• No results found

Vraag nr. 131 van 13 juni 2001 van de heer GILBERT VANLEENHOVE

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Vraag nr. 131 van 13 juni 2001 van de heer GILBERT VANLEENHOVE"

Copied!
2
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Vraag nr. 131 van 13 juni 2001

van de heer GILBERT VANLEENHOVE Organisatie van het schooljaar – Wijzigingen De reglementering m.b. t . de organisatie van het schooljaar strekt ertoe de beschikbare lestijd opti-maal te benutten.

Elk jaar opnieuw wordt vastgesteld dat in verband hiermee in sommige secundaire scholen nogal wat verwarring en onwetendheid heerst.

1. Hoeveel lesdagen mogen per schooljaar aan evaluatie worden besteed ?

2. Wat wordt hierbij onder "evaluatie" verstaan ? Zijn bijvoorbeeld de grote schriftelijke beurten (SB's) die een volledig lesuur in beslag nemen, daarin begrepen ?

3. Hoeveel deliberatiedagen mogen er maximaal worden gepland ?

Telt de namiddag na het laatste examen mee als deliberatiedag ?

4. Hoelang moet een schoolactiviteit duren om als schooldag te kunnen meetellen ?

Valt het indienen van schoolboeken op het einde van het schooljaar hier ook onder ? 5. Werden er in het aangekondigde nieuwe besluit

van de Vlaamse regering houdende de organisa-tie van het schooljaar in het secundair onderwijs grondige wijzigingen opgenomen ten opzichte van de huidige reglementering inzake de in voorgaande vragen vermelde aangelegenheden ?

Antwoord

Het besluit van de Vlaamse regering betreffende de organisatie van het schooljaar in het secundair onderwijs zal eerlang definitief worden goedge-k e u r d . Teneinde het volgend schooljaar zo goed mogelijk te kunnen voorbereiden en de nodige in-formatie aan personeel en onderwijsgebruikers te kunnen verstrekken, werd de inhoud van bedoeld besluit in de vorm van een voorlopige mededeling op 12 juni 2001 aan scholen en schoolbesturen ver-s t u u r d . Wat de concrete vraagver-stelling van de Vlaamse volksvertegenwoordiger betreft, kan het volgende worden gesteld.

1. Per schooljaar mogen maximum dertig volledi-ge (= 60 halve) davolledi-gen aan evaluatie worden be-s t e e d . Voor be-scholen die werken met een be-sybe-steem van permanente evaluatie enerzijds en voor de opleidingsvormen 1, 2 en 3 van het buitenge-woon secundair onderwijs anderzijds bedraagt het maximum negen volledige (= 18 halve) d a g e n . Rekening houdende met de specificiteit van het deeltijds beroepssecundair onderwijs én van de doelgroep, wordt in deze vorm van on-derwijs geen maximum bepaald.

2. Onder "evaluatie" wordt verstaan :

a) de organisatie van vooraf aangekondigde examens of proeven over grotere leerstofge-h e l e n . Meestal beleerstofge-helst leerstofge-het de evaluatiereeks voorafgaand aan respectievelijk de kerst-, d e paas- en de zomervakantie ;

b) het besluitvormingsproces inzake leerlingen-evaluatie door respectievelijk de begeleiden-de klassenraad in begeleiden-de loop van het schooljaar en de delibererende klassenraad op het einde van het schooljaar ;

c) de evaluatiegesprekken met de leerlingen, d e zogenaamde feedback, al dan niet met aan-wezigheid van de ouders ;

d) de evaluatie van het didactisch beleid, b i j-voorbeeld : een interne kritische reflectie op de manier waarop examens of proeven heb-ben plaatsgevonden, en dit met het oog op eventuele bijsturing.

Herhaalde schriftelijke evaluatiebeurten, d i e normaliter niet vooraf zijn aangekondigd en slechts op beperkte leerplanonderdelen betrek-king hebben, vallen niet onder het opgegeven contingent.

3. Het aantal dagen dat binnen het vooropgestelde contingent louter aan deliberaties mag worden besteed, wordt niet bepaald.

(2)

4. Lesdagen worden in halve dagen uitgedrukt; i n het voltijds onderwijs omvat de lesweek van maandag tot en met vrijdag negen halve dagen, in het deeltijds (maximum) vier. Er wordt van een volledige lesdag gesproken indien er én in de voormiddag én in de namiddag, o n d e r b r o k e n door een verplichte middagpauze van minimum vijftig minuten, onderwijsactiviteiten plaatsvin-den.

Er is niet bepaald hoeveel uren een halve dag moet omvatten, doch de lessen mogen op zijn vroegst om 8 uur beginnen en moeten eindigen tussen 15 en 17 uur. Daarnaast dient rekening gehouden te worden met het globaal lesvolume, namelijk minimum 28 wekelijkse uren in het voltijds onderwijs en 15 wekelijkse uren in het deeltijds onderwijs.

5. De essentialia in het nieuwe besluit zijn :

a) het beperken van het aantal evaluatiedagen op schooljaarbasis, wat een totaal nieuw ge-geven is. Op deze wijze wordt vermeden dat het evalueren de hoofddoelstelling van het onderwijs wordt en dat de leerplanafwerking hieraan ondergeschikt is ;

b) het duidelijk afbakenen van stageperiodes en -t i j d e n , enerzijds binnen het raam van de optimalisering van leerlingenstages en an-derzijds om conform te zijn aan de federale a r b e i d s w e t- en regelgeving die op deze sta-ges van toepassing is ;

c) het opheffen van de procedure van afwij-kingsaanvragen van scholen ten aanzien van het departement in het kader van adminis-tratieve taakvermindering ;

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

TOPradio is een samenwerkingsverband van een dertigtal particuliere radio's, waarvan de in het samenwerkingsverband gerealiseerde pro- gramma's ook gedeeltelijk rechtstreeks

Er mag namelijk onmiddellijk een tijdelijke leerkracht worden aangesteld in elke vestigingsplaats (wijkschool) van elke school, als deze vestigingsplaats slechts één of twee

De door de gemeenten en OCMW's gebouwde en gesubsidieerde sociale woningen worden aan de- zelfde toewijzingscriteria onderworpen als de wo- ningen van de

Krachtens artikel 6 van het besluit van de V l a a m s e regering van 13 juli 1983 betreffende de studietoe- lagen voor hoger onderwijs, en artikel 6 van het ko- ninklijk besluit van

2. De verwoording voor de aanvraag tot vrijstel- ling is te vergelijken met de keuze voor een er- kende godsdienst of voor de niet-confessionele zedenleer. Basis- Secundair

Het bij ministe- rieel besluit van 3 april 2000 goedgekeurde be- heersplan van het Vlaams natuurreservaat d ' H e y e, dat past in een gebiedsvisie voor de middeloude

Via het Eurekanetwerk voor industrieel onderzoek en ontwikkeling, worden bedrijven en instellingen in staat gesteld via Europese samenwerking inno- vatieve producten, processen

Deze beperkte dynamiek voor integratie bete- kent niet dat er geen samenwerking is tussen de STC's en de streekplatformen.. Bijvoorbeeld in Limburg werken streekplatformen en het