• No results found

Image is Everything:

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Image is Everything:"

Copied!
105
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Image is

Everything:

De journalist in Britse literatuur van 1880 tot 1940

Naam student: Sandra Postma

Studentnummer: 1537903

Hoofdbegeleider: Hoeven, dr. R. (Pien) van der

Tweede lezer: Broek, dr. I.M. (Ilja) van der

Opleiding: Master Journalistiek Rijksuniversiteit Groningen, studiepad

dagbladjournalistiek

(2)

Inhoudsopgave

Hoofdstuk 1 – Inleiding

4-14

§ 1.1 - Zestig jaar journalistiek in Britse fictie

4-5

§ 1.2 - Methodologie

6-14

§ 1.2.1 – Cross-over 6

§ 1.2.2 – Structuur 7

§ 1.2.3 – Selectie literaire werken 8 § 1.2.4 – Pershistorische literatuur 11 § 1.2.5 – Literair-wetenschappelijke literatuur 12

Hoofdstuk 2 – 1880-1900: De oude en nieuwe krantenwereld 15-45

§ 2.1 - Historische context

15-29

§ 2.1.1 – Meer kranten, meer lezers 15

§ 2.1.2 – De zorgen van de elite 19

§ 2.1.3 – De persbaron 23

§ 2.1.4 – New Journalism 24

§ 2.2 - De journalistiek in de bestudeerde literaire werken

29-45

§ 2.2.1 – De verhalen samengevat 29 § 2.2.2 – De journalist volgens Henry James 32

§ 2.2.3 – De vrouw 36

§ 2.2.4 – Waarheidsvinding in de Oude en 39 Nieuwe Wereld

Hoofdstuk 3 – 1900-1920: Een periode van continuïteit

46-68

§ 3.1 - Historische context

46-52

§ 3.1.1 – Krantenmagnaten 46

§ 3.1.2 – De Boerenoorlog 51

§ 3.2 – De journalistiek in de bestudeerde literaire werken

53-68

§ 3.2.1 – De verhalen samengevat 53 § 3.2.2 – De Pers en het individu 56 § 3.2.3 – Waarheid en propaganda in Joseph Conrads werk 64

Hoofdstuk 4 – 1920-1940: Wereld- en krantenoorlogen

69-95

§ 4.1 – Historische context

69-76

§ 4.1.1 – Nieuwe media 69

§ 4.1.2 – De krantenstrijd 71

(3)

§ 4.2 – De journalistiek in de bestudeerde literaire werken

76-95

§ 4.2.1 – De verhalen samengevat 76 § 4.2.2 – De invloed van technologie 80 § 4.2.3 – De idealen van H.G. Wells 81

§ 4.2.4 – De persbaron 85

§ 4.2.5 – De populaire pers en het individu 88

Hoofdstuk 5 – Conclusie: Image is Everything

96-102

§ 5.1 – Het negatieve imago van de pers

96

(4)

Hoofdstuk 1 – Inleiding

§ 1.1 – Zestig jaar journalistiek in Britse fictie

De lijn die fictie en journalistiek van elkaar scheidt, is altijd een dunne geweest. In de negentiende eeuw werkten al veel schrijvers als journalist, en andersom, en literatuur was veel terug te vinden in bladen. Hoe zit het andersom? Hoeveel journalistiek is in deze beginperiode van de sector terug te vinden in literatuur? Tegenwoordig steeds meer, mede door de toenemende aanwezigheid van de pers in nieuwe media, zoals in comics, televisie en film. Denk daarbij aan iconische figuren als Clark Kent en Kuifje, de journalisten in All The

President’s Men en Citizen Kane, in de televisieserie The Wire en in de boeken van Liza

Marklund. De journalist speelt tegenwoordig dus een steeds grotere rol in ‘popular culture’, maar hoe was dat in de tijd dat de journalistiek een steeds belangrijkere rol in de samenleving ging spelen?

Tussen 1880 en de aanvang van de Tweede Wereldoorlog vonden op technologisch, bedrijfsmatig en journalistiek gebied grote veranderingen plaats in de Britse perswereld. Volgens Mark Hampton, tegenwoordig hoogleraar aan de Lingnan University in Hong Kong en schrijver van Visions of the Press in Britain, 1850-1950, groeide gedurende deze periode de invloed en het bereik van de pers constant en kon ten tijde van het interbellum gesteld worden dat de pers het belangrijkste medium voor politieke communicatie en culturele invloed was geworden. Deze positie werd weerspiegeld door het groeiende aantal debatten over de functie en het doel van de pers in de maatschappij. Daarnaast werd de pers steeds commerciëler, eigenaarschap steeds geconcentreerder en krant lezen een essentieel deel van het dagelijks leven.1 Terwijl de pers van steeds groter belang werd in de samenleving, toonde

1

(5)

deze ontwikkeling zich ook in fictie: gedurende de negentiende eeuw verschenen in romans steeds meer verwijzingen naar kranten en hun invloed op de geest van de lezers.2 In de decennia na de eeuwwisseling bleef dat aantal nog immer toenemen.

De belangrijkste ontwikkelingen in de Britse journalistiek in deze zestig jaar die de pers voor altijd zou veranderen waren de opkomst van de populaire pers en de persbaron met zijn krantenimperium, de invloed van New Journalism op de inhoud van de krant, de ontstane scheiding tussen populaire en serieuze pers, de invloed van oorlog en propaganda op de journalistiek en de samenleving, de oprichting van de BBC en de krantenstrijd die in de jaren dertig van de twintigste eeuw woedde. Deze scriptie gaat over deze ontwikkelingen tussen 1880 en 1940 en de invloed van deze veranderingen op Britse fictie geschreven en gepubliceerd in die periode. De hoofdvraag van deze scriptie is dan ook: wat is het beeld van de journalist in de Britse literatuur van 1880 tot 1940 en hoe is dat te relateren aan de historische ontwikkeling van de pers? De voor dit onderzoek bestudeerde literaire werken zijn Henry James’ roman The Portrait of a Lady uit 1891 en zijn korte verhaal ‘The Papers’ uit 1901, Rudyard Kiplings korte verhaal ‘A Matter of Fact’ uit 1892, Joseph Conrads korte verhaal ‘The Inheritors’ gepubliceerd in 1901 en zijn roman Nostromo uit 1904, Men Like

Gods van H.G. Wells uit 1923, Stamboul Train van Graham Greene uit 1932 en Scoop van

Evelyn Waugh gepubliceerd in 1938.

(6)

§ 1.2 – Methodologie

§1.2.1 – Cross-over

In deze studie wordt onderzoek aangaande de Britse persgeschiedenis van 1880 tot 1940 gecombineerd met literatuuronderzoek naar fictie gepubliceerd in dezelfde periode. In de wetenschap worden deze twee vooral apart onderzocht. Waar de (Britse) persgeschiedenis wel onderdeel is van onderzoek in combinatie met literatuuronderzoek naar fictie, is dit meestal gericht op een specifieke auteur, zoals vaak het geval is bij Henry James. Dit scriptieonderzoek fungeert echter als cross-over onderzoek tussen Engels literatuuronderzoek en de journalistieke geschiedenis van Groot-Brittannië; niet als één van beide.

