)

de uitvoering van de restrictie op bevolkingsrubber betreffende, in handen zijn gelegd van het departement van Binnenlandsch Bestuur.

Bij vaststelling van de basisquota voor ondernemingsrubber en bevolkingsrubber is met het overbrengen van de „onder- nemingen van de tweede g r o e p " naar de groep „bevolkings- r u b b e r " rekening gehouden.

Aan de bepalingen van de Rubberrestrictie-ordonnantie 1939 wordt, voorzoover het betreft de ondernemingsrubber, uitvoering gegeven door de „Ondernemingsrubberrestrictie- verordening 1939 ' ', en, voorzoover betreft de bevolkingsrubber, door een 13-tal Bevolkingsrubberrestrictie-verordeningen. De voornaamste punten waarop de Ondernemingsrubberrestrictie- verordening afwijkt van de Ondernemingsrubber-uitvoer- verordening zijn:

a. de wijziging van den toeslag voor herplanten,

b. herziening van de grondslagen voor de accresberekening, c. inschakeling van het streekbelang t.a.v. overschrijving en

overdracht,

d. de regeling van de aanplantuitbreiding in 1939 en 1940.

In de „Bevolkingsrubberrestrictie-verordening Java en Madoera 1939" is in artikel 9 een bepaling opgenomen, waar- door het mogelijk is om onder bepaalde voorwaarden uit de havens van het restrictiegebied Java en Madoera ondernemings- rubber als bevolkingsrubber uit te voeren. In verband hier- mede is deze verordening als bijlage in dit boekje opgenomen.

(12)
(13)

TEKST

VAN D E

G E W I J Z I G D E I N T E R N A T I O N A L E

R U B B E R R E S T R I C T I E - O V E R E E N K O M S T

(14)

De Regeeringen van de Fransche Republiek, het Vereenigde Koninkrijk van Groot-Britannië en Noord-Ierland (verder ge- noemd: de Regeering van het Vereenigde Koninkrijk), Britsch- Indië, het Koninkrijk der Nederlanden en het Koninkrijk Siam ;

Overwegende, dat het noodzakelijk en wenschelijk is, dat stappen worden gedaan ter regeling van de productie en den export van rubber in en van rubberproduceerende landen met het doel de wereldvoorraden op een normaal peil te houden, het aanbod stelselmatig aan de vraag te doen aanpassen, in dien zin dat te allen tijde de noodige rubber beschikbaar zal zijn, en een redelijken prijs te handhaven, loonend voor doel- matig werkende producenten, en wenschend een overeenkomst tot dit doel te sluiten;

zijn dienovereenkomstig het volgende overeengekomen : Artikel 1.

De verplichtingen, voortvloeiende uit deze overeenkomst voor de Regeering van de Fransche Republiek, hebben betrekking op Fransch-Indo-China ; die van de Regeering van het Ver- eenigde Koninkrijk op Burma, Ceylon, de Gefedereerde Ma- leische Staten, de Ongefedereerde Maleische Staten, de Straits Settlements, den Staat van Noord-Borneo, Broenei en Serawak ; die van de Regeering van Britsch-Indië op Britsch-Indië ; die van de Regeering van het Koninkrijk der Nederlanden op Nederlandsch-Indië en die van de Regeering van het Konink- rijk Siam op Siam.

Artikel 2.

In deze overeenkomst wordt verstaan onder:

(a) „Basisquotum": de cijfers, waarnaar wordt verwezen in artikel 4 (a).

(&) „Internationale Rubber Regelingscommissie": de com- missie genoemd in artikel 15.

(c) „Restrictiejaar": eenig kalenderjaar tijdens den duur van deze overeenkomst of wat betreft het jaar 1934, dat ge- deelte van 1934, hetwelk ligt tusschen den datum van inwer- kingtreding der overeenkomst onder artikel 3(&) en den 31sten December 1934.

(15)

(d) „Rubberplant": planten, boomen, heesters of klimplan- ten bekend onder de volgende namen, zoomede de bladeren, bloemen, zaden, entrijs, wortels of andere levende deelen, welke kunnen worden gebruikt voor de voortplanting daarvan:

(A) Hevea Braziliensis (Para Rubber).

(B) Manihot Glaziovii ( C ear a Rubber).

(C) Castilloa elastica.

(D) Ficus elastica (Ramboeng).

(E) Elke andere plant, boom, heester of klimplant, waarom- trent de Internationale Rubber Regelingscommissie zou beslui- ten, dat het een rubberplant is met betrekking tot deze regeling.

(e) „ R u b b e r " : (1) ruwe rubber, d.w.z. rubber bereid uit de bladeren, den bast of de latex van eenige rubberplant, en de latex van eenige rubberplant, hetzij vloeibaar, hetzij gecoagu- leerd, in elk stadium van de bewerking, waaraan zij is onder- worpen gedurende het omzettingsproces in rubber, en latex in eiken graad van concentratie; (2) in verband met het be- paalde bij lid (i) van dit artikel en bij de artikelen 4, 5 en 6 de hoeveelheid aan rubber, verwerkt in alle artikelen en voor- werpen, geheel of gedeeltelijk van ruwe rubber vervaardigd binnen een der gebieden, waarop deze overeenkomst betrek- king heeft, met uitzondering van die artikelen, welke reeds tevoren werden geïmporteerd.

(ƒ) „Het aanleggen van nieuwe rubberaanplantingen ' ' : het planten gedurende de restrictieperiode van rubberzaden of -planten op gronden, welke sinds 7 Mei 1934 niet met rubber waren beplant. Indien op een areaal, waarop behalve rubberplanten nog* één of meer andere gewassen worden geteeld, één of meer van deze andere gewassen geheel of gedeeltelijk worden vervangen door rubberplanten, dan zal dit vervangen worden beschouwd als het aanleggen van nieuwe rubberaanplantingen.

(g) „ H e r p l a n t e n " : het planten gedurende den duur van deze overeenkomst van meer dan 30 rubberplanten op eenige acre of van meer dan 75 rubberplanten op eenige hectare van eenig areaal, hetwelk met rubberplanten was beplant op den 7den Mei 1934, voorzoover een dergelijk planten niet moet worden beschouwd als het aanleggen van nieuwe rub- beraanplantingen, als bedoeld onder (ƒ) van dit artikel.

(h) „Inboeten": het gedurende de restrictieperiode plan-

(16)

ten van ten hoogste 30 rubberplanten op eenige acre dan wel ten hoogste 75 rubberplanten op eenige hectare in eenige, op den 7den Mei 1934 reeds bestaande rubberaanplanting, voorzoover een dergelijk planten niet moet worden beschouwd als het aanleggen van nieuwe rubberaanplantingen zooals bedoeld onder (ƒ) van dit artikel.

(i) „Netto-uitvoer": het verschil tusschen den totalen uit- voer van rubber uit eenig gebied gedurende een zekere periode en het totaal van de in dat gebied geïmporteerde ruwe rubber gedurende dezelfde periode.

(j) „ E i g e n a a r " : de eigenaar, de bezitter, de houder of eenig persoon belast met het beheer van een onderneming en/of bevolkingsaanplant, dan wel hij, die naar de meening van de desbetreffende Regeering de Administrateur of de Agent of de Gemachtigde is van bovenbedoelden „Eigenaar".

(k) „Onderneming" en/of „bevolkingsaanplant": grond, waarop rubberplanten groeien, welke in het bezit is van, wordt geoccupeerd door, in exploitatie is bij dan wel onder

„controle" staat van den Eigenaar.

(?) „Persoon" omvat, tenzij uit het zinsverband anders blijkt, ook een maatschappij, vereeniging, maatschap, of ander lichaam, hetzij rechtspersoon of niet.

(m) „Standaardproductie": de hoeveelheid rubber, vastge- gesteld door een Regeering van een gebied of groep van gebieden als standaardproductie van eenige onderneming in eenig restrictie j aar.

Artikel 3.

(a) De contracteerende Regeeringen verbinden Zich zoo- danige maatregelen te nemen als noodig mogen blijken ter handhaving en dwingende uitvoering in Hare gebieden, zooals bepaald in artikel 1, van de regeling en controle op productie, uitvoer en invoer van rubber, zooals is neergelegd in de artikelen 4, 5, 6, 8, 9, 10, 11, 12 en 13 van deze overeenkomst, hierna genoemd „de Regeling".

(6) Genoemde Regeling zal in werking treden op den eersten dag van J u n i 1934 en zal van kracht blijven tot ten minste den 31sten December 1943.

