• No results found

Verkenning invoering Wet werk en bijstand 2004

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Verkenning invoering Wet werk en bijstand 2004"

Copied!
31
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Verkenning invoering Wet werk en bijstand 2004

D

EELRAPPORT

R

EGIO

N

OORD

In opdracht van DIVOSA

Mei 2005

Drs. ing. Matti Blok Drs. Arjen Edzes Ing. Marcel Moes Drs. Eelco Westerhof

Centrum voor Arbeid en Beleid Martinikerkhof 30

9712 JH Groningen Tel 050-3115113 cab@cabgroningen.nl www.cabgroningen.nl

(2)

Inhoudsopgave

Inleiding 3

Methode van onderzoek 3

Respons 4

Leeswijzer 4

De context in Noord-Nederland 5

Sociaal-economische kerngegevens 5

Volume Sociale zekerheid 5

Organisaties en actoren 7

Gemeentelijke beleidskeuzes 8

De cliënt 9 De invoering van de Wwb 10

Samenwerking 11 Bestuur 14

Beleid 16

Reïntegratie 17

Financiën 22 Bedrijfsvoering 26

Samenvatting 29

Bijlage

Methodologische verantwoording

(3)

Inleiding

De invoering van de Wet werk en bijstand (Wwb) per 1 januari 2004 is onderdeel van de modernisering van de sociale zekerheid zoals deze door dit kabinet is ingezet. Kerngedachte van de Wwb is dat iedere Nederlander in zijn of haar eigen bestaan moet voorzien. Pas wan- neer dat iemand niet lukt, is een uitkering mogelijk. Een aanscherping van de rechten en plichten, het afschaffen van categorale vrijstellingregelingen (‘arbeidsplicht voor iedereen’) en categorale bijzondere bijstand zijn een selectie uit de belangrijkste wettelijke maatregelen.

Fundamenteler nog is de wijziging van het bestuurlijke model dat met de Wet is geïntrodu- ceerd. In de eerste plaats zijn gemeenten anders dan bij de voorgaande Wet- en regelgeving (Abw, de Wiw en de ID) volledig financieel risicodrager van de uitvoering van de Wet. Daar staat tegenover dat gemeenten maximale beleidsruimte hebben om een eigen invulling te ge- ven aan het reïntegratiebeleid, het rechtmatigheidsbeleid, de individuele bijzondere bijstand, het maatregelenbeleid enz. In de tweede plaats moet de uitvoering van reïntegratiedienstver- lening worden uit- en aanbesteed. Per saldo maakt de Wwb een grote diversiteit in beleid en uitvoering tussen gemeenten mogelijk.

Met de invoering van de Wwb wordt door het Rijk een voorschot genomen op de beoogde uitstroomeffecten en worden jaarlijkse besparingen ingeboekt van vele honderden miljoenen euro’s. In de lokale praktijk worden deze besparingen ervaren als rechtstreekse bezuinigin- gen op de uitvoering van bijstand en reïntegratie. Gemeenten zijn met andere woorden be- leids- en financieel verantwoordelijk geworden, maar moeten deze opgave wel verrichten met minder middelen. Daar komt bij dat in de huidige economische conjunctuur de werk- loosheid toeneemt, waardoor ook het uitkeringsvolume naar verwachting toeneemt.

In deze context is het van groot belang om te volgen welke (invoerings)effecten de Wwb bij gemeenten met zich meebrengt en tegen welke knelpunten gemeenten aanlopen. Ook kan vanuit een regionale invalshoek worden beoordeeld of, en zo ja op welke wijze Regionale Platforms Arbeidsmarktbeleid (RPA’s), provincies dan wel andere relevante partijen een bij- drage kunnen leveren aan het vormgeven van regionaal arbeidsmarktbeleid.

Methode van onderzoek

Om de effecten van de invoering van de Wwb in kaart te brengen is er aan alle Sociale Dien- sten in Groningen, Friesland en Drenthe een vragenlijst gestuurd. In deze vragenlijst kwamen de volgende aspecten aan de orde:

o Invoering;

o Bestuur;

o Beleid (reïntegratie, handhaving, fraudebestrijding, etc.);

o Uitvoering reïntegratie;

o Uitvoering Wwb;

o Financiën.

Het beeld dat naar voren komt uit deze enquête biedt een eerste blik op hoe ver gemeenten zijn met de invoering van de Wwb en welke invoeringsstrategie zij hanteren. Daarnaast wordt inzichtelijk gemaakt welke beleidskeuzes de gemeenten maken. Verder zal een beeld geschetst worden van de eerste effecten van de Wwb op het cliëntenbestand.

(4)

Respons

In de Regio Noord zijn de provincies Groningen, Friesland en Drenthe opgenomen. In totaal zijn er in deze regio 51 gemeenten of samenwerkingsverbanden uitgenodigd om mee te wer- ken aan het onderzoek. Van deze gemeenten hebben er 22 gereageerd, wat neer komt op een respons van 42%.

Provincie Totaal verzonden Totaal ontvangen Respons (%)

Groningen 21 11 52%

Friesland 18 6 33%

Drenthe 12 5 42%

Totaal 51 22 43%

Leeswijzer

Er wordt gerapporteerd op het niveau van de regio. Wanneer verschillen tussen provincies statistisch significant zijn (zie bijlage 1), zal dit uitdrukkelijk worden vermeld. Dit betekent namelijk dat er een relatief kleine kans is dat het verschil het gevolg is van toevalligheden.

Soms is er een verband tussen de gemeentegrootte en bepaalde antwoorden. Als dit het geval is zal dit nadrukkelijk worden weergegeven in de tekst.

In Hoofdstuk 1 wordt een sociaal-economische context weergeven van de regio aangevuld met een schets van het veld rondom de Wwb.

In Hoofdstuk 2 worden de resultaten van de enquête per onderdeel gepresenteerd. De be- langrijkste resultaten zullen weergegeven worden in grafieken en tabellen. Deze figuren zul- len aangevuld worden met een begeleidende tekst. Elk onderdeel wordt afgesloten met een korte samenvatting.

Tot slot wordt in Hoofdstuk 3 een samenvatting per onderdeel van de enquête weergeven.

In de bijlagen wordt aandacht besteed aan de methodologische verantwoording.

(5)

1. De context in Noord-Nederland Sociaal-economische kerngegevens

De Wwb wordt ingevoerd in een ongunstig economisch tij. De economische groei is de laat- ste jaren fors gedaald en is zelfs voor het Noorden in 2003 negatief. Dat maakt het beleid voeren om klanten meer uit te laten stromen niet eenvoudig, simpelweg omdat met de daling van de groei ook de werkgelegenheid stagneert. De economische situatie in Noord-

Nederland, maakt vervolgens dat de werkloosheid in vergelijking met het landelijke gemid- delde aan de hoge kant is.

Jaarlijkse reële economische groei 2000 2001 2002 2003 2004

Groningen 4,2 4,2 0,9 -0,2 1,2

Friesland 2,2 2,2 0,0 -0,2 1,2

Drenthe 2,6 2,6 0,0 0,0 1,0

Totaal Noord-Nederland 3,2 3,2 0,3 -0,1 1,1

Nederland 3,5 3,6 0,2 0,0 1,0

Groei werkgelegenheid 2000 2001 2002 2003 2004

Groningen 1,9 1,7 2,3 -1,0 -0,4

Friesland 1,9 4,7 1,6 -1,5 -0,4

Drenthe 4,9 1,9 -0,6 -1,5 -0,5

Totaal Noord-Nederland 2,7 2,8 1,2 -1,3 -0,4

Nederland 1,5 1,9 -0,6 -0,8 -0,5

Prognose werkloze beroepsbevol- king (als percentage van beroepsbe- volking)

2000 2001 2002 2003 2004

Groningen 5,8 8,2 9,6

Friesland 4,7 6,8 8,1

Drenthe 4,8 7,2 8,7

Totaal Noord-Nederland 5,1 7,4 8,6

Nederland 3,8 3.4 3,7 5,4 6,8

Uit de bovenstaande tabel blijkt dat de arbeidsmarkt in Noord-Nederland de laatste jaren is verslechterd. De economische groei en de werkgelegenheidsgroei zijn afgenomen en de werkloosheid toegenomen. De ontwikkeling van de arbeidsmarkt verschilt niet veel van het landelijke beeld.

