• No results found

Een opmerkelijke scheepsinventaris

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Een opmerkelijke scheepsinventaris"

Copied!
136
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

0

Een opmerkelijke scheepsinventaris

Een studie naar de objecten van een

vrachtschip in de bodem van de

gemeente Dronten

A.M. van der Velde

Master Maritieme Archeologie

Rijksuniversiteit Groningen

(2)
(3)

2

Een opmerkelijke scheepsinventaris

Een studie naar de objecten van een vrachtschip in de

bodem van de gemeente Dronten

A.M. van der Velde (s2255731), Master Maritieme Archeologie, Rijksuniversiteit Groningen Begeleider Rijksuniversiteit Groningen: prof. dr. A.F.L. van Holk

Tweede lezer Rijksuniversiteit Groningen: prof. dr. D.C.M. Raemaekers

(4)

3

Colofon

Een opmerkelijke scheepsinventaris

Plaats van onderzoek:

Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed Oostvaardersdijk 01-04

8242PA Lelystad Tekst en samenstelling:

A.M. van der Velde – masterstudente Maritieme Archeologie

Afbeelding omslag: Compilatie van een deel van het drinkservies. Foto omslag: A.M. van der Velde & W. Stellingwerf

(5)

4

Samenvatting

In 1959 wordt op kavel OL79 in Oostelijk Flevoland een scheepswrak aangetroffen, geladen met leisteen. In 1985 vindt een verkenning plaats en het uiteindelijke onderzoek in 2013. Het wrak lag 10 kilometer ten westen van Kampen. De voormalige gemiddelde laagwaterstand op deze positie is 2,6 meter.

In deze masterscriptie staat het onderzoek naar de functie en vaargebied van het schip, de leefomstandigheden aan boord en de samenstelling van de lading en opvarenden centraal. In dit onderzoek is gebruik gemaakt van de functionele indeling van Reinders (1988).

De houten constructie van het schip verkeerde door post-depositionele processen in zeer slechte staat. Een deel van het achterschip ontbreekt. Er zijn ruim 400 vondstnummers uitgeschreven en in totaal zijn meer dan 500 vondsten geborgen. Deze vondsten vormen de basis voor dit onderzoek. In het voorschip zijn de kombuis, woonruimte en werkruimte gelegen. In het achterschip is mogelijk ook een werk- en woonruimte. De laadruimte is in het midden van het schip en is geladen met 954 kilogram leisteen en 112 kilogram groen vlakglas.

Zowel de lading als de inventaris zijn niet compleet. Een groot deel van de inventaris bestaat uit kombuisgoed, eet- en drinkgerei en persoonlijke uitrusting. De scheeps- en bedrijfsuitrusting, navigatiemiddelen, gereedschap en huisraad ontbreken bijna geheel. Dit kan zijn veroorzaakt door degradatie van het materiaal zelf en doordat na de ramp mogelijk berging heeft plaatsgevonden. Toch zijn vier verschillende serviezen aan boord. Eén van de serviezen is mogelijk als handelswaar of op bestelling aan boord geweest.

Het vaargebied besloeg Noord-Nederland, de Zuiderzee, West-Nederland en Zeeland. De bemanning bestond uit drie of vier mannen waaronder jongemannen en mannen op leeftijd. De opvarenden hadden een gemiddelde welstand.

(6)
(7)

6

Summary

In 1959 a vessel loaded with slate was found om kavel OL79 in Oostelijk Flevoland. In 1985 took an investigation place and the final excavation in 2013. The shipwreck was situated 10 kilometres west of Kampen. The water had a depth of 2,6 meters, before impoldering the Zuiderzee.

This masterthesis has produced information about the function and sailing zone of the vessel, the living conditions, the assembly of the cargo and crew on board of the vessel. The functional classification of Reinders (1988) is used for this.

As a result of post-depositional processes the wooden construction of the vessel was in very bad condition. A part of the back of the ship is missing. More than 400 findnumbers were written and in total more than 500 finds were salvaged. Those finds are used for this study.

In the front of the ship there is a galley, a working or storage place and the living quarters. Probably there is a second working place and living quarter at the back of the ship. The cargo-space is in the middle of the vessel and loaded with 954 kilograms of slates and 112 kilograms of green sheet glass. Both cargo and inventory were not complete. A large part of the inventory is kitchen utensils, eat- and drinkware and personal belongings. The ship’s working equipment, navigational equipment, tools and houshold effects were barely not present. This most likely happened through the degradation of the material. Because the waterdepth was quite undeep, perhaps a salvage took place.

There were four different tableware aboard. One of the tableware was propably on a request as merchandise aboard.

The sail zone covers the northern en western part of the Netherlands, the Zuiderzee and Zeeland. The crew were three or four young men and men at age. The crew belonged to the average social layer of the population.

(8)
(9)

8

Inhoud

Samenvatting Summary Inleiding Inleiding 12 1 Scheepswrak OL79 14 1.1 Vondstmelding 15 1.2 Verkenning 16 1.3 Programma van Eisen 16 1.3.1 Reden en doel 17 1.3.2 Archeologische verwachting 18 1.3.3 Onderzoekskader en vraagstellingen 18 1.4 Uitvoering veldwerk 19 1.5 Conservering vondsten 20

2 Opbouw van het onderzoek 21

2.1 Methoden van onderzoek 22

(10)

9 Synthese 5 Gegevens en compleetheid 68 5.1 Dendrochronologische datering 68 5.2 Conditie van de scheepsconstructie 68 5.3 Compleetheid 70 5.3.1 Materiaalsoort 70 5.3.2 Functionele indeling 72 5.3.3 Schriftelijke bronnen 72 5.3.4 Conclusie 74 6 Functionele indeling 75 6.1 Scheepsuitrusting 75 6.2 Bedrijfsuitrusting 75 6.3 Militaire uitrusting 75 6.4 Administratie 75 6.4.1 Datering van de ondergang 75 6.4.2 Vaargebied 76 6.4.3 Scheepstype 80 6.4.4 Opvarenden 81 6.5 Navigatiemiddelen 82 6.6 Gereedschap 82 6.7 Huisraad 83 6.7.1 Ruimtegebruik 83 6.7.2 Opvarenden 83 6.8 Kombuisgoed 84 6.8.1 Datering van de ondergang 84 6.8.2 Opvarenden 84 6.8.3 Sociale stratificatie 84 6.8.4 Ruimtegebruik 85 6.9 Eet- en drinkgerei 85 6.9.1 Sociale stratificatie 86 6.9.2 Ruimtegebruik 89 6.9.3 Samenstelling 89 6.10 Victualie 90 6.10.1 Datering van de ondergang 91 6.11 Persoonlijke uitrusting 91 6.11.1 Samenstelling 91 6.11.2 Opvarenden 94 6.11.3 Sociale stratificatie 94 6.11.4 Datering van de ondergang 94 6.12 Variabel 95 7 Lading en handelswaar 96 7.1 Leisteen 96 7.2 Vlakglas 96 7.3 Goudse pijpen 97 7.4 Handelswaar 97 Conclusie Conclusie 102 Bibliografie 108

Lijst van figuren 113

Lijst van tabellen 115

(11)
(12)
(13)

12

Inleiding

Deze scriptie is tot stand gekomen in het kader van de masterstudie aan het Groninger Instituut voor Archeologie, onderdeel van de faculteit der Letteren, verbonden aan de Rijksuniversiteit Groningen. Het onderwerp betreft een scheepswrak in de bodem van de gemeente Dronten, dat in het kader van de International Fieldschool Maritime Archaeology Flevoland1 is opgegraven. Ik ben betrokken geweest bij de aanloop naar het veldonderzoek en het veldonderzoek zelf in 2013. In het veld zijn een groot aantal vondsten geborgen. De eerste indruk was dat het een zeer diverse en complete inventaris leek te zijn. Mijn interesse was gewekt. Na overleg met André van Holk en Laura Koehler heb ik mij het afgelopen jaar bezig gehouden met de verwerking van de vondsten. De informatie van deze vondsten vormen de basis van deze scriptie.

Figuur 1 Vondsten in situ (foto: IFMAF).

Door de drooglegging van een deel van de voormalige Zuiderzee, zijn honderden scheepswrakken in de bodem van het nieuw gevormde land aangetroffen. Het is uniek in de wereld dat er in Nederland een groot aantal scheepswrakken op land liggen.

De wijze van opgraven van een scheepswrak op land verschilt echter van andere terrestrische opgravingen. De archeoloog heeft te maken met een schip dat in principe één vondstcomplex is, namelijk het schip. Alleen als het doel is om het scheepswrak tentoon te stellen, heeft het de voorkeur het scheepswrak in één geheel te lichten. Alle onderdelen worden zodanig

(14)

13

gedocumenteerd, dat een reconstructie kan worden gemaakt. Aan de hand van de verzamelde gegevens kunnen ook bouwvolgorde, rompvorm en scheepstype worden bepaald. Ook kunnen hydrostatische berekeningen worden gemaakt. Met behulp van deze gegevens kan bijvoorbeeld worden vastgesteld of het schip zeewaardig was of juist voor het binnenwater was bestemd.

(15)

14

1 Scheepswrak OL79

In totaal zijn 435 scheepswrakken aangetroffen in de provincie Flevoland, waarvan één scheepswrak OL79 is. Na het vergaan zinkt een schip vaak snel in de slappe kleiige bodem weg, waardoor veel voorwerpen op de plaats liggen waar ze zijn achtergelaten. Scheepswrakken worden daarom ook wel vergeleken met een tijdcapsule, omdat ze een bevroren moment in de tijd representeren. Het wrakvormingsproces is in een aantal stappen omschreven door Muckelroy (1976, pp. 281-283) (Figuur 2).

Figuur 2 Muckelroy's schema voor wrakvormingsprocessen

(Muckelroy, 1976, p. 282 (fig. 6)).