(c) Ten minste 12 kalendermaanden vóór den 31sten De- cember 1943 zal de Internationale Rubber Regelingscommissie

(17)

een aanbeveling doen aan de contracteerende Eegeeringen betreffende de voortzetting of anderszins van de Eegeling. De aanbeveling mag, indien zij luidt ten gunste van voortzetting der Eegeling, amendementen hierop voorstellen en voorstellen doen betreffende de overige voorzieningen van deze overeen- komst.

(d) Elke contracteerende Eegeering zal de Internationale Eubber Eegelingscommissie in kennis stellen of Zij de aan- beveling, bedoeld in het hieraan onmiddellijk voorafgaande lid, aanneemt dan wel verwerpt, en wel binnen drie maanden, nadat een dergelijke aanbeveling te Harer kennis is gebracht.

(e) Indien de genoemde aanbeveling wordt aangenomen door alle contracteerende Eegeeringen, verplichten deze Zich zoodanige maatregelen te nemen als noodig blijken om genoem- de aanbeveling uit te voeren. De Internationale Eubber Eegelingscommissie zal de Eegeering van het Vereenigde Koninkrijk hiervan in kennis stellen, welke een verklaring zal ontwerpen en doen toekomen aan de andere contracteerende Eegeeringen, inhoudende de voorwaarden van genoemde aanbeveling en de aanvaarding daarvan door alle contractee- rende Eegeeringen; de huidige overeenkomst zal worden geacht gewijzigd te zijn overeenkomstig deze verklaring vanaf den daarin genoemden datum. Een gewaarmerkt afschrift van de verklaring, tezamen met een gewaarmerkt afschrift van de overeenkomst, zooals deze werd gewijzigd, zal worden verstrekt aan alle andere contracteerende Eegeeringen.

(ƒ) Wanneer bovenbedoelde aanbeveling niet door alle con- tracteerende Eegeeringen zal worden aanvaard, zal de Inter- nationale Eubber Eegelingscommissie zoo spoedig mogelijk beslissen of zij het wenschelijk acht een gewijzigde aanbeveling aan de contracteerende Eegeeringen voor te leggen. Indien

de Internationale Eubber Eegelingscommissie een gewijzigde aanbeveling voorlegt, zal elk der contracteerende Eegeeringen binnen één maand na ontvangst daarvan aan de Internationale Eubber Eegelingscommissie mededeelen of Zij deze gewijzigde aanbeveling aanvaardt dan wel verwerpt. Indien de gewijzigde aanbeveling door alle contracteerende Eegeeringen wordt aan- vaard, zullen de bepalingen neergelegd in lid (e) van dit artikel van kracht worden.

(g) Indien de Internationale Eubber Eegelingscommissie besluit, dat geen gewijzigde aanbeveling zal worden aange-

(18)

boden, of indien de gewijzigde aanbeveling niet door alle contracteerende Regeeringen wordt aanvaard, zal de Interna- tionale Rubber Regelingscommissie daarvan mededeeling doen aan de Regeering van het Vereenigde Koninkrijk. Laatstge- noemde Regeering kan eigener beweging, dan wel zal op verzoek van een andere contracteerende Regeering een ver- gadering van de contracteerende Regeeringen bijeenroepen, ten einde de aangelegenheid in beschouwing te nemen.

(h) Tenzij een aanbeveling tot voortzetting der Regeling wordt aanvaard onder lid (d), (e) en (ƒ) bovengenoemd, of tenzij een overeenkomst tot voortzetting wordt gesloten tus- schen de contracteerende Regeeringen op de onder lid (g) bedoelde vergadering zullen de Regeling en alle uit deze overeenkomst voortvloeiende verplichtingen eindigen op den 31sten December 1943. Indien op de in lid (g) van dit artikel bedoelde vergadering een overeenkomst tot voortzetting wordt gesloten tusschen eenige, doch niet alle contracteerende Regeeringen, zullen de Regeling en alle uit deze overeen- komst voortvloeiende verplichtingen eindigen op den 31sten December 1943 voor iedere contracteerende Regeering, welke niet is toegetreden tot de overeenkomst tot voortzetting.

(i) Onverminderd de bepalingen neergelegd in lid (c) van dit artikel kan de Internationale Rubber Regelingscommis- sie op elk tijdstip een aanbeveling doen uitgaan aan de con- tracteerende Regeeringen tot wijziging van eenig deel van

de Regeling of een van de andere bepalingen van de huidige overeenkomst, behoudens de voorzieningen genoemd in de artikelen 4 en 6 en de leden (l) of (n) van artikel 15.

De aanbevelingen van de Commissie krachtens dit lid mogen omvatten een aanbeveling om een nog niet daarbij aange- sloten Regeering tot deelneming aan de huidige overeenkomst toe te laten en voorstellen voor zoodanige aanvullingen en wijzigingen van de huidige overeenkomst (met inbegrip van aanvullingen van artikel 4 en lid (l) of (n) van artikel 15) als noodzakelijk zouden kunnen zijn ter bepaling van de voor- waarden voor de deelneming van die Regeering. De voor- zieningen, neergelegd in de leden (d) en (e) van dit artikel, zijn toepasselijk op een onder de bepalingen van dit lid naar voren gebrachte aanbeveling. Indien aanbevelingen, die volgens het bepaalde bij dit lid naar voren worden gebracht, niet worden aanvaard en in werking gesteld ingevolge het

(19)

bepaalde bij de leden (d) en (e), zullen deze aanbevelingen worden ingetrokken, onverminderd evenwel de bevoegdheid van de Internationale Rubber Regelingscommissie om al deze aanbevelingen dan wel eenige daarvan overeenkomstig het bepaalde onder lid (c) te gelegener tijd wederom voor te brengen.

Artikel 4.

Ten aanzien van de Straits Settlements, de Gefedereerde Maleische Staten en de Ongefedereerde Maleisehe Staten en Broenei (die voor dit doel geacht zullen worden één groep te vormen) en van Nederlandsch-Indië, Ceylon, Britsch-Indië, Burma, den Staat van Noord-Borneo, Serawak en Siam, zullen de rubberexporten uit deze gebieden worden geregeld in overeenstemming met de volgende bepalingen:

(o) De volgende jaarlijksche hoeveelheden in tonnen van 2 240 Engelsche ponden droge rubber zullen worden aange- nomen als basisquota voor elk gebied of elke groep van gebieden voor de volgende restrictiejaren :

Staat van de basisquota (in tons van 2 240 Engelsche ponden) 1934—1938.

Straits Settlements, Gefedereerde Ma- leische Staten, On- gefedereerde Ma- leisehe Staten en Nederlandsch-Indië.

Staat van Noord-

Totaal

1934

7/12de van

504 000 352 000 77 500 6 850 5 150 12 000 24 000 15 000

996 500

1935

538 000 400 000 79 000 12 500 8 000 13 000 28 000 40 000

1118 500

1936

569 000 500 000 80 000 12 500 8 500 14 000 30 000 40 000

1 254 000 1937

589 000 520 000 81000 12 500 9 000 15 500 31500 40 000

1 298 500 1938

602 000 540 000 82 500 13 000 9 250 16 500 32 000 40 000

1 335 250

(20)

Staat van de basisquota (in tons van 2 240 Engelsche ponden) 1939—1943.

Straits Settlements, Gefedereerde Ma- leische Staten, On- gefedereerde Ma- leisehe Staten en Nederlandsch-Indi e'.

Ceylon

S t a a t van Noord

Totaal

1939

632 000 631 500 106 000 17 500 13 500 21000 43 000 54 500

1 519 000

1940

642 500 640 000 107 500 17 750 13 750 21000 43 750 55 300

1 541 550

1941

648 000 645 500 109 000 17 750 13 750 21000 44 000 55 700

1 554 700 1942

651 000 650 000 109 500 17 750 13 750 21000 44 000 56 000

1 563 000 1943

651 500 651 000 110 000 17 750 13 750 21000 44 000 60 000

1 569 000

(6) Het zal aan Burma zijn toegestaan rubber uit te voeren naar Britsch-Indië zonder dat deze uitvoer zal worden toegerekend op haar uitvoerquotum, als bedoeld in lid (d) van dit artikel en in de leden (1) en (2) van artikel 5, zoolang deze uitvoeren zijn toegelaten door de Eegeeringen van Britsch-Indië en Burma. In geval deze uitvoer geheel wordt verboden, zal een toeslag van 3 000 ton per j a a r wor- den verleend op het basisquotum, toegekend aan Burma in lid (a) van dit artikel. Indien bovenbedoelde uitvoer wordt beperkt tot minder dan 3 000 ton per jaar zal een toeslag worden verleend op het basisquotum voor Burma gelijk aan het verschil tusschen den toegestanen jaarlijkschen uit- voer en 3 000 ton ; indien de toegestane uitvoer gelijk is aan of grooter is dan 3 000 ton, zal geen toeslag op het basisquo- tum worden verleend. Ben toeslag op het basisquotum, ver- leend ingevolge de bepalingen van dit artikel op eenig tijdstip in den loop van een restrictiejaar, zal in dezelfde verhouding staan tot den toeslag, verleend voor een vol jaar, als waarin het overblijvende gedeelte van het restrictiejaar,

(21)

gerekend van af den datum, waarop het verbod of beperking van den uitvoer van kracht werd, staat tot het geheele jaar.