Dit onderzoek is hoofdzakelijk verricht door middel van geschiedkundig onderzoek en descriptieve literatuuranalyse en interpretatie van de bestudeerde literaire werken. De primaire literatuur is daarbij de basis en de secundaire literatuur het interpretatiekader. Het geschiedkundige gedeelte van dit onderzoek is gedaan met behulp van secundair literatuurmateriaal, net als de analyses van de primaire literatuur. Een eerder verricht onderzoek gericht op de aanwezigheid van geschiedkundige journalistieke thema’s in meerdere literaire titels in de voor dit onderzoek behandelde periode is niet gevonden. Veel secundair materiaal waarin de persgeschiedenis in deze periode gecombineerd wordt met fictie is er dan ook niet om mee te werken. In de meeste gevallen vormt secundaire literatuur aangaande de bestudeerde korte verhalen en romans gecombineerd met de secundaire literatuur aangaande de Britse persgeschiedenis van 1880 tot 1940 de onderbouwing van dit onderzoek.

(7)

journalistiek in hun werk en de mening die allen moeten hebben gehad over, voor velen, hun eigen vakgebied. Dit maakt het trekken van conclusies over hun eigen bedoelingen met en opinies over hun literaire werk soms moeilijk. Echter, zoals in het geval van Henry James is juist het tegenovergestelde het geval.

§1.2.2 – Structuur

Voor dit onderzoek is de uitgekozen periode van zestig jaar van verandering in de journalistiek verdeeld in drie tijdvakken: 1880-1900, 1900-1920 en 1920-1940. De indeling in drie tijdvakken maakt het mogelijk dit onderzoek chronologisch te bespreken, maar deze indeling is vooral gemaakt, omdat er deze drie periodes naast veranderingen in de journalistiek ook grote veranderingen in de Britse samenleving plaatsvonden. De journalistiek begon zich vanaf 1880 als sector enorm te ontwikkelen en te professionaliseren. De periode 1900-1920 betreft in de journalistiek vooral één van continuïteit, zoals ook uit de historische context van dit onderzoek zal blijken. Na de Eerste Wereldoorlog volgde een tweede golf van veranderingen die aan bod zal komen in het hoofdstuk over de periode 1920-1940.

(8)

De historische context, de samenvattingen van de bestudeerde literaire werken en de analyses en interpretaties van deze werken krijgen dus allen hun eigen opeenvolgende paragrafen in de hoofdstukken. Er is voor deze structuur gekozen, zodat in de historische context alle belangrijke ontwikkelingen in de journalistiek aangestipt kunnen worden, ook de veranderingen die niet direct van belang zijn in de primaire literatuur. Daarom volgt pas daarna de uiteenzetting van de plot van de literaire werken en de rol van de journalist in dit werk. Waar nodig worden in de analyse nog extra historische context of plotdetails gegeven. Daarnaast wordt in elk hoofdstuk een andere auteur nader bestudeerd. De belangrijkste vragen die beantwoord worden in de paragrafen met de analyse en interpretatie - die ingedeeld zijn per journalistiek onderwerp aan bod komend in één of meerdere literaire werken in die periode - zijn: welke journalistieke thema’s en ontwikkelingen zijn van belang, welke juist niet, hoeveel overlap is er tussen de persgeschiedenis en de behandeling hiervan in de literatuur, en zijn er overige elementen met betrekking tot de journalistiek die volgens de auteurs van belang zijn?

§1.2.3 – Selectie literaire werken

De primaire literatuur is gevonden met behulp van een online databank, een project van het Norman Lear Centre aan de USC Annenberg School for Communication, genaamd ‘The Image of the Journalist in Popular Culture’, waarin meer dan tachtigduizend titels zijn opgeslagen van werken in onder andere literatuur, film en muziek waar journalisten een rol in spelen. In deze databank is gezocht op de termen ‘novels’ en ‘short stories’ in de periode 1880-1940.3

Voor de periode 1880-1900 was het moeilijk romans te vinden waarin journalisten een belangrijke rol speelden. Bij veel resultaten van de databank bleek het te gaan om

(9)

journalistieke artikelen. Aangezien dit onderzoek zich specifiek richt op fictie waren deze niet bruikbaar. Hierdoor is het aantal romans in deze periode maar twee. Een reden voor het kleine aantal bruikbare primaire literaire werken kan zijn dat de journalistiek en het auteurschap nog erg door elkaar liepen in deze periode en dat over journalistiek nadenken en schrijven nog geen thema was in de literatuur.Kranten zijn vaak achtergrondmateriaal in literaire werken en zijn in victoriaanse romans vooral van belang voor de dagelijkse routine van de personages.4 Zo kwamen journalisten wel voor als bijfiguren, zoals bijvoorbeeld in Arthur Conan Doyle’s

Sherlock Holmes-verhalen, maar omdat ze geen grote rol vervulden, was er aan de hand van

deze personages meestal weinig te zeggen over de journalistiek.

Uiteindelijk zijn Henry James’ The Portrait of a Lady (1891) en Rudyard Kiplings ‘A Matter of Fact’ (1892) uitgekozen voor deze periode. Henry James staat er om bekend vaak de journalistiek in zijn romans te beschrijven en te gebruiken. Zijn werk was daarom goed onderzoeksmateriaal en zijn verhalen kwamen dan ook vaak als resultaat naar voren. Om de onderzoeksresultaten niet grotendeels te baseren op James’ werk, is er voor gekozen om maar één van zijn werken te gebruiken in deze eerste periode, omdat in het tijdvak 1900-1920 opnieuw een boek van James besproken wordt.

De reden om Henry James, Amerikaan, toch te gebruiken voor dit Britse onderzoek is drieledig. De eerste reden is dat veel van zijn literatuur zich in Groot-Brittannië afspeelt en veel karakters Brits zijn. De tweede reden is dat doordat de twee verhalen in twee verschillende periodes vallen en twintig jaar na elkaar gepubliceerd zijn, er een conclusie getrokken kan worden over de ontwikkeling van James’ gedachtegoed over de journalistiek en eventueel aanwezige veranderingen in de sector zelf. De derde reden is dat de (ontwikkelingen in de) Amerikaanse journalistiek, die ook aan bod komt in zijn verhalen, de Britse beïnvloedde en andersom. Hierdoor is een vergelijking van de Britse journalistiek met

(10)

de Amerikaanse mogelijk. Dit sluit goed aan op het andere verhaal uit deze periode, namelijk ‘A Matter of Fact’ van Rudyard Kipling, waarin het draait om verschillen en overeenkomsten tussen de Amerikaanse en Britse journalistiek.

Voor de periode 1900-1920 is het Joseph Conrad die tweemaal aan bod komt. In dit geval is er wel voor twee werken van Conrad in één periode gekozen, omdat opnieuw het vinden van bruikbare romans moeilijk was: de databank gaf opnieuw vooral journalistieke werken aan als resultaten en niet fictie. Daarnaast gebruikt Conrad de journalistiek vaak als thema in zijn werk. Er diende zich echter nog een probleem aangaande goede en gevarieerde resultaten in deze periode aan: er waren geen romans te vinden van na 1905 waarin de journalistiek een significante rol speelt. De (naderende) Eerste Wereldoorlog zou hier een reden voor kunnen zijn, maar waarom al na 1905 het schrijven over de journalistiek ophoudt, blijft giswerk. Hierdoor zijn de drie onderzochte literaire werken binnen vier jaar na elkaar gepubliceerd en aan het begin van die periode, namelijk Henry James’ ‘The Papers’ uit 1903 en ‘The Inheritors: An Extravagant Story’ en Nostromo van Joseph Conrad uit 1901 respectievelijk 1904. Variatie in auteurs blijft voor dit onderzoek door het uitblijven van goede, bruikbare literaire werken met de journalistiek als belangrijk thema een probleem in deze periodes.

