• No results found

Inspectierapport KDV Bambi Sneeuwgansstraat GP Alkmaar Registratienummer

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Inspectierapport KDV Bambi Sneeuwgansstraat GP Alkmaar Registratienummer"

Copied!
18
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Inspectierapport

KDV Bambi

Sneeuwgansstraat 18 1826 GP Alkmaar

Registratienummer 168179908

Toezichthouder: GGD Hollands Noorden

In opdracht van gemeente: Alkmaar

Datum inspectie: 20 mei 2015

Type onderzoek : Incidenteel onderzoek

(2)

Inhoudsopgave

Het onderzoek ... 3

Observaties en bevindingen ... 5

Pedagogisch klimaat ... 5

Personeel en groepen ... 6

Veiligheid en gezondheid ... 7

Accommodatie en inrichting ... 9

Ouderrecht ... 10

Inspectie-items ... 12

Gegevens voorziening ... 17

Gegevens toezicht ... 17

Bijlage: Zienswijze houder kindercentrum ... 18

(3)

Het onderzoek

Onderzoeksopzet

Dit onderzoek is uitgevoerd op grond van artikel 1.62 lid 4 van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen. Het betreft een aangekondigd incidenteel onderzoek.

Beschouwing

Stichting Peuterspeelzalen Alkmaar (SPA), dat valt onder stichting kinderopvang Alkmaar (SKOA) heeft eind april 2015 een verzoek ingediend bij de gemeente Alkmaar, waarin zij aangeeft

meerdere peuterspeelzalen te willen omzetten naar halve dagopvang (peuterspeelgroepen). In de aanvraag verzoekt SPA de omzetting per 1 juni 2015 in te laten gaan, maar heeft de gemeente Alkmaar na overleg op 10 juni 2015 per e-mail verzocht de beslistermijn op te schorten naar 1 september 2015.

De Tweede Kamer heeft 22 april 2014 het wetsvoorstel aangenomen m.b.t. de gemeentelijke herindeling Alkmaar, Graft-De Rijp en Schermer, dat van kracht is per 1 januari 2015. Een groot aantal gemeentelijke producten van de voorheen drie zelfstandige gemeenten wordt nu

geharmoniseerd.

Het besluit van SPA om de omzetting naar halve dagopvang aan te vragen is een gevolg van landelijke en gemeentelijke bezuinigingen. Door de omzetting kunnen andere geldstromen worden gebruikt, zoals de toeslagen kinderopvang die de ouders kunnen aanvragen.

Naast de landelijke en gemeentelijke bezuinigen volgt SPA met de aanvraag tot omzetting het uiteindelijke doel van het ministerie om zoveel mogelijk te komen tot integrale kindercentra (kinderopvang en onderwijs onder één dak).

Opvang van de huidige peuterspeelzaaldoelgroep is gericht op kinderen in de leeftijd van 2 jaar tot de leeftijd waarop zij het basisonderwijs starten. Groepen bestaan uit maximaal 16 kinderen per ochtend- of middaggroep en locaties zijn gesloten in de schoolvakanties. Beroepskrachten vallen onder de huidige opvangvorm onder de CAO Maatschappelijke dienstverlening en besteden de openingstijden van de peuterspeelzaal via gestructureerd thematisch werken aan een actieve stimulering van taal- en ontwikkelingsgebieden.

SPA heeft geuit voornemens te zijn geen wijzigingen in de praktijkuitvoer aan te brengen, zoals de dagstructuur, personeelsbezetting, openingstijden en groepsgrootte. Ook zullen de

peuterspeelzalen blijven vallen onder de SPA.

De wettelijke regeling van het peuterspeelzaalwerk en de halve dagopvang verschilt. Ondanks de relatief korte openingstijden en het voornemen de praktijk niet te veranderen t.o.v. het

peuterspeelzaalwerk, gelden voor de omzetting de wettelijke voorwaarden van de dagopvang.

Tijdens dit onderzoek is gekeken of de houder van het kindercentrum in ieder geval aantoonbaar aandacht besteed heeft aan de volgende basiscriteria:

 de pedagogische visie;

 het aantal in te zetten beroepskrachten in relatie tot het aantal kinderen per leeftijdscategorie per groep;

 de oppervlakte en inrichting binnen- en buitenruimte(n);

 de verklaringen omtrent het gedrag van medewerkers;

 de opleidingseisen van de beroepskrachten;

 het veiligheid- en gezondheidsbeleid;

 het vierogenprincipe;

 medezeggenschap van ouders.

Conclusie

 Ouders zijn niet geïnformeerd over de wijziging en wat deze wijziging voor de (werkende) ouders en de opvang zal betekenen.

 Beroepskrachten zijn pas ingelicht na het inspectiebezoek.