(16)

15

visserij in het verleden. Na de drooglegging kunnen bodemingrepen en schatgraven het scheepswrak en de objecten aantasten. Tenslotte heeft ook de wijze van opgraven invloed op de compleetheid van het vondstmateriaal.

Als gevolg van de drooglegging van de voormalige Zuiderzee liggen nu veel scheepswrakken in de akkers van de huidige provincie Flevoland. Tot op heden zijn 435 vindplaatsen bekend.

In de afgelopen decennia zijn tientallen scheepswrakken in de bodem van de provincie Flevoland opgegraven en onderzocht. De inventaris van een schip wordt na de opgraving ondergebracht bij het Nationaal depot voor Scheepsarcheologie, van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed, afdeling Scheepsarcheologie2. Dit is het grootste scheepsarcheologisch depot ter wereld (Gijsbers, et al., 2010, p. 13). De vondsten in het depot bevatten veel informatie over het leven en werken aan boord van deze schepen. In het proefschrift van van Holk wordt hier aandacht aan besteed (1996).

Onderhavige studie richt zich op een scheepswrak dat in 2013 in het kader van de IFMAF is opgegraven. In Archis heeft het scheepswrak twee waarnemingsnummers: 28974 en 551073 (Archis II, 1959; Archis II, 2005). Het monumentnummer is 12524 (van Holk & van der Velde, 2013, p. 2). Het grondgebruik van de vindplaats wordt beschreven als landbouwgrond. Hierin ligt een wrak van een klein vrachtschip, dat dateert uit de tweede helft van de 18e eeuw.

1.1 Vondstmelding

Als gevolg van de drooglegging van Oostelijk Flevoland is een groot gebied met vruchtbare landbouwgrond ontstaan. Tijdens de beginperiode van de drooglegging zijn veel scheepswrakken aangetroffen. Op 19 oktober 1959 wordt het scheepswrak op kavel L794 in Oostelijk Flevoland gemeld (Bendijk, 1959). Naar aanleiding van deze vondstmelding heeft op 26 oktober 1959 een korte verkenning plaatsgevonden. Men concludeert dat het een schip betreft van 18 meter lang en 4,5 meter breed, geladen met leisteen. Op dat moment wordt geadviseerd het schip te reserveren voor systematisch onderzoek in de toekomst (van Dalen, 1959).

In 1961 worden drainagebuizen gelegd in de buurt van het schip. Op aandringen van G.D. van der Heide, toenmalig hoofd van de Archeologische Afdeling van de Rijksdienst voor de IJsselmeerpolders, wordt de drainage aangesloten op een nabij gelegen drainagestelsel (van der Heide, 1961). Hierdoor wordt het wrak behoed voor ‘recente’ schade.

2

In het vervolg RCE Lelystad genoemd. 3

(17)

16

1.2 Verkenning

In 1985 is het eindelijk zo ver, een uitgebreide verkenning vindt plaats en bestaat uit het graven van proefsleuven. De verkenning is uitgevoerd door werknemers van de Rijksdienst voor de IJsselmeerpolders, afdeling Scheepsarcheologie (Folkertsma, 1986).

Het wrak heeft de RD-coördinaten: 180.360/506.2005. Daarnaast is de ligging ook als volgt beschreven: 612 meter vanuit de Hanzeweg, 25 meter vanuit de kavelsloot L78/L79. Het schip is oost-west georiënteerd en is gezonken op ongeveer 10 kilometer westelijk van Kampen. De voormalige waterstand is circa 2.6 meter bij gemiddeld laag water6. De grondsoort is een zwaar kleipakket. Tijdens de opgraving in augustus 2013 is het bodemprofiel nauwkeurig gedocumenteerd. Het bodemprofiel is beschreven in §1.4. Na de verkenning zijn geen aanvullende beschermingsmaatregelen getroffen.

Tijdens de verkenning is naar de compleetheid van de constructie gekeken. Geconcludeerd wordt dat het binnenboord aan bakboordzijde en de vermoedelijke voorsteven nog aanwezig zijn. Het schip ligt onder slagzij in de bodem. Op sommige plaatsen ligt het hout maar 40 centimeter onder het maaiveld waardoor de houtkwaliteit van vooral deze hoog liggende delen zeer slecht is. De diepe scheepsdelen liggen op 1,20 meter –mv. Het schip heeft een geschatte lengte van 16,50 meter en een breedte van 4,50 meter.

Het zou gaan om een onbekend type vrachtschip, geladen met leisteen. Tijdens het proefsleuvenonderzoek zijn grote hoeveelheden aardewerkscherven, twee complete kruiken, een zilveren horloge en horlogeketting, tien vuur- en bakenloodjes en ongeveer 450 munten gevonden. Op basis van deze vondsten concludeerden de onderzoekers destijds dat het schip aan het eind van de 18e eeuw op de voormalige Zuiderzee voer. Het jongste bakenloodje dateert uit 1795; het schip is waarschijnlijk kort daarna vergaan.

1.3 Programma van Eisen

Voorafgaand aan een veldonderzoek wordt een Programma van Eisen (PvE) opgesteld, een verplichting vanuit de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (Stichting Infrastructuur Kwaliteitsborging Bodembeheer (SIKB), 2012, p. 2).

5

(18)

17

Het PvE is het basisdocument voor een archeologisch onderzoek. In het PvE zijn gegevens over het op te graven scheepswrak verzameld, zoals zij staan vermeld in verschillende databases en documenten. Gebaseerd op het vooronderzoek worden het doel, de reden en de archeologische verwachting geformuleerd. Verder worden het onderzoekskader en de uitvoeringswijze van het onderzoek beschreven. In het onderzoekskader komen onder andere de vraagstellingen en aanbevelingen aan bod (Stichting Infrastructuur Kwaliteitsborging Bodembeheer (SIKB), 2012, p. 2). Het PvE van OL79 is opgenomen in bijlage I.

1.3.1 Reden en doel

Na de verkenning in 1985 wordt geadviseerd om het scheepswrak in 1986 op te graven (Folkertsma, 1986). Als gevolg van verschillende omstandigheden kon dit geen doorgang vinden met als gevolg dat in 2013 het scheepswrak nog steeds in de bodem ligt. Besloten wordt het schip op kavel L79 in Oostelijk Flevoland op te graven in het kader van de IFMAF. De IFMAF is een samenwerkingsverband tussen het Nieuw Land Erfgoedcentrum, de RCE Lelystad, de provincie Flevoland, de gemeente Lelystad en de Rijksuniversiteit Groningen. Eén van de doelstellingen van de IFMAF is studenten kennis te laten maken met de praktijk van het scheepsarcheologisch onderzoek op land. Onder leiding van bijzonder hoogleraar prof. dr. André van Holk en medeprojectleider drs. Laura Koehler worden (inter)nationale archeologiestudenten en leden van AWN Flevoland opgeleid tijdens de scheepsopgraving.

Figuur 3 De International Fieldschool of Maritime Archaeology Flevoland is een samenwerkingsverband tussen meerdere

partijen.

(19)

18

1.3.2 Archeologische verwachting

Op basis van het vooronderzoek is de archeologische verwachting beschreven. Uit de verkenning is gebleken dat het gaat om een scheepswrak waarvan al onderdelen ontbreken. Toch is de verwachting dat onderdelen van de inventaris en de lading nog voor het overgrote deel aanwezig kunnen zijn. Verwacht wordt dat de kans op het aantreffen van objecten vooral onder het grondwaterniveau groot is.

1.3.3 Onderzoekskader en vraagstellingen

Onderzoek naar scheepswrakken geeft inzicht in de ontwikkeling van de scheepsbouw en de organisatie van het transport over water en de visserij7. Die informatie kan worden verkregen door het beantwoorden van vooraf gestelde vragen. In het Programma van Eisen zijn tien vragen opgenomen:

 Hoe zien de details van de constructie van het wrak er uit? Speciale aandacht zal worden besteed aan het vastleggen van de constructie en constructiedetails.

 Hoe heeft de oorspronkelijke rompvorm van het schip er uit gezien, wat was de laadcapaciteit en welke zeileigenschappen had het vaartuig?

 Wat was de functie van het schip?

 Wat was het vaargebied?

 Hoe zag het ruimtegebruik aan boord er uit?

 Welke positie neemt dit wrak in binnen de ontwikkeling van scheepstypen op de voormalige Zuiderzee?

 Is door het nemen van meerdere jaarringmonsters een nadere bepaling mogelijk van de (verschillende) herkomst(en) van het gebruikte hout voor de bouw van het schip? Zegt die herkomst ook iets over de herkomst van het schip? Tien houtmonsters worden genomen t.b.v. de aanscherping van de dendrochronologische datering van de bouwdatum en de herkomstbepaling van het schip.

 Wat is de fysieke toestand van het scheepswrak wat betreft compleetheid en de mate van conservering van het wrak, afgezien van wat uit het IVO naar voren is gekomen?

 Is er nog meer van de inventaris bewaard gebleven? Zo ja, wat zegt de inventaris over de functie van het schip, ondergangsdatering, samenstelling en herkomst bemanning, ruimtegebruik aan boord en sociale stratificatie?

7

(20)

19

 Is er nog meer lading aanwezig? Zo ja, wat zegt de lading over de herkomst, bestemming en functie van het schip?

1.4 Uitvoering veldwerk

Om bovenstaande vragen te kunnen beantwoorden is besloten het gehele scheepswrak op te graven. In de uitvoering is het Programma van Eisen zo goed mogelijk gevolgd.

Tijdens het veldwerk in 2013 is vastgesteld dat het hoger gelegen hout inderdaad volledig is uitgedroogd. Behoud in situ of het bergen van het scheepswrak is uitgesloten. Ondanks de slechte staat van het hout is de scheepsconstructie vanzelfsprekend zo goed mogelijk gedocumenteerd. Dit is gedaan door handmatig en digitaal schaaltekeningen te maken, de constructie uitgebreid te beschrijven en foto’s te maken. Door landbouwwerkzaamheden en uitdroging van het hout, is een deel van de scheepsconstructie verdwenen of in slechte staat. In overleg met de eigenaar van het terrein, is besloten het scheepswrak te bergen.