Voor het tijdvak 1920-1940 waren er echter bruikbare werken in overvloed om uit te kiezen. Dit laat in de aanloop naar het onderzoek zelf bij het zoeken naar literatuur al een ontwikkeling zien: er werd zichtbaar vanaf deze periode veel meer over de journalistiek geschreven. De werken zijn daarom juist gekozen op jaartal in tegenstelling tot de vorige periode - ze zijn gepubliceerd tussen 1923 en 1938, net voordat de Tweede Wereldoorlog uitbrak - en op thema. De onderzochte romans in deze periode zijn H.G. Wells’ Men Like

Gods (1923), Stamboul Train (1932) van Graham Greene en Scoop (1938) van Evelyn

(11)

periodes en komen allen uit een ander genre (respectievelijk sciencefiction, thriller en satire) dan elk van de bestudeerde literaire werken uit de vorige periodes. Deze variatie levert in deze twee decennia een interessant beeld op van de journalistiek, aangezien de conclusies over de sector desalniettemin aan elkaar gelieerd kunnen worden.

§1.2.4 – Pershistorische literatuur

Er is een breed scala aan bruikbare secundaire literatuur te vinden over de Britse pers in de periode 1880-1940. Uiteindelijk is gekozen voor Jane Chapman’s Comparative Media

History, omdat zij de journalistieke geschiedenis uit meerdere periodes en van meerdere

gebieden tegen elkaar afzet.5 Dit was zeer bruikbaar bij het onderzoek naar de Britse persgeschiedenis, maar ook bij het onderzoek naar de verschillen en overeenkomsten tussen de Britse en Amerikaanse journalistiek in met name de eerste periode, 1880-1900.

Kevin Williams’ boek Read All About It! A History of the British Newspaper was goed bruikbaar door de focus die hij legt op de Britse krant.6 Technologische ontwikkelingen komen aan bod en Williams legt uit hoe volgens hem deze invloed hebben gehad op de ontwikkeling van de krant. Een belangrijk gedeelte gaat in zijn boek over de onderzochte periode en de invloed van de persbaronnen op de krant, zowel op de inhoud en opmaak van de afzonderlijke kranten als op de sector als geheel.

Martin Conboy behandelt in zijn Journalism in Britain: A Historical Introduction de geschiedenis van de Britse journalistiek op thema, en niet zoals Williams op chronologische wijze, vanaf het einde van negentiende eeuw tot het heden. Hij kiest het einde van de negentiende eeuw als beginpunt, omdat in die periode grote ontwikkelingen stonden te gebeuren in de journalistiek. Hij noemt daarbij de oprichting van het dagblad als

5

Jane Chapman, Comparative Media History (Cambridge: Polity Press, 2005).

(12)

sleutelmoment in de evolutie van de journalistiek, maar geeft daarnaast vooral aan dat continuïteit in de hele persgeschiedenis van het grootste belang was voor de verdere ontwikkeling van de sector.7

Mark Hamptons werk Visions of the Press in Britain, 1850-1950 beschrijft de manier waarop de Britse elite de pers bekeek en de invloed van de elite op die pers.8 Hampton baseert zijn boek op (journalistieke) werken uit de periode 1850-1950 en recente die de maatschappij van die tijd beschrijven. Hampton trekt op basis van deze werken conclusies over de idealen van de elite ten opzichte van een veranderende maatschappij en journalistiek. Hij stelt vast dat huidige historici aangeven dat de krant een grote invloed had aan het einde van de negentiende eeuw en het begin van de twintigste, maar dat er door deze historici daarbij alleen gefocust wordt op de inhoud van de krant of op de werkwijze van de journalist. Volgens Hampton schenken zij geen aandacht aan de manier waarop de pers in de Britse samenleving verheven was en als sector invloed had op de economie, de cultuur, de maatschappij en de politiek.9

§1.2.5 – Literair-wetenschappelijke literatuur

Dit onderzoek richt zich op de manier waarop er over de pers werd gesproken en geschreven aan het einde van de negentiende en begin twintigste eeuw door auteurs en hun personages. Weinig secundaire literatuur richt zich op de journalistiek in literatuur van die periode. Ook Hampton stelt vast dat dit niet veel gebeurd is in wetenschappelijke context.10 Deze secundaire literatuur was dan ook moeilijk te vinden. Gevonden onderzoek lijkt zich vooral te richten op literaire thema’s in de onderzochte literaire werken, maar niet op de journalistiek

7 Martin Conboy, Journalism in Britain: A Historical Introduction (London: SAGE Publications Ltd, 2011) 191. 8 Hampton, Visions of the Press in Britain, 1.

9

Ibid.

(13)

als thema. Een voorbeeld van secundaire literatuur waarin journalistiek geen hoofdrol speelt, maar die wel bruikbaar waren is Guido Scholl’s ‘Victorian Concepts in Kipling’s “A Matter of Fact“’ waarin Scholl de verschillen en overeenkomsten toont tussen schrijvers en journalisten in de victoriaanse tijd, de periode van 1837 tot 1901 waarin Koningin Victoria regeerde, in combinatie met Kiplings verhaal.11 Ook het artikel van Ambreen Hai, gespecialiseerd in postkoloniale literatuur, was bruikbaar omdat het ingaat op een thema dat ook in de journalistiek van belang is, namelijk waarheidsvinding. Zij beschrijft de ironie die de hang naar waarheidsvinding veroorzaakt in ‘A Matter of Fact’.12

Doordat journalistiek een belangrijk thema is in veel van Henry James’ werk, beschrijft secundaire literatuur over hem wel de link tussen de sector en zijn fictie. Er was dan ook veel materiaal over te vinden. James-specialist Gary Scharnhorst schreef in the Henry

James Review een artikel over de New Woman, een idee waaraan de journaliste in The Portrait of a Lady volgens hem voldoet.13 Peter Rawlings, David Howard en Richard Salmon gaan allen in op de plaats van publiciteit en moraliteit in James’ werk die werd beïnvloed door de ontwikkelingen in de journalistiek en de maatschappij.14 Deze thema’s zijn vooral van belang in ‘The Papers’, waarin de hang naar roem van destructieve aard is.

De negatieve aspecten van de journalistiek worden in enkele artikelen ook besproken. Zo beschrijft sciencefictionexpert L.J. Hurst hoe de hoofdpersoon in ‘The Inheritors’ van Joseph Conrad gebruikt wordt voor propaganda. Matthew Rubery beschrijft in zijn ‘Wild Story of a Journalist’ hoe kwaad Conrad werd van onwaarheden in de pers.15

Andrea Freud Löwenstein gaat in op Graham Greene’s scherpe veroordeling van (vrouwelijke) journalist

11 Guido Scholl, ‘Victorian Concepts in Kipling's “A Matter of Fact“’ (Hannover: GRIN Verlag, 2002). 12 Ambreen Hai, ‘On Truth and Lie in a Colonial Sense: Kipling's Tales of Tale-telling’, ELH 64.2 (1997)

599-625.

13 Gary Scharnhorst, ‘James and Kate Field’, The Henry James Review 22.2 (2001) 200-206. 14

Peter Rawlings, ‘Gender and Publicity in Henry James’ “The Papers“’, Studies in Languages and Cultures (2000) en David Howard, ‘Henry James and “The Papers“’, Henry James: Fiction as History, ed. Ian F. A. Bell (Londen: Vision Press Limited, l984) en Richard Salmon, Henry James and the Culture of Publicity (Cambridge: University Press, 1997).

