• No results found

EUROPESE COMMISSIE. Brussel, C(2013) 7061 final

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "EUROPESE COMMISSIE. Brussel, C(2013) 7061 final"

Copied!
9
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Zijne Excellentie de Heer Frans TIMMERMANS Minister van Buitenlandse Zaken

EUROPESE COMMISSIE

Brussel, 06.11.2013 C(2013) 7061 final

Betreft: Steunmaatregel SA.33347 (2013/NN) – Nederland

Onderwijsprojecten aanvoersector - Verlenging van de toepassing van een bestaande regeling

Excellentie,

1. PROCEDURE

(1) Het voorstel tot verlenging van de toepassing van deze regeling is op 13 juli 2011 bij de Commissie geprenotificeerd. Het is op 18 juli 2011 door de Commissie geregistreerd onder nummer SA.33347 (2011/PN).

(2) Het voorstel tot verlenging van de toepassing van deze regeling is op 21 september 2012 bij de Commissie aangemeld. Het is op 25 september 2012 door de Commissie geregistreerd onder nummer SA.33347 (2012/N).

(3) Aangezien de Nederlandse autoriteiten de regeling zijn blijven toepassen voordat de Commissie de meest recente verlenging had goedgekeurd, werd de aangemelde maatregel op 24 april 2013 naar het NN-register overgeheveld.

(4) De aangemelde maatregel verlengt de toepassing van een bestaande regeling. Deze regeling werd voor het eerst goedgekeurd bij beschikking van de Commissie van 21 januari 1994 (staatssteun nr. N 552/93)1; de verlenging ervan werd goedgekeurd bij de beschikkingen van 10 oktober 2001 (staatssteun nr. N 497/2000)2 en van 20 december 2006 (N 482/2006)3.

1 SG(94)D/812, PB C 64 van 2.3.1994, blz. 6.

2 C(2001)3083 (SG(2001)D/260285), PB C 146 van 19.6.2002, blz. 6.

3 C(2006) 7144, PB C 75 van 3.4.2007, blz. 2.

(2)

2. BESCHRIJVING

2.1. Titel

(5) Onderwijsprojecten aanvoersector.

2.2. Doelstelling

(6) De maatregel heeft tot doel bij te dragen in de kosten van onderwijs- en voorlichtingsprogramma's ten bate van de sector visaanvoer.

2.3. Rechtsgrondslag

(7) Artikel 7 van het Instellingsbesluit Productschap Vis (Staatsblad 2003, nummer 253) gebaseerd op artikel 126, eerste lid, van de Wet op de bedrijfsorganisatie (wet van 27 januari 1950, gepubliceerd in Staatsblad K 22). De laatste wijziging, die met ingang van 1 januari 2011 in werking is getreden, is gepubliceerd in Staatsblad 2010, 840.

2.4. Achtergrond en doel van de maatregel

(8) In het kader van de huidige regeling worden onderwijs- en voorlichtingsprogramma's gefinancierd met de opbrengst van een parafiscale heffing die wordt betaald door de ondernemingen die in de sector visaanvoer actief zijn.

(9) De regeling wordt beheerd door het Productschap Vis. Dit productschap is door de Nederlandse regering opgericht als publiekrechtelijke instantie die taken van collectief belang op zich neemt ten behoeve van de sector visaanvoer in Nederland. Het productschap wordt beheerd door een bestuur van vertegenwoordigers van de werkgevers en de werknemers van de visserij- en aquacultuursector. Het productschap legt een heffing op aan ondernemingen die actief zijn in de sector visaanvoer in Nederland en is bij wet verplicht het bedrag van die heffing elk jaar opnieuw te bekijken. Het besluit hierover moet door de Sociaal-Economische Raad en de bevoegde minister worden goedgekeurd.

2.5. Begrotingsmiddelen en steunintensiteit

(10) Het Productschap Vis stelt het bedrag van de heffing jaarlijks vast.

(11) De heffingsopbrengst varieert van jaar tot jaar, afhankelijk van de hoeveelheid vis die door de aanvoerder wordt aangevoerd. De steunintensiteit verschilt daarom jaarlijks.

