• No results found

Hertentamen Respiratie 2

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Hertentamen Respiratie 2 "

Copied!
17
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Hertentamen Respiratie 2

11 juli 2011 Vraag 1

Er zijn drie frequente verwekkers van sinusitis. Welke van onderstaande verwekkers is geen frequente verwekker van sinusitis?

1' Haemophilus influenzae

2) ,Moraxella catarralis

3) Staphylöcoccus aureus 4) Streptococcus pneumoniae Vraag 2

Een kind met laryngitis subglottica heeft last van dyspnoe. Welke van de twee volgende behandelingen zal het snelst de dyspnoeklachten van het kind doen verminderen?

1) salbutamol verneveling (een sympathicomymeticum)

@

budenoside verneveling (een corticosteroid)

Casus (vraag 3 en 4}

Een co-assistent ziet een kind van lO_maanden op de spoedeisende hulp, verwezen door de huisarts vanwege.çiyspnoe. De verpleging heeft het kind alvast laten uitkleden. De co- assistent ziet rhinorroe, tachypnoe en intrekkingen. Hij hoort het kind hoesten. Bij longauscultatie hoort hij een piepend expirium.

Vraag 3

Wat heeft dit kind waarschijnlijk?

1) Astma

2) Atypische pneumonie

@

Bronchiolitis 4) Kinkhoest

5) Lobaire pneumonie Vraag 4

De supervisor van de co-assistent komt meeluisteren en maakt hem erop attent dat er ook

beid~rzijds inspiratoire erepitaties zijn. De supervisor vraagt de co-assistent of deze erepitaties de waarschijnlijkheidsdiagnose doet veranderen. Wat is nu de

waarschijnlijkheidsdiagnose?

1) Astma

2) Atypische pneumonie 3) Bronchiolitis

4) Kinkhoest

5) Lobaire pneumonie

(2)

Hertentamen Respiratie 2

11

juli

2011 Vraag 5

Wat zie je nagenoeg nooit in de eerste levensjaren bij kinderen met cystic fibrosis?

1) geelzucht 2) rectumprolaps 3) slechte groei 4) steatorroe

@ voorhoofdsholteontsteking Vraag 6

Begin van dit jaar was er een milde griepepidemie in Nederland. Welke factor beperkt de verspreiding van het griepvirus niet?

1) Druppelcontactisolatie 2) Handhygiëne

3} Laagdrempelig geven van antibiotica 4) Schoolvakantie

5) Vaccinatie

Vraag 7

Stelling: Hoemophilus influenzae is een belangrijke verwekker bij exacerbaties COPD.

Deze stelling is:

@ juist 2) onjuist Vraag 8

Een 68 jarige patiënt heeft met zijn vrouw een reis naar Egypte gemaakt. Zij zijn net een week terug. De patiënt klaagt over hoofdpijn, hij is wéJi_afwezig en zijn vrouw vindt hem kortademig. De patiënt heeft koorts tot 40 graden en mompelt al kuchend dat hij misselijk is en moet overgeven.

Deze patiënt heeft meest waarschijnlijk een:

1) Chlamydia pneumonia 2) Coxiella burnetii 3) Legionella pneumonia 4) Salmonella enteritis Vraag 9

De huisarts moet bij gebleken Q-koorts besmetting vooral bedacht zijn op ontwikkeling van een chronische Q-koorts wanneer:

1) de patiënt blootstelling aan geiten houdt

}Z

de patiënt ouder is dan 65 jaar

~ de patiënt een hartkleppathologie heeft of ontwikkelt 4) de patiënt bronchiectasieën heeft of ontwikkelt

2

(3)

Hertentamen Respiratie 2

11

juli

2011

Vraag 10

Een 36 jarige vrouw heeft recent een acute sinusitis doorgemaakt. De hoofdpijn en de koorts zijn gezakt, zij houdt echter klachten van hoesten. Wat is de meest waarschijnlijke oorzaak?