(14)

Mabel Warren in Stamboul Train en hoezeer hij neerkijkt op de pers.16 Brian Diemert beschrijft de pessimistische wijze waarop Greene neerkijkt op de maatschappij van die tijd en op de opkomende massacultuur.17 David Craig Hutton schrijft in zijn scriptie ‘Journalism and the Media in the Fiction of Graham Greene’ over media in de werken van Greene.18

In 1986 vond er in Londen het International Wells Symposium plaats waarvan een uitgave verscheen met essays and presentaties die tijdens dat symposium werden voorgedragen door literair critici, historici, sociologen, antropologen en schrijvers.19 De voor dit onderzoek gebruikte papers uit deze uitgave gaan over Wells’ wereldvisie en ideeën over de toekomst die ook iets zeiden over zijn visie op de pers. Ook Warren W. Wagar schrijft in zijn H.G. Wells: Traversing Time over Wells’ persoonlijke wereldvisies.20 Tony Burns zet in zijn werk over sciencefiction uiteen hoe verschillend academici tegen Men Like Gods van H.G. Wells aankijken als literair werk.21 Over Evelyn Waughs Scoop is een breed scala aan secundair materiaal te vinden, waaronder een feitelijk boek dat hij zelf schreef over de oorlog in Abessinië waar het op gebaseerd was.22 Robert Reginald Garnett schreef een boek over de werken van Waugh en gaat daarin ook in op Scoop.23

Door de combinatie van de genoemde primaire literatuur en secundaire literatuur aangaande de Britse persgeschiedenis en Britse literatuur is dit onderzoek tot stand gekomen. De resultaten volgen hieronder.

16

Andrea Freud Löwenstein, Loathsome Jews and Engulfing Women: Metaphors of Projection in the Works of

Wyndham Lewis, Charles Williams and Grahame Greene (New York: New York University Press, 1993).

17 Brian Diemert, Graham Greene’s Thrillers and the 1930s (Ontario: McGill-Queen’s University Press, 1996). 18 David Craig Hutton, ‘Journalism and the Media in the Fiction of Graham Greene’s Stamboul Train, It’s a

Battlefield, and The Quiet American’ (Scriptie U of Saskatchewan, 2007).

19 Patrick Parrinder en Christopher Rolfe, ed, H.G. Wells Under Revision: Proceedings of the International H.G.

Wells Symposium, London, July 1986 (London: Associated University Presses, 1990) 9.

20 W. Warren Wagar, H.G. Wells: Traversing Time (Middletown: Wesleyan University Press, 2004).

21 L.J. Hurst, ‘A Review of the Introduction to “The Inheritors“’, FOUNDATION: The International Review of

Science Fiction (1999) en Tony Burns, ‘Science Fiction and the History of Utopian Literature’, Political Theory, Science Fiction, and Utopian Literature (Lanham: Lexington Books, 2010) 19-51.

22 EvelynWaugh, Waugh in Abyssinia (London: William Heinemann, 1936). 23

(15)

Hoofdstuk 2: 1880 – 1900

De nieuwe en oude krantenwereld

§ 2.1 – Historische context

§2.1.1 – Meer kranten, meer lezers

De laatste twee decennia van de negentiende eeuw betekenden het begin van vele ontwikkelingen in de journalistiek die vandaag de dag nog steeds hun weerslag hebben op de sector. Zoals historica Jane Chapman schrijft in haar boek Comparative Media History veroorzaakten kranten in deze periode wat ‘critical theorist’ Douglas Kellner beschrijft als één van de belangrijkste tendensen van de moderne kapitalistische samenleving: de verbinding van de advertentiemarkt met cultuur, informatie, politiek en manipulatie. Deze aspecten komen allen in dit onderzoek terug. Volgens Jane Chapman is de oorsprong van de veranderingen die aan het einde van de twintigste eeuw plaatsvonden in de journalistiek terug te leiden naar de omstandigheden van waaruit de nieuwe soort kranten, met name de populaire, aan het einde van de negentiende eeuw ontstonden: volgens haar is dit het bewijs van het belang van continuïteit in de geschiedenis van de journalistiek.24

De krantenorganisatie veranderde vanaf midden negentiende eeuw sterk en het aantal krantentitels begon fors toe te nemen. Volgens Kevin Williams, hoogleraar Media en Communication Studies aan Swansea University die het boek Read All About It! schreef over de geschiedenis van de Britse krant, verachtvoudigde het aantal krantentitels in Groot-Brittannië en Ierland tussen 1856 en 1914. De oplages bleven hetzelfde en kranten werden nog steeds in dezelfde kleine niche in de samenleving verspreid, namelijk onder de elite.25 Dat veranderde echter snel. Terwijl de eeuwwisseling en het einde van de regeerperiode van

24 Chapman, Comparative Media History, 72 quote Douglas Kellner, Critical Theory: Marxism and Modernity

(Baltimore: Johns Hopkins University Press, 1986) 132.

(16)

Koningin Victoria, en daarmee het einde van het victoriaanse tijdperk, dichterbij kwamen, namen de krantenoplages toe met de komst van dagbladen, met name door de ‘penny paper’, die ongekend populair werd.26 De bloeitijd van deze ‘penny press’, het dagblad dat een penny kostte, vond plaats tussen 1870 en 1890. De afnemende prijzen van de dagbladen, ingezet door de half-penny kostende Daily Mail, voedde de toenemende oplagecijfers, maar betekenden ook dat zelfs een gigantische oplage nog geen winst hoefde te betekenen. Het doel van hoge oplages was dan ook vooral steun te krijgen van de adverteerders.27

De lezersmarkt begon eind negentiende eeuw sterk te groeien. De industriële revolutie had het land en de burgers welvarender gemaakt. Het inkomen van mensen nam toe waardoor ze in staat waren een krant te kopen. Daarnaast kregen mensen meer vrije tijd, zodat ze ook daadwerkelijk de tijd hadden om de krant te lezen. Dit gold echter nog vooral voor de elite; pas in de twintigste eeuw ging dit ook voor de onderste lagen van de samenleving gelden. Door de leerplichtwet van 1870, de Education Act, gingen meer kinderen naar school en nam het analfabetisme volgens Williams af.28 Hampton claimt echter dat alfabetisme zich gedu-rende de negentiende eeuw al uitbreidde en niet in één klap met de Education Act ontstond.29 Het was vooral continuïteit die ervoor zorgde dat meer mensen toegang tot kranten kregen. De relatie tussen de toename van het lezerspubliek en het krantenaantal is volgens hem dus niet zo één op één als William schrijft. Toch zegt ook Hampton dat ondanks dat de toename in lezers niet zo drastisch was, die van het krant lezen dat zelf wel was.30 Daarnaast groeide de politieke participatie onder de bevolking. Om op de hoogte te blijven van ontwikkelingen in de politiek, maar ook van nieuws uit het land of de stad, lazen mensen steeds vaker de krant.31

Technologische vooruitgang in de negentiende eeuw zorgde ervoor dat de kosten van

26 Williams, Read All About It!, 99.

27 Hampton, Visions of the Press in Britain, 36. 28

Met de Education Act kreeg ieder kind recht op onderwijs en werden in het land scholen gesticht om dit ook daadwerkelijk mogelijk te maken.

29 Hampton, Visions of the Press in Britain, 26. 30

Ibidem, 27-28.