Volume Sociale zekerheid

De oplopende werkloosheid leidt ertoe dat het volume van sociale zekerheid toeneemt, hoewel de Wao een gunstige uitzondering is. De bijstand laat tussen 2001 en 2003 een stij- ging zien met 2.720 klanten naar een uiteindelijk bijstandsvolume van 36.970 aan het einde

(6)

van het vorige jaar. De Ww laat in dezelfde periode een stijging zien met 15.150 personen naar 38.230 personen.

De verwachting is dat als gevolg van het afschaffen van de vervolguitkering in de Ww en het verhogen van de toetredingsdrempel (aanscherpen referte-eis) er een ‘weglekeffect’ zal ont- staan van de Ww naar de Wwb.

Bijstand (Abw totaal als percentage

van beroepsbevolking) 1998 1999 2000 2001 2002 2003

Groningen 8,8 7,9 6,9 6,3 6,2 6,6

Friesland 6,1 5,2 4,7 4,2 4,2 4,5

Drenthe 0,2 4,0 3,6 3,4 3,4 3,6

Totaal Noord-Nederland 6,5 5,7 5,1 4,7 4,6 4,9

Nederland 5,9 5,4 4,9 4,7 4,6 4,8

Arbeidsongeschiktheid (Wao, totaal

als percentage van beroepsbevolking) 1998 1999 2000 2001 2002 2003

Groningen 11,0 11,1 11,3 11,3 11,1 10,7

Friesland 10,1 10,0 10,3 9,9 9,7 9,3

Drenthe 11,6 11,9 12,3 12,2 11,7 11,3

Totaal Noord-Nederland 10,9 10,9 11,2 11,0 10,8 10,4

Nederland 10,2 10,2 10,5 10,6 10,5 10,2

Werkloosheid (Ww, totaal als percen-

tage van beroepsbevolking) 1998 1999 2000 2001 2002 2003

Groningen 5,8 4,5 3,8 3,1 3,7 5,1

Friesland 6,3 4,8 4,1 3,2 3,8 5,2

Drenthe 6,1 4,5 4,0 3,2 3,7 5,0

Totaal Noord-Nederland 6,1 4,6 4,0 3,2 3,7 5,1

Nederland 4,1 3,2 2,6 2,3 2,7 3,8

(Bron: CBS)

In totaal hebben in 2003 meer dan 176.000 personen gebruik gemaakt van een voorziening in de vorm van een uitkering of gesubsidieerd werk. In de onderstaande tabel is het volume per voorziening over 2003 in beeld gebracht.

Provincie Beroeps- bevolking

Abw Wiw I/D Wsw Wao Ww Totaal Groningen 282.000 12.690 1.255 1.847 4.336 26.226 12.903 59.257 Friesland 253.000 16.698 1.829 2.610 5.817 27.071 14.664 68.689 Drenthe 215.000 7.740 502 848 4.097 24.295 10.750 48.232 Totaal 750.000 37.128 3.586 5.305 14.689 77.592 38.317 176.178 (Bron: CBS, NAV, 2003)

(7)

Organisaties en actoren

In het Noorden van het land houden zich vele organisaties direct en indirect bezig met beleid en uitvoering op het terrein van het activerende arbeidsmarktbeleid en de sociale zekerheid.

Op dit moment zijn er in totaal 68 gemeenten in Noord-Nederland die de Wet werk en bij- stand (Wwb) en de Wet op de sociale werkvoorziening (Wsw) uitvoeren. Een aantal van deze gemeenten werkt samen. Gedurende het onderzoek zijn meerdere samenwerkingsverbanden opgemerkt: hiervan zijn twee samenwerkingsverbanden erkend als Intergemeentelijke sociale dienst, de andere werken op een minder formele basis samen. Gemeenten in deze laatste ca- tegorie geven aan wel hetzelfde beleid te voeren.

Gemeenten besturen publieke leerwerkorganisaties. Deze vallen uiteen in voormalige Wiw- en ID-organisaties (in totaal 20) en Wsw-bedrijven (in totaal 14). Door de verplichte uit- en aanbesteding als gevolg van de Wet Suwi (2002) en de Wwb (2004) én de bezuinigingen op het gesubsidieerde werk (vanaf 2003) staat het toekomstperspectief van deze organisaties, zoals we nog zullen zien, onder druk.

De andere grote uitvoerder van sociale zekerheidsregelingen (Wao en Ww), is het UWV. Het Noorden valt onder het Districtskantoor Noord. Vanuit dit districtskantoor wordt een deel van het uit- en aanbestedingsbeleid voor reïntegratie van werklozen en arbeidsongeschikten geregisseerd. Het Noorden van het land kent eveneens één districtskantoor van het Centrum voor Werk en Inkomen, met in totaal 16 locaties. Het CWI verricht de poortwachterfuncties (intake, beoordeling afstand naar werk, bemiddeling) en is verantwoordelijk voor de transpa- rantie op de arbeidsmarkt.

Vele van de bovenstaande partijen, vooral gemeenten, UWV, CWI, aangevuld met provincies en sociale partners werken samen op het niveau van de Regionale Arbeidsmarktplatforms (RPA). In Noord Nederland zijn de volgende RPA’s actief:

ƒ RPA Fryslân;

ƒ RPA Zuid- en Midden-Drenthe;

ƒ RAP Groningen (een overkoepelend platform van de provinciale platforms: RAP Oost, RAP Noord en RAP Centraal).

Dit speelveld is relatief nieuw. Vele partijen zoeken dan ook naar de beste wijze waarop be- leid en uitvoering plaats kan vinden om te voorkomen dat meer mensen werkloos worden en om te bevorderen dat ze weer uitstromen. Recentelijk is door de Raad voor Werk en Inko- men nog gewezen op het feit dat de uitvoeringsstructuur er ‘nog niet staat’. Vooral de sa- menwerking op ketenniveau kan op vele fronten worden verbeterd.

(8)

2. Gemeentelijke beleidskeuzes Modernisering van de sociale zekerheid

Het Nederlandse activerende arbeidsmarktbeleid heeft sinds het begin van de jaren negentig drie fasen doorlopen, n.l. (1) de fase van tripartisering, (2) de fase van interne marktwerking en (3) de fase van privatisering1. Daarbij is onder meer de rol van de sociale partners steeds zwakker geworden en is er een beweging in gang gezet van overheveling van beleidsbe- voegdheden en financiële risico’s van rijk naar gemeenten en een privatisering van reïntegra- tiedienstverlening die zelfs voor Europese begrippen ongekend is; een beweging die zijn wet- telijke basis heeft in de Wet Structuur Uitvoering Werk en Inkomen (SUWI: 2002). Een even- zo belangrijk onderdeel van deze omslag is de beperking van de toegang tot de sociale ze- kerheid (Wao, Ww) en het aanspreken van de burger op zijn verantwoordelijkheden en zelf- sturing in de beheersing van risico’s als gevolg van ziekte, arbeidsongeschiktheid en werk- loosheid. Sommigen karakteriseren deze gehele institutionele verandering in de sociale ze- kerheid als een omslag naar ‘liberalisering en zelfsturing’2.