1) gewoonte 2) latent astma 3) post nasal drip

4) secundaire bacteriële infectie Vraag 11

Polymerase ehain Reaction (PeR) is een manier om uit zeer kleine hoeveelheden DNA of RNA specifiek een of meer gedeeltes te multipliceren (amplificeren) tot er genoeg van is om het te detecteren. Een gangbare PeR techniek is de reai-time PeR. Bij deze procedure

worden stukjes geamplificeerd DNA/RNA cyclisch gelabeld door middel van fluorophore bindende probes. Er ontstaat een positief signaal indien er DNA of RNA van het virus aanwezig is.

Welk van onderstaande beweringen over res(l!ratoiu yl'cytieel virus is juist?

1) Respiratoir syncytieel virus is een RNA virus. Voorafgaand aan de PeR-amplificatie is een reverse transcriptie-stap nodig die de RNA-sequentie omzet in complementair DNA {cDNA) waarna het cDNA geamplificeerd kan worden voor detectie in de reai- time PeR.

2) Respiratoir syncytieel virus is een DNA virus. Amplificatie van het DNA gebeurt middels cycli van de volgende 3 stappen; denaturatie, hybridizatie en extentie.

3) Respiratoir syncytieel virus is een RNA virus. Amplificatie van het RNA gebeurt middels cycli van de volgende 3 stappen; denaturatie, hybridizatie en extentie.

4) Respiratoir syncytieel virus is een DNA virus. Voorafgaand aan PeR-amplificatie is een reverse transcriptie-stap nodig die de DNA-sequentie omzet in complementair DNA (cDNA) waarna het cDNA geamplificeerd kan worden voor detectie in de reai-time PeR.

Vraag 12

Virussen hebben cellen nodig om zich te kunnen vermeerderen. In het microbiologisch laboratorium kan men diagnostiek doen middels viruskweek op cellijnen. Als

patiëntmateriaal een virus bevat, gaat na enkele dagen Incubatie van het materiaal op een cellijn de cellaag veranderen. Dit noemen wij cytopathologisch effect {&f~. Elk virus heeft een specifiek ePE. Welk specifiekePEwordt gezien bij Enterovirus? r O!l,.c:a.-..

JJ

Afgeronde cellen

CiY

Reuzencellen 3) Syncitlum vorming

(4)

Hertentamen Respiratie 2 11 juli 2011

Vraag 13

Bij een groep patiënten met verminderde afweer wil men na griepvaccinatie de

antistofresponse meten als maat van bescherming. Een goede antistof response moet een viervoudige titerstijging laten zien. Welke bepaling is hiervoor het meest geschikt?

1) lgG-ELISA

2) Hemagglutinatie inhibitie test 3) Complement bindings reactie 4) Antigeen test

Vraag 14

Het grootste probleem bij de behandeling van tuberculose is de lange behandelduur en daarmee de therapietrouw. Wat is het gevaar van onvoldoende therapietrouw en daardoor suboptimale behandeling?

1) Een grotere kans op een recidief

2) Een grotere kans op het ontstaan van resistentie

3) Een grotere kans op recidief en een grotere kans op ontstaan van resistentie Vraag 15

Mycobacterium tuberculosis veroorzaakt in de long een granulomateuze, necrotiserende ontsteking. Dit wordt geregeld door een complex samenspel van cellen en moleculen. Welke van onderstaande cellen en moleculen spelen een rol bij deze ontsteking?

1) T cellen, alveolaire macrofagen, interferon

v

en TN Fa 2) B cellen, alveolaire macrofagen, interferonven TNFa 3) B cellen, granulocyten, interferonven TNFa

4). T cellen, B cellen, interleukine 12 en TNFa Vraag 16

Een patiënt met een latente tuberculose infectie ontwikkelt na een bepaalde tijd een actieve caverneuze longtuberculose. Hoe lang duurt een dergelijk ontstaansproces?

1) Dit proces kan dagen tot weken duren 2) Dit proces kan maanden tot jaren duren Vraag 17

Wat heeft een longarts naast de anamnese, het lichamelijk onderzoek, een ECG en een röntgenfoto nodig om een diagnose pericarditis tuberculosa te stellen?