(17)

het maken van een krant omlaag gingen; de kosten om een krant te beginnen, gingen daarentegen door het benodigde startkapitaal fors omhoog. In het midden van de negentiende eeuw werden de snelpers en de rotatiepers uitgevonden. Door de hoge investeringskosten waren er een aantal voorwaarden om het gebruik van die persen in de krantenwereld ook daadwerkelijk mogelijk te maken. Zo moest de lezersmarkt groeien en moest er een consumptiemaatschappij en een advertentiemarkt ontstaan. Ook de afschaffing van het dagbladzegel was van essentieel belang, zodat kranten goedkoper werden en meer mensen ze konden kopen. Het idealistische beeld dat er een vrije pers was nu de zegelbelasting door de politiek was opgeheven bestond, maar in de praktijk was het niet zo eenvoudig. Met de komst van de advertentiemarkt waren kranten wel steeds minder afhankelijk van de politiek voor steun, maar daar kwam afhankelijkheid van adverteerders voor terug.32

Door de uitvindingen van de papiermachine, de houtslijp en de snel- en rotatiepersen rond 1850 en de zetmachine aan het einde van de negentiende eeuw kon de productie in de papierindustrie en het drukproces versneld worden. In de loop van de negentiende eeuw konden steeds meer en steeds sneller kranten gedrukt worden, konden deze later naar de drukker en werd de berichtgeving actueler.33 De komst van de telegraaf en de stoomboot en de uitbreiding van het railnetwerk in heel Groot-Brittannië versnelde dit proces nog eens. Wat een aantal jaren daarvoor nog weken in beslag kon nemen, was nu al binnen enkele uren bij de journalist bekend en daardoor ook sneller bij de lezer.

Daarnaast vond er in de negentiende eeuw een audiovisuele revolutie plaats met de komst van fotografie en film. Naast de visuele gevolgen die deze uitvindingen hadden voor de krant, veranderden ze het denken over het moment bij mensen: een foto representeerde de waarheid, want het leek de werkelijkheid te tonen zonder eraan te sleutelen. Mede door het verlichtingsideaal dat opgekomen was in de achttiende eeuw, moest nu iedereen hetzelfde

32

Hampton, Visions of the Press in Britain, 33.

(18)

kunnen weten en ervaren. De schaalvergroting van de media droeg hieraan bij: meer media betekende een vergroting van de controle op de macht en daarmee ook de participatie-mogelijkheid van burgers aan die controle en aan de macht. Het idee dat jij en je medemens die aan een tafel verderop zat gelijktijdig dezelfde krant lazen, was revolutionair: het betekende een democratisering van de ervaring van het dagelijkse krant lezen.

Deze technologische uitvindingen hadden grote invloed op hoe een krant werd geproduceerd, zowel qua uiterlijk als qua inhoud. Er kwam een andere rangschikking van de berichten: het belangrijkste nieuws kwam nu op de voorpagina en artikelen werden voorzien van koppen. Daarnaast was een enorm belangrijke ontwikkeling dat de stijl van veel kranten een stuk emotioneler en sensationeler werden en dat entertainment en human interest een plek kregen in de krant. Dat was daarvoor ondenkbaar geweest en iets waar een krant op werd aangekeken. Het toont de opkomst van de populaire pers. Er kwamen illustraties in deze kranten en er werden nieuwe genres uitgevonden. Zo bleek het interview erg aan te slaan bij de populaire kranten en waren reportages erg populair, vooral als deze gebaseerd waren op ‘muckraking’: onderzoeksjournalistiek die zich richtte op misstanden in de maatschappij en erg populair was in de Verenigde Staten. In plaats van politiek werd buitenlands nieuws - verslagen door bekende correspondenten - erg populair.34 Commentaren en analyses bleven bestaan, maar waren inmiddels ondergeschikt geworden aan het actuele nieuws. Geleidelijk kwam er meer sport in de krant, vooral artikelen over typisch Britse sporten als cricket, rugby en paardenraces. Ook reisverhalen en theaterrecensies vonden hun niche in de krant. Liefhebbers van literatuur konden hun hart ophalen in de daarvoor bestemde tijdschriften en vrouwen kregen voor het eerst hun eigen pagina’s in dagbladen.35

34

Williams, Read All About It!, 100.

(19)

§2.1.2 – De zorgen van de elite

De elite maakte zich zorgen over het toenemende aantal krantenlezers. Hoe toegankelijk moest de pers zijn nu steeds meer van deze nieuwe lezers gedurende de negentiende eeuw kiesrecht kregen (doch vooral mannen)? Zou de lezer van de populaire krant, vooral de arbeidersklasse, de maatschappij veranderen? Aan de ene kant werden steeds meer mensen onderwezen op school en door het lezen van de krant, maar volgens de elite kon dit ook uitdraaien op een land geleid en bevolkt door halfopgeleiden. Dit sentiment ging vooral na 1880 spelen.36 Volgens Hampton waren er in de periode 1880-1940 enkele belangrijke onderwerpen aanwezig in de debatten over de journalistiek onder de Britse elitebevolking: die van perstoegankelijkheid en perseigenaarschap en de relatie tussen de pers en de publieke opinie – of de pers die publieke opinie beïnvloedde of reflecteerde. Hierbinnen waren twee analytische stromingen van belang: het educatieve ideaal, waarvan de aanhangers voorstonden dat kranten individuen kunnen beïnvloeden, informeren en verheffen, en het representatieve ideaal, waarvan de aanhangers voorstonden dat de pers de publieke opinie niet beïnvloedde, maar deze reflecteerde. Het victoriaanse, ook wel educatieve, ideaal is gelieerd aan Jürgen Habermas’ boek uit 1962 over de ‘public sphere’. Het benadrukte de vrije uitwisseling van ideeën, het overtuigen van opponenten en de volgens Habermas moedige poging om uit je eigen beperkte visie te stappen en die van de ander pogen te zien. Dit educatieve ideaal moest een consensus opleveren over ‘waarheid’ en ‘common good’. Dit idee diende vooral als focus en niet zozeer als een eindpunt dat bereikt moest worden, omdat de publieke discussie hierbij het belangrijkste was. Hampton stelt dat discussies onder de elite over de pers vooral een poging vormden om de opkomende massamaatschappij te begrijpen en misschien ook te controleren.37 In de praktijk zorgde het volgens Hampton vooral voor sociale controle doordat

36

Hampton, Visions of the Press in Britain, 5.

(20)

degene die bepaalde ideeën naar voren bracht dacht dat die zouden overwinnen.38 De aanhangers van het educatieve ideaal, die dus voorstonden dat iedereen alles kon weten door openstelling van informatie en verheffing van lezers, zagen hoe commercialisering en de toename van het schrijven voor niches en over triviale zaken in de populaire pers een afname van het onderwijzen van de lezer veroorzaakte. Er waren echter ook tegenstanders die het goed vonden dat nu verschillende doelgroepen aangesproken en daarmee verlicht werden.39

Concurrentie tussen kranten nam toe, omdat het voor veel populaire dagbladen belangrijk werd wie het nieuws het snelste en als eerste binnenkreeg en bracht en het beste verkocht; niet het verheffen van lezers.40 Het educatieve ideaal nam hiermee in belang af, maar verdween niet helemaal.41 Toch kwam vanaf 1880 het representatieve ideaal in de plaats van het educatieve ideaal. Dit betekende volgens Hampton niet dat commercialisering het won van idealisme, maar dat een ander ideaal beter paste bij de ontwikkelingen van de tijd.42 Veel journalisten en commentatoren bleven zelf juist vóór de pers als educatief middel door de opkomst van de populaire pers.43 Zij waren ervan overtuigd dat de pers lezers moest blijven onderwijzen en moest bijdragen aan hun ontwikkeling; niet alleen aan de financiële verbetering van hun kranten.44

Doordat de politieke participatie onder de gehele bevolking toenam, bleef politiek een belangrijk onderwerp in de krant, maar was de krant zelf niet meer zo politiek geëngageerd als voorheen. Door de afnemende afhankelijkheid van politiek en politici om een krant in leven te houden, kwam de politiek radicale pers, die vooral in de eerste helft van de negentiende eeuw nog zo populair was geweest, onder druk te staan. De toenemende populariteit van de dagbladen droeg hier aan bij. De periode van grote politieke en radicaal

38 Hampton, Visions of the Press in Britain, 8. 39 Ibidem, 82.

40

Williams, Read All About It!, 114.