De bovenbedoelde hoeveelheden rubber, vanuit Burma in Britsch-Indië ingevoerd, worden met betrekking tot het bepaalde in artikel 2 (t) geacht niet te behooren tot den

„totalen invoer van ruwe r u b b e r " in Britsch-Indië en „den totalen uitvoer van r u b b e r " uit Burma.

(c) De Internationale Rubber Regelingscommissie zal van tijd tot tijd voor elk gebied of elke groep van gebieden een percentage van het basisquotum vaststellen. Dit percentage zal voor elk gebied of elke groep van gebieden hetzelfde zijn.

Voor Siam zal het percentage van het basisquotum voor dat gebied niet minder zijn dan 50 percent voor het jaar 1934, 75 percent voor 1935, 85 percent voor 1936, 90 percent voor 1937 en 100 percent voor 1938.

(d) In ieder restrictiejaar zal de hoeveelheid rubber, die gelijk is aan het vastgestelde percentage van het basisquotum van elk gebied of elke groep van gebieden, het toegestane uitvoerquotum voor dat gebied of die groep van gebieden vormen. Hierbij wordt vooropgesteld dat, voorzoover Siam betreft, het aldus voor dat land vastgestelde uitvoerquotum in geen der jaren 1939 tot en met 1943 minder zal zijn dan 41 000 ton (van 2 240 Engelsche ponden).

Artikel 5.

De netto-rubberuitvoeren uit elk gebied of elke groep van gebieden dienen te worden beperkt tot het toegestane uitvoer- quotum, met dien verstande, dat:

Ie. in eenig restrictie j aar de netto-uitvoeren het toegestane uitvoerquotum mogen overschrijden met een hoeveelheid niet grooter dan 5 percent van dat quotum, maar indien het toegestane uitvoerquotum in eenig jaar inderdaad is over- schreden, zullen de netto-uitvoeren voor het onmiddellijk volgende restrictiejaar worden beperkt tot het toegestane uitvoerquotum voor dat jaar, verminderd met het teveel van het voorafgaande jaar;

2e. indien eenig gebied of eenige groep van gebieden in eenig restrictiejaar minder heeft uitgevoerd dan het toe- gestane uitvoerquotum, mogen de netto-uitvoeren van deze gebieden voor het onmiddellijk volgende jaar het toegestane uitvoerquotum voor dat jaar te boven gaan met een hoeveel-

2 (4671)

(22)

heid, die gelijk is aan het tekort van het voorafgaande jaar, indien dit tekort niet meer bedraagt dan 10 percent van het toegestane uitvoerquotum. Indien het tekort meer bedraagt dan 10 percent van het toegestane uitvoerquotum, wordt toch slechts een vermeerdering voor het volgende j a a r met 10 percent toegestaan;

3e. ten aanzien van de groep van gebieden omvattende de Straits Settlements, de Gefedereerde Maleische Staten en de Ongefedereerde Maleische Staten en Broenei de verplichtin- gen voortvloeiende uit dit artikel als volgt worden nagekomen :

(a) door controle op de werkelijke rubberproductie op de eilanden Singapore en Penang (deel uitmakend van de Straits Settlements) en (b) door contrôle op de uitvoeren van het restant van deze groep van gebieden op dusdanige wijze, dat de totale rubberproductie gedurende het betreffende restrictie- j a a r in Singapore en Penang tezamen met de netto-rubber- uitvoeren gedurende genoemd j a a r uit het restant van deze groep van gebieden niet het toegestane uitvoerquotum voor de geheele groep van gebieden zal te boven gaan ;

4e. ten aanzien van de voorgaande bepaling en van de voorzieningen getroffen in de artikelen 9, 10 en 13, het bin- nenkomen van rubber uit het restant van deze groep in Singapore of Penang (of in die rubberopslagplaatsen binnen het restant der groep, welke op eenig tijdstip door de Inter- nationale Rubber Regelingscommissie als zoodanig zijn erkend), of vice-versa zal worden beschouwd hetzij als uitvoer, hetzij als invoer.

Artikel 6.

Ten aanzien van Fransch-Indo-China zal het Bestuur (I) volledige aanteekening houden van alle rubber, die dit gebied verlaat ; voorts zal het een zoodanig toezicht uitoefenen als tot dit doel noodig mocht blijken, en (II) in de onder lid (a) van dit artikel genoemde gevallen, ervoor zorgen, dat de hoeveelheden rubber, als in dit lid bedoeld, worden geleverd aan de Internationale Rubber Regelingscommissie in overeen- stemming met de bepalingen van lid (b) ;

{o) Indien in eenig restrictiejaar de totale hoeveelheid rubber, welke Fransch-Indo-China verlaat, grooter is dan 60 000 ton (van 2 240 Engelsche ponden) en indien de toe- gestane uitvoerquota voor de gebieden vermeld in artikel 4

(23)

lager zijn dan de basisquota, zal een hoeveelheid rubber worden geleverd gelijk aan een zeker percentage van de hoe- veelheid, waarmede de totale hoeveelheid rubber, welke Franseh-Indo-China heeft verlaten, de 60 000 ton heeft over- schreden. Bedoeld percentage zal zijn het gemiddelde restric- tiepercentage, hetwelk in dat jaar van toepassing is geweest in de gebieden genoemd in artikel 4.

(6) Aan de Internationale Rubber Regelingscommissie wordt medegedeeld hoe groot de hoeveelheden als bedoeld in lid (a) zijn; nadat die Commissie hiermede accoord is gegaan,

zal de rubber vrij van alle kosten en lasten worden afgeleverd in pakhuizen in het Vereenigde Koninkrijk of in Frankrijk in den vorm van London-standard-quality-sheets of London- standard-quality-crêpe binnen zes maanden na beëindiging van het betrekkelijk restrictiejaar.

Artikel 7.

De Internationale Rubber Regelingscommissie kan over alle rubber, geleverd in overeenstemming met de bepalingen van het voorgaande artikel, op zoodanige wijze beschikken, als het meest gunstig moet worden geacht voor de doelstellingen van deze overeenkomst.

Artikel 8.

De bepalingen van de artikelen 9, 10, 11, 12, 13 en 14 van deze overeenkomst zijn van toepassing op alle gebieden, die in artikel 1 zijn opgenoemd, tenzij het tegendeel uitdrukkelijk wordt vermeld.

Artikel 9.

De rubberuitvoer uit een gebied of groep van gebieden zal onder bedreiging met zware straffen worden verboden, tenzij deze rubber wordt vergezeld van een certificaat van herkomst, gewaarmerkt door een ambtenaar, die door het Bestuur van het erbij betrokken gebied is gemachtigd om een dergelijk document af te geven. De straffen, die bij overtreding kunnen worden opgelegd, zullen omvatten (a) vernietiging en (ft) confiscatie van de rubber. Dit artikel heeft geen betrekking op de eilanden Singapore en Penang of op rubberopslag- plaatsen, welke als zoodanig door de Internationale Rubber Regelingscommissie ingevolge artikel 5 zijn erkend.

(24)

Artikel 10.

De rubberinvoer in een gebied of groep van gebieden zal onder bedreiging met zware straffen worden verboden, tenzij deze rubber wordt vergezeld van een certificaat van herkomst, gewaarmerkt door een ambtenaar, die door het Bestuur van het erbij betrokken gebied is gemachtigd om een dergelijk document af te geven. De straffen, die kunnen worden op- gelegd bij overtreding, zullen omvatten (a) vernietiging en (b) confiscatie van de rubber.

Artikel 11.

(a) Aan lederen exploitant van een rubberonderneming, welke tenminste 100 acres groot is, zal onder bedreiging met zware straffen worden verboden het in bezit hebben van rubbervoorraden, welke grooter zijn dan een vierde gedeelte van de standaardproductie van die onderneming voor het voorafgaande restrictiejaar.