Û)

Echocardiogram en eventueel een pericardpunctie 2) Hartcatheterisatie

3) Sputumkweken

4) De bepaling van I-alanine

...

(5)

Hertentamen Respiratie 2 11 juli 2011

Vraag 18

Een tuberculose kweek heeft veel voordelen ten opzichte van het verrichten van alleen een Ziehl Neelsen kleuring. Welke van de volgende beweringen over kweek is onjuist?

1) Het verkrijgen van kweekmateriaal maakt het testen van de gevoeligheid voor antibiotica mogelijk.

2) Een kweek differentieert tussen Mycobacterium tuberculose en Non Tuberculueze Mycobacterieën

3) Een kweek is sensitiever dan een Ziehl Neelsen kleuring voor de diagnose tuberculose.

4) Een kweek, zeker de kweken in vloeibare media, kan sneller de testuitslag geven dan een Ziehl Neelsen kleuring.

Vraag 19

Een 23 jarige onderwijzeres is recent gediagnosticeerd met actieve tuberculose. Ze is erg bezorgd over het risico op besmetting van de kinderen in haar klas. Ze geeft les in _een klein, slecht geventileerd klaslokaal. Welke van onderstaande mogelijkheden geeft geen grotere kans op besmetting van de kinderen?

1) Veel hoestklachten

2) Positieve sputum Ziehl Neelsen kleuring 3) Caviterende laesies op de X-thorax 4) Cervicale lymfadenapathie

Vraag 20

De tuberculosezorg in het ziekenhuis wordt opnieuw vorm gegeven zodat vooral de patiënt centraal staat. Welke van onderstaande opties zou daarbij geen goede keuze voor optimale tuberculosetherapie zijn?

1) De patiënt beslist welke medicatie hij zal gaan nemen: dit past in zogenaamde geïndividualiseerde therapieregimes.

2) De wensen van patiënt worden geëxploreerd om te kijken in hoeverre deze kunnen bijdragen aan de therapie-compliantie.

3) Bevorderen van arts-patiënt relaties die gebaseerd zijn op wederzijds respect en een gedeelde verantwoordelijkheid om gezamenlijk het doel (het succesvol afronden van de therapie) te bereiken.

4) Aanmoedigen van zelfmanagement door educatie en ondersteuning die is afgestemd op het individu en rekening houdt met de culturele achtergrond van de patiënt.

Vraag 21

Bij bepaalde groepen personen komt actieve tuberculose vaker voor. Behoort de groep van astma patiënten tot de risicogroepen op het ontwikkelen van actieve tuberculose?

1) Ja 2) Nee

(6)

Hertentamen Respiratie 2

11 juli 2011

Casus (vraag 22 t/m 25}

Een 60-jarige man presenteert zich met klachten van toenemende dyspnoe bij inspanning.

Hij heeft een 40 pack-years gerookt en is gepensioneerd na een loopbaan als aannemer.

Zijn longfunctietesten zijn als volgt:

Pre-bronchusverwijder (BD)

Test Gemeten Voorspeld

FVC (L) 1.89 4.58

FEV 1 (L) 0.89 3.60 FEV 1

I

FVC (%) 47 79

RV (L) 5.72 2.31

TLC (L) 7.51 6.41

RVI TLC (%) 76 37

TLCO (ml/minlkPa) 4.6 7.4

Zijn flow volume lussen zijn als volgt:

(Flow op Y-as, volume op x-as)

r

-8.

~10

% van voorspeld

41 25

248 117

62

Pre

I

Post

Post-BD

Gemeten Verandering in%

3.69 96

1.89 112

(7)

Herte ntamen Respiratie 2

11

juli

2011

Vraag 22

Deze 60-jarige man heeft:

1) Een normale longfunctie 2) Een obstructieve longfunctie 3) Een restrictieve longfunctie

4) Een gecombineerde obstructieve en restrictieve longfunctie Vraag 23

Is bij deze patiënt sprake van reversibiliteit?