41 Hampton, Visions of the Press in Britain, 10. 42 Ibidem, 75.

43

Ibid.

(21)

getinte kranten en lange analyses van de politiek geëngageerde hoofdredacteur was voorbij. Het belang van de ‘sovereign editor’, de hoofdredacteur, nam vanaf eind negentiende eeuw af, terwijl het belang van de kranteneigenaar toenam.45 Commercie werd belangrijk en de eigenaar van de krant moest nu zoveel mogelijk winst maken om te overleven. De hoofdredacteur die een krant met een duidelijke politieke kleur bestuurde, verdween daardoor bijna geheel, al bleef wat wij nu ‘serieuze pers’ noemen altijd bestaan naast het commerciële,

populaire geweld van veel van de dagbladen.

De combinatie van een grotere uitwisseling van informatie in kranten, een grotere betrokkenheid van burgers bij de politiek en de grotere invloed van de journalistiek op de samenleving maakte de weg vrij voor de sector om van groot belang in die samenleving te worden. Onder deze omstandigheden werd in 1852 voor het eerst de term ‘fourth estate’ gebruikt: naast de drie andere standen, de kerk, adel en boeren, was er nu de journalistiek. Hampton gebruikt het representatieve ideaal als alternatief voor de term ‘fourth estate’. Het idee achter de journalistiek als fourth estate werd door The Times in twee editorials naar voren gebracht: ‘[It is] stressing the independence of journalism from government and politics and identifying the role of the newspaper as a channel of communication between the people and the institutions that govern them, including the right to act as a watchdog over and check on government and those who govern.’46

Voor Hampton is het representatieve ideaal, en daarmee de fourth estate, een stroming die de publieke opinie liet zien en representeerde bij de regeringsorganen.

Vanaf 1880 werden de woorden ‘representing the people’ steeds vaker gebruikt ter omschrijving van de rol van de pers in plaats van het onderwijzen van mensen. De opkomst van het representatieve ideaal gebeurde gedeeltelijk door een algeheel verlies van vertrouwen dat de pers nog in staat was te onderwijzen in dit commerciële tijdperk. Sensationele verhalen

45

Williams, Read All About It!, 111.

(22)

pasten niet bij de claims van rationele overtuiging van voorheen en kranteneigenaren die niets te maken wilden hebben met de praktijken van de nieuwe pers konden niet commercieel overleven. Hampton stelt dat de negatieve erfenis van het representatieve ideaal rond de eeuwwisseling was dat het voor velen een pessimisme representeerde over de mogelijkheid van het integreren van de massa in de politiek door middel van publieke discussies. Het representatieve ideaal stond namelijk geen ratio bij de lezer voor. De overgang van het educatieve naar het representatieve ideaal kwam vooral tot uiting doordat de pers niet meer de publieke opinie moest beïnvloeden, maar moest uitdrukken en weerspiegelen.47

Niet iedereen geloofde in de pers als vierde stand. In de victoriaanse tijd was vriendjespolitiek tussen politici en journalisten namelijk nog normaal. Politieke kopstukken zaten in de raden van de kranten, waren betrokken bij de financiën en verleenden subsidies en leningen. Ook het lekken van informatie naar de krant hoorde erbij.48 In 1884 kwam er een plek in het Britse Parlement waar de politieke pers mocht zitten, maar deze moest zich wel aan bepaalde regels houden. Dit was de eerste formele vorm van regeringscontrole op de journalistiek.49 Daar bleef het echter niet bij. De Official Secrets Act van 1889 verbood ambtenaren informatie te delen met de pers. Journalisten moesten steeds vaker onderhandelen met politici over toegang en informatie. De relatie tussen de journalistiek en de regerende macht was nooit goed geweest. Er heerste een alom aanwezig wantrouwen en een gevoel dat journalisten spionnen waren. Daarnaast werd kritiek van journalisten gevreesd. Toen deze zich echter steeds meer met politiek gingen bezighouden en journalisten en politici meer met elkaar te maken kregen, nam dit wantrouwen langzamerhand af.50

47 Hampton, Visions of the Press in Britain, 106-108. 48 Ibidem, 112.

49

Ibidem, 105.

(23)

§2.1.3 – De persbaron

Lord Northcliffe (1865-1922) was een opkomende persbaron aan het einde van de negentiende eeuw. Hij was een typische persbaron van die tijd die totale controle uitoefende over een groot aantal kranten en zijn hoofdredacteuren continu van nieuwe instructies voorzag om de krant te verbeteren. Hij bemoeide zich met de kleinste details en interviewde ook zelf.51 Vooral na de eeuwwisseling kreeg Northcliffe een vaste greep op het krantenwezen in heel Groot-Brittannië en in de decennia daarna. Met zijn ideeën veranderde Northcliffe de manier waarop kranten geproduceerd en gelezen werden. Zo veranderde hij het werken op de nieuwsvloer. Terwijl de hoofdredacteur voorheen alles te zeggen had, verdeelde deze nu de taken onder de journalisten en was het vooral de eigenaar die de rol van de sovereign editor overnam zoals de hoofdredacteur die eerst vervulde. De krant was nu een bedrijf geworden en in het geval van Northcliffe zelfs een imperium. Het krantenbedrijf werd bureaucratischer, wat zich vooral uitte in specialisatie op de redactie en de opkomst van persbureaus.52 Sub-editors en managers van aparte afdelingen werden deel van de dagelijkse gang van zaken in de journalistiek.53 Persbureaus, waarvoor een ‘subscription fee’ betaald moest worden, profiteerden van de ontwikkelingen in de techniek en de journalistiek. Zo was er door de komst van de telegraaf steeds meer behoefte aan beknoptheid en aan feitelijkheid zodat zij snel meerdere klanten in één keer konden bedienen. Rond 1895 waren de meeste dagbladen in Londen aangesloten bij Reuters.54 De persbureaus sorteerden eerst het nieuws en stuurden het vervolgens door naar de goede desk. Zo werd het journalistieke proces steeds verder verdeeld.

Volgens Kevin Williams was Northcliffe’s grote verdienste het aanboren van het nieuwe lezerspubliek dat was ontstaan ten gevolge van de Education Act, al geloofde Hampton dus niet in een plotseling ontstane lezersmarkt. Northcliffe vond dat kranten deze

51 Williams, Read All About It!, 125. 52 Ibidem, 147.

53

Conboy, Journalism in Britain,19.