(12) De jaarlijkse opbrengst van de heffing varieert en hangt af van de volgende factoren:

(a) 1,0 promille van de waarde van de door de aanvoerder aangevoerde vis;

(b) 0,03 EUR per elke door de aanvoerder aangevoerde ton mosselen, en

(c) voor aanvoerders van garnalen 0,10 EUR per kilogram ongepelde garnalen en 0,30 EUR per kilogram gepelde garnalen.

(3)

(13) Het maximale heffingstarief dat jaarlijks aan een individuele aanvoerder wordt opgelegd, kan variëren naargelang van de hoeveelheid aangevoerde vis, zoals aangegeven in de context van de in punt 4 bedoelde aanmelding van steunmaatregel N 497/2000.

(14) Het aantal rechtstreekse begunstigden wordt geraamd op 11 tot 50 organisaties die onderwijs- en voorlichtingsprogramma's zullen uitvoeren. De onderwijs- en voorlichtingsprogramma's moeten met name ten goede komen aan ondernemingen die actief zijn in de sector visaanvoer. Hoewel deze sector vooral uit kleine en middelgrote ondernemingen bestaat, kan niet worden uitgesloten dat de regeling ook andere bedrijven dan kmo's begunstigt.

2.6. Voorgestelde wijziging van de regeling

(15) De aanmelding op zich betreft uitsluitend de verlenging van de toepassing van een reeds eerder goedgekeurde maatregel. De steunmaatregel wordt inhoudelijk niet gewijzigd (bijv. wat betreft de heffing, de heffingsplichtige ondernemingen, het doel van de maatregel, enz.).

2.7. Duur

(16) Op basis van de rechtsgrondslag heeft de regeling een looptijd van onbeperkte duur.

De Nederlandse autoriteiten hebben zich er echter toe verbonden de regeling uiterlijk twee maanden vóór afloop van de volgende periode van tien jaar opnieuw aan te melden, d.i. op 26 september 2022.

2.8. Reikwijdte van de maatregel

(17) De huidige regeling heeft betrekking op steun die het Productschap Vis verleent voor onderwijs- en voorlichtingsprogramma's voor de sector visaanvoer.

(18) Doel van de regeling is voor alle aanvoerbedrijven collectieve onderwijs- en voorlichtingsprogramma's te financieren. Hieronder vallen ook: de financiering van leermiddelen en voorlichtingsactiviteiten om de voorlichting op visserijgebied te bevorderen door de toekenning van subsidies of door overeenkomsten voor de uitvoering van projecten, met inbegrip van de betaling van uitvoeringskosten, waaronder honoraria, algemene vaste kosten en kosten van technische adviseurs.

2.9. Begunstigden

(19) De begunstigden van deze regeling zijn alle ondernemingen in de sector visaanvoer;

zij ontvangen evenwel geen betalingen van het Productschap Vis. Het Productschap Vis gebruikt de opbrengst van de parafiscale heffingen namelijk om de instituten of bedrijven die onderwijs- en voorlichtingsprogramma's uitvoeren, te betalen. Het komt voor dat eenzelfde organisatie meerdere programma's uitvoert of gebruik maakt van subcontractanten.

(4)

3. BEOORDELING VAN DE STEUNMAATREGEL

3.1. Is er al dan niet sprake van staatssteun?

(20) In artikel 107, lid 1, VWEU is bepaald dat "steunmaatregelen van de staten of in welke vorm ook met staatsmiddelen bekostigd, die de mededinging door begunstiging van bepaalde ondernemingen of bepaalde producties vervalsen of dreigen te vervalsen, onverenigbaar [zijn] met de interne markt, voor zover deze steun het handelsverkeer tussen de lidstaten ongunstig beïnvloedt".

(21) Krachtens de aangemelde regeling worden via een overheidsinstantie bij alle marktdeelnemers van de sector visaanvoer heffingen geïnd voor de financiering van onderwijs- en voorlichtingsactiviteiten ten bate van de sector aanvoer van visserijproducten. Het algemene doel van de maatregel is goedgekeurd door de Sociaal-Economische Raad, een publiekrechtelijke instantie die bestaat uit vertegenwoordigers van de werkgevers, de werknemers en de Nederlandse overheid.

De jaarlijkse heffing moet door de Sociaal-Economische Raad en de bevoegde minister worden goedgekeurd.