1) Ja, want de FEV1 en de FVC zijn na medicatie boven de voorspelde waarde 2) Ja, want de FEV1 en de FVC verbeteren meer dan 200 mi en 12% na medicatie 3) Nee, want de FVC is na medicatie nog altijd minder dan voorspeld

4) Nee, want de FEV1 is na medicatie nog altijd minder dan voorspeld Vraag 24

Zoals zichtbaar in de tabel heeft deze man tevens een flink verhoogde TLC en RV. Wat is hiervan de meest waarschijnlijke oorzaak zijn?

1) Air-trapping (((gevangen lucht") 2) Diffusiestoornis

3) Verminderde ademhalingsspierkracht 4) Vochtophoping in de longen

Vraag 25

De diffusiecapaciteit is bij deze man 62% van normaal. Wat is geen oorzaak van een verlaagde diffusie?

1) Anemie

2) Fibrotisering van het longweefsel 3) Longoedeem

4) Polyglobulie Vraag 26

Een 24-jarige vrouw wordt onwel in het bijzijn van enkele omstanders. De medici zijn geroepen en bij hun aankomst heeft deze vrouw een zuurstofsaturatie van 88% Ze wordt naar de spoedeisende hulp gebracht en daar wordt een arteriele bloedgas (zonder extra zuurstof) genomen dat de volgende waarden heeft:

• pH 7.25

• PaC02 7.98 kPa

• Pa02 8.6 kPa

• HC03 26 mEq/L

• Base Excess 1

(8)

Hertentamen Respiratie 2 11

juli

2011

Hoe noemen we deze zuur-base status?

-1) Primaire metabole acidose met respiratoire compensatie 2) Primaire respiratoire acidose met metabole compensatie RPrimaire metabole acidose zonder compensatie

~Primaire respiratoire acidose zonder compensatie

Casus (vraag 27 t/m 30}:

Een huisarts ziet een dame van 19 jaar voor de eerste keer wegens hoesten en piepende ademhaling gedurende 5 dagen. Dergelijke episodes heeft zij bij navragen het laatste jaar driemaal gehad. Bij lichamelijk onderzoek is er sprake van kortademigheid en piepend expirium.

Vraag 27

Wat is de waarschijnlijksdiagnose bij deze vrouw?

1) Virale luchtweginfectie 2) Longembolieën

3) Hyperventilatie 4) Astma

Vraag 28

De huisarts besluit een proefbehandeling in te stellen met inhalatiemedicatie.

Wat is de juiste toedieningsmethode voor de medicatie van deze patiënte?

1) Een dosisaerosol met voorzetkamer met mond-neus masker 2) Een jetvernevelaar

3) Een droogpoederinhalator

Vraag 29

De vrouw vertelt de arts dat zij een huisstofmijtallergie heeft. Er wordt een allergietest gedaan d.m.v. bepaling van specifiek lgE tegen verschillende allergenen in het serum. De uitslag is negatief voor alle geteste allergenen. Wat vertelt de arts tegen patiënte?

. 1) De testuitslag laat zien dat U niet allergisch bent

@

Ondanks de negatieve testuitslag kan het zijn dat u toch allergisch bent, we wachten .- het beloop af

3) , Ondanks de negatieve testuitslag moeten uitgebreide saneringsmaatregelen genomen worden

4) We doen nu een huidallergietest want die is veel gevoeliger dan bloedonderzoek

Vraag 30

De partner van patiënte dringt aan op het maken van een thoraxfoto. Heeft het maken van een thorax foto in dit diagnostische proces een plek?

1)

ja 2) nee

(9)

Hertentamen Respiratie 2 11 juli 2011

Vraag 31

Wat is het meeste kenmerkende van astma in een longfunctieonderzoek?

1) Afgenomen diffusie 2) Reversibiliteit van FEV1

3) Toegenomen totale longcapaciteit (TLC) 4) Toegenomen piekflow

Vraag 32

Welke van onderstaande beweringen over COPD is niet waar?