De Wet werk en bijstand (2004) is voorlopig het sluitstuk van deze omslag naar decentralisa- tie en marktwerking. De Wet werk en bijstand (Wwb) plaatst de gemeenten in het brandpunt van de activerende arbeidsmarkt en het sociale zekerheidsbeleid. Zij moet namelijk zorgen voor actief gemeentebeleid om bijstandsgerechtigden te activeren en leiden tot intreden of herintreden op de arbeidsmarkt. Het onderliggende idee hierbij is het beginsel dat iedere Nederlander wordt geacht zelfstandig in zijn bestaan te kunnen voorzien door middel van arbeid. Als dit niet tot de mogelijkheden behoord is het de taak van de gemeente te helpen met het zoeken naar werk. Zolang dit niet succesvol is verleent de gemeente inkomensonder- steuning in de vorm van een uitkering. De Wwb gaat uit van de volgende kernpunten:

o werk boven inkomen;

o beleidsvrijheid voor gemeenten;

o volledige financiële verantwoordelijkheid voor gemeenten;

o reductie van de verantwoordingsverplichtingen van gemeenten naar het Rijk;

o uit- en aanbesteding van reïntegratieactiviteiten naar de private reïntegratiemarkt.

Daarbij is het van meet af aan relevant om te volgen op welke wijze gemeenten met deze veranderingen omgaan en tot welke bijstellingen in beleid en uitvoering de Wwb de komen- de jaren zal gaan leiden. Het is wel goed om te bedenken dat we in de beginfase van deze omslag zitten en dat pas over een paar jaar de effecten goed zichtbaar zullen zijn.

1 Sol, E. (2003). Crisis in de arbeidsvoorziening: een dubbel probleem. In: Bestuurskunde, jrg. 12, nr. 2.; Groot, I. et al. (2002).

Lessen uit de privatisering van reïntegratiediensten, SEO in opdacht van het ministerie van EZ, Amsterdam.

2 Rieken, J. (1999), Liberalisering en zelfsturing: de krijtlijnen voor de sociale zekerheid in de 21ste eeuw, Koninklijke Vermande, Lelystad.

(9)

2.1 De cliënt

Voor welk percentage van het uitkeringsbestand is een Wwb-beschikking afgegeven?

18%

23%

8%

23%

0% 5% 10% 15% 20% 25%

Noord-Nederland Groningen Friesland Drenthe

De gemeenten in Noord-Nederland geven aan dat er voor 18% van het uitkeringsbestand een Wwb-beschikking is afgegeven. Het is opvallend dat dit percentage in Friesland lager ligt (8 %).

Ontwikkeling van het aantal bijstandsgerechtigden in 2004

91 91

100 80

9 9 20

0% 10% 20% 30% 40% 50% 60% 70% 80% 90% 100%

Noord-Nederland Groningen Friesland Drenthe

Toename Gelijk gebleven Afname

Het aantal bijstandscliënten in Noord-Nederland is in 2004 toegenomen in 91% van de ge- meenten. Eenderde van de gemeenten geeft aan dat er een forse toename van het aantal bij- standsgerechtigden heeft plaatsgevonden.

De toename van het aantal bijstandsgerechtigden wordt volgens de gemeenten in Noord- Nederland vooral veroorzaakt door een hogere instroom. Eenderde van de gemeenten signa- leert daarnaast een lagere uitstroom. Kleinere gemeenten signaleren vaker een forse toename van de instroom dan (middel)grote gemeenten.

(10)

De gemeenten geven aan dat 48% van het cliëntenbestand volgens hen niet meer zal uit- stromen naar regulier werk. Vooral kleinere gemeenten verwachten dat een fors deel van het bestand niet meer zal uitstromen.

Wanneer de Noordelijke gemeenten wordt gevraagd waar naar hun idee de verantwoorde- lijkheid voor reïntegratie ligt, dan geven ze aan dat die iets meer bij de cliënt ligt dan bij de overheid.

Gemeenten hebben verschillende instrumenten tot hun beschikking om de instroom in de Wwb te beperken en de uitstroom te vergroten. De gemeenten in Noord-Nederland geven aan dat de vooral de poortwachterfunctie en Workfirst in 2004 hebben bijgedragen aan het beperken van de instroom. Om de uitstroom te vergroten werken volgens de gemeenten vooral (actieve) reïntegratietrajecten, intensief klantmanagement en loonkostensubsidies.

Samengevat blijkt dat in Noord-Nederland in bijna alle gemeenten in 2004 een toename van het aantal bijstandsgerechtigden heeft plaatsgevonden. In de meeste gevallen gaat het dan om een lichte toename (minder dan 5%). Deze toename is vooral te wijten aan een hogere in- stroom in de Wwb. Om deze instroom te beperken hebben volgens de gemeenten vooral de poortwachterfunctie en Workfirst een belangrijke rol, voor vergroten van uitstroom zijn dit vooral reïntegratie, klantmanagement en loonkostensubsidies.

2.2 De invoering van de Wwb in Noord-Nederland

De Wwb kent een invoeringstermijn van twee jaar. Hierbij geldt dat op 1 januari 2005 alle in de Wet verplichte verordeningen door de Gemeenteraad moeten zijn vastgesteld. Tevens moeten op 1 januari 2006 alle bestaande klanten zijn herbeoordeeld met het oog op de Wwb.

In het onderzoek is gebleken dat gemeenten een verschillende invoeringstrategie hanteren die onder meer verband houdt met de eigen typering van de mate van vooruitstrevendheid.

Uit de onderstaande figuur blijkt dat het merendeel van de gemeenten een invoeringstrategie volgt waarbij ze een grondige herziening van het beleid hebben uitgevoerd en nu gaan wer- ken aan de uitvoering. Bijna tien procent van de gemeenten geeft aan ook de herziening van de uitvoering al gedaan te hebben en klaar te zijn voor de komende jaren.

Welke invoeringsstrategie heeft uw gemeente toegepast?

9

40

86 91

100

60

5 9

0% 10% 20% 30% 40% 50% 60% 70% 80% 90% 100%

Noord-Nederland Groningen Friesland Drenthe

grondige herziening beleid en uitvoering alleen grondige herziening beleid alleen het hoogst noodzakelijke

(11)

Voor de invoering van de Wwb waren door het ministerie van Sociale Zaken en Werkgele- genheid en StimulanSZ modelverordeningen beschikbaar gesteld. Deze modelverordeningen zijn door 73% van de gemeenten in Noord-Nederland gebruikt voor het opstellen van de ei- gen verordeningen.

Naast de nieuwe verordeningen die verplicht zijn gesteld door het ministerie bij de invoering van de Wwb hebben de gemeenten de mogelijkheid om zelf beleidsaanpassingen te doen bij op andere terreinen: 86% van de gemeenten in Noord-Nederland heeft aangegeven dit ge- daan te hebben. In de onderstaande figuur is weergegeven op welke terreinen beleidsaanpas- singen hebben plaatsgevonden.

Op welke terreinen heeft uw gemeente naast de verordeningen beleidsaanpassingen gedaan?

13

77 27

14

45

0 20 40 60 80 100

Geen Kinderopvang Scholing en onderwijs Schuldhulpverlening Economie en werkgelegenheid

De gemeenten in Noord-Nederland hebben vooral op het gebied van kinderopvang en eco- nomie en werkgelegenheid beleidsaanpassingen doorgevoerd.

Als gemiddeld rapportcijfer voor de ondersteuning door de Wwb-teams geven de gemeenten in Noord-Nederland een 7,4.

Samengevat blijkt dat gemeenten in Noord-Nederland zich het afgelopen jaar vooral bezig hebben gehouden met de herziening van het bestaande beleid. De herziening van de uitvoe- ring moet in veel gevallen nog gebeuren. Voor de invoering van de Wwb heeft bijna drie- kwart van alle gemeenten modelverordeningen gebruikt. Naast het opstellen van verordenin- gen heeft overgrote meerderheid van gemeenten ook op andere beleidsterreinen aanpassin- gen gedaan, vooral op het gebied van kinderopvang en economie en werkgelegenheid.

2.3 Samenwerking

In deze paragraaf wordt gekeken naar twee belangrijke beleidsstrategieën die met het oog op de Wwb en het lokale en regionale arbeidsmarktbeleid kunnen worden geïdentificeerd: sa- menwerking en integraliteit met andere beleidssectoren.