(24)

nieuwe lezers negeerden en wilde dit veranderen. Hij wist wat dat publiek wilde en zijn kranten probeerden naar de wensen van deze groep te luisteren. Zo zei Northcliffe dat dit publiek niet van gewone kranten hield. Zij zouden geen interesse in de maatschappij hebben, maar wel simpele, voor hen interessante, dingen willen lezen.55 Northcliffe zag daarom de inhoud van het tijdschrift Tit-Bits, niet het zijne overigens, wel zitten: het was vooral een allegaartje van human interest en entertainmentonderwerpen. Hij wilde de formule van

Tit-Bits gaan gebruiken voor zijn krant Answers to Correspondents, samen met eigen ideeën zoals

publiciteitsstunts en wedstrijden om lezers te trekken.56 De krant werd een commercieel en populistisch product: Northcliffe ging het publiek vanaf het einde van de negentiende eeuw geven van het wilde. Daarmee veranderde de Britse krant voorgoed: de oplages en winsten waren voor veel kranten nu belangrijker geworden dan de politieke en culturele invloed die het voorheen wilde uitoefenen.57 Northcliffe’s revolutie betekende niet het einde van de serieuze, politieke pers, maar legde wel de fundering voor de verdeling tussen de ‘serieuze’ en de ‘populaire’ pers, een verdeling die wij nu nog steeds kennen.58

§2.1.4 – New Journalism

Rond 1880 werd New Journalism populair in de Britse journalistiek. William Thomas Stead (1849-1912) was de grondlegger van deze beweging en bracht scoops, publiciteit en het gebruik van kleurrijke taal in kranten vanuit Amerika naar Groot-Brittannië.59 Lord Northcliffe gebruikte veel ideeën van New Journalism voor zijn kranten. In zijn boek noemt Williams vijf elementen die volgens Svennik Hoyer en Horst Pottker van belang waren in de

55 Williams, Read All About It!, 127 quote Dennis Griffiths, Fleet Street: Five Hundred Years of the British

Press (Londen: Polity Press, 1989) 119.

56 Williams, Read All About It!, 126-127. 57 Ibidem, 126.

58

Ibidem, 148.

(25)

ontwikkeling van deze beweging: de 24-uurs nieuwscyclus die ontstond door technologische innovaties waardoor het nieuws sneller naar de lezers toekon; de verandering naar nieuwswaarde als criterium voor hoe en waar een bericht gebracht wordt; de ‘inverted pyramid’ stijl van schrijven waarbij het belangrijkste element van een nieuwsfeit als eerste gebracht wordt in plaats van het op chronologische wijze te beschrijven; de uitvinding van het nieuwsinterview om nieuws te vergaren en in te verpakken; en de opkomst van objectiviteit als centraal principe van het bedrijven van journalistiek.60 Voor de introductie van New Journalism in het dagblad, bestond de journalistiek vooral uit transcripties schrijven van parlementaire debatten en speeches van prominente figuren. Na 1880 kwam de nadruk steeds meer op nieuws te liggen en vanuit het perspectief van de toeschouwer was het sensatie.61

Belangrijk bij New Journalism was het schrijven wat de lezer wilde lezen. Kranten wilden zich met New Journalism duidelijk distantiëren van de meer ingetogen dagbladen. William Thomas Stead was de editor van de Pall Mall Gazette. Gedurende zijn tijd bij deze krant bereikte de carrière van Stead zijn hoogtepunt.62 Stead was de drijvende kracht achter deze nieuwe journalistiek en achter de daarmee gepaard gaande onderzoeks- en campagnejournalistiek waarin gezocht werd naar ‘social commitment’ onder het publiek. De lezer van de populaire krant was namelijk niet passief. Met zijn eigen artikelen, (ingezonden) brieven en lezersgedrag hadden zij zelf invloed op wat hun favoriete kranten schreven.63 Stead wilde zelf grote invloed uitoefenen op sociale, maatschappelijke zaken en volgens hem had de journalistiek de ‘simpele’ taak de wereld te veranderen en een motor voor sociale verandering te zijn.64 65 Hij probeerde met zijn heftige en emotionele stukken de publieke opinie te beïnvloeden en Parliament te dwingen tot bepaalde wetten te besluiten.

60 Williams, Read All About It!,, 101. 61

Hampton, Visions of the Press in Britain, 130.

62 Conboy, Journalism in Britain, 12.

63 Hampton, Visions of the Press in Britain, 6. 64

Conboy, Journalism in Britain, 12.

(26)

Hampton beschrijft New Journalism als een ‘lightness of tone’ hebbend, met een nadruk op het persoonlijke en het sensationele en afhankelijk van ‘gimmicks’ om kranten te verkopen. De verandering van ‘views’ naar ‘news’ wordt vaak aan New Journalism toegeschreven. Echter, deze manier van journalistiek bedrijven kwam vooral voort uit continuïteit, waarbij vooral gekeken werd naar de zondagbladen uit het midden van de negentiende eeuw.66

De krant werd een ware vertegenwoordiger van het volk, niet per sé omdat deze de krant gebruikte om eigen interesses en opinies te tonen door middel van ingezonden stukken, maar omdat de krant namens hen sprak. Daarmee kon de krant in plaats van publiciteit, beleid vormgeven. Bij het representeren van het volk hoorde niet meer alleen het beschrijven van het reilen en zeilen van Parliament. De pers kreeg steeds meer in de gaten dat levens van de lezers meer inhielden dan politiek en dat zij juist hielden van voetbal, moordzaken en de nieuwste mode. Deze werden dan ook met name door de populaire pers steeds meer in de kranten besproken. Hier kon op twee manieren naar gekeken worden. Zo werd de krant steeds inclusiever en konden lezers meepraten over onderwerpen die ze echt interesseerden. Echter, het openstellen van de krant voor berichten over het dagelijks leven betekende ook dat het steeds duidelijker werd dat de verschillende bevolkingsgroepen die nu bijna allemaal wel gerepresenteerd werden in de kranten niet allemaal evenveel te zeggen hadden in de politiek. Zo werden lezers van New Journalism in toenemende mate inbegrepen in publieke gesprekken, maar juist uitgesloten uit gesprekken over regerings- en sociale zaken.67 De prestatie van New Journalism is wel dat het de interesses en idealen van bijna iedereen uitte door de omvang en diversiteit van de berichtgeving. Daarmee gaf het bijna iedereen een stem tegenover de politiek, ook van de onopgeleide geletterde. Hampton citeert critici uit die tijd die juist vonden dat deze groep de overhand kreeg en de elitegroep die geïnformeerd wilde

66

Hampton, Visions of the Press in Britain, 37.

(27)

worden en verheffing zocht nergens nog heen kon. Deze groep werd niet optimistischer met de oprichting en het succes van de Labour Party in 1893, waardoor de arbeidersklasse een nog grotere greep op de samenleving kreeg.68

Stead was aanhanger van het representatieve ideaal en vond dat de pers als regering moest fungeren. Hij stelde dat de pers meer voordelen had als centrum van de macht dan de House of Commons. De parlementariër bevond zich namelijk in een atmosfeer van morele, sociale en politieke zaken, terwijl een journalist zich tussen het publiek moest bevinden en daarom beter was in het regeren en representeren van het volk dan een parlementariër, zo vond Stead.69 Er waren er genoeg die niet zoveel vertrouwen in de pers als regering hadden als Stead en die kritiek hadden op zijn visie op de fourth estate. Volgens hen was het slechts een ideaal.70

Stead was voorstander van wat wij vandaag ‘agenda-setting’ noemen. De journalist was daarbij de overdrager van de publieke opinie, maar interpreteerde die ook. De journalist besliste namelijk welke foute praktijken gepubliceerd en blootgesteld moesten worden, en dus ook welke schandalen niét interessant genoeg voor de lezer waren. In tegenstelling tot vandaag, zag Stead agenda-setting als een democratische beweging.71 De editor had volgens hem namelijk de macht juist zowel wel of niet een argument aan de politiek voor te leggen die nog niet veel gehoord was.72

Steads succes met de Pall Mall Gazette zorgde ervoor dat veel nieuwe kranten opgericht werden die zich gingen richten op dezelfde markt met dezelfde populaire formule73. Maar er zat ook een andere kant aan Steads journalistiek die in 1885 bekend werd onder de naam ‘Maiden Tribute of Modern Babylon’. Deze serie artikelen verscheen niet in de

68 Hampton, Visions of the Press in Britain, 124-125. 69 Ibidem, 112. 70 Ibidem, 115-116. 71 Ibidem, 114. 72 Ibidem, 92-9.