Figuur 4 Bovenaanzicht van scheepswrak OL79. Links op de foto ligt het voorschip (foto: LookDown Luchtfotografie &

IFMAF)

Tijdens het blootleggen van de scheepsconstructie zijn honderden vondsten geborgen. Elke vondst krijgt een uniek vondstnummer. Het vondstnummer bestaat uit de werknaam van het schip (OL79) en een volgnummer tussen de 38 en 430. De vondstnummers OL79-1 tot en met OL79-37 zijn al toegekend aan vondsten die zijn aangetroffen tijdens de verkenning in 1985.

(21)

20

het schip lijkt in twee fases te zijn ontstaan. Dit heeft vermoedelijk te maken met het afbreken van het boord. Daarnaast ontbreekt de kenmerkende schelpenlaag die de scheiding tussen de Almerelagen en de Zuiderzeeafzetting aangeeft. Dit is mogelijk veroorzaakt door de aanwezigheid van de IJssel, waardoor zoet water werd aangevoerd en de schelpdieren niet plotseling zijn gestorven. Rondom het schip zijn enkele ongeïdentificeerde sporen aangetroffen. Mogelijk zijn dit sleepsporen van ankers.

Voor het bepalen van de datering en de herkomst van het hout, zijn jaarringmonsters genomen. Verder zijn monsters genomen voor paleobotanisch onderzoek.

1.5 Conservering vondsten

Vanuit het veld zijn de vondsten direct naar de RCE Lelystad overgebracht. Daar zijn de objecten, die overwegend in een goede staat verkeren, schoongemaakt, geconserveerd en indien dat nodig wordt geacht gerestaureerd. Van de objecten is een catalogus gemaakt, die als naslagwerk voor deze scriptie dient.

Tijdens het schoonmaken en de conservering van de vondsten, blijken sommige vondstnummers meerdere vondsten te bevatten. In dat geval is besloten om een volgletter aan het vondstnummer toe te voegen. Dit is een tijdelijke oplossing, ten behoeve van de beschrijving van de vondsten in de catalogus. Momenteel bestaat de inventaris uit ruim 500 vondstnummers8. Na deponering krijgt iedere vondst een uniek inventarisnummer toegewezen.

Gewoonlijk wordt onderzoek waarvan een scheepsinventaris de basis vormt pas uitgevoerd na deponering van de vondsten. De complete inventaris kan dan overzichtelijk worden uitgestald en onderzocht. Tijdens dit onderzoek is gewerkt met niet gedeponeerde vondsten, die door de conserveringswerkzaamheden niet allemaal gelijktijdig beschikbaar waren. Dit maakte het onderzoek af en toe extra gecompliceerd.

(22)

21

2 Opbouw van het onderzoek

De standaardrapportage, zoals beschreven in de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA), is het eindverslag van een opgraving. In de KNA zijn verschillende kwaliteitseisen aan een eindrapportage gesteld, zodat de auteur ook aandacht besteedt aan zaken die weinig informatie bevatten (Stichting Infrastructuur Kwaliteitsborging Bodembeheer (SIKB), 2012, pp. 29-30). Deze scriptie moet niet worden gezien als een standaardrapportage, maar als een uitgebreide deelrapportage.

In deze scriptie staat het scheepswrak met de werknaam OL79 centraal. Het Programma van Eisen en het veldwerk dat in 2013 heeft plaatsgevonden zijn in hoofdstuk 1 beschreven. Voor een goed onderzoek zijn vraagstellingen essentieel. Gekozen is voor het beantwoorden van een deel van de vragen, zoals zij staan vermeld in het Programma van Eisen.

 Wat was de functie van het schip?

 Wat was het vaargebied?

 Hoe zag het ruimtegebruik aan boord eruit?

 Is er nog meer van de inventaris bewaard gebleven? Zo ja, wat zegt de inventaris over de functie van het schip, datering van de ondergang, samenstelling en herkomst bemanning, ruimtegebruik aan boord en sociale stratificatie?

 Is er nog meer lading aanwezig? Zo ja, wat zegt de lading over de herkomst, bestemming en functie van het schip?

Een deel van de scheepsconstructie is verdwenen of zeer slecht bewaard gebleven, waardoor sommige vragen nauwelijks zijn te beantwoorden. Daarnaast was het niet mogelijk om in de beschikbare tijd ook het schip als constructie te analyseren.

(23)

22

is de lading? De laatste twee vragen van het PvE overlappen deels met de eerste drie vragen, die hier zijn geformuleerd.

De hoofdvraag van deze scriptie luidt als volgt:

Wat vertellen de geborgen objecten ons over het leven en werken aan boord

van scheepswrak OL79?

Om deze vraag te beantwoorden, worden de volgende subvragen gesteld:

 Wat was de datering van het schip?

 Wat was het vaargebied?

 Wat was de functie van het schip?

 Hoe compleet is de aangetroffen lading?

 Wat was de herkomst en bestemming van de lading?

 Hoe compleet is de aangetroffen inventaris?

 Hoe zag het ruimtegebruik aan boord eruit?

 Wat was de samenstelling van de opvarenden?

 Wat was de herkomst van de opvarenden?

 Hoe zag de sociale context van het schip en haar opvarenden eruit?

2.1 Methoden van onderzoek

Na het schoonmaken, conserveren en restaureren zijn zo veel mogelijk vondsten ingedeeld in de functionele indeling, zoals beschreven door Reinders in Flevobericht nr. 292; de ‘Lutina’ (Reinders, 1988). Van Holk gebruikt een iets aangepaste functionele indeling om de compleetheid van verschillende scheepsinventarissen te kunnen beoordelen (van Holk, 1996).

Het tweede deel van deze scriptie behandelt de analyse van de vondsten. Hoofdstuk 3 gaat over de functionele categorieën. In hoofdstuk 4 worden de lading en handelswaar beschreven.

(24)
(25)
(26)
(27)

26

3 Functionele categorieën

Voor 1988 worden scheepswrakken en hun inventarissen ingedeeld naar materiaalsoort of de vindplaats in het schip (Reinders, 1988, p. 26). Deze werkwijze biedt geen houvast om vergelijkend onderzoek tussen scheepsinventarissen te kunnen uitvoeren. Reinders deelt de inventaris in naar functie. In het rapport over de ‘Lutina’ beschrijft hij de functionele indeling voor het eerst uitgebreid. Tot op heden is dit nog steeds een veelgebruikte manier om inzicht in scheepsinventarissen te krijgen.

Reinders onderscheidt vijf categorieën:

A. Schip met rondhout en staand en lopend want B. Uitrusting

C. Inventaris

D. Persoonlijke bezittingen en skeletten E. Lading, handelswaar of vangst

Het schip (A) zelf wordt in deze studie niet verder behandeld. Een aantal voorwerpen behoren echter wel tot het schip, zoals beslag, spijkers en bouten. De voorwerpen met een vondstnummer zijn vanzelfsprekend opgenomen in de vondstcatalogus.

De uitrusting (B) wordt onderverdeeld in drie hoofdcategorieën: 1. Scheepsuitrusting

2. Bedrijfsuitrusting 3. Militaire uitrusting

Onder uitrusting worden voorwerpen verstaan die het schip vaar- en bedrijfsklaar maken, zoals touwen, zeilen en reserveonderdelen. Voorwerpen die dienen voor het besturen en het onderhouden van het schip en de huishoudelijke voorwerpen voor het leven aan boord, vallen onder de inventaris (C). De inventaris wordt onderverdeeld in zeven hoofdcategorieën, namelijk:

(28)

27 6. Gereedschap 7. Huisraad 8. Kombuisgoed 9. Eet- en drinkgerei 10. Victualie

De persoonlijke bezittingen en de skeletten van de opvarenden van het schip (D) vormen een aparte groep. Deze groep wordt soms ook gezien als de elfde hoofdcategorie:

11. Persoonlijke uitrusting

De hoofdcategorieën zijn weer ingedeeld in subcategorieën. De volgende paragrafen beschrijven de hoofdcategorieën, zodat duidelijk is wat onder elke categorie wordt verstaan. De voorwerpen afkomstig uit OL79 zijn ingedeeld in de verschillende (sub)categorieën die door Reinders zijn onderscheiden. De meeste voorwerpen zijn aan de hand van Reinders ingedeeld in een subcategorie. Enkele objecten kunnen niet worden ingedeeld in de functionele indeling van Reinders. Daarnaast worden sommige objecten onterecht ingedeeld in een bepaalde subcategorie. Dit heeft verschillende redenen:

 Het object heeft meerdere functies gekend door hergebruik;

 Het object heeft gediend als reservemateriaal;

 Het object is na ondergang in het schip terecht gekomen;

 Het object is onbekend of nooit eerder aangetroffen;

 De toepassing van het object kan niet worden vastgesteld.

De oplossing voor de eerste reden is de vondst te plaatsen in de categorie van de laatst bekende functie. Bij deze vondsten wordt een korte uitleg gegeven over hun oorspronkelijke gebruiksfunctie. Een scheepswrak kan worden gezien als een tijdscapsule en daardoor een momentopname in de tijd. Ten tijde van de ondergang was het object dan ook in gebruik in de laatst bekende functie. Het vermoedelijke reservemateriaal is ingedeeld in de categorie waar het waarschijnlijk voor was bestemd. Men moet echter bedenken dat reserveonderdelen mogelijk ook op andere wijze kunnen worden gebruikt.

(29)

28

voorkomen. Sommige recente objecten hebben een vondstnummer gekregen in het veld. Bijvoorbeeld doordat niet direct duidelijk was, dat het om een recent object ging. Reinders noemt deze objecten ook wel: ‘Non-related Artifacts’ (mond. med. André van Holk, 2014).

