Vraag nr. 140 van 23 juni 2000
van de heer GILBERT VANLEENHOVE
Ke u zevrijstelling godsdienst-zedenleer – Modalitei-ten
Met de omzendbrief van 1 mei 1999 is vanaf het huidige schooljaar een nieuwe procedure van kracht geworden inzake de keuzevrijstelling voor de levensbeschouwelijke vakken in het officieel onderwijs.
Volgens deze omzendbrief en de van toepassing blijvende omzendbrief van 1 september 1994 be-treffende de levensbeschouwelijke inspectie, is het mogelijk vrijstellingsaanvragen te weigeren of in te t r e k k e n . Van aanvragers wordt voortaan gevergd dat zij "met een minimum aan preciesheid kenbaar maken welke religieuze, g o d s d i e n s t i g e, f i l o s o f i s c h e of morele overtuiging aan de basis ligt van de aan-vraag".
De scholen dienen elk jaar vóór 5 oktober aan de inspectie door middel van een formulier mee te delen hoeveel leerlingen de verschillende levensbe-schouwelijke vakken volgen en hoeveel vrijstellin-gen werden verleend. Ook de redenen van vrijstel-lingsaanvraag en -verlening dienen in een formu-lier te worden opgenomen.
1. Inzake de gehanteerde t e r m i n o l o g i e : wat moet worden verstaan onder de verschillende in de omzendbrief gehanteerde begrippen "religieu-z e, g o d s d i e n s t i g e, filosofische of morele overtui-ging" ?
2. Is de eis van een uiteenzetting (niet algemeen, maar zelfs met enige precisie) over de eigen " r e l i g i e u z e, g o d s d i e n s t i g e, filosofische of morele overtuiging" in overeenstemming te brengen met de p r i v a c y r e ch t e n van de betrokken aanvra-gers ?
3. Hoeveel v r i j s t e l l i n g e n zijn voor het schooljaar 1 9 9 9-2000 verleend (volgens de door de scholen tegen 5 oktober 1999 verstuurde administratie-ve formulieren) ?
4. Hoeveel vrijstellingsaanvragen zijn voor dit schooljaar geweigerd of betwist :
a) in de eerste beslissingsfase, op het niveau van de schooldirectie ;
b) in de controlefase, op het niveau van de le-vensbeschouwelijke inspecties ?
5. Welke k e n m e r k e n vertonen de geweigerde aan-vragen ?
6. Zijn er nog vrijstellingen verleend zo n d e r dat de aanvrager met enige precisie (of zelfs in het ge-heel niet) kenbaar maakte welke religieuze, g o d s d i e n s t i g e, filosofische of morele overtuiging aan de basis ligt van de aanvraag ? Zo ja, i n hoeveel gevallen ?
7. Indien nu nog geen definitieve gegevens be-schikbaar zijn over de omvang van de betwiste of afgewezen vrijstellingsaanvragen : tot wan -n e e r ka-n ee-n vrijstelli-ng -nog worde-n geweigerd of betwist ?
8. Welke b e r o e p s p r o c e d u r e s staan open voor vrij-stellingsaanvragers die worden geconfronteerd met vrijstellingsweigering of vrijstellingsintrek-king ?
9. Hoe worden inspecteurs levensbesch o u w e l i j k e v a k k e n aangewezen/geselecteerd met het oog op de verschillende door hen uit te voeren con-troletaken uit de omzendbrief van 1 mei 1999 ? 10.Kan vrijstellingsverlening ertoe leiden dat leden
van een religieuze/levensbeschouwelijke ge-meenschap waarvan verschillende aanhangers vrijstelling verkrijgen in dezelfde school, in feite de mogelijkheid verkrijgen het eigen godsdienst -o n d e r w i j s aan hun kinderen te verstrekken tij-dens de vrijgekomen uren ?
Zo ja, wat zijn hiervoor de modaliteiten ? 11.Momenteel is deze materie nog steeds geregeld
bij omzendbrief.
Voor wanneer is het u i t v o e r i n g s b e s l u i t van de Vlaamse regering m.b. t . de keuzevrijstellingen (art. 29 decreet basisonderwijs) gepland ?
Antwoord
godsdienst berustende zedenleer. Onder richt in de zedenleer wordt verstaan het onder-richt in de niet-confessionele zedenleer."
2. De verwoording voor de aanvraag tot vrijstel-ling is te vergelijken met de keuze voor een er-kende godsdienst of voor de niet-confessionele zedenleer. 3. Basis- Secundair onderwijs onderwijs Gemeenschapson-derwijs 894 1.431 Gesubsidieerd offi-cieel onderwijs 320 620 4. a) De inspectie levensbeschouwelijke vakken
(hierna LBV) constateert dat bepaalde di-recties van methodescholen voor lager on-derwijs globaal vrijstellingen verlenen. H i e r-van werd melding gemaakt in het jaarverslag "Levensbeschouwelijke vakken" (schooljaar 1998-1999), blz. 5.
b) De inspectie LBV heeft geen ernstige mis-bruiken – zoals vermeld in de omzendbrief van 1 mei 1999, namelijk het zich willen ont-trekken aan een deel van het leerprogramma – vastgesteld.
5. Indien er aanvragen worden geweigerd, dan is het op basis van de omzendbrief van 1 mei 1999 zoals vermeld in 4b).
6. De toekenning van vrijstellingen behoort tot de bevoegdheid van de schooldirecteur. De inspec-tie LBV heeft geen globaal overzicht.
7. Op elk ogenblik dat er ernstige misbruiken wor-den vastgesteld zoals vermeld in 4b), kan de vrijstelling worden geweigerd of betwist.
8. De directeur en de inspectie waken samen over de toepassing van de procedure en de organisa-tie van de vrijstellingsverlening. Bij moeilijkhe-den met deze controle gebeurt een uiteindelijke beoordeling door een team van minstens twee leden van de inspectie LBV. Dit team wordt sa-mengesteld door de coördinerend inspecteur-generaal.
Artikel 177, § 1, 3° decreet basisonderwijs be-paalt dat het niet naleven van de bepalingen in-zake vrijstelling van de keuze tussen godsdienst en niet-confessionele zedenleer zoals bedoeld in
artikel 29, tweede lid van het decreet, een over-treding is die, na aanmaning, aanleiding kan geven tot sancties tegen de school.
9. Dit initiatief ligt in handen van de coördinerend inspecteur-generaal.
10.Artikel 17, 3° van het decreet van 27 maart 1991 betreffende de rechtspositie van bepaalde per-soneelsleden van het gemeenschapsonderwijs en artikel 19, 1° van het decreet van 27 maart 1991 betreffende de rechtspositie van sommige personeelsleden van het gesubsidieerd onder-wijs en de gesubsidieerde psycho-medisch-soci-aal centra bepalen dat een leraar over een kwaamheidsbewijs voor een ambt moet be-schikken.