(4)

Advies aan College van B&W

De toezichthouder adviseert het college om het verzoek tot wijziging van gegevens in het Landelijk Register Kinderopvang en Peuterspeelzalen (LRKP) toe te wijzen.

Advies is indien de geconstateerde tekortkomingen tijdens dit onderzoek bij het eerstvolgende jaarlijkse inspectiebezoek niet zijn verholpen, op deze punten over te gaan tot handhaven.

(5)

Observaties en bevindingen

Pedagogisch klimaat

Binnen de Wet kinderopvang gelden normen voor de aanwezigheid van een pedagogisch

beleidsplan, de inhoud van een pedagogisch beleidsplan en de relatie van het beleidsplan met de praktijk.

Tijdens dit onderzoek is het pedagogisch beleidsplan beoordeeld op inhoud en volledigheid.

Onderzocht is of in het pedagogisch beleidsplan onder andere de vier wettelijk gestelde

pedagogische basisdoelen (van professor Riksen-Walraven) en de uitvoering van de voorschoolse educatie zijn uitgewerkt.

Pedagogisch beleid

SKOA beschikt over een algemeen overkoepelend pedagogisch beleidsplan. Daarnaast heeft zij voor elke opvangvorm een locatiespecifiek pedagogisch werkplan, zo ook voor de locaties die vallen onder SPA. Hierin staat de vertaalslag van de overkoepelende visie naar de specifieke praktijk.

Tijdens deze inspectie is de inhoud van het pedagogisch werkplan getoetst op de wettelijke voorwaarden. Het document is op 17 april 2015 vastgesteld. De voorwaarde 'Het pedagogisch beleidsplan beschrijft in duidelijke en observeerbare termen hoe ondersteuning is vormgegeven indien slechts één beroepskracht in het kindercentrum aanwezig is', is niet beoordeeld, omdat de houder in het beleid heeft vermeld dat er altijd twee beroepskrachten aanwezig zijn tijdens de opvanguren.

De implementatie, uitvoering en naleving van het pedagogisch beleid- en werkplan zal worden getoetst tijdens de eerstvolgende reguliere inspectie.

Voorschoolse educatie

Onder voorschoolse educatie (VE) wordt uitvoering van een gesubsidieerd programma verstaan, dat gericht is op het stimuleren van kinderen in hun ontwikkeling op het gebied van taal, rekenen, motoriek en sociaal-emotionele ontwikkeling.

Binnen SPA wordt VE geboden middels het programma Uk en Puk, wat voldoet aan bovengenoemde.

SKOA, en daarmee SPA, beschikt over beroepskrachten die een opleiding hebben afgerond gericht op het vroegtijdig bestrijden van achterstanden bij jonge kinderen of het werken met VE-

programma’s. De houder heeft een opleidingsplan opgesteld wat voor het komend jaar de deskundigheidsbevordering van de beroepskrachten beschrijft.

De uitvoering en naleving van het VE-programma zal worden getoetst tijdens de eerstvolgende reguliere inspectie.

Gebruikte bronnen:

 Interview anderen (kwaliteitsmedewerker)

 Observaties (binnen- en buitenruimte, veiligheid- en gezondheidsaspecten)

 Pedagogisch beleidsplan (Versie december 2013 de heer E. ten Broek, bestuurder SKOA)

 Pedagogisch werkplan (17 april 2015)

 VVE-certificaten (beroepskrachten)

 Opleidingsplan voorschoolse educatie (2015)

(6)

Personeel en groepen

Binnen de Wet kinderopvang gelden normen voor de kwalificatie en inzet van beroepskrachten, stagiaires en beroepskrachten in opleiding. Personen, werkzaam in de kinderopvang of in het peuterspeelzaalwerk, worden door de overheid continu gescreend op functieaspecten passende bij hun functie, de zogenaamde continue screening.

Tijdens de inspectie is onder andere naar verklaringen omtrent het gedrag, passende beroepskwalificaties, de opvang in groepen en achterwachtregeling gekeken.

Verklaring omtrent het gedrag

De toezichthouder heeft de verklaringen omtrent het gedrag (VOG) van personen werkzaam bij het kindercentrum beoordeeld. De VOG’s van de houder, de wijkmanager, de locatiecoördinator, de VE-coach en de beroepskrachten zijn ingezien op het hoofdkantoor van SKOA.

Zij die zijn ingezien zijn in bezit van een geldige VOG en vallen onder de continue screening.

Passende beroepskwalificatie

De toezichthouder heeft de diploma’s van de beroepskrachten en VE- coach beoordeeld. De diploma’s van de VE-coach en de beroepskrachten zijn ingezien op het hoofdkantoor van SKOA.

Zij die zijn beoordeeld beschikken over een voor de werkzaamheden passende beroepskwalificatie zoals in de CAO kinderopvang is opgenomen.