Van een aantal objecten is niet bekend wat het is, omdat het mogelijk een onderdeel is van een groter geheel of de archeoloog heeft het object nog niet eerder aangetroffen9. Dan blijven nog een aantal objecten over waarvan de toepassing niet vastgesteld is. Er zijn dan drie keuzes:

 Het object wordt niet genoemd;

 Het object wordt ingedeeld in een functionele groep waarvan wordt gedacht dat mogelijk past;

 Het object wordt ingedeeld in een functionele groep met objecten waarvan de toepassing niet is vastgesteld is.

In dit onderzoek is voor de derde optie gekozen. Hierdoor wordt de lezer niet geleid naar een denkrichting, maar blijft open minded.

Lading, handelswaar of vangst (E) vormt de laatste groep. Aangezien het onderzochte schip zeer waarschijnlijk een vrachtschip is geweest, zal er geen visvangst aan boord zijn. Het volgende hoofdstuk beschrijft de lading en handelswaar.

Om de functie van bepaalde objecten te verduidelijken, is er voor gekozen om soms de interpretatie toch in de analyse te plaatsen.

3.1 Scheepsuitrusting

Voorwerpen die worden gebruikt om het schip vaarklaar te maken, vallen onder de scheepsuitrusting. Zonder deze voorwerpen, is het schip niet compleet en onbetrouwbaar om mee te varen. In totaal zijn acht fragmenten touw aangetroffen. De touwfragmenten zijn op verschillende wijze geslagen. OL79-357-b bestaat uit acht dunne strengen, OL79-358-a en OL79-384 bestaan uit dikke en dunne strengen.

Ook is een lap leer met afdrukken van een touw (OL79-420) aangetroffen. Een vergelijkbaar stuk leer is gevonden in ‘de Lutina’ (Figuur 5). In de database van de RCE wordt het leer omschreven als leerbekleding van bijvoorbeeld de verstaging. Mogelijk heeft de leerbekleding van OL79 dezelfde functie gehad. Verder kunnen in deze categorie verschillende onderdelen van een pomp en in totaal vijf pikhaken worden geplaatst.

(30)

29

Figuur 5 Leerbekleding van het scheepswrak 'de

Lutina'. Aan boord van OL79 is een vergelijkbaar stuk leer aangetroffen (foto: Collectie RCE).

De (onderdelen van) blokken zijn ingedeeld bij de categorie scheepsuitrusting. Alleen de blokken waarvan duidelijk is dat ze tot de bedrijfsuitrusting horen, zijn in die categorie geplaatst.

Tabel 1 Scheepsuitrusting.

Onderdeel Voorwerp Nummer Vindplaats 1.1 Grondtakel - - -

1.2 Zeilen - - -

1.3 Touwwerk Touw 1: OL79-257-g 2: OL79-257-h 3: OL79-341-a 4: OL79-314 5: OL79-357-b 6: OL79-358-a 7: OL79-358-b 8: OL79-384

Bakboord Voorschip Leer om touw 1: OL79-420 2: OL79-344 Bakboord

1.4 Spillen - - -

1.5 Pompen Pompzuiger 1: OL79-354 2: OL79-414-a Voorschip Pompleer OL79-291-a Voorschip

1.6 Boten - - -

1.7 Hulpmiddelen Pikhaak 1: OL79-258 2: OL79-299 3: OL79-423-b 4: OL79-423-c 5: OL79-427 Bakboord Voorschip Onbekend 1.8 Reserveonderdelen Schijf van een blok 1: OL79-26-a

2: OL79-291-b

Onbekend Voorschip As van een blok 1: OL79-26-b

2: OL79-286-a 3: OL79-378-b 4: OL79-398-f 5: OL79-403

Onbekend Voorschip Enkelschijfsblok OL79-26-c Onbekend Schakel 1: OL79-239-b

2: OL79-257-b

Achterschip Bakboord Blok OL79-267-a Voorschip Haak S-vorm OL79-389 Voorschip Jufferblok OL79-65 Achterschip Kous OL79-418 Achterschip Haakblok OL79-430 Onbekend

(31)

30

3.2 Bedrijfsuitrusting

Onder de bedrijfsuitrusting verstaan we voorwerpen die dienen om het schip bedrijfsklaar te maken. De voorwerpen uit deze categorie verschillen van schip tot schip, omdat niet elk schip dezelfde functie heeft. Bij OL79 gaat het om een vrachtschip en treffen we vooral laad- en losgerei voor de lading aan. De lasthaak en de metalen lager behoren daarom zeker tot de bedrijfsuitrusting.

Tabel 2 Bedrijfsuitrusting.

Onderdeel Voorwerp Nummer Vindplaats 2.1 Laad- en losgerei Lager 1: OL79-212-d

2: OL79-428

Bakboord Onbekend Lasthaak 1: OL79-287 2: OL79-379-a

3: OL79-379-b 4: OL79-394-b 5: OL79-148

Voorschip Achterschip 2.2 Aanvullende uitrusting Brede ring OL79-379-c Voorschip

3.3 Militaire uitrusting

Er zijn geen wapens aan boord van OL79 aangetroffen. Volledigheidshalve is deze categorie wel vermeld.

3.4 Administratie

Tot de categorie administratie behoren voorwerpen die zijn gebruikt voor het lezen en schrijven van bijvoorbeeld brieven of het bijhouden van de bedrijfsadministratie. Maar ook scheepspapieren, zoals laad- en loscontracten, vallen hieronder. Helaas worden die maar zelden teruggevonden.

(32)

31

Tabel 3 Bakenloodjes gesorteerd op jaartal.

Jaartal Vaarwater Nummer Opmerkingen 1786 West Zuiderzee

Leiden

OL79-28 OL79-229-d

Suyderzeese Vuurbakens, klop PP Twee gekruiste sleutels

1787 West Zuiderzee Leiden

OL79-29 OL79-225-d

Suyderzeese Vuurbakens, klop PP Twee gekruiste sleutels

1788 West Zuiderzee Amelander Zeegat

OL79-30 OL79-85

Suyderzeese Vuurbakens, klop PP AK

1789 West Zuiderzee Amelander Zeegat

OL79-31 OL79-118

Suyderzeese Vuurbakens, klop PP AK 1790 West Zuiderzee Amelander Zeegat Leiden OL79-32 OL79-33 OL79-36

Suyderzeese Vuurbakens, klop PP AK

Twee gekruiste sleutels 1791 - - -

1792 Leiden OL79-225-g Twee gekruiste sleutels 1793 - - - 1794 Amelander Zeegat Leiden OL79-34 OL79-225-e AK

Twee gekruiste sleutels 1795 Amelander Zeegat

Sluis Spaarndam Willemstad Middelburg Sint Maartensdijk Sas van Gent

OL79-35 OL79-37 OL79-225-n OL79-225-o OL79-56-a OL79-229-a AK RL

Voorzijde: WW 12. Achterzijde: wapen met leeuw +++ Voorzijde: M 10 S. Achterzijde: eenhoorn

MD 4 SAS 18 1796 Amelander Zeegat Leiden OL79-230 OL79-225-f AK

Twee gekruiste sleutels

Het gebied rondom het Amelander Zeegat werd beheerd door het Armenbestuur van Harlingen. Er werden ronde (16 stuivers) en driehoekige (28 stuivers) loodjes uitgereikt, afhankelijk van de scheepsgrootte (Wijsenbeek, 1996, p. 35). In dit schip zijn ronde loodjes uit de jaren 1788, 1789, 1790, 1794, 1795 en 1796 aangetroffen.

In 1699 werd besloten om aan de westkant van de Zuiderzee vuurbakens te plaatsen (Wijsenbeek, 1996, p. 38). Ook hiervoor werd bakengeld betaald en de schipper kreeg een loodje met een afbeelding van de Suyderzeese Vuurbakens als kwitantie. In 1791 werd door ontvanger-generaal D.W. Deen een fikse tariefstijging doorgevoerd. Daarnaast benadrukte hij nogmaals dat de verjaarde loodjes moesten worden ingeleverd en dat de initialen van de schipper in het lood moesten worden geklopt (Deen, 1790). Tijdens de verkenning werden vijf geklopte loodjes met een afbeelding van de Suyderzeese Vuurbakens aangetroffen uit 1786, 1787, 1788, 1789 en 1790 met daarop de letters PP.

(33)

32

Naast het vuur- en bakengeld werd in sommige steden ook sluisgeld geheven. In Spaarndam stond een lantaarn nabij de sluis (Wijsenbeek, 1996, p. 44). Het Hoogheemraadschap van Rijnland ontving het verschuldigde sluisgeld bij de eerste sluisgang. De schipper kreeg als bewijs van betaling een vierkant loodje met de letters RL en het jaartal. Er is één loodje aangetroffen met deze opdruk uit het jaar 1795. Uit 1795 zijn nog twee loodjes met een enkelzijdige opdruk. Het eerste loodje heeft de opdruk SAS en het getal 18. Mogelijk is dit een sluistoegang bij Sas van Gent. De 18 zou dan staan voor achttien stuivers (Kussendrager, 2014). Eén loodje met de opdruk MD en het getal 4, is zeer waarschijnlijk aan Sint Maartensdijk toe te schrijven (Kussendrager, 2014). Ook nu staat het cijfer voor het aantal stuivers. De functie van dit loodje is onbekend. De andere twee losse loodjes hebben een opdruk op de voor- en achterzijde. Het eerste loodje heeft op de voorzijde de letters WW en het getal 12 staan. Op de achterzijde staat een wapen met een leeuw met daaronder drie plussen. Het betreft het bakenlood van 12 stuivers voor Willemstad (Kussendrager, 2014). Ook hiervan is de functie onbekend. Het tweede loodje heeft op de voorzijde de letter M en het cijfer 10 S staan. Ook nu staan de cijfers weer voor 10 stuivers, opvallend is dat hier expliciet de S van stuivers is te zien. Op de achterzijde staat een eenhoorn, al is de afbeelding helaas niet heel goed bewaard gebleven. Dit loodje is mogelijk afkomstig uit Middelburg (Kussendrager, 2014).