(b) Voorzoover het betreft ondernemingen kleiner dan 100 acres en bevolkingsrubberaanplantingen, zullen de Regee- ringen van elk gebied of elke groep van gebieden maatregelen nemen teneinde te verzekeren, dat de totale voorraad, aan- gehouden door de exploitanten van deze ondernemingen en bevolkingsrubberaanplantingen, binnen normale begrenzingen zal worden gehouden.

(c) Alle andere voorraden in het gebied tezamen zullen worden beperkt tot een hoeveelheid, welke niet grooter is dan I21/2 percent van het aan dit gebied toegestane exportquotum voor het voorafgaande restrictiejaar.

(d) De voorgaande bepalingen van dit artikel gelden niet voor Britsch-Indië, Burma, de eilanden Singapore of Penang, Siam of voor de rubberopslagplaatsen, als zoodanig door de Internationale Rubber Regelingscommissie erkend ingevolge artikel 5 lid (4). In Britsch-Indië, Burma en Siam zullen de rubbervoorraden worden beperkt tot normale afmetingen, in overeenstemming met de in het binnenland verbruikte hoeveelheden rubber.

Artikel 12.

(a) Uitgezonderd in de gevallen, bedoeld in de volgende leden van dit artikel, zal het planten van rubberplanten tijdens den duur van de Regeling met zware straffen worden

(25)

verboden, terwijl bedoelde straffen mede zullen omvatten de gedwongen rooiing en vernietiging der planten op kosten van den eigenaar daarvan.

(b) Het zal gedurende de periode van 1 Januari 1939 tot 31 December 1940 in elk gebied of elke groep van gebieden zijn toegestaan nieuwe rubberaanplantingen aan te leggen tot een uitgestrektheid van ten hoogste 5% van het totaal met rubber beplante areaal van dat gebied of die groep van gebieden, zooals in lid (e) van dit artikel vermeld. De Inter- nationale Rubber Regelingscommissie zal de bevoegdheid hebben om gedurende bovengenoemde periode bovendien nog den verderen aanleg van nieuwe aanplantingen toe te staan tot een maximum van 1% van het totale beplante areaal van alle gebieden, genoemd in lid (e) van dit artikel. De Commissie heeft het recht om dit geheele extra-areaal dan wel een gedeelte daarvan toe te wijzen aan een of meer van de gebieden of groepen van gebieden, genoemd in lid (e) van dit artikel, op de wijze als haar goeddunkt.

(c) (1) Na 31 December 1940 zal het zijn geoorloofd nieuwe aanplantingen aan te leggen in elk gebied of elke groep van gebieden tot een uitgestrektheid van ten hoogste dat percen- tage van het totaal met rubber beplante areaal van dat gebied of die groep van gebieden, hetwelk de Internationale Rubber Regelingscommissie van tijd tot tijd voor een door haar nader te bepalen tijdvak zal vaststellen. (2) De Commissie is bevoegd om het aanleggen van verdere nieuwe aanplantingen toe te staan gedurende de periode van 1 Januari 1941 tot 31 December 1943 tot een uitgestrektheid van ten hoogste y5 gedeelte van het areaal, bedoeld in sub (1) van dit lid.

De Commissie zal het recht hebben dit geheele extra-areaal dan wel een gedeelte daarvan toe te wijzen aan een of meer van de gebieden of groepen van gebieden, genoemd in lid (e) van dit artikel, op de wijze als haar goeddunkt.

(d) De bepalingen neergelegd in de leden (b) en (e) van dit artikel gelden niet voor Siam. In Siam zal het gedurende de periode 1 Januari 1939 tot 31 December 1943 zijn geoor- loofd nieuwe aanplantingen aan te leggen tot een uitgestrekt- heid gelijk aan een zeker percentage van het totaal beplante areaal als vermeld in lid (e) van dit artikel; dit percentage zal gelijk zijn aan het hoogste percentage, dat ingevolge de leden ('b) of (c) van dit artikel kan worden toegestaan aan

(26)

een van de andere gebieden of groepen van gebieden. De uit- gestrektheid van de aan te leggen nieuwe aanplantingen zal voor Siam ten minste 31 000 acres mogen bedragen.

(e) De totale beplante oppervlakte van de gebieden waarop deze overeenkomst betrekking heeft, zullen t.a.v. dit artikel worden beschouwd te zijn als volgt :

Totale beplante opper- vlakte (in acres) Straits Settlements, Gefedereerde Malei-

sche Staten, Ongefedereerde Maleische

Staten en Broenei 3.273.100 Nederlandsch-Indië 3.214.900

Ceylon 605.200 Fransch-Indo-China 314.200

Britsch-Indië 128.000 Burma 104.400 Staat van Noord-Borneo 126.600

Serawak 228.000 Siam 312.000

(ƒ) Voorzoover van het recht tot het aanleggen van nieuwe aanplantingen geen gebruik zal zijn gemaakt gedurende de periode, genoemd in lid (b) van dit artikel, dan wel geduren- de een periode, vastgesteld door de Internationale Rubber Regelingscommissie ingevolge lid (c) van dit artikel, zal dit recht automatisch vervallen.

(g) Herplanten is onvoorwaardelijk toegestaan; de Com- missie zal echter, indien zij dit wenschelijk acht, het recht hebben na den 31en December 1940 de herplantingsregeling te herzien en het herplanten te beperken.

(7i) Inboeten is onvoorwaardelijk toegestaan.

(i) De contracteerende Regeeringen nemen op zich ora uiterlijk den len Mei van elk restrictiejaar aan de Inter- nationale Rubber Regelingscommissie te doen toekomen nauwkeurige statistieken, waarin afzonderlijk zijn opgenomen het totaal van de herplante en nieuw geplante oppervlakten gedurende het voorgaande restrictiejaar, verdeeld in opper- vlakten beplant met oculaties, hoogwaardige cloonen en zaailingen.

Artikel 13.

(a) De uitvoer uit een gebied of een groep van gebieden van rubberplanten zal onder bedreiging met zware straffen

(27)

worden verboden, met uitzondering van den uitvoer naar een van de gebieden of groepen van gebieden, welke bij deze overeenkomst zijn aangesloten. Uitvoer vanuit een bij de overeenkomst aangesloten gebied naar een ander zoodanig gebied zal zijn toegestaan, tenzij dit uit handels- dan wel uit administratieve overwegingen in het gebied van herkomst niet wenschelijk moet worden geacht.

(b) Indien uitvoer, als bedoeld in lid (a) van dit artikel, heeft plaats gevonden, zal door het Bestuur zoowel van het exporteerende als van het importeerende gebied bij de Inter- nationale Eubber Regelingscommissie aan het eind van elk restrictie j aar een opgave worden ingediend, inhoudende het totaal van de uitgevoerde of ingevoerde rubberplanten en de landen waarheen dan wel waarvan de rubberplanten werden uitgevoerd dan wel ingevoerd gedurende dat restrictiejaar.

Artikel 14.

De contracteerende Regeeringen en de Besturen van de gebieden of groepen van gebieden, waarop deze overeenkomst betrekking heeft, zullen met elkander samenwerken ten einde smokkelen en andere misbruiken, welke inbreuk maken op de Regeling, te voorkomen.

Artikel 15.

(a) Een internationale commissie, te noemen „De Interna- tionale Rubber Regelingscommissie", zal zoo spoedig mogelijk worden in het leven geroepen.

(b) Bedoelde Commissie zal worden samengesteld uit de delegaties, die de gebieden of groepen van gebieden, waarop deze overeenkomst betrekking heeft, zullen vertegenwoor- digen, terwijl het aantal leden van de verschillende delegaties en het aantal plaatsvervangers van de leden dezer delegaties als volgt wordt vastgesteld:

Plaatsver- Leden vangers.

(1) Straits Settlements, Gefedereerde Maleische Staten, Ongefedereerde

Maleische Staten en Broenei 4 2 (2) Nederlandsch-Indië 4 2 (3) Ceylon 2 1 (4) Fransch-Indo-China 2 1

(28)

Plaatsver- Leden vangers.

(5) Britsch-Indië 1 1 (6) Burma 1 1 (7) Staat van Noord-Borneo 1 1 (8) Serawak 1 1 (9) Siam 1 1 (c) De Eegeering' van het Vereenigde Koninkrijk zal zoo spoedig mogelijk door de andere eontracteerende Regeeringen op de hoogte worden gesteld van de personen, die zijn aan- gewezen als lid van de delegaties der verschillende gebieden, welke zij zullen moeten vertegenwoordigen. Van alle mutaties in de samenstelling der delegaties dient kennis te worden gegeven aan den Voorzitter van de Commissie.