1) De prevalentie van COPD wordt onderschat

2) Bij vroege opsporing kan COPD goed behandeld en genezen worden 3) COPD komt (nog) vaker voor bij mannen dan bij vrouwen

4) Erfelijke en omgevingsfactoren spelen beide een rol in de pathogenese van COPD Vraag 33

Welke van de onderstaande componenten spelen geen rol in het pathofysiologisch mechanisme bij COPD?

1) Hypertrofie van de mucussecernerende cellen, ontstekingsinfiltraat met CD8+

lymfocyten en neutrofielen.

J)

Hypertrofie van de mucussecernerende cellen en fibrosering van de bronchuswand

(1}

Toename van bronchiaal glad spierweefsel, ontstekingsinfiltraat met eosinofielen.

4) Toename van bronchiaal glad spierweefsel en hypertrofie van de mucussecernerende cellen.

Vraag 34

Wat is bij COPD patiënten een indicatie voor het geven van inhalatie corticosteroïden?

1) Afgenomen inspanningsvermogen 2) Frequente exacerbaties

3) Preventie van pulmonale hypertensie 4) Snelle achteruitgang in de longfunctie

Casus (vraag 35 en 36}

Bij een 50-jarige vrouw met COPD GOLD 111 is sprake van toename van haar

kortademigheidsklachten. Zij slaapt slecht door de kortademigheid. Zij heeft een verminderd inspanningsvermogen en moeite met werk/huishouden/persoonlijke verzorging ten gevolge van de kortademigheid. Er is een toename van hoesten met opgeven van wit sputum. Geen koorts. Een week eerder was zij neusverkouden.

(10)

Hertent5J.men Respiratie 2 11 juli 2011

Vraag 35

Hoe behandelt U deze exacerbatie COPD?

1) Met een antibioticum maar zonder luchtwegverwijders 2) Met een antibioticum en luchtwegverwijders

~ Met alleen luchtwegverwijders

~Met een prednison stootkuur en luchtwegverwijders Vraag 36

De afgenomen inspanningscapaciteit bij deze COPD patiënte is waarschijnlijk het gevolg van een ventilatoire beperkingen/of een zuurstofopname probleem. Welk van onderstaande beweringen is waar?

1) Door haar afgenomen VC bereikt zij tijdens inspanning haar maximale ventilatoire capaciteit

2) Door haar afgenomen TLC bereikt zij tijdens inspanning haar maximale ventilatoire capaciteit

3) Door haar afgenomen FEV1 en diffusiecapaciteit bereikt zij tijdens inspanning haar maximale ventilatoire capaciteit en ontstaat een zuurstof tekort

4) Door haar afgenomen TLC en diffusiecapaciteit bereikt zij tijdens inspanning haar maximale ventilatoire capaciteit en ontstaat een zuurstof tekort

Casus (vraag 37 en 38}

U ziet een 38 jarige vrouw in verband met_koorts, vermoeidheid en dyspnoe d'effort. Op de X-thorax zijn vergrote hili zichtbaar met iQt~r~titiële afwijkingen. Op grond van het klinisch beeld en de

X-th~ ver~oedt

u sarcoïdose.

Vraag 37

Om welk stadium sarcoïdose gaat het in bovenstaande casus?

1) stadium 1 2) stadium 2 3) stadium 3 4) stadium 4 Vraag 38

Deze 38 jarige dame met sarcoïdose blijkt een normale longfunctiecapaciteit te hebben. Ook.

zijn er geen aanwijzingen voor betrokkenheid van andere organen en is het calcium normaal.

I;; er nu een indicatie om deze patiënte te behandelen met corticosteroïden?

~)Ja

@}Jee

(11)

Hertentamen Respiratie 2 11 juli 2011

lv

Vraag 39

Een 25 jarige vrouw meldt zich op de spoedeisende hulp met toenemende ~ortademig~_i.Q,

wisselende koQ.rts_pleken en_alg~b.~ malaise Tijdens een recente vakantie in Nederland viel het haar op dat ze zich juist prima voelde, maar kort na thuiskomst werd ze weer ziek, net als voor haar vakantie. Ze heeft een blanco voorg~schiedenis er) gebruikt geen meç!icatie. Op de X-thorax ziet u kleine nodulaire ve'7dichtingen beiderzijds .