Verder zijn nog zes loodjes gevonden met een jaartal (1786, 1787, 1790, 1792, 1794 en 1796) en een afbeelding van twee gekruiste sleutels. Het lijkt op het wapen van de stad Leiden: de ‘Leidse Sleutels’. De sleutels op het wapen van Leiden wijzen echter met de baarden omhoog terwijl de sleutels op de loodjes juist omlaag wijzen. In §6.4.2 wordt hier dieper op ingegaan.

Aan boord zijn ook zegellak, een penhouder en diverse brokjes gedroogde Oost-Indische inkt aangetroffen. Door de brokjes op te lossen in water, krijgt men vloeibare inkt die gewoonlijk in inktpotjes wordt bewaard. Een inktpotje is niet teruggevonden. De penhouder is fraai gedecoreerd. Het is bijna volledig voorzien van een gedraaid motief (Figuur 7).

(34)

33

Tabel 4 Administratie.

Onderdeel Voorwerp Nummer Vindplaats 4.1 Scheepspapieren - - -

4.2 Financiën Munten 1: OL79-74-a 2: OL79-102 3: OL79-122 4: OL79-125 5: OL79-132-a 6: OL79-144 7: OL79-168 8: OL79-225-b 9: OL79-227-f 10: OL79-236-a 11: OL79-50 12: OL79-1 13: OL79-3 14: OL79-53-d 15: OL79-55-a 16: OL79-55-b 17: OL79-55-c 18: OL79-60-a

Achterschip

4.3 Schrijfgerei Zegellak OL79-141 Voorschip Inkt 1: OL79-163-c 2: OL79-218

3: OL79-229-c 4: OL79-377-b

Bakboord Onbekend Voorschip Penhouder OL79-416 Achterschip 4.4 Vuur- en bakengeld Suyderzeese

Vuurbakens

1: OL79-28 2: OL79-29 3: OL79-30 4: OL79-31 5: OL79-32

Achterschip Amelander Zeegat 1: OL79-33 2: OL79-34 3: OL79-35,

4: OL79-85 5: OL79-118-a 6: OL79-230

Achterschip Leidse sleutels 1: OL79-36 2: OL79-225-d

3: OL79-225-e 4: OL79-225-f 5: OL79-225-g 6: OL79-229-d

Achterschip Rijnland OL79-37 Achterschip Middelburg OL79-225-o Achterschip Willemstad OL79-225-n Achterschip Sint Maartensdijk OL79-56-a Achterschip Sas van Gent OL79-229-a Achterschip

3.5 Navigatiemiddelen

Er zijn geen navigatiemiddelen aan boord van OL79 gevonden.

3.6 Gereedschap

Om het schip en de inventaris te onderhouden en reparaties uit te voeren was gereedschap aan boord. Vanwege de minimale informatiewaarde voor dit onderzoek wordt deze categorie kort behandeld. Er zijn twee delen van een booromslag gevonden, die weliswaar niet aan elkaar passen, maar waarschijnlijk wel van dezelfde booromslag zijn. In een brok concretie bevindt zich mogelijk een zaag. Röntgenanalyse geeft geen uitsluitsel en pas na mechanisch reinigen kan worden vastgesteld of het daadwerkelijk om een zaag gaat.

(35)

34

Voor het zeilmaken en het touwsplitsen waren drie marlpriemen aan boord. Een borsteltje, boender, bezem en heideboender waren aan boord om het schip schoon te kunnen maken. Ook is een houten emmer met ijzeren banden geborgen. In totaal waren drie wetstenen aan boord voor het slijpen van messen en ander gereedschap.

Een zalfpot (OL79-225) is waarschijnlijk hergebruikt. Op de bodem zijn resten rode oker aangetroffen. Oker is een natuurlijk pigment en een bestanddeel van verf (mond. med. Luc Megens, 2014). Ook een soep- of papkop (OL79-2-e) is hergebruikt als verfbakje.

Tijdens het veldwerk lagen aan bakboordzijde grote brokken concretie. Met behulp van röntgenanalyse werd duidelijk dat het om een grote hoeveelheid spijkers gaat van verschillend formaat; waarschijnlijk reservespijkers.

Tabel 5 Gereedschap.

Onderdeel Voorwerp Nummer Vindplaats 6.1 Timmergereedschap Booromslag 1: OL79-286-b 2: OL79-308 Voorschip

Hamer (bank-) OL79-346 Onbekend Vijl 1: OL79-381 2: OL79-383 Voorschip Rattenstaart OL79-376-a Voorschip Zaag OL79-401 Voorschip 6.2 Breeuw- en

onderhoudsmateriaal

Driehoekskrabber 1: OL79-317-b 2: OL79-425 3: OL79-340-b 4: OL79-365 5: OL79-386 6: OL79-411

Onbekend Voorschip Breeuwijzer OL79-398-a Voorschip Verfkwast 1: OL79-220 2: OL79-367 3: OL79-412-a 4: OL79-340-a Bakboord Voorschip 6.3 Gereedschap voor zeilmaken en touwsplitsen

Marlpriem 1: OL79-338-b 2: OL79-356 3: OL79-338-c Voorschip 6.4 Schoonmaakgereedschap Borsteltje OL79-21-d Onbekend Bezem OL79-177 Voorschip Heideboender OL79-310-a Voorschip Boender OL79-355 Voorschip 6.5 Diversen Soldeertin OL79-429 Onbekend Rode oker OL79-95-a Achterschip Wetsteen 1: OL79-228

2: OL79-340-d 3: OL79-343-a

Bakboord Voorschip Wig OL79-268 Midden Emmer OL79-251 Voorschip Kop (soep- of pap-)

(hergebruikt)

OL79-2-e, OL79-15-a, OL79-46-b, OL79-74-c, OL79-227-q

Achterschip Zalfpot (hergebruikt) OL79-225 Onbekend Spijkers (reserve) 1: OL79-390-b 2: OL79-339-c 3: OL79-339-e

4: OL79-387-b

5: OL79-239-a 6: OL79-243-a

7: OL79-163-e 8: OL79-178-c 9: OL79-257-a 10: OL79-225-c

(36)

35

3.7 Huisraad

Onder de categorie huisraad vallen voorwerpen die worden gebruikt om het leven aan boord aangenamer te maken, zoals verlichting of verwarming. Een in zeer slechte staat verkerend object is mogelijk een snotneus. Andere aanwijzingen voor verlichting aan boord zijn niet aangetroffen. In de categorie ‘verwarming’ waren twee Friese testen aan boord, die werden gebruikt om in een (voet)stoof te zetten (Stellingwerf, in prep.). Ook is de helft van een Friese pispot aangetroffen. Verder zijn een schuifdekseltje, deurklamp, haakje en twee spijltjes geborgen.

Aan boord waren drie majolica sierborden met drie verschillende florale decoraties. Twee borden zijn geproduceerd in Harlingen, de derde in Makkum (van den Akker, 2007, pp. 51-52, 104). Daarnaast zijn nog twee fragmenten van verschillende faience sierborden aangetroffen.

In het voorschip lag een ovale spanen doos van naaldhout. De grootste lengte is 52 centimeter en de breedte is 32 cm. In de spanen doos zaten diverse soorten knopen en restanten van wol. In de buurt van de spanen doos lag een kleiner rechthoekig doosje, waarvan de functie niet bekend is.

OL79-239-c is een kleine brok concretie bestaande uit twee spijkers en een sleutel. De baard van de sleutel is in redelijke staat, maar het oog is volledig gecorrodeerd (Figuur 8). Alleen op de röntgenbeelden zijn de contouren nog te zien. Bij welk soort slot de sleutel hoort is onduidelijk. Met behulp van röntgenanalyse is ook een compleet hangslot (OL79-426) ontdekt. Het hangslot is voorzien van een gewone sleutel: een veelvoorkomende combinatie (Meindersma, 1986, p. 64). Helaas ontbreekt het oog van de sleutel. Het gaat om een schildvormig hangslot met een scharnierende beugel. Waarschijnlijk heeft het hangslot een sleepveer als vergrending van de schoot (Meindersma, 1994, pp. 215, 219). Hierbij wordt de vergrendeling door een veer op zijn plaats gehouden. Door de sleutel te draaien en vast te houden, ontsluit de vergrendeling. Doordat de sleutel vastgehouden moet worden, zijn dit soort sloten minder geschikt voor deuren en worden daarom veel gebruikt als sluiting voor een berging (Meindersma, 1994, p. 148).

(37)

36

Tabel 6 Huisraad.