Opvang in groepen

Het kindercentrum bestaat uit 1 stamgroep. De stamgroep bestaat uit maximaal 16 kinderen van 2 tot 4 jaar. De peuteropvang is geopend van maandag tot en met vrijdagochtend van 8.30 tot 11.30 uur. Er werken 4 vaste beroepskrachten op locatie.

De concrete uitvoering van de opvang in groepen zal worden getoetst tijdens de eerstvolgende reguliere inspectie.

Beroepskracht-kindratio

Per dagdeel worden 16 kinderen opgevangen onder begeleiding van 2 beroepskrachten.

De voorwaarde 'Indien als gevolg van het afwijken van de beroepskracht-kindratio slechts één beroepskracht in het kindercentrum ingezet wordt, dan is er ten minste één andere volwassene in het kindercentrum aanwezig' is niet beoordeeld omdat door de houder is aangegeven dat er altijd twee beroepskrachten aanwezig zullen zijn.

De uitvoering en naleving van de beroepskracht-kindratio worden getoetst tijdens de eerstvolgende reguliere inspectie.

Gebruikte bronnen:

 Interview anderen (kwaliteitsmedewerker)

 Observaties (binnen- en buitenruimte, veiligheid- en gezondheidsaspecten)

 Verklaringen omtrent het gedrag

 Diploma's beroepskrachten

(7)

Veiligheid en gezondheid

Binnen de Wet kinderopvang gelden normen die betrekking hebben op de veiligheid en gezondheid in een kindercentrum. De houder van een kindercentrum dient beleid te voeren dat ertoe leidt dat de veiligheid en de gezondheid van de op te vangen kinderen in en rond het kindercentrum zoveel mogelijk is gewaarborgd.

Tijdens de inspectie is beoordeeld of in een risico-inventarisatie schriftelijk staat vastgelegd welke risico's de opvang van kinderen met zich meebrengt. In de praktijk is beoordeeld of de uitvoering van bijbehorend beleid de risico’s ook daadwerkelijk ondervangt. Tevens is beoordeeld of de houder overeenkomstig de wettelijke meldplicht met betrekking tot kindermishandeling handelt, de kennis hiervan bevordert en hoe de uitvoering van het vierogenprincipe zich uit in de praktijk.

Risico-inventarisatie veiligheid en gezondheid

Er wordt voor de uitvoering van de risico-inventarisatie gebruik gemaakt van het digitale

programma De Risicomonitor. De risico-inventarisatie veiligheid en gezondheid (RIV/G) zijn op 16 april 2015 vastgesteld.

De implementatie, uitvoering en naleving van de maatregelen en bijbehorend beleid rondom de RIV/G zal worden getoetst tijdens de eerstvolgende reguliere inspectie.

De volgende constateringen zijn gedaan:

De toiletvoorziening van de peuterspeelgroep bevindt zich buiten de stamgroepsruimte. Bij de RIV van de groepsruimte of de sanitaire ruimte staat niet omschreven wat de risico's zijn wanneer een kind de school verder betreedt. Omdat de deur van de sanitaire ruimte geopend blijft, bestaat de kans dat het kind de ruimte verlaat. De gang waarin het kind zich dan bevindt, leidt tot

verschillende andere gebruikersruimten van de basisschool, met diverse risico's van dien.

Als verschoonmogelijkheid voor de kinderen die een luier dragen, is in de sanitaire voorziening een opklaptafel gemonteerd waarop de kinderen kunnen worden verschoond. Dit systeem is aan de wand bevestigd. In de RIV noch het beheer- en onderhoudsplan van de locatie staat vermeld op welke wijze wordt gecontroleerd of nog aan de basiseisen omtrent de veiligheid voor kinderen wordt voldaan. De opklap verschoontafel is geen gecertificeerd materiaal voor bedrijfsmatige kinderopvang.

Uit bovenstaande constatering(en) / bevinding(en) blijkt dat aan de volgende voorwaarde(n) niet is voldaan.

De houder heeft een risico-inventarisatie veiligheid betreffende de actuele situatie.

(art 1.49 lid 1 en 1.50 lid 1 en 2 en 1.51 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 2 lid 1 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 2 lid 5 Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 5 lid 3 Besluit registers kinderopvang en peuterspeelzaalwerk)

De houder beschrijft de veiligheidsrisico’s op de thema’s: verbranding, vergiftiging, verdrinking, valongevallen, verwondingen, beknelling, botsen, stoten, steken en snijden.

(art 1.49 lid 1 en 1.50 lid 1 en 2 en 1.51 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 2 lid 1 sub a Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 2 lid 1 Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen)

(8)

Meldcode kindermishandeling

De bij Wet verplichte meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling is op 1 juli 2013 in werking getreden. In de Wet Kinderopvang is de vertrouwensinspecteur van de Inspectie van het Onderwijs (VI IvhO) aangeduid als deskundige.