(22) Conform de uitspraak van het Hof van Justitie in de zaak Pearle (C-345/02)4 of de zaak Stardust (C-482/99)5 kan een maatregel enkel als steunmaatregel worden beschouwd indien hij rechtstreeks of indirect met staatsmiddelen is bekostigd en aan de staat kan worden toegerekend. In het onderhavige geval kan de Nederlandse overheid via het goedkeuringsproces waarbij de bevoegde minister en de Sociaal- Economische Raad zijn betrokken, een rol spelen bij het bepalen van de reikwijdte van de maatregel en van de wijze waarop deze wordt gefinancierd.

(23) Verder blijkt uit het jaarverslag van het Productschap Vis dat dit productschap andere bijdragen van de staat ontvangt voor het vervullen van zijn taak.

(24) Bijgevolg concludeert de Commissie dat de regeling met staatsmiddelen wordt bekostigd en aan de staat kan worden toegerekend.

(25) De betrokken maatregel biedt economische voordelen aan bepaalde ondernemingen, met name de organisaties die de in het kader van de maatregel gefinancierde onderwijs- en voorlichtingsprogramma's uitvoeren, en de bedrijven die in de sector visaanvoer actief zijn. De betrokken organisaties die onderwijs- en voorlichtingsprogramma's leveren, doen dit namelijk meestal op contractbasis.

Aangezien de steun in de vorm van een kostenvergoeding of via rechtstreekse subsidies wordt betaald, is er geen garantie dat de van de staat ontvangen middelen aan de uiteindelijke ontvanger (in dit geval de bedrijven die actief zijn in de sector visaanvoer) worden doorgegeven. De bedrijven die actief zijn in de sector visaanvoer, profiteren van de onderwijs- en voorlichtingsprogramma's zonder dat zij de kosten daarvan individueel moeten dragen.

4 Arrest van het Hof (Eerste kamer) van 15 juli 2004 Pearle BV, Hans Prijs Optiek Franchise BV en Rinck Opticiëns BV / Hoofdbedrijfschap Ambachten, Jurispr. [2004] I-7139.

5 Arrest van het Hof van 16 mei 2002 - Franse Republiek / Commissie van de Europese Gemeenschappen.

Jurispr. [2002] I-4397.

(5)

(26) Aangezien er een omvangrijke grensoverschrijdende handel in visserij- en aquacultuurproducten bestaat en Nederland een belangrijke producent, importeur en exporteur van dergelijke producten in de EU is6, kan worden geconcludeerd dat de aldus verleende steun de concurrentie vervalst of dreigt te vervalsen aangezien hij de financiële positie van Nederlandse ondernemingen ten opzichte van hun concurrenten versterkt, en het intra-uniale handelsverkeer ongunstig zou kunnen beïnvloeden wanneer de begunstigden concurreren met bedrijven uit andere lidstaten, ook al voeren zij niet zelf hun producten uit7.

(27) Om de genoemde redenen en zoals reeds aangegeven in de conclusies van de beschikkingen van de Commissie met betrekking tot N 497/2000 en N 482/2006, vormt de in het kader van deze regeling voorgenomen steun staatssteun in de zin van artikel 107, lid 1, VWEU.

(28) In het kader van de staatssteunmaatregelen N 497/2000 en N 482/2006 werd de onderhavige regeling goedgekeurd op basis van de Richtsnoeren voor het onderzoek van de steunmaatregelen van de staten in de visserij- en aquacultuursector van 20018. Inmiddels zijn evenwel nieuwe Richtsnoeren voor het onderzoek van de steunmaatregelen van de staten in de visserij- en de aquacultuursector (de

"richtsnoeren van 2008")9 aangenomen. De Commissie zal de regeling dan ook aan de nieuwe richtsnoeren van 2008 toetsen.

3.2. Financiering van de steun

(29) Punt 4.6 van de richtsnoeren van 2008 luidt als volgt: "Staatssteunregelingen die worden gefinancierd door middel van speciale heffingen, bijvoorbeeld parafiscale heffingen, op bepaalde visserijproducten, ongeacht hun oorsprong, kunnen als verenigbaar met de gemeenschappelijke markt worden beschouwd voor zover dergelijke regelingen zowel binnenlandse als ingevoerde producten ten goede komen en voor zover de steun aan de voorwaarden van deze richtsnoeren voldoet."