...-....-...--..-

--

.

Wat is op dit moment de belangrijkste vraag die de arts haar nog moet stellen om de oorzaak van haar klachten te achterhalen?

1) Of ze thuis vogels heeft?

2) Of er meer zieken zijn in haar omgeving?

3) Of ze recent antibiotica gehad heeft?

4) Of ze rookt?

Vraag 40

Bij welke van onderstaande aandoeningen bestaat de kans op het krijgen van een interstitieellongbeeld?

1}

2

1 Astma bronchiale

W

Astma cardiale ) \

~

3) Bronchitis

4) Pleurale asbestose

Casus (vraag 41 en 42}

Mevr Klaassen is een dame van 65 jaar die naar de longarts wordt verwezen ivm dyspnoe d'effort klachten. Er is geen hoest en geen koorts. Mevr is 1,65 m lang en weegt 89 kilogram.

Zij heeft tevens een hypertensie en gebruikt daarvoor hydrochloorthiazide 1 dd 25 mg. Zij heeft in haar leven 15 jaar gerookt,maar is nu gestopt. Bij lichamelijk onderzoek vindt u beiderzijds han.dbreed crepiteren. Er is geen enkeloedeem.

Vraag 41

Wat is de meest waarschijnlijke diagnose?

@

decompensatio cordis

\\:z...

2) latent astma

/ ._} . 3) lymfangitis carcinomatosa

4) . pneumonie

(12)

Hertel)tamen Respiratie 2 11 juli 2011

Vraag 42

De thoraxfoto van mevr Klaassen laat beiderzijds versterkte tekening zien. De hili zijn normaal en het hart is licht vergroot. Het pro-BNP is normaal. Het ECG vertoont geen afwijkingen. Mevr Klaassen heeft last van gewrichtskiachten en moeheid. Welk aanvullend onderzoek is nu het eerst aangewezen om verder te komen in de diagnostiek?

1) bronchoscopie 2) echo cor

3) fietsergometrie 4) HRCT scan Vraag 43

Stelling: Hypersensitivity pneumonitis (ook wel extrinsiek allergische alveolitis) is een vorm van interstitiële longziekten waarbij een allergische respons type I een rol speelt.

Deze stelling is 1) juist 2) onjuist Vraag 44

Een 58 jarige vrouw heeft sinds twee maanden last van progressieve kortademigheid en pijn in de rechter flank. Zij heeft geen koorts, hoest niet en heeft nooit gerookt. De eetlust is verminderd en zij is in de laatste maanden onbedoeld 3 kg afgevallen. Zij werkt als

secretaresse bij een aannemersbedrijf. Bij lichamelijk onderzoek is er gedempte percussie rechts basaal met verminderd ademgeruis rechts.

Wat is de meest waarschijnlijke diagnose?

1) Longkanker 2) Mesothelioom 3) Pneumonie

4) Restrictie op basis van hoogstand diafragma rechts Vraag 45

De artsen bespreken de behandelingsmogelijkheden voor een patiënt met stadium IV niet- kleincellig longcarcinoom en pleuritis carcinomatosa. Wat behoort niet tot het

behandeldoel?

1) Afname pijn en dyspnoe 2) Afname pleuravocht 3) Levensverlenging

4) Verbetering kwaliteit van leven

(13)

Hert~ntamen

Respiratie 2 11 juli 2011

~raag 46

Een 45 jarige vrou v meldt zich met een gestuwd gelaat en oedemateuze handen op basis van een vena cava superior syndroom. Op CT thorax wordt een ruimte-innemend proces gezien met compressie op de vena cava superior. Waar is dit ruimte-innemend proces gelokaliseerd?

1) rechter bovenkwab 2} rechter onderkwab 3) linker bovenkwab 4) linker onderkwab

Vraag 47

De prognose van het kleincellig longcarcinoom is afhankelijk van het stadium van de ziekte en daarmee samenhangende behandelplan. Wat is de mediane overleving van patiënten met een kleincellig longcarcinoom, in het stadium extensive disease, die niet behandeld worden?