(12)

Alle gemeenten in Noord-Nederland geven aan samen te werken met andere gemeenten. In de onderstaande grafiek is weer gegeven op welke gebieden deze samenwerking plaats vindt.

Op welke tereinen werkt u samen met andere gemeenten?

23%

5%

59%

73%

91%

0% 20% 40% 60% 80% 100%

Anders Uitwisselen personeel Opstellen reïntegratie

verordeningen Inkoop reïntegratietrajecten In- en uitbesteding van

diensten

Uit de bovenstaande grafiek blijkt dat gemeenten in Noord-Nederland vooral samenwerken op het gebied van in- en uitbesteding van diensten (hiermee wordt bijvoorbeeld sociale re- cherche bedoeld) en inkoop van reïntegratietrajecten. Bij het opstellen van reïntegratieveror- deningen werkt meer dan de helft van de gemeenten samen.

Samenwerking tussen gemeenten vindt vooral plaats om de kwaliteit te verbeteren en om fi- nanciële risico’s te beperken. Voor 9% van de gemeenten is de continuïteit in de bedrijfsvoe- ring de belangrijkste reden om samen te werken.

Om de Wwb goed uit kunnen voeren is het ook mogelijk om met andere organisaties samen te werken.

Percentage gemeenten dat met de actor samenwerkt

14%

45%

59%

68%

95%

73%

73%

96%

96%

100%

0% 20% 40% 60% 80% 100%

Regionale innovatiecentra Branche organisaties Provincie Zorgverzekeraars Regionale Platfoms Arbeidsmarktbeleid UWV Regionale opleidingscentra Wiw- en ID-instelling Wsw-bedrijf CWI

Alle gemeenten in Noord-Nederland geven aan met het CWI samen te werken. Dat is logisch aangezien er een wettelijke verplichting tot samenwerking ligt. Ook met de Wsw- en Wiw- /ID-instellingen en de Regionale Platforms Arbeidsmarktbeleid wordt veel samengewerkt. Uit de bovenstaande grafiek komen een paar opvallende zaken naar voren: zo geeft een kwart

(13)

van de gemeenten aan niet met het UWV samen te werken en werkt 59% samen met de pro- vincie.

Samenwerking met andere partijen vindt op verschillende niveaus plaats. Zo vindt er vooral bestuurlijk overleg plaats met de Wsw-bedrijven, de Wiw- en ID-instellingen en de RPA’s.

Met de andere actoren vindt vooral ad hoc overleg plaats. Het blijkt verder dat er vooral in- formatie-uitwisseling plaats vindt met partijen waarmee ook bestuurlijk overleg wordt ge- voerd. Uitzondering hierop is het CWI, hier vindt in mindere mate bestuurlijk overleg plaats maar wordt wel veelvuldig informatie uitgewisseld.

Financiële relaties zijn er vooral met (semi)overheidsorganisaties. Deze financiële relaties zijn in overgrote meerderheid eenzijdige relaties: er gaat geld van de gemeente naar de andere partij. Het is opvallend dat veel gemeenten aangeven intensiever te zijn gaan samenwerken met andere actoren. De helft van de gemeenten geeft aan dat de samenwerking met het CWI is geïntensiveerd.

Voert u een actief regionaal arbeidsmarktbeleid?

14%

46%

5%

9%

27%

0% 10% 20% 30% 40% 50%

Nee In ontwikkeling Ja, uitsluitend alleen Ja, samen met andere

gemeenten Ja, samen met andere gemeenten en/of andere

partijen

Het is opvallend te noemen dat 60% van de gemeenten aangeeft op dit moment nog geen regionaal arbeidsmarktbeleid te voeren. Als gemeenten wel een regionaal arbeidsmarktbeleid voeren dan doen ze veelal samen met andere gemeenten, het CWI en het bedrijfsleven (o.a.

werkgeversorganisaties).

Uit de onderstaande grafiek komt naar voren dat gemeenten aangeven dat ze in hun regierol op het arbeidsmarktbeleid nog vooral gericht zijn op de uitvoering en in mindere mate op het beleid.

(14)

Hoe zou u uw eigen regierol op het gebied van arbeidsmarktbeleid kernschetsen?

5%

18%

27%

50%

0% 20% 40% 60%

Op beheersing gericht Faciliterend Visionair en sturend Op uitvoering gericht

Er wordt door de gemeenten in Noord-Nederland aangegeven dat zij vinden dat de regierol in het arbeidsmarktbeleid vooral ligt bij het gemeentebestuur in samenwerking met andere partijen. Opvallend is dat 9% van de gemeenten aangeeft dat er binnen het arbeidsmarktbe- leid helemaal geen regie aanwezig is.

Samengevat blijken alle gemeenten in Noord-Nederland onderling veel samen te werken.

Samenwerking vindt vooral plaats op het gebied van in- en uitbesteding van diensten en de inkoop van reïntegratietrajecten. Vooral kwaliteitsverbetering en het beperken van financiële risico’s zijn redenen voor samenwerking.

Naast de samenwerking met gemeenten werken de gemeenten veel samen met andere orga- nisaties. Het betreft hier vooral (semi)overheidsorganisaties als CWI, RPA’s en de instellingen voor gesubsidieerde arbeid. Ook met onderwijsinstellingen en het UWV wordt regelmatig samengewerkt. In deze gevallen is er vaak sprake van bestuurlijk overleg en een eenzijdige financiële relatie (geld van gemeente naar de andere partij). Als er samenwerking plaatsvindt met andere partijen dan betreft dit vaak overleg op een ad hoc basis.

Het is opvallend dat 60% van de gemeenten geen regionaal arbeidsmarktbeleid voert. Als ze dit wel doen dan zijn de gemeenten vooral op uitvoering gericht.

2.4 Bestuur

Binnen de Wwb hebben de gemeenten veel meer verantwoordelijkheid en vrijheid gekregen dan binnen ABW. Hierdoor is er voor het gemeentebestuur en de gemeenteraad een rol weggelegd om een eigen invulling aan de Wwb te geven en sterker te controleren op de uit- komsten. De grotere financiële verantwoordelijkheid die gemeenten hebben gekregen lijkt hierbij een belangrijke drijfveer te zijn.

(15)

Ik ervaar de positie en rol van de gemeenteraad als

23%

27%

17%

20%

32%

36%

33%

20%

41%

36%

33%

60%

5%

17%

0% 10% 20% 30% 40% 50% 60% 70% 80% 90% 100%

Totaal Noord-Nederland Groningen Friesland Drenthe

Zeer sturend en zeer controlerend Weinig sturend , actief controlerend Weinig sturend, weinig controlerend Speelt nauwelijks een rol

Het blijkt dat de gemeenteraden in Noord-Nederland nog niet veel sturen op de invulling van de Wwb. In 23% van de gemeenten heeft de gemeente een zeer sturende en zeer controle- rende rol.

Hoe beoordeelt u uw gemeenteschaal voor een goede invoering van de Wwb

59%

64%

50%

60%

41%

36%

50%

40%

0% 10% 20% 30% 40% 50% 60% 70% 80% 90% 100%

Totaal Noord-Nederland Groningen Friesland Drenthe

Te groot Precies goed Te klein

Van de gemeenten in Noord-Nederland geeft 41% aan de gemeenteschaal te klein te vinden voor een goede invoering van de Wwb. Bij gemeenten met minder dan 40.000 inwoners ligt het percentage hoger (47 %).

Bijna alle gemeenten in Noord-Nederland hebben een lange termijn doelstelling (≥1 jaar) ten aanzien van de Wwb geconcretiseerd, 14% heeft dit voor 1 jaar gedaan, 41% voor twee jaar en 36% voor een langere periode. De (middel)grote gemeenten hebben vaker een lange ter- mijn doelstelling geconcretiseerd.