De VI IvhO adviseert werkgevers, werknemers en ouders als zij aanwijzingen hebben dat een werkgever of werknemer in de kinderopvang seksueel of ander geweld tegen een kind gebruikt. De vertrouwensinspecteur adviseert de werkgever, werknemer of ouder wat zij kunnen doen. Bij een redelijk vermoeden van geweld of seksueel misbruik door een werknemer jegens een kind is een houder verplicht om in overleg te treden met de vertrouwensinspecteur.

SKOA beschikt over een vastgestelde meldcode welke voldoet aan de beschreven eisen.

Beroepskrachten van de organisatie hebben in het eerste half jaar van 2015 een training aangaande de meldcode gevolgd. De locatiecoördinatoren en wijkmanagers zijn geschoold tot aandachtfunctionarissen kindermishandeling.

De kennis van beroepskrachten en naleving van de meldcode zal worden getoetst tijdens de eerstvolgende reguliere inspectie.

Vierogenprincipe

In het licht van deze regeling is ervoor gekozen de term vierogenprincipe te gebruiken in plaats van vierogen- en -orenprincipe. Zoals gezegd betekent dit principe dat er bij dagopvang altijd een volwassene moet kunnen meekijken of meeluisteren. Dit betekent niet dat er continu iemand moet meekijken of meeluisteren, maar dat op elk moment de reële kans bestaat dat er een volwassene meekijkt of meeluistert.

De naleving van het vierogenprincipe in de praktijk zal worden getoetst tijdens de eerstvolgende reguliere inspectie.

Gebruikte bronnen:

 Interview anderen (kwaliteitsmedewerker)

 Observaties (binnen- en buitenruimte, veiligheid- en gezondheidsaspecten)

 Risico-inventarisatie veiligheid (17 april 2015)

 Risico-inventarisatie gezondheid (17 april 2015)

 Meldcode kindermishandeling (versie Brancheorganisatie juli 2013)

 Pedagogisch beleidsplan (Versie december 2013 de heer E. ten Broek, bestuurder SKOA)

 Pedagogisch werkplan (17 april 2015)

 Beheer- onderhoudsplan Bambi 2015

(9)

Accommodatie en inrichting

Binnen de Wet kinderopvang gelden normen die betrekking hebben op de hoeveelheid vierkante meter per kind voor de binnen- en de buitenruimte. Ook de inrichting van de ruimte(n) is van belang om minimaal te kunnen voorzien in (het stimuleren van) de basisbehoeften van kinderen zodat in de diverse ontwikkelingsbehoeften kan worden voorzien.

Tijdens de inspectie is beoordeeld of de houder heeft gezorgd voor voldoende speeloppervlak en voor (een) passend ingerichte ruimte(n) voor kinderen om te kunnen spelen en rusten, in overeenstemming met het aantal en de leeftijd van de op te vangen kinderen.

Binnenruimte

Aan de eisen rondom de groepsruimte wordt voldaan. Per aanwezig kind in het kindercentrum dient ten minste 3,5 m² passend ingerichte binnenspeelruimte beschikbaar te zijn. De

groepsruimte van de peuteropvang bedraagt 56,94m².

De ruimtes voldoen aan de gestelde eisen. Naast de groepsruimte heeft de peuterspeelgroep de beschikking tot de speelzaal van de basisschool.

Buitenspeelruimte

Per aanwezig kind in het kindercentrum dient ten minste 3 m² passend ingerichte

buitenspeelruimte beschikbaar te zijn. De buitenspeelruimte van de peuteropvang bedraagt 120 m².

Een buitenspeelruimte dient voor kinderen toegankelijk, aangrenzend aan het kindercentrum en vast beschikbaar te zijn. Bij peuteropvang Bambi is de buitenspeelruimte aangrenzend en vrij toegankelijk.

Gebruikte bronnen:

 Observaties (binnen- en buitenruimte, veiligheid- en gezondheidsaspecten)

 Plattegrond

 Beheer- onderhoudsplan Bambi 2015

(10)

Ouderrecht

Binnen de Wet kinderopvang gelden normen die betrekking hebben op de wijze waarop de houder de ouders betrekt en informeert inzake het beleid. Ouders dienen juist geïnformeerd te zijn over de gang van zaken in het kindercentrum en over het inspectiebezoek van de GGD.

Tijdens de inspectie is beoordeeld of de ouders in de gelegenheid gesteld zijn medezeggenschap uit te oefenen. Tevens is beoordeeld of in het geval van tegengestelde belangen tussen de houder en ouders, de ouders een beroep kunnen doen op een onafhankelijke klachtencommissie.