(d) De Regeering van het Vereenigde Koninkrijk zal zoo spoedig mogelijk de eerste vergadering van de Commissie bij- eenroepen en kan daartoe overgaan, zoodra de leden van zes delegaties zijn benoemd.

(e) Het hoofdkantoor van de Commissie zal te Londen zijn gevestigd. De Commissie zal de noodzakelijke regelingen voor de inrichting van het kantoor dienen te treffen en mag het noodige personeel aanstellen en salarieeren. De schadeloosstel- lingen en onkosten van de leden der delegaties zullen worden betaald door de Regeeringen, welke hen hebben aangesteld.

(/) Op de vergaderingen der Commissie zal het Engelsch als voertaal worden gebezigd.

(g) De Commissie zal op de eerste vergadering een Voor- zitter en een Vice-Voorzitter benoemen.

{h) De Voorzitter en de Vice-Voorzitter zullen geen leden zijn van dezelfde delegatie.

(i) Vergaderingen zullen worden bijeengeroepen door den Voorzitter of bij diens ontstentenis door den Vice-Voorzitter.

E r zullen niet meer dan drie kalendermaanden verstrijken tusschen twee opeenvolgende vergaderingen. Een buitenge- wone vergadering zal binnen veertien dagen, nadat een verzoek daartoe van een delegatie bij den Voorzitter zal zijn ontvangen, dienen te worden bijeengeroepen.

(j) De Commissie zal de functies, welke haar zijn toever- trouwd bij de volgende leden van dit artikel en de artikelen 3(c), (e), (ƒ), (g) en (»), 4(c), 5(4), 6, 7, 12(c), 17, 18 en 19 van deze overeenkomst uitoefenen en zal bovendien statis-

(29)

tische gegevens verzamelen en publiceeren, alsmede zoodanige voorstellen bij de Regeeringen indienen, betrekking hebbende op deze overeenkomst, als zij wenschelijk oordeelt, in het bij- zonder met betrekking tot de beschikking over rubber, welke in het bezit van eenige Regeering mocht komen als gevolg van de uitvoering van de artikelen 9 en 10 van deze over- eenkomst. De Commissie zal alle andere wettige handelingen verrichten, welke incidenteel of bij voortduring noodig zullen zijn voor de uitoefening van haar functies en zal voorts een zoodanige publiciteit aan haar handelingen geven als noodig of wenschelijk wordt geacht.

(fc) Iedere delegatie zal stemmen als één geheel. Ingeval de delegatie uit meer dan één lid bestaat, zal de naam van het lid, dat is gemachtigd te stemmen, worden medegedeeld aan de Regeering van het Vereenigde Koninkrijk, voorzoover het de eerste vergadering van de Commissie betreft, terwijl voor latere vergaderingen deze mededeeling zal plaatsvinden aan den Voorzitter van de Commissie. Het stemgerechtigde lid mag ingeval van ontstentenis een ander lid machtigen voor hem te handelen, waarvan mededeeling behoort te worden gedaan aan den Voorzitter.

(I) Elke delegatie beschikt over een zoodanig aantal stem- men, als zal worden berekend op grondslag van één stem voor elke 1000 ton van de basisquota van elk land voor het onder- havige restrictiejaar; ter bepaling van het aantal stemmen van Fransch-Inclo-China zal dit land worden geacht een basisquotum te hebben verkregen van 80.000 ton voor elk van de restrictie j aren 1939—1943.

(m) De aanwezigheid van de stemgerechtigde leden van ten minste vier delegaties zal noodig zijn om een quorum in een vergadering te vormen, met dien verstande dat, indien binnen een uur na het tijdstip, vastgesteld voor een vergadering, een quorum, zooals boven omschreven, niet aanwezig is, de ver- gadering door den Voorzitter kan worden uitgesteld tot de volgende week, op denzelfden dag, hetzelfde uur en dezelfde plaats; indien ook op zulk een uitgestelde vergadering een quorum, als boven omschreven, niet aanwezig mocht zijn, zullen de alsdan aanwezige delegaties het quorum vormen.

(n) Beslissingen zullen worden genomen bij meerderheid van het aantal uitgebrachte stemmen, met dien verstande dat :

(1) voor een beslissing, inhoudende een wijziging van de

(30)

huidige overeenkomst zooals bedoeld in lid (i) van artikel 3, houdende de vaststelling of wijziging van het exportpercen- tage zooals bedoeld bij artikel 4, dan wel houdende vaststel- ling van het percentage van het toe te stane nieuw te beplanten areaal, of houdende beperking van de herplanting als bedoeld bij artikel 12, dan wel houdende wijziging van den uniformen cijns bedoeld in artikel 19, dan wel het maken of wijzigen of intrekken van regels voor de wijze van werken, een meerderheid van % van het totale aantal stemmen, dat zou kunnen worden uitgebracht door alle stemgerechtigde leden van delegaties, aanwezig of niet, noodig zal zijn;

(2) de delegatie, die Fransch-Indo-China vertegenwoordigt, alleen gerechtigd zal zijn deel te nemen aan discussies of stemmingen inzake het toegestane uitvoerpercentage van de basisquota, voor den tijd en zoolang de uitvoer uit dat land in één restrictiejaar de 60 000 ton (van 2 240 Engelsche ponden) overschrijdt.

(o) Aan het begin van elk restrictiejaar zal de Commissie een begrooting voor het aanstaande j a a r opmaken. De begroo- ting zal onder daartoe geëigende hoofden en voldoende gedetailleerd aantoonen, welke uitgaven de Commissie voor dat j a a r noodig acht. Van de begrooting zal mededeeling wor- den gedaan aan de contracteerende Regeeringen en aan de Besturen van de gebieden of groepen van gebieden, waarop deze overeenkomst betrekking heeft onder vermelding van het gedeelte der uitgaven, dat ten laste komt van elk gebied of elke groep van gebieden volgens de bepalingen van artikel 16.

Na beëindiging van elk restrictie j aar zal de Commissie zoo spoedig mogelijk een rekening en verantwoording opmaken, geverifieerd door een daartoe aangewezen accountant, waaruit de ontvangsten en de uitgaven gedurende dat jaar blijken.

De rekening en verantwoording zal worden bekend gemaakt aan alle contracteerende Regeeringen en aan de Besturen van alle gebieden of groepen van gebieden, waarop deze overeen- komst betrekking heeft.

(p) De regelingen betreffende de door de Commissie te volgen gedragslijn en werkwijzen worden door haar ont- worpen, in werking gesteld, gewijzigd of ingetrokken, al naar dit te eeniger tijd noodig mocht blijken, met dien verstande, dat bedoelde regelingen te allen tijde in overeenstemming moeten zijn met vorengaande bepalingen van dit artikel.

(31)

Artikel 16.

De uitgaven van de Internationale Rubber Regelingscom- missie zullen worden bekostigd door de Besturen van alle gebieden of groepen van gebieden, waarop de huidige over- eenkomst betrekking heeft. De helft van de j aarlij ksche bij- drage voor elk gebied of elke groep van gebieden, als neergelegd in de begrooting, die door de Commissie is ontworpen, moet onmiddellijk na ontvangst van deze begrooting door de contracteerende Regeering worden vol- daan, terwijl het resteerende deel van deze bijdrage niet later dan na 6 maanden dient te volgen. De bijdrage van elk gebied of elke groep van gebieden zal evenredig zijn aan de basis- quota vastgesteld voor het restrictiejaar, waarvoor de betreffende begrooting geldt. Als basisquota voor Fransch- Indo-China zullen daarbij worden aangenomen de in artikel 15 (1) genoemde hoeveelheden.

Artikel 17.

(a) Het Bestuur van elk gebied of elke groep van gebieden, waarop de huidige overeenkomst betrekking heeft, dient uiterlijk op den lsten Januari 1935 bij de Internationale Rubber Regelingscommissie een opgave in van het op 1 Juni

1934 totale met rubber beplante areaal in dat gebied of die groep van gebieden.

(b) Elk Bestuur zal de Internationale Rubber Regelings- commissie alle redelijke hulp dienen te verschaffen, ten einde de Commissie in staat te stellen haar taak op behoorlijke en doeltreffende wijze te verrichten. Deze hulp zal omvatten het overleggen van jaarlijksche rapporten over de werking der restrictie in het betreffende gebied of de betreffende groep van gebieden en het indienen van alle noodzakelijke statis- tische gegevens, daarbij inbegrepen inlichtingen betreffende de productiekosten verzameld door de georganiseerde ver- eenigingen van rubberproducenten. Ieder Bestuur zal alle hulp verschaffen aan de door de Commissie aangewezen agenten, die zijn belast met het onderzoek betreffende de wijze, waarop de Regeling in het betreffende gebied wordt uitgevoerd.

