Vraag nr. 176 van 3 juni 1996
van de heer PIETER HUYBRECHTS Baggeropleiding – Initiatieven
De Vlaamse baggerindustrie bekleedt op wereldvlak de tweede plaats, na Nederland, dat als traditioneel zee-vaartland al veel langer in die sector georganiseerd is en op een betere samenwerking met de overheid kan rekenen. Nochtans scoort de Vlaamse baggerindustrie internationaal zeer goed. De baggergroepen DEME en Jan de Nul zijn samen goed voor een exportomzet van ongeveer 25 miljard frank per jaar.
Een "baggeropleiding" bestaat in ons land echter niet, in tegenstelling met Nederland, waar dat allemaal door de overheid zeer goed georganiseerd is.
Heeft de Vlaamse regering reeds initiatieven genomen om in een dergelijke opleiding te voorzien ?
Antwoord
1. Aan het Provinciaal Maritiem Instituut West-Vlaanderen, met vestigingsplaatsen in Oostende en Knokke-Heist, wordt op het niveau van de tweede en derde graad van het secundair onderwijs een stu-dierichting "motoren"georganiseerd, die leerlingen onder meer naar de baggerindustrie opleidt.
2. De limitatieve lijsten van toegelaten benamingen van studierichtingen zijn reglementair vastgelegd. Elke door een inrichtende macht of representatieve vereniging van inrichtende machten voorgestelde nieuwe benaming maakt het voorwerp uit van een advies door de Onderwijsraad, gevolgd door een ministeriële beslissing. Aangezien het onderwijsbe-leid is gericht naar een transparant en gereduceerd aanbod van studierichtingen, zal een nieuwe bena-ming slechts onder uitzonderlijke en zeer gefun-deerde omstandigheden (bv. technologische evolu-ties in een bepaalde sector) worden aanvaard. Bovendien ligt de klemtoon op de polyvalentie van de studierichtingen : het opleiden tot één specifiek beroep is geen opdracht van het secundair onder-wijs.
3. Ingevolge het decreet van 16 april 1996 geldt onder meer voor het voltijds secundair een tijdelijke pro-grammatiebeperking. Dit betekent dat gedurende de schooljaren 1996-1997 en 1997-1998 programma-ties slechts onder strikte voorwaarden zijn toegela-ten en dat alleszins geen nieuwe benamingen, zoals hierboven bedoeld, kunnen worden ingevoerd.