Informatie

De houder is verplicht ouders en beroepskrachten te informeren over het te voeren beleid. Tijdens de inspectie is gesproken over de wijze van informatievoorziening naar ouders en is geconstateerd door de toezichthouder dat hierin ten tijde van de inspectie nog niet was voorzien. Met de

omzetting van de peuterspeelzaal naar een (halve)dagopvang verandert er meer dan een wijziging op papier:

1. werkende ouders hebben, inkomensafhankelijk, recht op kinderopvangtoeslag;

2. de locatie krijgt een nieuw registratienummer voor het Landelijk Register Kinderopvang en Peuterspeelzalen, wat ouders nodig hebben voor een tijdige aanvraag van de

kinderopvangtoeslag;

3. voor beroepskrachten gelden andere diploma-eisen dan in het peuterspeelzaalwerk;

4. er gelden eisen m.b.t. het vierogenprincipe;

5. er worden eisen gesteld aan de inrichting en grootte van de binnen- en buitenruimte;

6. er gelden eisen m.b.t. de medezeggenschap van ouders in vorm van het instellen van een oudercommissie.

Navraag over de informatievoorziening leerde dat in eerste instantie ouders en beroepskrachten (nog) niet waren geïnformeerd over het reeds in gang gezette traject van omzetting. Ten tijde van de inspecties van de peuterspeelzalen van SPA, is geconstateerd dat beroepskrachten een e-mail hebben ontvangen waarin zij nader zijn geïnformeerd. Ouders nog niet.

Uit bovenstaande constatering(en) / bevinding(en) blijkt dat aan de volgende voorwaarde(n) niet is voldaan.

De houder informeert de ouders over het te voeren beleid.

(art 1.54 lid 1 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen)

Oudercommissie

Kindercentra en niet-gesubsidieerde peuterspeelzalen dienen te beschikken over een

oudercommissie (OC). Omdat in het peuterspeelzaalwerk een OC niet verplicht is, is tijdens dit bezoek geïnformeerd naar de handelingen die de houder zal gaan verrichten om een OC tot stand te brengen bij aanvang van de (halve)dagopvang. De houder is voornemens ouders te werven.

De uitvoering en wijze van werven zal worden getoetst tijdens de eerstvolgende reguliere inspectie.

Uit bovenstaande constatering(en) / bevinding(en) blijkt dat aan de volgende voorwaarde(n) niet is

(11)

Klachten

Bij het onder de aandacht brengen van de klachtenregeling moet duidelijk zijn dat een ouder zich te allen tijde rechtstreeks en zonder tussenkomst van de houder tot de externe klachtencommissie kan richten. De houder mag niet de indruk wekken dat een ouder eerst de interne procedure moet doorlopen, eer hij de klacht kan deponeren. SPA maakt gebruik van de klachtenregeling van SKOA, die een (interne) klachtenregeling voor ouders op de website heeft geplaatst.

Daarnaast is SKOA aangesloten bij de stichting Klachtencommissie Kinderopvang (sKK). De sKK stelt voor het behandelen van klachten onafhankelijke commissies samen bestaande uit drie deskundige mensen met ondersteuning van een ambtelijk secretaris. De klacht wordt afgehandeld volgens een vastgesteld reglement. Dit reglement voldoet aan de wettelijke voorschriften.

Gebruikte bronnen:

 Interview anderen (kwaliteitsmedewerker)

 Website (www.skoa.nl)

 Klachtenregeling (skk + interne regeling)

 Jaarverslag Wet klachtrecht cliënten zorgsector (2014)

(12)

Inspectie-items

Pedagogisch klimaat

Pedagogisch beleid

De houder heeft een pedagogisch beleidsplan waarin de voor dat kindercentrum kenmerkende visie op de omgang met kinderen is beschreven.

(art 1.50 lid 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 5 lid 2 en 4 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen)

In het pedagogisch beleidsplan staat in duidelijke en observeerbare termen het volgende beschreven: de wijze waarop de emotionele veiligheid van kinderen wordt gewaarborgd, de mogelijkheden voor kinderen tot de ontwikkeling van hun persoonlijke- en sociale competentie, en de wijze waarop de overdracht van normen en waarden aan kinderen plaatsvindt.

(art 1.50 lid 1 en 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 5 lid 2 en 4 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 7 lid 1 sub a Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen) Het pedagogisch beleidsplan beschrijft in duidelijke en observeerbare termen de werkwijze, de maximale omvang en de leeftijdsopbouw van de stamgroep.

(art 1.50 lid 1 en 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 5 lid 2 en 4 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 7 lid 1 sub b Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen) Het pedagogisch beleidsplan beschrijft in duidelijke en observeerbare termen bij welke (spel)activiteiten kinderen hun stamgroep verlaten.

(art 1.50 lid 1 en 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 5 lid 2 en 4 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 7 lid 1 sub c Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen) Het pedagogisch beleidsplan beschrijft in duidelijke en observeerbare termen hoe beroepskrachten bij hun werkzaamheden worden ondersteund door andere volwassenen.