(16)

Samengevat blijkt dat de gemeenteraden in Noord-Nederland nog weinig sturen op de invul- ling van de Wwb. In 23% van de gemeenten is de raad zeer sturend en zeer controlerend.

Twee vijfde van de gemeenten vindt de gemeenteschaal te klein voor een goede invoering van de Wwb. Tweederde van de gemeenten heeft doelstellingen opgesteld voor een termijn van twee jaar of langer.

2.5 Beleid

In mijn gemeente wordt 'de evenwichtige aandacht voor doelgroepen als volgt ingevuld

86%

0

14%

0% 10% 20% 30% 40% 50% 60% 70% 80% 90% 100%

Prioriteit aan kansrijken en/of nieuwe instroom Prioriteit aan kansarmen

en/of langzitters Even veel aandacht voor

alle doelgroepen

Het blijkt dat de overgrote meerderheid van de gemeenten in Noord-Nederland de prioriteit legt bij kansrijken en/of nieuwe instroom. De overige gemeenten geven aan dat zij geen prio- riteit aan specifieke doelgroepen hebben gegeven en alle groepen evenveel aandacht geven.

Opvallend is dat geen van de gemeenten aangeeft prioriteit te geven aan kansarmen en/of langzitters.

Opvallend is dat gemeenten aangeven dat gemiddeld 34% van de cliënten een ontheffing heeft van de arbeidsplicht.

Gemeenten hebben de vrijheid gekregen eigen beleid te maken rondom de Wwb. In de on- derstaande grafiek is weergegeven in hoeverre gemeenten het beleid hebben aangepast.

Heeft u veranderingen doorgevoerd ten opzichte van de Abw

32%

5%

46%

55%

64%

55%

50%

46%

36%

5%

45%

46%

9%

9%

0% 20% 40% 60% 80% 100%

Toeslagenbeleid Maatregelenbeleid Handhavingsbeleid Terugvorderingsbeleid Verhaalsbeleid

Nee Ja, kleine wijzigingen Ja, grote wijzigingen

(17)

De gemeenten in Noord-Nederland hebben vooral op het gebied van het handhavingsbeleid en maatregelenbeleid bij de invoering van de Wwb grote wijzigingen doorgevoerd. De wij- zigingen die gemeenten doorgevoerd hebben bij het handhavingsbeleid hebben betrekking op de introductie van ‘hoogwaardig handhaven”.

Met name in het verhaalbeleid hebben de gemeenten geen wijzigingen doorgevoerd (55%).

Bij de vormgeving van het Wwb beleid wordt in bijna de helft van de gemeenten in Noord- Nederland de cliëntenorganisatie betrokken in alle fasen van het beleidsproces, 32% van de gemeenten geeft aan dat de cliëntenorganisatie in het geheel niet betrokken is bij de vormge- ving van het beleid. Vooral kleinere gemeenten betrekken de cliëntenorganisatie niet bij de vormgeving van het Wwb beleid.

Wat is het effect van de Wwb op uw minimabeleid?

73%

64%

83%

80%

9%

9%

20%

18%

27%

17%

0% 20% 40% 60% 80% 100%

Totaal Noord-Nederland Groningen Friesland Drenthe

Versoberd Geen Verruimd

Door de invoering van de Wwb is in bijna driekwart van de gemeenten in Noord-Nederland het minimabeleid versoberd. Dit is vooral het geval in (middel)grote gemeenten. Opvallend is dat in meer dan een vijfde van de kleinere gemeenten een verruiming van het minimabeleid heeft plaatsgevonden.

Samengevat blijkt dat 86% van de gemeenten in Noord-Nederland prioriteit geeft aan kans- rijken en/of nieuwe instroom. Daarnaast heeft gemiddeld 34% van de cliënten een ontheffing van de arbeidsplicht. Gemeenten in Noord-Nederland hebben met name bij het maatrege- lenbeleid en het handhavingbeleid grote wijzingen doorgevoerd. Door de invoering van de Wwb is in bijna driekwart van de gemeenten het minimabeleid versoberd, in 18% van de gemeenten is dit verruimd.

2.6 Reïntegratie

De gemeenten in Noord-Nederland geven aan dat zij gemiddeld voor meer dan een derde van het cliëntenbestand een individueel reïntegratietraject inkopen. Een derde van de ingekochte trajecten is een full-service traject.

Verder heeft bijna een kwart van de gemeenten in Noord-Nederland de Wwb aangegrepen om een persoonsgebonden budget mogelijk te maken en meer dan tweederde heeft een premiebe- leid vormgegeven.

(18)

Gemiddelde Minimum Maximum

Aantal ingekochte trajecten 267 22 2000

% individuele reïntegratietrajecten 36% 10% 90%

% full-service trajecten 33% 0% 100%

Staatssecretaris Van Hoof heeft aangegeven binnenkort de Suwi-aanbestedingsregels te laten vervallen. Als dit zou gaan gebeuren dan zal er bij 18% van de gemeenten geen verandering in het uit- en aanbestedingsgedrag optreden, 82% verwacht wel veranderingen in het in- koopgedrag. Tweevijfde van de gemeenten geeft aan dat er dan meer onderhands gegund zal worden aan private reïntegratiebedrijven, bijna eenvijfde geeft aan in dat geval meer zelf uit te gaan voeren en bijna een kwart zegt meer onderhands te gunnen aan publieke reïntegra- tiebedrijven.

Welk effect heeft het wegvallen van de Suwi wetgeving op uw uit- en aanbestedingsgedrag

18%

23%

41%

18%

0% 5% 10% 15% 20% 25% 30% 35% 40% 45%

Meer zelf uitvoeren Meer rechtstreeks gunnen

aan publieke markt Meer rechtstreeks gunnen

aan private markt Geen verandering

Vooral de kleinere en middelgrote gemeenten geven aan in het geval van afschaffing van de Suwi-aanbestedingsregels meer trajecten zelf uit te gaan voeren. De grotere gemeenten geven vooral aan meer trajecten onderhands te gaan gunnen aan private reïntegratiebedrijven.

Dat 82% van de gemeenten het uit- en aanbestedingsgedrag willen gaan wijzigen is opval- lend, aangezien de uitbestedingseisen met alleen de afschaffing van de Suwi- aanbestedingsregels niet veranderen en de aanbestedingsregels vanuit de Europese Unie on- verkort van toepassing zijn.

(19)

Werkt uw gemeente met resultaatfinanciering?

14%

82%

5%

0% 10% 20% 30% 40% 50% 60% 70% 80% 90%

Nee Ja, no cure-less pay Ja, no cure-no pay

Het overgrote deel van de gemeenten in Noord-Nederland geeft aan met resultaatfinanciering te werken. Het gaat hierbij dan met name om “no cure-less pay”. Het is opvallend dat hoe groter de gemeente is hoe vaker er gewerkt wordt met “no cure-less pay”. Het deel van de gemeenten dat aangeeft niet met resultaatfinanciering te werken bestaat volledig uit gemeen- ten met minder dan 40.000 inwoners.

Heeft uw gemeente een workfist aanpak?

18%

14%

23%

46%

0% 5% 10% 15% 20% 25% 30% 35% 40% 45% 50%

Nee Ja, anders Ja, voor nieuwe instroom Ja, voor jongeren

Meer dan 80% van de gemeenten in Noord-Nederland geeft aan een workfirst-aanpak te han- teren. Workfirst blijkt vooral ingezet te worden voor jongeren (46%), verder heeft 23% van de gemeenten een workfirst aanpak voor de nieuwe instroom.

(20)

Welke organisatie voert workfirst uit?

22%

28%

11%

39%

0% 5% 10% 15% 20% 25% 30% 35% 40% 45%

Anders Privaat reintegratiebedrijf WIW-organisatie Sw-bedrijf

Workfirst wordt in 28% van de gevallen uitgevoerd door een privaat reïntegratiebedrijf, 39%

geeft aan dat het Sw-bedrijf Workfirst uitvoert.