Artikel 18.

De Internationale Rubber Regelingscommissie zal binnen een maand na haar eerste vergadering maatregelen treffen

(32)

voor de benoeming van vier vertegenwoordigers van de rub- berverbruikers, waarvan twee vertegenwoordigers zullen zijn van de verbruikers in Amerika; deze vertegenwoordigers zullen een instantie vormen, die kan worden uitgenoodigd om van tijd tot tijd de Internationale Rubber Regelingscommissie van advies te dienen betreffende de wereldvoorraden, de vaststelling en wijziging van het exportpercentage van de basisquota, het aanleggen van nieuwe aanplantingen, het herplanten en aanverwante aangelegenheden, verband hou- dende met de belangen van de rubberverbruikers.

Artikel 19.

(1) Gerekend vanaf 1 October 1936 zal een uniforme cijns worden geheven en geïnd door de erbij betrokken Regeeringen op basis van de netto-uitvoeren uit elk van de gebieden of groepen van gebieden, waarop deze overeenkomst betrekking heeft, welke cijns zal bedragen ongeveer 1 d per 100 lbs of een zooveel hooger bedrag als door de erbij betrokken Regee- ringen op aanbeveling van de Internationale Rubber Rege- lingscommissie periodiek kan worden vastgesteld, waarbij het volgende in acht zal worden' genomen :

(a) voor wat betreft Singapore en Penang vindt boven- genoemde bepaling toepassing t.a.v. rubber, voortgebracht in deze gebieden en vallende binnen het toegestane export- quotum, als bedoeld in lid (3) van artikel 5;

(6) deze bepaling is niet van toepassing t.a.v. rubber vóór 1 Januari 1939 uit Serawak uitgevoerd;

(c) voor Siam bestaat geen verplichting als bovenbedoeld, doch dit land kan deze verplichting te allen tijde zonder terugwerkende kracht op zich nemen.

(2) Dat gedeelte van de door de heffing van boven- genoemden cijns verkregen gelden, hetwelk afkomstig is van Britsche (met inbegrip van Britsch-Indië), Nederlandsche en Fransche gebieden zal worden overgemaakt aan onderschei- denlijk de „British Rubber Research B o a r d " , de „Crisis Rubber Centrale" en bij wijze van bijdrage aan het „Institut Français du Caoutchouc"; bedoelde gelden zullen worden bestemd voor onderzoekingen op het gebied van de ontwik- keling van nieuwe toepassingsmogelijkheden van rubber en voor propaganda voor uitbreiding van het rubberverbruik door nationale propaganda-instellingen.

(33)

Indien de Regeering van Siam besluit tot het heffen van meergenoeniden cijns, zal Zij de grootte van dien cijns en de verdeeling van de met die heffing verkregen gelden kunnen vaststellen naar eigen verkiezing.

(3) De Regeeringen van de Fransche Republiek, het Ver- eenigde Koninkrijk en het Koninkrijk der Nederlanden komen overeen, dat de nationale research-instellingen zullen samen- werken met betrekking tot de oprichting en het in stand houden van een Internationale Rubber Research Board en een Internationale Propaganda Commissie, teneinde den research- en propaganda-arbeid van de drie nationale research- en propaganda-instellingen te co-ordineeren.

Artikel 20.

(a) Indien als gevolg van een aanbeveling van de Inter- nationale Rubber Regelingscommissie, bedoeld in de leden (c)

of (») van artikel 3, en de aanvaarding van die aanbeveling door de contracteerende Regeeringen, zooals bedoeld in de leden (d) of (ƒ) van dit artikel, een niet-aangesloten Regee- ring wordt uitgenoodigd toe te treden tot de huidige over- eenkomst, zal de Regeering van het Vereenigde Koninkrijk aan de Regeering, welke is uitgenoodigd om toe te treden, doen toekomen een afschrift van deze overeenkomst, zooals tot op dat oogenblik gewijzigd ingevolge lid (e) van artikel 3.

(b) De Regeering, welke op bovenomschreven wijze werd uitgenoodigd, kan vervolgens toetreden door aan de Regee- ring van het Vereenigde Koninkrijk een acte van toetreding toe te zenden, inhoudende de aanvaarding van deze overeen- komst, zooals deze is neergelegd in het afschrift daarvan, hetwelk door de Regeering van het Vereenigde Koninkrijk werd verstrekt.

(c) De Regeering van het Vereenigde Koninkrijk zal aan de andere contracteerende Regeeringen en aan de Internatio- nale Rubber Regelingscommissie afschriften van de acte van toetreding doen toekomen.

Artikel 21.

O) Iedere contracteerende Regeering kan te allen tijde, indien naar Haar meening de nationale veiligheid wordt bedreigd en het voortduren van Hare uit deze overeenkomst voortvloeiende verplichtingen onvereenigbaar zou zijn met de eischen van nationale veiligheid, kennis geven aan de Regee-

(34)

ring van het Vereenigde Koninkrijk dat Zij, zoolang de nood- toestand voortduurt, schorsing wenscht van al haar rechten en verplichtingen, voortvloeiende uit deze overeenkomst (met uitzondering van de rechten en verplichtingen omschreven in de artikelen 12 en 13, betrekking hebbende onderscheidenlijk op het aanleggen van nieuwe aanplantingen en den uitvoer van plantmateriaal) ; alle eerstgenoemde rechten en ver- plichtingen zullen dienvolgens worden geschorst, totdat de Regeering, welke bovenbedoelde kennisgeving heeft inge- zonden, aan de Eegeering van het Vereenigde Koninkrijk mededeelt, dat de noodtoestand heeft opgehouden te bestaan.

(b) De Regeering van het Vereenigde Koninkrijk zal na ontvangst van een kennisgeving van schorsing, als bedoeld in het eerste lid van dit artikel, de andere contracteerende Regeeringen hiervan onmiddellijk mededeeling doen en iedere andere contracteerende Regeering zal het recht hebben om binnen een maand na ontvangst van die mededeeling de Re- geering van het Vereenigde Koninkrijk ervan in kennis te stellen, dat Zij in de gegeven omstandigheden eveneens schorsing wenscht van Hare rechten en verplichtingen (met uitzondering van die, vermeld in de artikelen 12 en 13).

(c) Indien kennisgevingen van schorsing, als bedoeld in lid (b) worden ontvangen van twee of meer contracteerende Regeeringen zal de werking van de overeenkomst worden geschorst (met uitzondering van de artikelen 12 en 13) ten aanzien van alle contracteerende Regeeringen, totdat de schor- sing wordt opgeheven door de Regeering, welke het eerst een kennisgeving inzond, als bedoeld in lid (o). In alle andere gevallen zal de overeenkomst ten volle van kracht blijven tusschen de contracteerende Regeeringen, welke geen kennis- geving van schorsing inzonden.

Artikel 22.

Alle stukken, opgesteld door de Regeering van het Ver- eenigde Koninkrijk, inhoudende een aanbeveling, als bedoeld

in artikel 3 (c) en alle afschriften van de huidige overeen- komst, ingevolge het bepaalde bij artikel 20 (a) door de Regeering van het Vereenigde Koninkrijk verzonden, zullen worden gesteld in het Engelsch en in het Pransch, waarbij beide teksten gelijkelijk verbindend zullen zijn.

(35)

STAATSBLAD

V A N HET

K O N I N K R I J K DER N E D E R L A N D E N

NO. 9 4 9 . B E S L U I T van 22 Augustus 1938, houdende voor- schriften ter uitvoering in Nederlandsch-Indië van de op 7 Mei 1934 te Londen gesloten inter- nationale overeenkomst betreffende de regeling van de productie en den uitvoer van rubber, zooals deze sedert is gewijzigd en aangevuld.

W u WILHELMINA, BIJ DE GRATIE GODS, KONINGIN DER NEDERLANDEN, PRINSES VAN ORANJE-NASSAU, ENZ., ENZ., ENZ.

Op de voordracht van Onzen Minister van Koloniën van 10 Augustus 1938, 8ste Afdeeling, No. 10 ;

Overwegende, dat het noodzakelijk is nader de verplich- tingen voor Nederlandsch-Indië te regelen voortvloeiende uit de artikelen 4, 5, 9, 10, 11, 12, 13, 14, 16 en 19 van de op 7 Mei 1934 te Londen gesloten internationale overeen- komst betreffende de regeling van de productie _ en den uitvoer van rubber, zooals deze sedert is gewijzigd en aangevuld ;

Overwegende voorts, dat zich hier een geval voordoet van spoedeischenden aard, als bedoeld in den aanhef van artikel 70 der Indische Staatsregeling;

Den Raad van State gehoord (advies van 14 Augustus 1938, No. 41) ;

Gezien het nader rapport van den Minister van Koloniën van 18 Augustus 1938, 8ste Afdeeling, No. 16;

Gelet op artikel 91 der Indische Staatsregeling;

Hebben goedgevonden en verstaan:

(36)

Artikel 1.