(art 1.50 lid 1 en 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 5 lid 2 en 4 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 7 lid 1 sub d Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen) Het pedagogisch beleidsplan beschrijft in duidelijke en observeerbare termen hoe ondersteuning is vormgegeven indien slechts één beroepskracht in het kindercentrum wordt ingezet in afwijking van de beroepskracht-kindratio.

(art 1.50 lid 1 en 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 5 lid 2 en 4 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 7 lid 1 sub g Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen) Het pedagogisch beleidsplan beschrijft in duidelijke en observeerbare termen de wijze waarop kinderen kunnen wennen aan een nieuwe stamgroep waarin zij zullen worden opgevangen.

(art 1.50 lid 1 en 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 5 lid 2 en 4 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 7 lid 1 sub e Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen) Het pedagogisch beleidsplan beschrijft in duidelijke en observeerbare termen het beleid ten aanzien van het gebruik maken van kinderopvang gedurende extra dagdelen.

(art 1.50 lid 1 en 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 5 lid 2 en 4 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 7 lid 1 sub f Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen) Het pedagogisch beleidsplan beschrijft in duidelijke en observeerbare termen de wijze waarop het vierogenprincipe is vormgegeven.

(art 1.50 lid 1 en 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 5 lid 2 en 4 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 7 lid 1 sub h Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen)

(13)

Voorschoolse educatie

De groep bestaat uit ten hoogste 16 feitelijk aanwezige kinderen.

(art 1.50b Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 3 lid 2 Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie)

De beroepskrachten voorschoolse educatie zijn in het bezit van een getuigschrift van met gunstig gevolg afgelegd examen van één van de bij ministeriële regeling vastgelegde diploma’s.

(art 1.50b Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 4 Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie)

Onderdeel van de beroepsopleiding waarvoor het getuigschrift is behaald, vormt ten minste één module over het verzorgen van voorschoolse educatie.

OF

De beroepskracht bezit een bewijs dat met gunstig gevolg scholing is afgerond specifiek gericht op het vroegtijdig bestrijden van achterstanden bij jonge kinderen of het werken met voor- en vroegschoolse educatieprogramma’s.

(art 1.50b Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 4 Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie)

De houder stelt jaarlijks een opleidingsplan op.

(art 1.50b Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 4 Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie)

Voor de voorschoolse educatie wordt een programma gebruikt dat op gestructureerde en samenhangende wijze de ontwikkeling wordt gestimuleerd op het gebied van taal, rekenen, motoriek en sociaal-emotionele ontwikkeling.

(art 1.50b Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 5 Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie)

(14)

Personeel en groepen

Verklaring omtrent het gedrag

Een verklaring omtrent het gedrag van de houder is bij het indienen van de aanvraag tot registratie aan het college van B&W overgelegd en is op dat moment niet ouder dan twee maanden.

(art 1.50 lid 5 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen)

De houder en personen werkzaam bij de onderneming waarmee de houder het kindercentrum exploiteert zijn in het bezit van een verklaring omtrent het gedrag die is afgegeven na 1 maart 2013. Indien een verklaring omtrent het gedrag is afgegeven vóór 1 maart 2013 dan is deze niet ouder dan twee jaar.

(art 1.50 lid 3 en art 3.8g lid 1 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen)

Passende beroepskwalificatie

Alle beroepskrachten beschikken over de voor de werkzaamheden passende beroepskwalificatie zoals in de cao kinderopvang is opgenomen.

(art 1.50 lid 1 en 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 3 lid 1 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 4 lid 1 Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen) Opvang in groepen

De opvang vindt plaats in stamgroepen.

(art 1.49 lid 1 en 1.50 lid 1 en 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 5 lid 1 en 4 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 5 lid 1 Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen) De stamgroep bestaat uit maximaal 12 kinderen tot 1 jaar.

(art 1.49 lid 1 en 1.50 lid 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 4 lid 1 en 3 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 5 lid 1 Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen) OF

De stamgroep bestaat uit maximaal 16 kinderen van 0 tot 4 jaar waarvan maximaal 8 kinderen tot 1 jaar.

(art 1.49 lid 1 en 1.50 lid 1 en 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 4 lid 1 en 3 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 5 lid 1 Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen) Ieder kind heeft maximaal drie vaste beroepskrachten waarvan er dagelijks minimaal één werkzaam is op de groep van het kind.

(art 1.49 lid 1 en 1.50 lid 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 5 lid 1 en 4 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 5 lid 3 en 6 Regeling kwaliteit kinderopvang en

peuterspeelzalen)

Ieder kind maakt van maximaal twee stamgroepruimtes gebruik gedurende een week.