Heeft u zicht op het verschil in aanbod, de prijs en kwaliteit van reintegratiebedrijven

5%

9%

18%

27%

17%

55%

46%

67%

60%

18%

17%

40%

23%

0% 20% 40% 60% 80% 100%

Totaal Noord-Nederland Groningen Friesland Drenthe

Nee Nee, onvoldoende zicht Ja, voldoende zicht Ja, goed zicht

Van de gemeenten in Noord-Nederland geeft 23% aan goed zicht te hebben op het verschil in aanbod, de prijs en kwaliteit van de reïntegratiebedrijven, 55% geeft aan hier voldoende zicht op te hebben en 18% geeft aan hier onvoldoende zicht op te hebben. In Noord- Nederland geeft 5% van de gemeenten aan in het geheel geen zicht te hebben op het ver- schil in aanbod, de prijs en kwaliteit van reïntegratiebedrijven.

Bijna tweederde van de gemeenten vindt dat het aanbod van de reïntegratiebedrijven aansluit op de vraag.

(21)

Vindt u de privatisering van de reintegratiemarkt een succes?

64%

64%

67%

60%

27%

36%

17%

20%

9%

17%

20%

0% 20% 40% 60% 80% 100%

Totaal Noord-Nederland Groningen Friesland Drenthe

Nee Ja, in voldoende mate Ja, volledig

Van de gemeenten in Noord-Nederland vindt 64% de privatisering van de reïntegratiemarkt geen succes, 27% vindt de privatisering deels een succes. In Groningen is er geen enkele gemeente die de privatisering van de reïntegratiemarkt als een volledig succes ziet. In de ge- hele regio is 9% van de gemeenten van mening dat de privatisering van de reïntegratiemarkt een volledig succes is.

Samenvattend blijkt dat in Noord-Nederland meer dan een derde van de ingekochte reïnte- gratietrajecten individuele trajecten zijn, eenderde van de trajecten is een full-service traject.

Gemeenten geven aan dat het verdwijnen van de Suwi-aanbestedingsregels er vooral toe zal leiden dat zij meer rechtstreeks gaan aanbesteden aan de private of publieke markt. Daar- naast geeft 18% aan meer zelf te gaan uitvoeren.

Het overgrote deel van de gemeenten werkt met resultaatfinanciering, het betreft hierbij met name “no cure-less pay".

Ruim de helft van de gemeenten in Noord-Nederland werkt met een vorm van Workfirst. Dit wordt met name ingezet voor jongeren en de nieuwe instroom in de Wwb. De uitvoering van Workfirst ligt veelal in handen van SW-bedrijven of reïntegratiebedrijven.

In Noord-Nederland vindt 64% de privatisering van de reïntegratiemarkt geen succes. Onge- veer driekwart van de gemeenten geeft aan voldoende tot goed zicht te hebben op het ver- schil in aanbod, de prijs en kwaliteit van reïntegratiebedrijven.

(22)

2.7 Financiën

Sinds de invoering van de Wwb zijn gemeenten zelf financieel verantwoordelijk geworden voor de uitvoering van de bijstand. Vanuit het ministerie wordt een inkomensdeel en een werkdeel aan de gemeenten verstrekt.

Heeft u in 2004 een tekort of een overschot op uw inkomensdeel gehad?

50%

36%

33%

100%

50%

64%

67%

0% 20% 40% 60% 80% 100%

Totaal Noord-Nederland Groningen Friesland Drenthe

Tekort Overschot

De helft van de gemeenten in Noord-Nederland geeft aan dat zij in 2004 een tekort hebben gehad op het inkomensdeel. In de provincie Drenthe geven alle respondenten aan een tekort op het inkomensdeel te hebben. Het blijkt dat vooral de middelgrote gemeenten vaker een tekort hebben op het inkomensdeel.

Het gemiddelde tekort van de gemeenten op het inkomensdeel bedraagt 5,9% van het be- schikbare budget. In absolute bedragen lopen de tekorten uiteen van €10.000,- tot

€201.464,-.

Het gemiddelde overschot van de gemeenten op het inkomensdeel bedraagt 5,3% van het beschikbare budget. In absolute bedragen lopen de overschotten uiteen van €85.000,- tot

€1.553.000,-.

Bijna driekwart van de gemeenten geeft aan dat een overschot op het inkomensdeel gaat naar activiteiten die gerelateerd zijn aan werk en inkomen. In bijna 14 % van de gemeenten gaat het overschot in de gemeentekas. Dit laatste gebeurt vaker bij kleinere gemeenten.

(23)

Heeft u in 2004 een tekort of een overschot op uw werkdeel gehad?

32%

9%

67%

40%

68%

91%

33%

60%

0% 20% 40% 60% 80% 100%

Totaal Noord-Nederland Groningen Friesland Drenthe

Tekort Overschot

Ruim tweederde van de gemeenten in Noord-Nederland geeft aan in 2004 een overschot te hebben gehad op het werkdeel. In de Provincie Groningen heeft zelfs 91% van de gemeen- ten een overschot op het werkdeel gehad. Vooral de kleinere gemeenten hebben vaker een overschot gehad op het werkdeel.

Het gemiddelde tekort van de gemeenten op het werkdeel bedraagt 4,5% van het beschikba- re budget. In absolute bedragen lopen de tekorten uiteen van €10.000,- tot €2.000.000,-.

Het gemiddelde overschot van de gemeenten op het werkdeel bedraagt 13,3% van het be- schikbare budget. In absolute bedragen lopen de overschotten uiteen van €20.000,- tot

€1.500.000,-.

Heeft u in 2004 een tekort of een overschot op uw Bijzondere Bijstand gehad?

23%

18%

17%

40%

64%

64%

83%

40%

14%

18%

20%

0% 20% 40% 60% 80% 100%

Totaal Noord-Nederland Groningen Friesland Drenthe

Tekort Overschot Geen idee

Van de gemeenten in Noord-Nederland geeft 23% aan in 2004 een tekort gehad te hebben op de Bijzondere Bijstand, 64% geeft aan in 2004 een overschot gehad te hebben. Vooral (middel)grote gemeenten hebben te maken gekregen met een tekort op de Bijzondere Bij- stand.

(24)

Van de gemeenten geeft 14% aan dat zij het fictief budget voor de Bijzondere Bijstand één op één over te zetten naar de Bijzondere Bijstand, 73% geeft aan dat het fictief budget ge- deeltelijk over gaat als Bijzondere Bijstand.

Op welke budgetten heeft uw gemeente een beroep gedaan?

9%

27%

23%

41%

64%

23%

68%

0% 20% 40% 60% 80%

Geen Equal Innovatieregeling Wwb Andere gemeentelijke

budgetten ESF Stimuleringsregeling

samenwerking Stimuleringsregeling

klantmangement

Naast het inkomens- en werkdeel heeft 91% van de gemeenten in Noord-Nederland aan voor de uitvoering van de Wwb gebruik gemaakt van een ander budget. Vooral van de stimule- ringsregeling klantmanagement en ESF is veel gebruik gemaakt.

Er is een relatie tussen de omvang van de gemeente en de gebruikte andere budgetten. Zo doen grotere gemeenten vaker een beroep op ESF, Equal, de innovatieregeling Wwb en an- dere gemeentelijke budgetten. Kleinere gemeenten maken vaker gebruik van de stimulerings- regelingen.

Heeft u vertrouwen in het objectief verdeelmodel om de omvang van de uitgaven te voorspellen?

41%

46%

33%

40%

41%

36%

33%

60%

18%

18%

33%

0% 20% 40% 60% 80% 100%

Totaal Noord-Nederland Groningen Friesland Drenthe

Nee Geen mening Ja

(25)

Ruim tweevijfde van de gemeenten in Noord-Nederland geeft aan geen vertrouwen te heb- ben het objectief verdeelmodel om uitgaven te voorspellen, 18% heeft daar wel vertrouwen in. Respondenten in Noord-Nederland met meer dan 60.000 inwoners geven aan geen ver- trouwen in het objectief verdeelmodel te hebben.