Onderdeel Voorwerp Nummer Vindplaats 7.1 Meubilair Strip van glas in lood 1: OL79-195-b

2: OL79-214 3: OL79-339-a 4: OL79-360-a 5: OL79-363 6: OL79-393 7: OL79-257-c 8: OL79-24 Midden Voorschip Bakboord Onbekend Transparant vlak glas 1: OL79-111-b 2: OL79-60-c

3: OL79-63-b 4: OL79-163-d 5: OL79-71-a 6: OL79-23-c Achterschip Bakboord Voorschip Onbekend 7.2 Slaapplaats - - -

7.3 Verlichting Snotneus OL79-374-b Onbekend 7.4 Verwarming Test 1: OL79-211-b, OL79-377-i, OL79-380-j,

OL79-392-a, OL79-407-b

2: OL79-257, OL79-278-b, OL79-284, OL79-344-e, OL79-377-x

Voorschip

7.5 Opberging en afsluiting Doos met deksel OL79-222 Voorschip Spanen doos OL79-223-d Voorschip Sleutel OL79-239-c Achterschip Schuifdekseltje OL79-298 Bakboord Deurklamp OL79-309 Voorschip Haakje OL79-398-e Voorschip Beugel hangslot OL79-374-c Onbekend Hangslot OL79-426 Onbekend Beslag kist OL79-374-d Onbekend 7.6 Stoffering - - -

7.7 Siervoorwerpen Bord 1: OL79-375-d, OL79-377-d, OL79-380-c, OL79-390 2: OL79-327

3: OL79-375-n, OL79-377-y

Voorschip Onbekend Fragment bord 1: OL79-229-f

2: OL79-241-b

Onbekend Achterschip 7.8 Sanitair Pispot 1: OL79-2-c, OL79-46-a, OL79-53-i,

OL79-109-e, OL79-120, OL79-225, OL79-227-p, OL79-229-g, OL79-238-b

Achterschip 7.9 Huishouding - - -

3.8 Kombuisgoed

Voorwerpen die gebruikt worden om vuur te stoken en te koken vallen onder het kombuisgoed.

3.8.1 Stookplaats

(38)

37

De tegels met afbeeldingen hebben een cirkel-omlijsting (B.01)10 met twee cirkels (Pluis, 1997, p. 511). Het hoekmotief is de zogenaamde spin (C.08);: het is een vierbladig bloempje met twee krulletjes (Pluis, 1997, p. 538). De drie afbeeldingen vallen onder het tafereeldecor (A.03). Op twee afbeeldingen staat een landschap (A.03.01) afgebeeld en op één tegel een afbeelding van een herderin (A.03.03). Een landschap is een landelijk tafereel, inclusief molens en gebouwen met weinig of geen omgeving. (Pluis, 1997, pp. 364-376, 378-379). Bij de reconstructie (Figuur 9) is uitgegaan van een tegelplateau van 5 x 6 tegels, met een lengte van 65 centimeter en een hoogte van 78 cm. Uit de reconstructie blijkt dat waarschijnlijk één witte tegel en één Delfts Blauwe tegel ontbreekt.

Als brandstof is turf gebruikt. Er is ook een doofpot en een deel van een vuurtang gevonden. Met een vuurtang werd brandende turf uit het vuur gehaald en in de doofpot gestopt. Dit gebeurde waarschijnlijk na het koken en voor het slapen in verband met brandgevaar. De doofpot stond waarschijnlijk in de buurt van de stookplaats.

Figuur 9 Reconstructie van de tegelwand, onderdeel van de stookplaats.

(39)

38

3.8.2 Kookgerei

Aan boord zijn twee komforen aangetroffen, die werden gebruikt om bereid voedsel warm te houden. In totaal zijn vier steelgrapen van verschillend formaat gevonden en zes bakpannen. Ook de bakpannen zijn verschillend in afmeting. De bakpannen hebben beroete bodems en bestekkrassen aan de binnenzijde. Het kookgerei is geproduceerd in Bergen op Zoom (Stellingwerf, in prep.). Er is één steelkom aan boord, die nauwelijks beroet is. De steelkom is geproduceerd in Nederland, maar de specifieke productieplaats is niet vastgesteld.

De geborgen tuitpot is geproduceerd in het Westerwald (Duitsland). Een tuitpot werd waarschijnlijk gebruikt om kleine hoeveelheden vloeistof bij een beslag te gieten (Ruempol & van Dongen, 1991, p. 221).

Er waren ook enkele koperen voorwerpen aan boord, zoals een aker, een ketel, een waterketel en een koperen deksel. Verder is een gietijzeren pot en een ronde treeft geborgen.

Ook zijn metalen onderdelen van een koffiemolen aangetroffen, waaronder een deel van een maalschroef en bolvormige trechter. Via een bolvormige trechter komen de koffiebonen bij een maalschroef. Door aan de slinger aan de bovenzijde van de koffiemolen te draaien, worden de koffiebonen vermalen. De maalschroef zit in een houten behuizing. De gemalen koffie komt in een laatje aan de onderzijde terecht (Reinders & Wijsenbeek, 1994, p. 71). Er was koffie aan boord, want op diverse concreties zijn de afdrukken van koffiebonen herkend.

Tabel 7 Kombuisgoed.

Onderdeel Voorwerp Nummer Vindplaats 8.1 Stookplaats Tegels OL79-73 Voorschip

Aspot 1: 292-f, 338-l, 339-l, OL79-371-f, OL79-377-l, OL79-385-a, OL79-399-c

Voorschip Haardplaat OL79-369-b Voorschip 8.2 Stookplaatsgereedschap Vuurtang 1: OL79-406-a

2: OL79-344-e

Voorschip Onbekend 8.3 Brandstof Turf 1: OL79-68-b 2: OL79-170

3: OL79-197 4: OL79-262 5: OL79-278-a 6: OL79-281 7: OL79-289 8: OL79-294 9: OL79-302 10: OL79-311-a 11: OL79-313 12: OL79-316 13: OL79-324 14: OL79-328 15: OL79-332 16: OL79-338-a 17: OL79-344-d 18: OL79-369-a 19: OL79-378-d 20: OL79-395

(40)

39

8.4 Kookgerei Bakpan 1: OL79-74-e, OL79-374-d, OL79-375-f, OL79-377-za, OL79-380-p

2: OL79-278-d, OL79-295, OL79-339-i, OL79-377-z

3: OL79-292-i, OL79-338-v, OL79-339-n, OL79-349-d, OL79-371, OL79-377-zb 4: OL79-292-j, OL79-338-v, OL79-339-o, OL79-371-j, OL79-374-f, OL79-377-zc, OL79-380-q

5: OL79-68-a

6: OL79-212-e, OL79-239-d, OL79-292-c, 338-i, 371-d, 377-j, OL79-380-h, OL79-392-e, OL79-414-h

Achterschip Voorschip

Achterschip, bakboord Steelkom 1: OL79-74-b, OL79-338-p,

OL79-377-q, OL79-398-g, OL79-400-k 2: OL79-2-i, OL79-45, OL79-227-t

Voorschip Achterschip Steelgrape 1: OL79-109-c, OL79-338-k, OL79-344-h,

OL79-371-e, OL79-375-g, OL79-377-k, OL79-380-i, OL79-400-i, OL79-407-c 2: OL79-292-e, OL79-339-r, OL79-344-g, OL79-371-k, OL79-377-zf, OL79-380-s, OL79-400-o

3: OL79-338-o, OL79-339-j, OL79-374-g, OL79-375-j, OL79-377-p, OL79-380-k, OL79-414-j

4: OL79-338-y, OL79-371-l, OL79-374-h, OL79-375-p, OL79-377-zg, OL79-380-r

Voorschip

Aker OL79-247 Voorschip Ketel met deksel 1: OL79-277, OL79-330 Voorschip Gietijzeren pot OL79-293-b Onbekend Ketel OL79-311-b Voorschip Koperen deksel 1: OL79-423-a

2: OL79-277

Onbekend Voorschip Tuitpot 380-n, 385-c, 392-f,

OL79-400-f

Voorschip 8.5 Keukengereedschap - - -

8.6 Schoonmaakgereedschap - - - 8.7 Diversen Komfoor 1: OL79-278-c, OL79-312,

OL79-321-c

2: OL79-292-d, OL79-338-j, OL79-349-e

Voorschip

Koffiemolen OL79-212-b, OL79-329-b, OL79-343-b Voorschip Treeft OL79-364 Voorschip

3.9 Eet- en drinkgerei

(41)

40

3.9.1 Vaatwerk en serviesgoed

Het vaatwerk bestaat uit vijf eet- en drie opdienborden. De diameter van eetborden varieert tussen de 19 en 24 centimeter, terwijl opdienborden een diameter tussen de 27 en 31 centimeter hebben. Alle borden zijn van roodbakkend aardewerk. De zichtzijde is geglazuurd en hebben bestekkrassen Drie eetborden zijn geproduceerd in Nederland, maar het specifieke productiecentrum is niet vastgesteld. Twee opdienborden zijn vervaardigd in het Nederrijns gebied. Eén van de twee opdienborden is voorzien van een gemarmerd decor, dat vaak als decoratie in het Nederrijns gebied werd gebruikt (Gawronski, 2012, p. 278). Het marmerdecor komt echter ook voor op 18e- een 19e -eeuws Fries aardewerk (Bartels, 1999, p. 139). Twee eetborden en één opdienbord zijn waarschijnlijk vervaardigd in West-Duitsland (mond. med. Hemmy Clevis & Jan Thijssen, 2014).

3.9.2 Bestek

Tijdens het veldwerk zijn lepels, vorken en messen aangetroffen. Er zijn twee complete messen, een heft en drie lemmeten geborgen. Dat brengt het totaal aantal messen aan boord op zes. Eén van de lemmeten, heeft mogelijk op een heft11 gepast, maar dit is niet zeker. Met behulp van röntgenanalyse zijn drie vorken in brokken concretie herkend. Van vork OL79-376-a zijn de twee buitenste, van de oorspronkelijke vier tanden, volledig omgezet in ijzercorrosie. Van vork OL79-340-c ontbreken alle tanden. Vork OL79-244 heeft geen handvat meer.