Bij de nadere regeling van de rubberrestrictie in Neder- landsch-Indië zal worden in acht genomen het bepaalde in de artikelen 4, 5, 9, 10, 11, 12, 13, 14, 16 en 19 van de op 7 Mei 1934 te Londen gesloten internationale overeenkomst betreffende de regeling van de productie en den uitvoer van rubber, zooals deze sedert is gewijzigd en aangevuld.

Artikel 2.

Voorschriften ter uitvoering van het in artikel 1 bepaalde worden vastgesteld bij of krachtens ordonnantie.

Artikel 3.

Dit besluit treedt in werking met ingang van den dag na dien der dagteekening van het Staatsblad van Neder- landsch-Indië, waarin het is geplaatst.

Onze Minister van Koloniën is belast met de uitvoering van dit besluit, hetwelk in het Staatsblad zal worden geplaatst en waarvan afschrift zal worden gezonden aan den Raad van State.

's-Gravenhage, den 22sten Augustus 1938.

WILHELMINA.

De Minister van Koloniën,

C. H. WELTER.

Uitgegeven den tweeden September 1938.

De Minister van Justitie,

C. GOSELING.

(37)

ONDERNEMINGSRUBBER- R E S T R I C T I E W E T G E V I N G

1 9 3 9 T/M 1 9 4 3

3 (4671)

(38)
(39)

STAATSBLAD

V A N

N E D E R L A N D S C H - 1 N D 1 Ë

1 9 3 8 N o . 6 6 8 B U B B E B B E S T B I C T T E . Begeling van de rubber- restrictie in Nederlandseh-Indië gedurende de perio- de van 1 J a n u a r i 1939 tot en met 31 December 1943 („Rubberrestrictie-ordonnantie 1 9 3 9 " ) .

IN NAAM DER KONINGIN!

D E G O U V E E N E ü E - G E N E R A A L V A N N E D E R L A N D S C H - I N D I Ë ,

Allen, die deze zullen zien of hooren lezen, salut ! doet te weten :

Dat Hij, uitvoering willende geven aan artikel 2 van den Algemeenen Maatregel van Bestuur van 22 Augustus 1938, Indisch Staatsblad 1938 No. 525,

Den Raad van Nederlandseh-Indië gehoord en in overeen- stemming met den Volksraad;

Heeft goedgevonden en verstaan : HOOFDSTUK I.

A l g e m e e n e b e p a l i n g e n . Artikel 1.

(1) Bij de regeling en de uitvoering van de rubberrestrictie in Nederlandseh-Indië wordt naar de omschrijving van artikel 2 onderscheiden tusschen ondernemingsrubber en bevolkingsrubber.

(2) De uitvoering' van deze ordonnantie behoort voorzoover betreft de ondernemingsrubber tot den werkkring van het Departement van Economische Zaken en voorzoover betreft de bevolkingsrubber tot dien van het Departement van Binnenlandsch Bestuur, tenzij uitdrukkelijk anders is bepaald.

(40)

(3) De hoofdstukken I en IV en de overgangs- en slot- bepalingen van deze ordonnantie zijn op beide soorten rubber vail toepassing, hoofdstuk I I slechts op ondernemingsrubber, hoofdstuk I I I slechts op bevolkingsrubber.

Artikel 2.

In deze ordonnantie en in de ter uitvoering daarvan strekkende voorschriften wordt verstaan onder:

a. Permanente Commissie : de in artikel 9 bedoelde Commissie ; b. uitvoeren: het verplaatsen van eenige plaats binnen

Nederlandsch-Indië naar een plaats daarbuiten gelegen, behalve indien deze handeling betrekking heeft op door- voer ;

c. invoeren: het aanbrengen van eenige plaats buiten Ne- derlandsch-Indië naar een plaats daarbinnen gelegen, behalve indien deze handeling betrekking heeft op doorvoer ; d. rubberplant : Hevea Brasiliensis, Manihot Glaziovii, Castil-

loa elastica, Ficus elastica en volgens Staatsblad 1939 No. 459 Hevea Spruceana en kruisingen van Hevea Brasiliensis met andere Hevea-soorten en iedere plant, welke bij of krachtens regeeringsverordening als rubber- plant zal worden aangemerkt;

e. rubber : de onder deze benaming bekend staande grond- stof, gemaakt uit de bladeren, den bast of de latex van rubberplanten, alsmede de latex van rubberplanten, zoo- wel onbewerkt als in eiken toestand van bewerking en graad van concentratie;

ƒ. rubberonderneming : een onderneming, waarvan de rub- beraanplantingen zijn gelegen op :

A. bij het Gouvernement in exploitatie zijnde gronden;

B. particuliere landerijen, met uitzondering van die ge- deelten, waarop oesaharechten worden uitgeoefend;

C. voor het groot-landbouwbedrijf in erfpacht afgestane gronden ;

D. landbouw-eoncessies ;

E. voor het klein land- en tuinbouwbedrijf in erfpacht afgestane gronden ;

P. gronden, uitgegeven met recht van opstal ;

C aan niet-Inlanders toebehoorende eigendomsgronden ; H. wat betreft de Vorstenlanden op Java, op gronden

waarover de beschikking is verzekerd op den voet van

(41)

het derde hoofdstuk van de ordonnantie in Staatsblad 1918 No. 20 of welke zijn gehuurd op den voet van het vijfde hoofdstuk dier ordonnantie,

terwijl mede tot die ondernemingen worden gerekend rubberaanplantingen, gelegen op aan de Inlandsehe be- volking of aan het Gouvernement van Nederlandsch-Indië toebehoorende gronden, welke door die ondernemingen krachtens een oorspronkelijk vóór 1 Januari 1934 aan-

gegane huurovereenkomst worden geoccupeerd, alsook rubberaanplantingen, gelegen op door die ondernemingen geoccupeerde gronden, waarop het landerijenbezitsreeht

(Staatsblad 1926 No. 421 juncto Staatsblad 1913 No. 702) wordt uitgeoefend ;

g. bevolkingsrubberaanplantingen : alle rubberaanplantingen niet vallende onder ƒ;

h. ondernemingsrubber : rubber gewonnen, uit aanplantingen van rubberondernemingen ;

i. bevolkingsrubber : rubber gewonnen uit bevolkingsrubber- aanplantingen ;

j . droge rubber : rubber van een samenstelling als van Java- standaard-crêpe ;

k. rubberondernemer : de exploitant van één of meer rubber- ondernemingen ;

l. producent : de exploitant van één of meer bevolkingsrub- beraanplantingen ;

m. restrictiejaar : een kalenderjaar ;

n. restrictiegebied: een gebiedsdeel, waarvoor een afzonder- lijk aandeel in het exportquotum voor bevolkingsrubber wordt vastgesteld ;

o. basisquotum voor rubber : de voor elk der restrictiejaren voor Nederlandsch-Indië vastgestelde hoeveelheid droge rubber, waarop de restrictie wordt toegepast;

p. basisquotum voor ondernemingsrubber: het gedeelte van het basisquotum voor rubber, dat aan de gezamenlijke rubberondernemers wordt toegewezen;

q. basisquotum voor bevolkingsrubber : het gedeelte van het basisquotum voor rubber, dat aan de gezamenlijke produ- centen wordt toegewezen;

r. licentieperiode : het tijdvak van een restrictie j aar, waar- voor de ten uitvoer toegelaten hoeveelheid rubber wordt vastgesteld ;