(30) Uit het feit dat alle aanvoerders die in de visserijsector in Nederland actief zijn, de parafiscale heffing moeten betalen, kan worden geconcludeerd dat de heffing wordt geheven over visserij- en aquacultuurproducten, ongeacht hun oorsprong. De heffing komt ten goede aan alle ondernemingen die in de sector visaanvoer actief zijn, en tevens aan alle - binnenlandse en ingevoerde - visserijproducten. De regeling heeft betrekking op de sector visaanvoer in Nederland en er zijn geen aanwijzingen dat zij gevolgen heeft voor uitgevoerde producten.

6 In 2006 heeft Nederland in totaal 433 235 ton gevangen, d.i. 8,16% van de totale vangsten van EU-27. In 2006 is in Nederland 781 360 ton aangeland, is 536 246 ton verse, bevroren of gekoelde vis in Nederland

ingevoerd en is 726 386 ton uit Nederland uitgevoerd (bron:

http://ec.europa.eu/fisheries/publications/facts/pcp08_nl.pdf).

7 Volgens de jurisprudentie van het Hof van Justitie wijst louter het feit dat de concurrentiepositie van een onderneming ten opzichte van andere, concurrerende ondernemingen wordt versterkt door deze onderneming een economisch voordeel te geven dat deze anders bij de normale bedrijfsuitoefening niet zou hebben gekregen, op een mogelijke verstoring van de concurrentie (zie zaak C-730/97, Jurispr. [1980] 2671,

(6)

3.3. Verenigbaarheid

3.3.1 Onderwijs- en voorlichtingsprogramma's

(31) De aangemelde regeling beoogt de financiering van onderwijs- en voorlichtingsprogramma's ten bate van de sector visaanvoer.

(32) Overeenkomstig punt 4.1. van de richtsnoeren van 2008 wordt steun voor maatregelen die vergelijkbaar zijn met die welke zijn vermeld in Verordening (EG) 736/2008 van 22 juli 2008 betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het Verdrag op staatssteun voor kleine en middelgrote ondernemingen die visserijproducten produceren, verwerken en afzetten (hierna "de groepsvrijstellingsverordening"

genoemd)10, maar bestemd zijn voor andere bedrijven dan kmo's, getoetst aan de richtsnoeren van 2008 en aan de criteria die voor elke categorie maatregelen in de groepsvrijstellingsverordening zijn vastgesteld. Op haar beurt verwijst de groepsvrijstellingsverordening naar de criteria voor financiële steunverlening in het kader van de verordening inzake het Europees Visserijfonds.

(33) Bijgevolg kan steun voor maatregelen van gemeenschappelijk belang krachtens artikel 17 van Verordening (EG) 736/2008 verenigbaar met de gemeenschappelijke markt worden geacht mits:

(a) de steun voldoet aan de voorwaarden van de artikelen 36 en 37 van Verordening (EG) 1198/2006 van de Raad van 27 juli 2006 inzake het Europees Visserijfonds (hierna "de EVF-verordening")11 en artikel 15 van Verordening (EG) 498/2007 van de Commissie van 26 maart 2007 tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) 1198/2006 van de Raad inzake het Europees Visserijfonds (hierna "de uitvoeringsverordening")12, en mits

(b) het bedrag van de steun, omgerekend in subsidie-equivalent, niet hoger is dan het in bijlage II bij de EVF-verordening vastgestelde totale percentage voor overheidsbijdragen.

(34) In de artikelen 36 en 37 van de EVF-verordening is bepaald dat steun kan worden verleend voor maatregelen van gemeenschappelijk belang die verder reiken dan de maatregelen die normaliter door particuliere ondernemingen worden genomen, en die bijdragen tot de doelstellingen van het gemeenschappelijk visserijbeleid en met name betrekking hebben op de in artikel 37 van de EVF-verordening vermelde punten. De maatregelen van gemeenschappelijk belang moeten worden uitgevoerd met de actieve steun van de marktdeelnemers zelf of door organisaties die handelen namens producenten of andere door de lidstaat erkende organisaties.

(35) Krachtens artikel 15 van de uitvoeringsverordening mogen de maatregelen geen verband houden met de experimentele visserij, d.i. het gebruik van diverse soorten uitrusting en vistuig om vissen op te sporen, met de bedoeling na te gaan welke

10 PB L 201 van 30.7.2008, blz. 16.

11 PB L 223 van 15.8.2006, blz. 1.

12 PB L 120 van 10.5.2007, blz. 1.

(7)

soorten vissen in een gebied aanwezig zijn en in welke hoeveelheid, en zo een idee te krijgen van de omvang van de bestanden in dat gebied en van de economische haalbaarheid van de commerciële exploitatie ervan.