De vier gevonden lepels zijn gemaakt van tin en voorzien van een tinmerk. Het gaat om een zogenaamde gekroonde Tudorrose. In de eerste helft van de 16e eeuw is het van oorsprong Engelse roosmerk via Antwerpen in Nederland terecht gekomen. Het meesterteken, de beginletters van de voor- en achternaam van de tingieter, is meestal gecombineerd met het roosmerk. De kroon is in de 17e eeuw open aan de bovenzijde. In de 18e eeuw is deze vaak gesloten en is de roos onderdeel van een groter geheel. De naam en woonplaats van de tingieter is duidelijk aangegeven. Rond 1800 zijn ook gestileerde rozen in omloop. Een letter in het hart van de roos geeft het tinalliage12 aan (Dubbe & Nyendaal, 1965, pp. 68-73). In de lepels van OL79 staan in een gesloten kroon de letters I·K. In een compendium, samengesteld door Dubbe (2009), staan vele tingieters met hun tinmerken vermeld. De initialen I·K behoren bij tenminste zes tingieters, waarvan bij vier de betekenis van de initialen onbekend is (Dubbe, 2009, p. 467). Drie onbekende meesters kunnen niet de maker van de lepels zijn, omdat zij werkzaam waren vanaf respectievelijk 1550, 1600 en 1650. De laatste onbekende tingieter was werkzaam vanaf 1750, maar het afgebeelde tinmerk komt niet overeen met het merk op de lepels (Dubbe, 2009, p. 423). De bekende tingieters zijn J. Kesseling, die het stadsmerk van

11

(42)

41

Amsterdam als tinmerk gebruikt en Jan Koers (Dubbe, 2009, p. 265). Van 1770 tot ongeveer 1804 is Jan Koers werkzaam als tingieter in Leeuwarden. In totaal zijn vijf verschillende tinmerken van hem bekend, waarvan één het roosmerk is. Het gaat hier echter om een gestileerde roos. Mogelijk is het tinmerk op de lepels wel van deze Jan Koers, maar gaat het om een nog onbekend merk van deze tingieter.

3.9.3 Drinkgerei

De geborgen kannen zijn onder te verdelen in schenkkannen en melk- of roomkannen. De enige schenkkan is waarschijnlijk gemaakt in Gennep (Stellingwerf, in prep.). De tien melk- en roomkannen zijn geproduceerd in Friesland. De steengoed beker is afkomstig uit het Westerwald. In totaal zijn vijf Friese pap- of soepkoppen geborgen.

De kopjes en schoteltjes springen in het oog. In totaal zijn vier verschillende serviezen aan boord. Twee serviezen bestaan uit ieder zes stellen, één servies bestaat uit drie stellen en één servies bestaat uit twee stellen, ook wel een tête-à-tête genoemd. Het is onduidelijk of al het servies behoort tot het eet- en drinkgerei (zie §4.4 en §7.4). De serviezen, die waarschijnlijk voor eigen gebruik zijn, bestaan uit industrieel aardewerk. Industrieel aardewerk wordt voornamelijk in de Engelse steden Staffordshire, Worcester, Sunderland en Newcastle upon Tyne geproduceerd (Bartels, 1999, pp. 238-239). Het industrieel aardewerk aan boord van OL79 kan worden verdeeld in creamware en pearlware.

Drie creamware kopjes hebben een klein formaat. De grootste diameter bedraagt 5,5 centimeter. Daarnaast zijn twee grotere koppen (10 cm) en één schotel (17,5 cm) geborgen. Op basis van de grootte wordt gedacht aan een koffie- of chocoladekop en schotel, terwijl het kleine serviesgoed waarschijnlijk voor het drinken van thee wordt gebruikt. Het servies is waarschijnlijk niet compleet (zie §6.9).

De grootste groep serviesgoed is het pearlware. Dit serviesgoed komt vanaf ongeveer 1790 voor in Nederland (Stellingwerf, in prep.). Het pearlware uit OL79 heeft twee verschillende decoraties. Er zijn

(43)

42

drie kopjes en zes schoteltjes met een handgeschilderde13 blauwe guirlande decoratie en een bloemmotief op de bodem. Bij de schoteltjes is de decoratie aan de zichtzijde aangebracht. Bij de kopjes zijn de guirlandes aan de buitenzijde en het bloemmotief op de bodem aangebracht. Op basis van het aantal schoteltjes, bestond dit servies waarschijnlijk oorspronkelijk uit zes kopjes en schoteltjes.

Het tête-à-tête-servies heeft een decoratie van de Hollandsche Vrijheidsmaagd. De maagd houdt een piek vast, met daarop de Vrijheidshoed. Zij leunt op de Biblica. Links staat de Hollandsche Leeuw met een zwaard in de rechterpoot. In zijn linkerpoot houdt hij zeven pijlen vast. Ze staan in de Hollandse Tuin. Onder de afbeelding staat in een sierlijke banier de tekst ‘Voor Vrijheid en Vaderland’. Ook de rand is voorzien van een sierlijke banier

omgeven met een florale decoratie. De decoratie van de schoteltjes bevindt zich aan de zichtzijde, bij de kopjes aan de buitenzijde. Bij de kopjes staat de Hollandsche Leeuw ook op de bodem en is de rand aan de binnenzijde voorzien van het sierlijke banier.

De decoratie is een zogenaamde transferprint. Door middel van een drukproces kan een voorstelling oneindig vaak overgebracht worden op het aardewerk. Hierdoor ontstaan aardewerksets met exact dezelfde afbeelding (Clevis & Smit, 1990, p. 28). Het transfer printen wordt in het midden van de 18e eeuw uitgevonden. In eerste instantie worden de prints over het glazuur heen geplaatst, maar na 1780 wordt de decoratie gedrukt voordat het glazuur wordt aangebracht (Clevis, 2007, pp. 52-53). Ook de decoratie van de Hollandsche Vrijheidsmaagd is onder het glazuur aangebracht.

Verder waren aan boord twee theepotten aanwezig. De eerste theepot (OL79-253) is gemaakt van tin en verkeert in zeer slechte staat. De oorspronkelijke zwarte en rode beschildering is nog net zichtbaar. De tweede theepot (OL79-14) is gemaakt van blackware14. De theepot heeft een golvend oor en een deksel dat is voorzien van een luchtgaatje. De tuit ontbreekt.

13

Op basis van de ongelijkheid van de decoratie (Stellingwerf, 2014, inprep.). 14 Industrieel aardewerk.

Figuur 11 Pearlware kop en schotel met een transferprint van

(44)

43

Tabel 8 Eet- en drinkgerei.

Onderdeel Voorwerp Nummer Vindplaats 9.1 Tafellinnen - - -

9.2 Vaatwerk, serviesgoed Eetbord 1: OL79-2-f, OL79-53-j, OL79-108-c, OL79-225-q, OL79-227-r, OL79-338-t, OL79-339-m 2: OL79-2-g, OL79-297-r, OL79-225, OL79-227-s, OL79-229-h, OL79-242, OL79-417-h 3: OL79-126, OL79-321-b, OL79-339-k, OL79-377-h 4: OL79-211-a, OL79-380-d, OL79-407-a, OL79-410-a, OL79-414-f 5: OL79-338-x, OL79-339-q, OL79-377-ze, OL79-400-n 6: OL79-349-a, OL79-400-e

Achterschip

Voorschip

Opdienbord 1: OL79-74-d, OL79-257-i, OL79-275-e, OL79-284, OL79-331-c, OL79-338-h, OL79-371-c, OL79-374-e, OL79-375-m, OL79-377-w, OL79-380-o, OL79-400-l 2: OL79-275-d, OL79-375-e, OL79-377-u

Achterschip, voorschip Voorschip 9.3 Bestek Mes 1: OL79-378-a 2: OL79-390-a Voorschip Heft van mes 1: OL79-204 Onbekend Blad van mes 1: OL79-345 2: OL79-400-a 3: OL79-400-b Voorschip Lepel 1: OL79-221 2: OL79-317 3: OL79-351

4: OL79-415

Voorschip Vork 1: OL79-244 Onbekend Heft van vork 1: OL79-376-a 2: OL79-340-c Voorschip 9.4 Drinkgerei Melk- of roomkan 1: OL79-2-a, OL79-39-a, OL79-60-g,

OL79-93-d, OL79-95-b, OL79-99, OL79-100, OL79-110, OL79-124-b, OL79-128-a, OL79-225-k, OL79-227-m,OL79-229, OL79-232-b, OL79-269-a, OL79-417-f 2: OL79-2-b, OL79-108-b, OL79-109-d, OL79-115-a, OL79-225-p, OL79-227-n, OL79-238-a, OL79-417-j 3: OL79-2-d, OL79-93-e, OL79-114-b, OL79-131, OL79-225-s, OL79-227-o, OL79-254, OL79-417-j 4: OL79-74-b, OL79-338-p, OL79-377-q, OL79-398-g, OL79-400-k 5: OL79-2-h, OL79-55-e,

OL79-225-n

6: OL79-292-b, OL79-338-e, OL79-371-b, OL79-375-c, OL79-377-f, OL79-392-d 7: OL79-331-a, OL79-338-r, OL79-339-g, OL79-341-b, OL79-371-h, OL79-375-k, OL79-377-s, OL79-400-h 8: OL79-338-s, OL79-275-b, OL79-344-e, OL79-349-c, OL79-371-i, OL79-375-l, OL79-377-t, OL79-380-l, OL79-399-b 9: OL79-338-w, OL79-339-p, OL79-375-q, OL79-377-zd, OL79-400-m

10: OL79-284, OL79-296, OL79-325, OL79-338-q, OL79-377-r, OL79-413

Achterschip

Onbekend Voorschip

Midden, bakboord Schenkkan OL79-292-h, OL79-338-n, OL79-366,

OL79-371-g, OL79-375-i, OL79-377-o, OL79-380-f, OL79-410-b

Voorschip Soep- of papkop 1: OL79-321-a 2: OL79-187-a, OL79-257-j,

OL79-377-n, OL79-380-g, OL79-414-i 3: OL79-187-b 4: OL79-187-c 6: OL79-319

Voorschip Onbekend Soep- of papkom OL79-68-d Voorschip Steengoed beker OL79-109-a, OL79-380-m, OL79-405-e,

OL79-414-g

(45)

44

Theepot 1: OL79-14, OL79-53-f, OL79-60-b, OL79-115-b, OL79-225-m en OL79-227-a 2: OL79-253