(42)

s. exportpercentage : het percentage, dat aangeeft, welk gedeelte van het voor een licentieperiode berekende evenredige gedeelte van het basisquotum als grondslag zal dienen voor de vaststelling van de in die periode ten uitvoer toe te laten hoeveelheid rubber;

t. exportquotum voor ondernemingsrubber : de voor een licentieperiode berekende totale hoeveelheid onderne- mingsrubber, uitgedrukt in kilogrammen droge rubber, welke ten uitvoer wordt toegelaten;

u. exportquotum voor bevolkingsrubber : de voor een licen- tieperiode berekende totale hoeveelheid bevolkingsrubber, uitgedrukt in kilogrammen droge rubber, welke ten uit- voer wordt toegelaten;

v. standaardproductie : de voor een rubberonderneming vast- gestelde jaarproductie, uitgedrukt in kilogrammen droge rubber, dienende als grondslag voor de berekening van de van die onderneming ten uitvoer toe te laten hoeveelheid:

w. licentie : een ten behoeve van een rubberonderneming afgegeven schriftelijke verklaring, vermeldende de van die onderneming afkomstige hoeveelheid ondernemings- rubber, uitgedrukt in kilogrammen droge rubber, welke gedurende een bij regeeringsverordening te bepalen periode ten uitvoer wordt toegelaten;

x. assignatie A : een op rekening van een licentie uitgeschre- ven bewijsstuk tot dekking van den uitvoer van de daarin vermelde hoeveelheid ondernemingsrubber, uitgedrukt in kilogrammen droge rubber;

ij. uitvoerbon A : een op rekening van een of meer daarvoor ingeleverde assignaties A afgegeven bewijsstuk tot dek- king van den uitvoer van de daarin vermelde hoeveelheid ondernemingsrubber, uitgedrukt in kilogrammen droge rubber ;

z. extra-uitvoerbon A : een tegen inwisseling van een of meer assignaties A of uitvoerbons A afgegeven bewijsstuk tot dekking van den uitvoer van de daarin vermelde hoeveelheid ondernemingsrubber, uitgedrukt in kilo- grammen droge rubber;

aa. oogstvergunning : een aan een producent afgegeven be- wijsstuk tot dekking van een daarin aangegeven, voor uitvoer bestemde hoeveelheid bevolkingsrubber, uitge- drukt in kilogrammen droge rubber;

(43)

bb. assignatie B : een bewijsstuk, afgegeven ter vervanging van een of meer oogstvergunningen en dienende tot dek- king van den uitvoer van een hoeveelheid bevolkingsrub- ber, uitgedrukt in kilogrammen droge rubber, gelijk aan het totaal van de op die oogstvergunningen uitgeschreven hoeveelheden ;

cc. uitvoerbon B : een op rekening van een of meer inge- leverde assignaties B afgegeven bewijsstuk tot dekking- van den uitvoer van de daarin vermelde hoeveelheid be- volkingsrubber, uitgedrukt in kilogrammen droge rubber;

dd. extra-uitvoerbon B : een tegen inwisseling van één of meer assignaties B of uitvoerbons B afgegeven bewijsstuk tot dekking van den uitvoer van de daarin vermelde hoeveel- heid bevolkingsrubber, uitgedrukt in kilogrammen droge rubber ;

ee. rubberzaad : het zaad van rubberplanten;

ff. rubberplantmateriaal : rubberplanten, zoomede alle plan- tendeelen, waarmede vermenigvuldiging van de rubber- plant langs ongeslachtefijken weg mogelijk is;

g<g. het planten van rubber : het planten van rubberzaad of rubberplantmateriaal, daaronder begrepen het herplanten van rubber;

Kh. inboeten van rubber: het in een rubberaanplanting plan- ten van rubber tot ten hoogste 75 planten op eenige hectare, gerekend vanaf 1 Juni 1934 ;

ii. herplanten van rubber : het ter aanvulling of vervanging van een rubberaanplanting te zelfder plaatse planten van rubber tot meer dan 75 planten op eenige hectare, gere- kend vanaf 1 Juni 1934;

jj. erkende rubberhandelaar: een persoon, die uitsluitend of onder meer zijn bedrijf maakt van den in- en verkoop van ondernemingsrubber en als zoodanig is erkend;

kk. erkende rubberexporteur : een persoon, die uitsluitend of onder meer zijn bedrijf maakt zoowel van den handel in als van den uitvoer van bevolkingsrubber en als zoodanig' is erkend.

Artikel 3.

De Directeur van Economische Zaken, de Permanente Com- missie gehoord, is bevoegd:

a. rubberondernemingen, welke vóór 1 Januari 1934 ten aanzien van den uitvoer van haar rubber aan het

(44)

uitvoerrecht, als bedoeld bij Staatsblad 1925 No. 218, waren onderworpen, gelijk te stellen met bevolkingsrubber- aanplantingen ;

b, bevolkingsrubberaanplantingen in bijzondere gevallen gelijk te stellen met rubberondernemingen.

Artikel 4.

De Directeur van Economische Zaken is bevoegd artikelen, welke geheel of gedeeltelijk uit of met rubber zijn vervaardigd, voor de toepassing van de bepalingen van deze ordonnantie betreffende den uitvoer, den invoer en, het vervoer van rubber met rubber gelijk te stellen, waarbij zal worden aangegeven, in hoeverre deze rubber als ondernemingsrubber, dan wel als bevolkingsrubber zal worden beschouwd.

Artikel 5.

Voor de toepassing van deze ordonnantie en van de daaruit voortvloeiende regelingen worden de voorschriften voor de omrekening tot droge rubber voor ondernemingsrubber vast- gesteld door den Directeur van Economische Zaken, de Permanente Commissie gehoord, en voor bevolkingsrubber door den Directeur van Binnenlandsch Bestuur.

Artikel 6.

(1) Het basisquotum voor rubber bedraagt:

voor het restrictiejaar 1939: 641 634 000 kilogrammen droge rubber,

voor het restrictiejaar 1940: 650 271 000 kilogrammen droge rubber,

voor het restrictiejaar 1941: 655 859 000 kilogrammen droge rubber,

voor het restrictiejaar 1942: 660 431 000 kilogrammen droge rubber,

voor het restrictiejaar 1943: 661 447 000 kilogrammen droge rubber.

(2) Het basisquotum voor ondernemingsrubber bedraagt : voor het restrictiejaar 1939 : 323 064 000 kilogrammen droge rubber,

voor het restrictiejaar 1940: 329 737 000 kilogrammen droge rubber,

(45)

voor het restrictiejaar 1941: 333 931 000 kilogrammen droge rubber,

voor het restrictiejaar 1942 :'337 299 000 kilogrammen droge rubber,

voor het restrictiejaar 1943: 338 010 000 kilogrammen droge rubber,

(3) Het basisquotum voor bevolkingsrubber bedraagt:

voor het restrictie j aar 1939: 318 570 000 kilogrammen droge rubber,

voor het restrictie j aar 1940: 320 534 000 kilogrammen droge rubber,

voor het restrictiejaar 1941: 321 928 000 kilogrammen droge rubber,

voor het restrictiejaar 1942: 323 132 000 kilogrammen droge rubber,

voor het restrictiejaar 1943 : 323 437 000 kilogrammen droge rubber,

Artikel 7.

(1) De Directeur van Economische Zaken stelt de licentie- perioden vast.

(2) De Directeur van Economische Zaken stelt voor elke licentieperiode het exportpercentage vast.

Artikel 8.

Indien op rekening van eenig restrictie j aar meer dan wel minder rubber is uitgevoerd, dan volgens de bepalingen van deze ordonnantie had mogen worden uitgevoerd, wordt de voor het volgende restrictie j aar toegestane uitvoer met over- eenkomstige hoeveelheden verminderd dan wel vermeerderd, met dien verstande echter, dat de vermeerdering nimmer meer zal bedragen dan 10% van den in eerstbedoeld res- trictiejaar toegestanen uitvoer.

HOOFDSTUK I I .

V a n d e o n d e r n e m i n g s r u b b e r . Artikel 9.

(1) E r is een Permanente Commissie van Advies, welke tot taak heeft den Gouverneur-Generaal en den Directeur van

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Lid 2 van het huidige artikel 2:216 BW schrijft voor dat ‘de vennootschap aan aandeelhouders en andere gerechtigden tot de voor uitkering vatbare winst slechts uitkeringen kan doen

verplaatsingen met eigen wagen ten laste van de werkgever. datum van – naar Activiteit

[r]

Deze gevallen doen zich namelijk in de praktijk vrij veel voor, vooral in be­ drijven, waar het bedrijfsmiddelen (bijvoorbeeld transportmaterieel) betreft, welke periodiek en

Breed verkoopt en draagt over (levert) aan MGR - per 1 januari 2016 - haar onderneming “going concern”, met de daaraan verbonden activa onder de verplichting van MGR, per

Aldus vastgesteld door de raad van de gemeente Albrandswaard in zijn openbare vergadering van. De griffier,

Gemeentewet 229 Grafrechten Kern Vlist: Opgenomen in de ‘Tarieventabel behorend bij de verordening lijkbezorgingsrechten’ – hoofdstuk 4, artikelen 4.2.1, 4.2.2 en 4.2.3

Agendapunt B 7: Voorstel betreft het vaststellen van de verordening VROM Starterleningen gemeente Bergen 2013 en de bijbehorende begrotingswijziging. -