(art 1.49 lid 1 en 1.50 lid 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 5 lid 1 en 4 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 5 lid 4, 5 en 6 Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen)

(15)

Veiligheid en gezondheid

Risico-inventarisatie veiligheid en gezondheid

De houder stelt jaarlijks een risico-inventarisatie veiligheid op voor alle voor kinderen toegankelijke ruimtes in een kindercentrum, waaronder de buitenspeelruimte.

(art 1.49 lid 1 en 1.50 lid 1 en 2 en 1.51 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 2 lid 1 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 5 lid 3 Besluit registers kinderopvang en

peuterspeelzaalwerk)

De houder heeft een risico-inventarisatie veiligheid betreffende de actuele situatie.

(art 1.49 lid 1 en 1.50 lid 1 en 2 en 1.51 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 2 lid 1 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 2 lid 5 Regeling kwaliteit kinderopvang en

peuterspeelzalen; art 5 lid 3 Besluit registers kinderopvang en peuterspeelzaalwerk)

De houder beschrijft de veiligheidsrisico’s op de thema’s: verbranding, vergiftiging, verdrinking, valongevallen, verwondingen, beknelling, botsen, stoten, steken en snijden.

(art 1.49 lid 1 en 1.50 lid 1 en 2 en 1.51 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 2 lid 1 sub a Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 2 lid 1 Regeling kwaliteit kinderopvang en

peuterspeelzalen)

In het plan van aanpak geeft de houder aan welke maatregelen op welk moment zijn,

respectievelijk worden genomen in verband met de veiligheidsrisico’s, alsmede de samenhang tussen de veiligheidsrisico’s en de maatregelen.

(art 1.49 lid 1 en 1.50 lid 1 en 2 en 1.51 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 2 lid 1 sub b Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen)

De houder stelt jaarlijks een risico-inventarisatie gezondheid op.

(art 1.49 lid 1 en 1.50 lid 1 en 2 en 1.51 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 2 lid 1 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 5 lid 3 Besluit registers kinderopvang en

peuterspeelzaalwerk)

De houder heeft een risico-inventarisatie gezondheid betreffende de actuele situatie.

(art 1.49 lid 1 en 1.50 lid 1 en 2 en 1.51 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 2 lid 1 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 2 lid 5 Regeling kwaliteit kinderopvang en

peuterspeelzalen; art 5 lid 3 Besluit registers kinderopvang en peuterspeelzaalwerk)

De houder beschrijft de gezondheidsrisico’s op de thema’s: ziektekiemen, binnenmilieu, buitenmilieu en medisch handelen.

(art 1.49 lid 1 en 1.50 lid 1 en 2 en 1.51 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 2 lid 1 sub a Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 2 lid 2 Regeling kwaliteit kinderopvang en

peuterspeelzalen)

In het plan van aanpak geeft de houder aan welke maatregelen op welk moment zijn

respectievelijk worden genomen in verband met de gezondheidsrisico’s, alsmede de samenhang tussen de gezondheidsrisico’s en de maatregelen.

(art 1.49 lid 1 en 1.50 lid 1 en 2 en 1.51 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 2 lid 1 sub b Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen)

Meldcode kindermishandeling

De houder heeft een meldcode kindermishandeling vastgesteld welke voldoet aan de beschreven eisen.

(art 1.51a Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 2a Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen)

Vierogenprincipe

De houder organiseert de opvang op zodanige wijze, dat de beroepskracht of de beroepskracht in opleiding de werkzaamheden uitsluitend kan verrichten terwijl hij gezien of gehoord kan worden door een andere volwassene.

(art 1.49 lid 1 en 1.50 lid 1 en 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 2 lid 2 sub b Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 5a Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen)

(16)

Accommodatie en inrichting

Binnenruimte

Elke stamgroep beschikt over een afzonderlijke vaste groepsruimte.

(art 1.49 lid 1 en 1.50 lid 1 en 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 5 lid 1 en 4 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 8 lid 1 Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen) Per aanwezig kind in het kindercentrum is ten minste 3,5 m² binnenspeelruimte beschikbaar, waaronder mede begrepen passend voor spelactiviteiten ingerichte ruimtes buiten de

groepsruimte.

(art 1.49 lid 1 en 1.50 lid 1 en 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 6 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 8 lid 1 Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen)

De binnenruimte is passend ingericht in overeenstemming met het aantal en de leeftijd van de op te vangen kinderen.

(art 1.49 lid 1 en 1.50 lid 1 en 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 6 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 8 lid 1 Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen)

Buitenspeelruimte

Per aanwezig kind in het kindercentrum is ten minste 3 m² buitenspeelruimte beschikbaar.

(art 1.49 lid 1 en 1.50 lid 1 en 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 6 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 10 lid 1 Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen)

De buitenspeelruimte is voor kinderen toegankelijk.

(art 1.49 lid 1 en 1.50 lid 1 en 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 6 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 10 lid 1 Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen)

De buitenspeelruimte is aangrenzend aan het kindercentrum.