Gemeenten geven aan dat het verdeelmodel niet of nauwelijks inspeelt op de regionale ar- beidsmarktproblematiek en ervaren dit als knelpunt. Ook wordt herhaaldelijk aangegeven dat de invloed van de grote gemeenten (G4) te groot is en problemen oplevert bij kleine gemeen- ten.

De gemeenten in Noord-Nederland verwachten dat het komende jaar het klantenvolume zal stijgen met 6,7%.

Samenvattend blijkt er in Noord-Nederland een verdeeld beeld te bestaan met betrekking tot overschotten en tekorten. De helft van de gemeenten had in 2004 een overschot op het in- komensdeel. Deze overschotten worden vooral besteed aan activiteiten die gerelateerd zijn aan werk en inkomen. Bij kleinere gemeenten wordt een overschot vaker toegevoegd aan de gemeentekas.

Ruim twee derde van de gemeenten in Noord-Nederland geeft aan een overschot te hebben op het werkdeel. Met name de kleinere gemeenten hebben vaker een overschot. Op de bij- zondere bijstand heeft 64% in 2004 een overschot gehad.

Bijna alle gemeenten in Noord-Nederland hebben voor de invoering van de Wwb gebruik gemaakt van speciale budgetten, vooral van de stimuleringsregeling klantmanagement en ESF.

2.8 Bedrijfsvoering

Is uw personeel voldoende gekwalificeerd om de Wwb uit te voeren?

9%

18%

5%

9%

100%

55%

36%

50%

36%

50%

32%

0% 20% 40% 60% 80% 100%

Totaal Noord-Nederland Groningen Friesland Drenthe

Onvoldoende gekwalificeerd en cultuuromslag moet nog Onvoldoende gekwalificeerd, maar juiste instelling Voldoende gekwalificeerd,cultuuromslag moet nog Voldoende gekwalificeerd, cultuuromslag gemaakt

Van de gemeenten in Noord-Nederland geeft 32% aan dat zij personeel hebben dat vol- doende gekwalificeerd is en dat ook de cultuuromslag gemaakt heeft, 55% geeft aan dat het

(26)

personeel voldoende gekwalificeerd is maar dat de cultuuromslag nog gemaakt moet wor- den. In Noord-Nederland vindt 5% van de gemeenten dat het personeel niet voldoende ge- kwalificeerd is, maar wel de juiste instelling heeft en 9% vindt dat het personeel onvoldoen- de gekwalificeerd is en dat de cultuuromslag ook nog gemaakt moet worden.

Hoe zou u de cultuur in uw organisatie kernschetsen?

64%

36%

0% 20% 40% 60%

Gericht op ondersteuning en rechtmatigheid Gericht op activering en

doelmatigheid

Bijna tweederde van de gemeenten in Noord-Nederland geeft aan dat de huidige organisatie- cultuur vooral gericht is op ondersteuning en rechtmatigheid. Dit zijn vooral de kleinere ge- meenten. De andere gemeenten (36%) geven aan dat de organisatiecultuur vooral gericht is op activering en doelmatigheid.

Hoe zijn de administratieve lasten veranderd als gevolg van...

36%

23%

41%

68% 9%

23%

0% 20% 40% 60% 80% 100%

Landelijke wet- en regelgeving Lokale wet- en regelgeving

Toegenomen Gelijk gebleven Verminderd

De invoering van de Wwb heeft er toe geleid dat in 36% van de gemeenten in Noord- Nederland de administratieve lasten zijn toegenomen als gevolg van landelijke wet- en regel- geving, 23% geeft aan dat deze juist afgenomen is.

Als gevolg van lokale wet- en regelgeving zijn bij 23% van de gemeenten in Noord- Nederland de administratieve lasten toegenomen, 9% geeft aan deze juist afgenomen zijn.

Het zijn vooral de kleinere gemeenten die aangeven dat de administratieve lasten zijn toege- nomen als gevolg van lokale wet- en regelgeving.

(27)

Als u terugkijkt naar het afgelopen jaar is de invoering van de Wwb in uw gemeente dan geslaagd?

5%

20%

32%

46%

33%

55%

67%

80%

64%

0% 20% 40% 60% 80% 100%

Totaal Noord-Nederland Groningen Friesland Drenthe

Nee Deels Ja

Bijna tweederde van de gemeenten in Noord-Nederland geeft aan dat de invoering van de Wwb in hun gemeente geslaagd is, 32% vindt deze deels geslaagd. Eenvijfde van de Drentse gemeenten geeft aan dat de invoering niet geslaagd is.

Naast dat de invoering van de Wwb geslaagd is bij de meeste gemeenten geeft 86% van de gemeenten aan dat zij opgewassen zijn tegen de veranderingen die er aan zitten te komen zoals bijvoorbeeld samenwerking en de invoering van de Wet Maatschappelijke Ondersteu- ning.

Vindt u de Wwb een verbetering in vergelijking met oude bijstandswetten?

5%

17%

95%

100%

83%

100%

0% 20% 40% 60% 80% 100%

Totaal Noord-Nederland Groningen Friesland Drenthe

Nee Ja

Vrijwel alle gemeenten in Noord-Nederland vinden de Wwb een verbetering in vergelijking met oude bijstandswetten. In de provincie Groningen en Drenthe is men het meest positief:

alle respondenten vinden de Wwb een verbetering ten opzichte van de oude bijstandswetten.

Samenvattend blijkt dat gemeenten in Noord-Nederland in meerderheid vinden dat zij goed gekwalificeerd personeel hebben, eenderde vindt dat het personeel ook al de benodigde cul- tuuromslag gemaakt heeft. De gemeenten zijn op dit moment vooral gericht op ondersteu- ning en rechtmatigheid.

(28)

De landelijke wet- en regelgeving rondom de Wwb heeft voor 36% van de gemeenten tot een toename van de administratieve lasten geleid. De lokale wet- en regelgeving heeft in 23% van de gemeenten tot een toename van de administratieve lasten geleid.

Bijna tweederde van de gemeenten in Noord-Nederland geeft aan dat de invoering van de Wwb geslaagd is en vrijwel alle gemeenten vinden de Wwb een verbetering in vergelijking met oude bijstandswetten.

(29)

3 Samenvatting De cliënt

In Noord-Nederland blijkt dat in bijna alle gemeenten in 2004 een toename van het aantal bijstandsgerechtigden heeft plaatsgevonden. In de meeste gevallen gaat het dan om een lich- te toename (minder dan 5%). Deze toename is vooral te wijten aan een hogere instroom in de Wwb. Om deze instroom te beperken hebben volgens de gemeenten vooral de poort- wachterfunctie en Workfirst een belangrijke rol, voor vergroten van uitstroom zijn dit vooral reïntegratie, klantmanagement en loonkostensubsidies.

De invoering van de Wwb

Gemeenten in Noord-Nederland hebben zich het afgelopen jaar vooral bezig gehouden met de herziening van het bestaande beleid. De herziening van de uitvoering moet in veel geval- len nog gebeuren. Voor de invoering van de Wwb heeft bijna driekwart van alle gemeenten modelverordeningen gebruikt. Naast het opstellen van verordeningen heeft overgrote meer- derheid van gemeenten ook op andere beleidsterreinen aanpassingen gedaan, vooral op het gebied van kinderopvang en economie en werkgelegenheid.

Samenwerking

Alle gemeenten in Noord-Nederland blijken onderling veel samen te werken. Samenwerking vindt vooral plaats op het gebied van in- en uitbesteding van diensten en de inkoop van reïn- tegratietrajecten. Vooral kwaliteitsverbetering en het beperken van financiële risico’s zijn re- denen voor samenwerking.