(36) De Commissie neemt er nota van dat het Productschap Vis een door de staat erkende organisatie is en dat de maatregelen die het zelf uitvoert of laat uitvoeren, van gemeenschappelijk belang zijn en de hele sector visaanvoer of subsectoren daarvan ten goede komen. De maatregelen reiken ook verder dan de maatregelen die normaliter door particuliere ondernemingen worden genomen. De regeling is namelijk juist opgezet voor de financiering van onderwijs- en voorlichtingsprogramma's van collectief belang, die individuele ondernemingen uit de sector doorgaans zelf niet kunnen verrichten.

(37) Voorts neemt de Commissie er nota van dat de reeds in het verleden gefinancierde maatregelen over het algemeen tot doel hadden de kwaliteit en de voedselveiligheid te verbeteren (zie bijvoorbeeld de "Gidsen van goede praktijken" of de kwaliteitscontroles); dit zijn maatregelen die uitdrukkelijk vermeld zijn in artikel 37, onder i), van de EVF-verordening.

(38) De onder de aangemelde regeling vallende onderwijs- en voorlichtingsprogramma's hebben een collectief karakter en worden uitgevoerd in het belang van de sector visaanvoer. Het is aan het Productschap Vis om erop toe te zien dat de via de heffing geïnde middelen worden besteed aan onderwijs- en voorlichtingsprogramma's die van collectief belang zijn voor deze sector. Het Productschap Vis mag de middelen niet voor andere doeleinden gebruiken en wordt zelf jaarlijks gecontroleerd door een accountant, die nagaat of de middelen de vooropgestelde bestemming hebben gekregen.

(39) De Nederlandse autoriteiten hebben bevestigd dat de steun niet rechtstreeks wordt verleend aan ondernemingen die visserijproducten produceren, verwerken of afzetten, dat de steun niet wordt verleend om de prijzen voor producenten van visserijproducten te ondersteunen en dat de subsidies alleen worden verleend aan organisaties die onderwijs- en voorlichtingsprogramma's uitvoeren ten bate van de hele sector visaanvoer.

(40) De subsidiabele kosten van projecten waartoe het Productschap Vis opdracht heeft gegeven, omvatten normaliter de kosten van de uitvoering van de betrokken onderwijs- en voorlichtingsprogramma's. In een groot aantal gevallen worden ook de kosten van het organiseren van de aanbesteding tot de subsidiabele kosten gerekend.

De betalingen worden verricht overeenkomstig de contracten die het Productschap Vis heeft afgesloten. Er is geen sprake van automatische toekenning van een subsidie of van een speciale fiscale behandeling. Doorgaans worden de kosten pas vergoed nadat het project is afgerond. Vaak wordt een bepaald percentage van de kosten echter van tevoren betaald.

(41) Derhalve is de Commissie ervan overtuigd dat de middelen zullen worden gebruikt voor de financiering van maatregelen van gemeenschappelijk belang in de zin van de bovengenoemde bepalingen, en dat zij niet zullen worden gebruikt om experimentele

(8)

(42) Wat de steunintensiteit betreft, is krachtens bijlage II bij de EVF-verordening een steunintensiteit van 100% toegestaan als het gaat om maatregelen van collectief belang, wat bij de onderhavige regeling het geval is.

3.3.2 Algemene voorwaarden voor steun aan de visserij- en aquacultuursector (43) Overeenkomstig de punten 3.1 tot en met 3.6 van de richtsnoeren van 2008 moet de

regeling ook een stimulerend effect hebben en transparant zijn, mag zij geen exploitatiesteun inhouden en mag de looptijd niet meer dan 10 jaar bedragen. Ten slotte moet in de regeling uitdrukkelijk worden bepaald dat de begunstigde tijdens de subsidieperiode de regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid moet naleven.