1) 2 weken 2) 6 weken 3) 6 maanden 4) 12 maanden

Vraag 48

Stelling: De meest gebruikte behandeling voor patiënten met een lokaal gevorderd maligne mesothelioom is een combinatie van verschillende chemotherapeutica.

Deze_stelling is:

ÛJ/

Juist

2) Onjuist

Vraag 49

Stelling: Blootstelling aan asbest komt alleen voor in de industrie

Deze stelling is:

1) Juist 2) Onjuist

Casus (vraag 50 t/m 52}

Een 60 jarige man heeft een centraal gelegen plaveiselcelcarcinoom van 4cm groot in de rechter hoofdbronchus op 1,5 cm afstand van de hoofdcarina. Op de PET is alleen de tumor PET positief.

(14)

Hertentamen Respiratie 2 11 juli 2011

I

vraag 50

Welke bewering met betrekking tot mediastinale diagnostiek in bovenstaande casus is juist?

1) Mediastinale diagnostiek is niet nodig als de PET scan geen FDG opname laat zien in het mediastinum.

\__ 2) Mediastinale diagnostiek is wel nodig aangezien de PET scan onbetrouwbaar is voor beoordeling van het mediastinum bij een centrale tumor.

Vraag 51

Stelling: Het cTNM stadium in bovenstaande casus luidt: cT2aNOMO

Deze stelling is:

)"i

CJ / " \

) ; {juist /".

~ ll::::-

@ onjuist

Vraag 52

~

/

Bovengenoemde 60-jarige man heeft na uitvoerig onderzoek een pneumectomie ondergaan.

De operatie is ongecompliceerd verlopen en er is geen sprake van belangrijke comorbiditeit behoudens een licht COPD. Het pathologisch stadium na de operatie luidt pT3NlMO. De snijvlakken zijn vrij, de tumor is volledig verwijderd.

Welke bewering is nu juist?

1) Patiënt is klaar met de behandeling en wordt vervolgd op de polikliniek.

0 / Er is een indicatie voor adjuvante chemotherapie.

3) Er is een indicatie voor adjuvante radiotherapie.

Vraag 53

Stelling: In een normale fysiologische situatie is de druk in de pleuraholte lager dan de alveolaire druk.

Deze stelling is:

1} juist 2} onjuist Vraag 54

Stelling: Bij de behandeling van een pneumothorax dient er altijd een invasieve vorm van luchtdrainage plaats te vinden.

Deze stelling is:

1} juist 2} onjuist

(15)

HertentamEn

R~~iratie

2 11 juli 2011

Vrqag SS

Stellinç;: =-o· E'"S ~ebben een grotere kans op het krijgen van een 'spontane' pneumothorax.

Dezes:: -g :.S:

-

~'- ~

2) C:'~uist

Vraag 56

Wat is de gemiddelde leeftijd bij optreden van een primaire spontane pneumothorax?

:) 15-25 jaar

j),

25-35 jaar

3) 35-45 jaar - \ {

~

4) 45-55 jaar

Vraag 57

Wat is de kans op een recidief spontane pneumothorax na talkage?

1) 0-1%

2) 5-15%

3) 20-40%

4) > 50%

Vraag 58

Wat is geen bekende oorzaak van een secundaire pneumothorax?

1) COPD

@

Idiopathische pulmonale hypertensie 3) Lymfangioleiomyomatose

4) Syndroom van Marfan Vraag 59

Pulmonale hypertensie wordt gedefinieerd als een gemiddelde druk van> 25 mmHg in:

1) de arteria pulmonalis in rust

2) de arteria pulmonalis bij inspanning 3) de vena pulmonalis in rust

4) de vena pulmonalis bij inspanning Vraag 60

De 2-jaarsoverleving bij een onbehandelde pulmonale hypertensie met een gemiddelde druk van >50 mm Hg in rust bedraagt:

1) <10%

\ 2)) 15-25%

"3)

30-50%

4) >50%

-

(16)

/

Her..z---=--~

--=spiratie 2 11 juli 2011

- _ -== -s

cofactor voor het krijgen van een longembolie?