Achterschip Drinkglas OL79-163-b Bakboord Kopje Ø6cm, pearlware 1: OL79-13-a, OL79-227-u

2: OL79-71-e, OL79-80-b

3: OL79-71-c, OL79-193-a, OL79-243-b 4: OL79-196 5: OL79-71, OL79-80, OL79-82, OL79-186 6: OL79-260

7: OL79-101, OL79-227-zd, OL79-229-j, OL79-269-e

Onbekend Voorschip

Achterschip Kopje Ø5,5cm, creamware 1: OL79-191 2: OL79-202 Voorschip Kopje Ø10cm, creamware 1: OL79-397

2: OL79-13-b, OL79-225-s, OL79-227-v, OL79-229-i

Voorschip Onbekend Schotelje Ø10,5cm,

pearlware

1: OL79-8 2: OL79-13-c, OL79-227 3: OL79-19 4: OL79-104, OL79-128-b, OL79-225-j, OL79-227-ze, OL79-245-b 5: OL79-71-b, OL79-80-a 6: OL79-71-d 7: OL79-71-f 8: OL79-185 Onbekend Achterschip Voorschip Schoteltje Ø11,5cm creamware

1: OL79-225-l, OL79-263, OL79-269-d, OL79-471 2: OL79-375-b Achterschip Voorschip Schoteltje Ø17,5cm, creamware

OL79-377-c, OL79-283, OL79-331-b, OL79-338-f, OL79-339-h, OL79-400-g

Voorschip

3.10 Victualie

Voorwerpen die worden gebruikt om eten en drinken in op te slaan, vallen onder de categorie victualie. In totaal zijn tien wijnflessen geborgen van het type ‘paardenhoef’ (Figuur 12). Bij enkele wijnflessen van OL79 is de kurk in de hals aangetroffen.

In twee steengoed flessen zijn de letters ‘H·D’ aangebracht. De flessen werden geproduceerd voor de opslag van mineraalwater uit Hessen Darmstadt. Drie steengoed voorraadkannen hebben de vorm van een baardmankruik, maar de karakteristieke baardman-applique ontbreekt (Figuur 13). De kannen zijn

geproduceerd in het Duitse Frechen. De kwaliteit van de kannen is matig. Bij twee kannen staat een ‘2’ of een ‘Z’ op de schouder . Op de derde kan staat een ‘A’. Dit kan een aanwijzing voor de inhoud of inhoudsmaat zijn. De grote kannen werden gebruikt voor de opslag van vloeistoffen, zoals bier en olie (Bartels, 1999, p. 83). Een kleinere kan is geproduceerd in West-Duitsland.

Figuur 12 Wijnfles van

(46)

45

Figuur 13 Steengoed kruiken en flessen voor de voorraad van water en

drank (Foto: W. Stellingwerf).

In de categorie victualie kunnen ook drie voorraadpotten worden ingedeeld. Eén pot heeft een dekselgeul om de pot met een houten deksel of ronde steen af te sluiten (Bartels, 1999, p. 80). Verspreid over het schip lagen gedroogde pruimen. De vele viswervels die geborgen zijn, zijn afkomstig van 16 tot 19 stokvissen. Het betreft gedroogde kabeljauw. Op basis van de onbeschadigde15 viswervels kan worden vastgesteld dat de stokvis als voorraad aan boord was (mond. med. Frits Laarman, 2014).

Tabel 9 Victualie.

Onderdeel Voorwerp Nummer Vindplaats 10.1 Watervoorraad Voorraadkan 1: OL79-9 2: OL79-16 3: OL79-219-a

4: OL79-338-n

5: OL79-304, OL79-338-g, OL79-339-f, OL79-371-a, OL79-377-e, OL79-380-e, OL79-392-b Onbekend Voorschip Mineraalwaterfles 1: OL79-252 2: OL79-335 Achterschip Voorschip 10.2 Drankvoorraad Wijnfles 1: OL79-76-f, OL79-227-c, OL79-229-e,

OL79-303, OL79-374, OL79-377-a, OL79-400-d, OL79-405-d, OL79-419-a 2: OL79-68-c, OL79-137, OL79-180, OL79-396-a

3: OL79-114-a, OL79-227-e 4: OL79-225, OL79-227, OL79-266-a, OL79-419 5: OL79-67, OL79-76-f, OL79-178-a, OL79-183, OL79-229

6: OL79-179

7: OL79-76-a 8: OL79-76-b 9: OL79-76-c 10: OL79-76-d Voorschip Achterschip Achterschip, bakboord Bakboord Voorschip, bakboord 10.3 Levende have - - -

10.4 Etensvoorraad Zoutpot OL79-181 Voorschip

15

(47)

46

Voorraadpot 1: OL79-107, OL79-124-a, OL79-232-a, OL79-241-a, OL79-269-g, OL79-417-g, OL79-423-g

2: OL79-257-k, OL79-275-a, OL79-333, OL79-338-d, OL79-375-a

3: OL79-257-l, OL79-292-g, OL79-338-m, OL79-375-h, OL79-377-m Achterschip Voorschip Onbekend Pruimen 1: OL79-62 2: OL79-166 3: OL79-257-e Midden Voorschip Bakboord Visresten 1: OL79-21-a 2: OL79-146

3: OL79-92 4: OL79-112 5: OL79-140 6: OL79-164-b 7: OL79-172-b 8: OL79-266-b 9: OL79-417-a

Onbekend Achterschip 10.5 Diversen - - -

3.11 Persoonlijke uitrusting

Onder persoonlijke uitrusting vallen voorwerpen die het persoonlijk eigendom zijn van de opvarenden, zoals kleding of rookgerei. Maar ook voorwerpen die dienen als ontspanning of ter overdenking, vallen onder persoonlijke uitrusting. Tijdens het veldwerk zijn een medicijnflesje, twee kledinghaakje en een rond houten potje met deksel geborgen. Het houten potje lijkt op een huidig melktandendoosje.

3.11.1 Schoenen

In totaal zijn vijf min of meer complete schoenen, één stuk bovenleer, drie schoenzolen en een fragment van een schoen geborgen. Daarnaast zijn vijf schoengespen verzameld (Figuur 14). De gespen zijn voor dit onderzoek niet verder onderzocht. Verder is nog één klomp geborgen. Schoen OL79-164-c en bovenleer OL79-199 behoren tot hetzelfde schoentype. De schoenen OL79-306 en OL79-422 zijn beide een veter of gespschoen. Schoen OL79-213 is dubbelgeslagen, maar op basis van de schoenzool hoort deze schoen zeer waarschijnlijk bij de enkelpins gespschoen OL79-275-c (mond. med. Lisette Verspay-Frank, 2013). OL79-290 is een klomp die in slechte staat verkeerd. Het hout is zacht waardoor de klomp is vervormd en een deel ontbreekt.

(48)

47

3.11.2 Naaigerei

Tijdens de verkenning zijn een fragment van een vingerhoedje en een naald aangetroffen. Er zijn in totaal zeventien vondstnummers met knopen. Een deel lag in de spanen doos, samen met een restje wol. Het zijn verschillende typen knopen. Eén knoop is gemaakt van een koperlegering en ingelegd met emaille. De andere knopen zijn gemaakt van been.

3.11.3 Rookgerei

In totaal zijn zestien vondstnummers met gerookte Goudse pijpenkopjes opgenomen, met een totaal van 21 (zie Tabel 10). De vorm van de pijpenkopjes is volovaal, een vorm die tussen 1730 en 1815 voorkomt (Duco, 1987, pp. 44-45). Eén pijpenkop (OL-380-e) heeft geen hiel en is dan ook van een ander type: de rondbodem, die ook vanaf 1730 voorkomt. De belangrijkste onderdelen van de kleipijp worden in Figuur 15 aangegeven.

Figuur 15 De belangrijkste onderdelen van

de kleipijp (Afbeelding : T van Baar, 2014).

Op vijf stuks na, zijn alle pijpen voorzien van een hielmerk. Het gaat om acht verschillende hielmerken. Net als bij het tingoed gebruikt de pijpenmaker het hielmerk als ‘handtekening’. Daarnaast dient het ter bescherming van het product. De pijpenmaker kan maar één merk tegelijk voeren. Na 1778 wordt het mogelijk om meerdere merken te voeren. Een merk kan soms een aanzienlijke marktwaarde vertegenwoordigen. Aan het eind van de 17e eeuw staat het merk niet altijd op de hiel, maar ook wel op de zijkant van de kop. Het merk kan dan namelijk groter worden afgebeeld. Dit leidt tot een slechtere afwerking, waardoor de pijp als grof wordt aangewezen en dus goedkoper is (van der Meulen, 2003, pp. 29-31).

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

het zeiljacht Een grote, dure boot die iemand voor zijn..

The study hypothesised that trust moderates the relationship between state of the psychological contract in a member-union relationship and union commitment and

Deze deelvraag dient ook meer als opstap naar de 3 e deelvraag, want met een overzicht van de doelen die voortvloeien uit de missie en strategie, kunnen later de

Maandelijks gaat een medewerker van de afdeling logistiek met de business team manager of sales manager door het magazijn voor een beoordeling van de voorraad.. Opstellen

De gezamenlijke vraag van deze twee huishoudens staat in het onderzoek model voor de totale vraag naar dit goederenpakket.. 2p 1 † Laat met behulp van een berekening zien

Klaas beaamt dit en gaat even later door op het thema ‘liefde’, wat een brug blijkt naar vertellen over zijn relatie met zijn vrouw en, via het benoemen van de impact van

Kan de minister preciseren welke specifieke ener- giediensten die in Vlaanderen van toepassing zijn, onder de Bolkestein-dienstenrichtlijn dreigen te vallen en welke gevolgen dit

De conclusie is dat de SKZL preparaten voldoen aan de eisen die aan enquêtemonsters gesteld worden, dat externe kwaliteitsprogramma's slechts een deel van de analyseprocedure dekken