(44) De Nederlandse autoriteiten hebben te kennen gegeven dat:

– geen steun wordt verleend voor activiteiten die door de begunstigde reeds zijn opgestart, noch voor activiteiten die de begunstigde ook onder marktvoorwaarden zou verrichten;

– het Productschap Vis zich ertoe verbindt erop toe te zien dat de opbrengst van de heffingen in overeenstemming met het EU-recht wordt besteed en dat de regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid te allen tijde worden nageleefd;

– de steunmaatregel uiterlijk twee maanden vóór 26 september 2022 opnieuw bij de Europese Commissie zal worden aangemeld en dat het jaarverslag van het Productschap Vis alle relevante informatie zal bevatten.

(45) Bovendien maakt de Commissie uit de informatie die zij van de Nederlandse autoriteiten heeft ontvangen, op dat in het kader van de regeling geen exploitatiesteun zal worden verleend.

3.4. Conclusie

(46) In het licht van het voorgaande is de Commissie van oordeel dat de steunregeling strookt met de criteria die zijn vastgesteld in de EVF-verordening en de richtsnoeren van 2008, en verenigbaar is met de gemeenschappelijke markt.

4. CONCLUSIE

De Commissie betreurt dat Nederland de steunmaatregel "Onderwijsprojecten aanvoersector"

in strijd met artikel 108, lid 3, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie tot uitvoering heeft gebracht.

De Commissie heeft echter op basis van de bovenstaande beoordeling besloten geen bezwaar tegen de aangemelde maatregel te maken, aangezien deze voldoet aan de voorwaarden om overeenkomstig artikel 107, lid 3, onder c), VWEU als verenigbaar met de interne markt te worden beschouwd.

(9)

De Commissie herinnert de Nederlandse autoriteiten eraan dat voornemens om deze regeling anders te financieren of te wijzigen, krachtens artikel 108, lid 3, VWEU bij de Commissie moeten worden aangemeld overeenkomstig Verordening (EG) 794/2004 van de Commissie13. Indien deze brief vertrouwelijke gegevens bevat die niet aan derden mogen worden bekendgemaakt, wordt u verzocht de Commissie daarvan binnen vijftien werkdagen vanaf de ontvangst van dit schrijven in kennis te stellen. Ontvangt de Commissie binnen de vastgestelde termijn geen met redenen omkleed verzoek, dan neemt zij aan dat u instemt met mededeling aan derden en bekendmaking van de volledige tekst van dit schrijven in de authentieke taal op de volgende website:

http://ec.europa.eu/competition/elojade/isef/index.cfm.

Dit verzoek dient bij aangetekend schrijven of per faxbericht te worden gericht aan:

Europese Commissie

Directoraat-generaal Maritieme Zaken en Visserij DG MARE F4 (Juridische aangelegenheden)

B-1049 Brussel BELGIË

(Fax: 00 32 2 295 19 42)

Met bijzondere hoogachting,

Voor de Commissie

Maria DAMANAKI Lid van de Commissie

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Bij FFP1 en FFP2 maskers, of vergelijkbare Chinese KN95 maskers wordt getest of het filtermateriaal gekeken of het filter voldoende deeltjes tegenhoudt en daarmee aan de norm

aansprakelijk  voor  de  klanten  die  gebruik  maakten  van  de  CEPSA  CARD,  de  kredietkaart  die  werd  uitgegeven  en  beheerd  door  de 

[Indien er meerdere orders of transacties zijn die handel met voorwetenschap, marktmanipulatie of poging tot handel met voorwetenschap of marktmanipulatie zouden

Op basis van voorstellen van Nederland en Frankrijk heeft de Commissie voorgesteld een informatienetwerk voor de overgang naar de chartale euro op te richten, dat zal dienen

De werkelijkheid bleek anders te zijn omdat de Rabobank de van Fokker en van Philips gekochte kennis niet voor de door de bank betaalde koopprijs, maar – met instemming van het

15 De Nederlandse autoriteiten merken op dat zij zich zullen houden aan de OESO-regeling inzake door de overheid gesteunde exportkredieten. In gevallen waarin de toepassing

Advies van het Europees Comité van de Regio’s over slimme steden: nieuwe uitdagingen voor een rechtvaardige overgang naar klimaatneutraliteit: hoe moeten de SDG’s in praktijk

Kosovo zou zijn inspanningen voor de bestrijding van mensenhandel en gefaciliteerde onregelmatige migratie echter aanzienlijk moeten opdrijven, onder meer door een nieuwe wet