_ ~edrust

• .. laligniteit rtoken

.!. Zwangerschap

~ag62

5:elling: Het risico op longembolie neemt toe naarmate de diepe veneuze trombose in het oeen hoger (meer proximaal} zit.

Dez~ stelling is:

~ Juist

2} Onjuist Vraag 63

In welke van onderstaande situaties zal D-dimeer normaal (niet-verhoogd} zijn?

1) ernstige verwondingen

® artfalen - \ \

S

~ fectie

4) post-operatief Vraag 64

Welke van de onderstaande afwijkingen bij een ECHO van het hart is het minst waarschijnlijk bij ernstige centrale longembolieën?

(Î);Pulmonalisklep stenose 2) septurndeviatie

3) tricuspidalis insufficientie 4) verhoogde rechteratriumdruk Vraag 65

De klinische beslisregel van Wells zijn onbetrouwbaar bij zwangeren. Welke stelling met betrekking tot de d-dimeer is juist?

1) tijdens het eerste trimester is de d-dimeer betrouwbaar, tijdens het tweede en derde trimester is de d-dimeer niet betrouwbaar

2) tijdens het eerste en het tweede trimester is de d-dimeer betrouwbaar 3) tijderis het tweede en derde trimester is de d-dimeer betrouwbaar

~gedurende de gehele zwangerschap is de d-dimeer niet betrouwbaar

(17)

He: ..z:::.::=:=.=- Resp iratie 2

11

juli

2011

= _

~~ltatie van de thorax kan bij verschillende aandoeningen verzwakt ademgeruis

=--::ord worden. Wanneer wordt dit verzwakte ademgeruis niet gehoord?

:) Bij afgesloten bronchus 2) Bij longemfyseem 3) Bij pneumothorax 4) Bij adipositas

5) Bij milde astma exacerbatie Vraag 67

Een inspiratoire stridor duidt op:

1) een exacerbatie astma 2) longemfyseem

l2lJ

een hoge extrathoracale obstructie 4) een pneumonie

Vraag 68

Een 65 jarige patiënt met 40 jaren nicotine abusus, meldt zich op de huisartsenpost met sinds 5 dagen kortademigheid in rust en bij inspanning, hoesten met opgeven van geel . sputum. De klachten zijn begonnen na een verkoudheid. Het gewicht is stabiel. De

temperatuur is subfebrieL De huisarts denkt aan een exacerbatie COPD.

Bij auscultatie van de thorax van deze patiënt wordt beiderzijds vesiculair ademgeruis gehoord. Het meest waarschijnlijk is dit ademgruis gekenmerkt door:

1) normale luidheid en lengte van het expirium 2) normale luidheid en pleurawrijven

3). licht afgenomen luidheid en inspiratoir ronchi {piepen)

~licht

afgenomen luidheid, verlengd expirium, en expiratoire ronchi {piepen en brommen)

-

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Door de benauwdheid die u ervaart een cijfer te geven, krijgen artsen en verpleegkundigen een goed inzicht in uw benauwdheid.. Of het bijvoorbeeld minder erg of juist

Groen: je kind heeft een normale kleur, misschien door de koorts iets roder dan normaal.. Signaal 2: Gedrag van

Wanneer uw kind een koortsstuip heeft, is het belangrijk bij uw kind te blijven en te zorgen dat hij of zij zich niet kan bezeren.. Bel anders de huisarts, die u zo nodig verwijst

Taal actief • Instaplessen spelling • groep 5 • © Malmberg

Taal actief • Instaplessen spelling • groep 5 • © Malmberg

Vanuit mijn eigen ervaring als trainer voor internal auditors, de ervaringen van collegatrainers met trainingen aan externe accountants en de evaluatie van de training vanuit de NBA,

Op de ontwerp-instemmingsbesluiten zijn in totaal 31 zienswijzen binnengekomen (waarvan 29 uniek) en 7 reacties

[r]