(art 1.49 lid 1 en 1.50 lid 1 en 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 6 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 10 lid 1 Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen)

De buitenspeelruimte is passend ingericht in overeenstemming met de leeftijd van de op te vangen kinderen.

(art 1.49 lid 1 en 1.50 lid 1 en 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 6 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 10 lid 1 Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen)

Ouderrecht

Informatie

De houder informeert de ouders over het te voeren beleid.

(art 1.54 lid 1 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen)

Oudercommissie

De houder heeft een oudercommissie ingesteld.

(art 1.58 lid 1 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen)

Klachten

De houder treft een regeling voor de behandeling van klachten van ouders die voldoet aan de beschreven eisen.

(art 2 lid 1 Wet klachtrecht cliënten zorgsector)

De houder brengt de klachtenregeling voor ouders op passende wijze bij hen onder de aandacht.

(art 2 lid 1 Wet klachtrecht cliënten zorgsector)

(17)

Gegevens voorziening

Opvanggegevens

Naam voorziening : bambi

Website : http://www.skoa.nl

Aantal kindplaatsen : 16

Gesubsidieerde voorschoolse educatie : Ja Gegevens houder

Naam houder : Stichting Peuterspeelzalen Alkmaar

Adres houder : Kofschipstraat 10A

Postcode en plaats : 1826 CG ALKMAAR

Website : www.skoa.nl

KvK nummer : 59581662

Gegevens toezicht

Gegevens toezichthouder (GGD)

Naam GGD : GGD Hollands Noorden

Adres : Postbus 9276

Postcode en plaats : 1800 GG Alkmaar

Telefoonnummer : 088-0100549

Onderzoek uitgevoerd door : Mevrouw R. Kuipers Gegevens opdrachtgever (gemeente)

Naam gemeente : Alkmaar

Adres : Postbus 53

Postcode en plaats : 1800 BC ALKMAAR

Planning

Datum inspectie : 20-05-2015

Opstellen concept inspectierapport : 14-07-2015

Zienswijze houder : 23-07-2015

Vaststelling inspectierapport : 23-07-2015 Verzenden inspectierapport naar houder : 23-07-2015 Verzenden inspectierapport naar

gemeente

: 23-07-2015 Openbaar maken inspectierapport : 24-07-2015

(18)

Bijlage: Zienswijze houder kindercentrum

De zienswijze betreft een reactie van de houder op de inhoud van het inspectierapport.

Alkmaar, 22 juli 2015

Betreft: zienswijze conceptrapport kdv Bambi d.d. 14 juli 2015

Geachte mevrouw Kuipers,

Onderstaand de zienswijze op het conceptrapport van kdv Bambi

In het communicatieplan rondom de omzetting van peuterspeelzaal naar peuteropvang, wordt vanzelfsprekend opgenomen dat zowel ouders als beroepskrachten tijdig geïnformeerd worden over wijzigingen in de opvang.

Op dit moment is er geen oudercommissie. Na de omzetting worden er op een actieve manier inspanningen verricht om leden te werven en een oudercommissie op te richten. Er komt een oproep in de nieuwsbrief, er worden posters opgehangen in de vestiging en de ouders worden door de medewerkers persoonlijk benaderd.

De RI veiligheid : Het GGD conceptrapport is met de teamcoördinator doorgesproken. Vooralsnog wordt afgesproken dat kinderen alleen onder begeleiding naar het toilet gaan.

Na de zomervakantie is een werkbegeleiding gepland waarin dit onderwerp wordt besproken en maatregelen getroffen om de risico’s zoveel mogelijk te beperken. Ook het gebruik van de inmiddels aangeschafte babyfoon wordt besproken. Deze WB is gepland op 15 september.

Verder wordt er bekeken of er in plaats van de opklapbare verschoontafel, een vaste commode in de sanitaire ruimte geplaats kan worden. Dit in samenspraak met de bassischool.

Met vriendelijke groet,

Mineke van de Leijgraaf Wijkmanager

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

(art 1.50 lid 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 5 lid 2 en 4 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 7 lid 1 sub c Regeling

(art 1.50 lid 1 en 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 5 lid 2 en 4 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 7 lid 1 sub g Regeling

(art 1.50 lid 1 en 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 5 lid 2 en 4 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 7 lid 1 sub i Regeling

(art 1.50 lid 1 en 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 5 lid 2 en 4 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 7 lid 1 sub d Regeling

(art 1.50 lid 1 en 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 5 lid 2 en 4 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 7 lid 1 sub c Regeling

(art 1.50 lid 1 en 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 5 lid 2 en 4 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 7 lid 1 sub a Regeling

(art 1.50 lid 1 en 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 5 lid 2 en 4 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 7 lid 1 sub c Regeling

(art 1.50 lid 1 en 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 5 lid 2 en 4 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 7 lid 1 sub c Regeling