Naast de samenwerking met gemeenten werken de gemeenten veel samen met andere orga- nisaties. Het betreft hier vooral (semi)overheidsorganisaties als CWI, RPA’s en de instellingen voor gesubsidieerde arbeid. Ook met onderwijsinstellingen en het UWV wordt regelmatig samengewerkt. In deze gevallen is er vaak sprake van bestuurlijk overleg en een eenzijdige financiële relatie (geld van gemeente naar de andere partij). Als er samenwerking plaatsvindt met andere partijen dan betreft dit vaak overleg op een ad hoc basis.

Het is opvallend dat 60% van de gemeenten geen regionaal arbeidsmarktbeleid voert. Als ze dit wel doen dan zijn de gemeenten vooral op uitvoering gericht.

Bestuur

Gemeenteraden in Noord-Nederland blijken nog weinig te sturen op de invulling van de Wwb. In 23% van de gemeenten is de raad zeer sturend en zeer controlerend. Twee vijfde van de gemeenten vindt de gemeenteschaal te klein voor een goede invoering van de Wwb.

Tweederde van de gemeenten heeft doelstellingen opgesteld voor een termijn van twee jaar of langer.

Beleid

Een meerderheid van de gemeenten in Noord-Nederland (86%) geeft prioriteit aan kansrijken en/of nieuwe instroom. Daarnaast heeft gemiddeld 34% van de cliënten een ontheffing van de arbeidsplicht. Gemeenten in Noord-Nederland hebben met name bij het maatregelenbe- leid en het handhavingsbeleid grote wijzingen doorgevoerd. Door de invoering van de Wwb is in bijna driekwart van de gemeenten het minimabeleid versoberd, in 18% van de gemeen- ten is dit verruimd.

(30)

Reïntegratie

In Noord-Nederland is meer dan eenderde van de ingekochte reïntegratietrajecten een indi- vidueel trajecten, eenderde van de trajecten is een full-service traject.

Gemeenten geven aan dat het verdwijnen van de Suwi-aanbestedingsregels er vooral toe zal leiden dat zij meer rechtstreeks gaan aanbesteden aan de private of publieke markt. Daar- naast geeft 18% aan meer zelf te gaan uitvoeren.

Het overgrote deel van de gemeenten werkt met resultaatfinanciering, het betreft hierbij met name “no cure-less pay".

Ruim de helft van de gemeenten in Noord-Nederland werkt met een vorm van Workfirst. Dit wordt met name ingezet voor jongeren en de nieuwe instroom in de Wwb. De uitvoering van Workfirst ligt veelal in handen van SW-bedrijven of reïntegratiebedrijven.

In Noord-Nederland vindt 64% de privatisering van de reïntegratiemarkt geen succes. Onge- veer driekwart van de gemeenten geeft aan voldoende tot goed zicht te hebben op het ver- schil in aanbod, de prijs en kwaliteit van reïntegratiebedrijven.

Financiën

In Noord-Nederland bestaat een verdeeld beeld met betrekking tot overschotten en tekorten.

De helft van de gemeenten had in 2004 een overschot op het inkomensdeel. Deze overschot- ten worden vooral besteed aan activiteiten die gerelateerd zijn aan werk en inkomen. Bij kleinere gemeenten wordt een overschot vaker toegevoegd aan de gemeentekas.

Ruim tweederde van de gemeenten in Noord-Nederland geeft aan een overschot te hebben op het werkdeel. Met name de kleinere gemeenten hebben vaker een overschot. Op de Bij- zondere Bijstand heeft 64% in 2004 een overschot gehad.

Bijna alle gemeenten in Noord-Nederland hebben voor de invoering van de Wwb gebruik gemaakt van speciale budgetten, vooral van de stimuleringsregeling klantmanagement en ESF.

Bedrijfsvoering

Gemeenten in Noord-Nederland vinden in meerderheid dat zij goed gekwalificeerd perso- neel hebben, eenderde vindt dat het personeel ook al de benodigde cultuuromslag gemaakt heeft. De gemeenten zijn op dit moment vooral gericht op ondersteuning en rechtmatigheid.

De landelijke wet-en regelgeving rondom de Wwb heeft voor 36% van de gemeenten tot een toename van de administratieve lasten geleid. De lokale wet- en regelgeving heeft in 23%

van de gemeenten tot een toename van de administratieve lasten geleid.

Bijna tweederde van de gemeenten in Noord-Nederland geeft aan dat de invoering van de Wwb geslaagd is en vrijwel alle gemeenten vinden de Wwb een verbetering in vergelijking met oude bijstandswetten.

(31)

Bijlage 1 Methodologische verantwoording

Voor de Wwb-verkenning is een kwantitatieve onderzoeksmethode gekozen. Dit betekent dat met behulp van cijfermateriaal uitspraken worden gedaan over de invoering van de Ww

De data zijn verzameld via een schriftelijke vragenlijst en geanalyseerd met behulp van SPSS. In het rapport worden de resultaten per vraag gerapporteerd waarbij soms onderscheid gemaakt wordt tussen provincies. De respondenten die de vraag niet beantwoord hebben, zijn voor de betreffende vragen niet meegenomen. Dit zijn de zogenaamde ''missende waarden'' of ''mis- sing values''. De procentuele verdeling telt niet altijd keurig op tot 100%, door afrondingsver- schillen is het totale percentage soms 99% en soms 101%.

Om de mogelijke invloed van achtergrondkenmerken (bijvoorbeeld gemeentegrootte en de grootte van het cliëntenbestand) te achterhalen is een correlatieanalyse uitgevoerd. Bij een cor- relatieanalyse wordt een indruk verkregen van de samenhang tussen twee variabelen. Een corre- latie (=r) van .30 of hoger (alpha=.01) wordt in het algemeen in de sociale wetenschappen geınterpreteerd als zijnde een verband tussen twee variabelen. Wanneer verbanden zijn gevon- den, en wanneer sprake is van invloed van een achtergrondkenmerk, wordt dit in de rapportage vermeld.

Om te achterhalen of er sprake is van statistisch significante verschillen tussen de gemeenten is een univariate variatieanalyse uitgevoerd. Deze analyse bevat een F-toets; hierbij worden twee hypothesen ten opzichte van elkaar getoetst, namelijk de nul-hypothese en de alternatieve hy- pothese. De formulering is zodanig dat de nul-hypothese geen verschil kent en dat de alterna- tieve hypothese uitgaat van een verschil tussen beide groepen. Wanneer de kans kleiner is dan (alpha =) .01 om de nul-hypothese ten onrechte te verwerpen, kunnen we aannemen dat er sprake is van een verschil tussen de groepen.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Indien een WWB-uitkeringsgerechtigde een tekortschietend besef van verantwoordelijkheid voor de voorziening in het bestaan heeft betoond als bedoeld in artikel 18,

Voor mensen die moeite hebben met lezen en schrijven is veel hulp beschikbaar?. Maar om daarop af te stappen, moet je eerst een drempel

Als een persoon die geen algemene bijstand ontvangt deelneemt aan of heeft deelgenomen aan een voorziening, zijn verplichtingen als bedoeld in artikel 5 van deze verordening

 Proefdraaien: veel gemeenten zijn in of voor 2014 begonnen met het proefdraaien volgens de nieuwe manier van werken. Door middel van pilots werd er veel ‘geoefend’ met de

De rechthebbenden voor wie op 31 december 2012 voor de vaststelling van de toeslag of verlaging van de gehuwdennorm toepassing is gegeven aan artikel 3, 3 e lid

Dit betekent dat belanghebbende (in de situatie zoals hierboven.. Beleidsregel overbruggingsuitkering Wet werk en bijstand Groesbeek Pagina 4 beschreven) tot de eerste betaling

In dit artikel is onder onderdeel a een verlaging opgenomen voor de situatie dat aan de woning voor belanghebbende geen woonkosten zijn verbonden. Het wordt nodeloos ingewikkeld

De toeslag als bedoeld in lid 1 wordt voor een alleenstaande van 22 jaar verlaagd indien hij lagere algemene noodzakelijke kosten van het bestaan heeft dan waarin de bijstandsnorm