(28)

dagelijkse krant, maar in de maandelijkse elite review van Stead met een klein lezerspubliek. Het aangekaarte onderwerp was een rationeel probleem dat volgens Stead openlijk bediscussieerd moest worden. De kritiek die hij kreeg laat zien dat zijn ideeën niet meteen door andere representatieve idealisten geaccepteerd werden.74 Zijn krant werd namelijk geroemd en verguisd om deze zeer controversiële krantenartikelen. Het doel van het verhaal Maiden Tribute was moreel en politiek en draaide om kinderprostitutie.75 Om deze aan de kaak te stellen, ging Stead als verslaggever buiten de wet om. Hij werd hierom vervolgd en de Britten waren niet alleen in shock om het verhaal, maar ook om de stijl van het artikel. Al verkocht het verhaal goed, het kwam daarna met de Pall Mall Gazette nooit meer echt goed onder Stead. Het probleem zat hem zowel in wat hij had geschreven als de manier waarop.76 Dat in een tijd waarin de kranten al behoorlijk sensatiebelust waren en die verhalen gretig aftrek vonden bij de lezer. Stead had overigens geen spijt van de publicaties: het gebruik van sensatie was voor hem een middel om onrecht aan de kaak te stellen. Hij geloofde in de waarheid zo levendig en expliciet mogelijk te brengen om de impact zo groot mogelijk te laten zijn.77

Uiteindelijk verliet Stead de krant, omdat het publiek niet klaar bleek te zijn voor zijn uitgesproken teksten en onderwerpen. De berichtgeving van New Journalism tastte soms de geloofwaardigheid en het imago van de journalist aan, met name door de nadruk op entertainment in plaats van op informeren.78 Daarmee lijkt New Journalism vooral een voortzetting van wat daarvoor populair werd bij de lezer, zo vinden ook Kevin Williams en Martin Conboy. Volgens Williams was er niks ‘new’ aan New Journalism. Commercie speelde ten tijde van de eeuwwisseling de grootste rol bij het maken van veel kranten en niet

74

Hampton, Visions of the Press in Britain, 115.

75 Conboy, Journalism in Britain, 13. 76 Williams, Read All About It!, 121. 77

Ibid.

(29)

maatschappelijke idealen.79 Conboy zegt dat New Journalism vooral bestaande formules commercieel populairder maakte bij de lezer.80 De Pall Mall Gazette werd daardoor voorbij gelopen en het slachtoffer van het eigen succes. Stead had er echter voor gezorgd dat de publieke verantwoordelijkheid van de journalist en editor hoog op de agenda kwamen te staan.81 New Journalism bracht een nieuwe journalistiek die onder meer gebaseerd was op snelheid en sensatie. Dit contrasteerde scherp met de mid-victoriaanse gebruiken van overdenking en discussie. Anno 1880 vervingen ‘breaking news’ en een levendige presentatie vaak de eerdere nadruk van kranten op diepte en nauwkeurigheid. Vaak werden deze ontwikkelingen toegeschreven aan Amerikaanse methodes die overwaaiden naar Groot-Brittannië.82

§ 2.2 – De journalistiek in de bestudeerde literaire werken

§2.2.1 – De verhalen samengevat

Henry James (1843-1916) en Rudyard Kipling (1865-1936) waren in hun tijd al belangrijke literaire figuren. Kipling schreef zowel journalistieke als literaire teksten, publiceerde artikelen in kranten, essays in tijdschriften en schreef romans en poëzie.83 Hij won in 1907 de Nobelprijs voor de Literatuur. De in Amerika geboren James werd bekend door het realisme in zijn werk. ‘A Matter of Fact’ en The Portrait of a Lady werden beide geschreven aan het einde van de victoriaanse tijd.

Kiplings ‘A Matter of Fact’ is een kort verhaal dat in 1892 voor het eerst werd gepubliceerd. Het vertelt het verhaal van de drie journalisten Keller, een Amerikaan, Zuyland,

79

Williams, Read All About It!, 120.

80 Conboy, Journalism in Britain, 14. 81 Ibid.

82

Hampton, Visions of the Press in Britain, 92.

(30)

een Nederlander een naamloze Brit, die het verhaal vanuit de eerste persoon vertelt. Deze drie varen met elkaar van Zuid-Afrika naar het Engelse Southampton aan boord van een stoomschip. Midden op zee worden ze opgeschrikt door een zeebeving waarna twee zeemonsters verschijnen. ‘A Matter of Fact’ beschrijft daarna de manier waarop de drie als journalisten met deze wonderlijke gebeurtenis omgaan en hoe zij hun artikelen hierover willen publiceren. Het korte verhaal draait om de verschillende manieren waarop de drie journalisten over hun sector denken. Kipling beschrijft daarbij vooral de relatie tussen de Amerikaanse en Britse journalistiek van die periode, de opkomst van de populaire pers en hoe anders Keller en de Brit aankijken tegen hun sector en hoe hun visies erop veranderen. Zo moet Keller zijn aanvankelijk idealistische opvattingen over de Britse pers en over waarheidsvinding als primaire taak van de journalistiek aan het einde van het verhaal herzien en gaat de Brit zijn artikel over de gebeurtenis als fictie verkopen aan een Amerikaanse krant die het sensationele stuk volgens hem zeker zal publiceren.

Henry James beschrijft in The Portrait of a Lady uit 1891 het leven van Isabel Archer, een Amerikaanse vrouw die zich in Europa vestigt. De roman beschrijft de verschillen tussen de Nieuwe en de Oude Wereld, een veelvoorkomend thema in James’ werk. Hij werd zelf geboren in Amerika, maar bracht de laatste veertig jaar van zijn leven door in Groot-Brittannië. The Portrait of a Lady vertelt het verhaal van Isabel Archer, een jonge Amerikaanse vrouw die naar het Engelse platteland verhuist. Daar krijgt ze te maken met aanzoeken van aanbidders, maar wil zij vooral van haar vrijheid genieten. Nadat ze door een erfenis een vermogend vrouw is geworden, wordt ze het slachtoffer van manipulatieve spelletjes en eindigt ze in een diepongelukkig huwelijk. James beschrijft op psychologische wijze hoe de zoektocht naar persoonlijk geluk niet altijd goed afloopt.

(31)

sector wordt in The Portrait of a Lady vertegenwoordigd door Henrietta Stackpole, een Amerikaanse journaliste die naar Europa komt om daar voor een krant verslag te doen van het leven in Engeland. De titel van haar krant, de Interviewer uit New York, is een verwijzing naar het interview als opkomend genre in met name de populaire pers. Henrietta is maar een bijfiguur in het verhaal over Archer en wordt in The Portrait of a Lady vooral gebruikt als plotmechanisme, zo schrijft James in zijn voorwoord bij de roman: ‘Each of these [characters, such as Henrietta,] is but wheels to the coach; neither belongs to the body of that vehicle, or is for a moment accommodated with a seat inside’.84

Henrietta wordt een goede vriendin van Isabel, maar het bevalt de Amerikaanse niet in Engeland. Toch keert ze continu terug in de hoop op een succesvolle journalistieke carrière als correspondent in Engeland. Henrietta wil graag ‘the Queen of American Journalism’ worden.85

Opnieuw verwijst James naar een opkomende trend in de journalistiek, namelijk die van de populaire buitenlandcorrespondent. In The Portrait of a Lady gaat Henry James in op meerdere journalistieke veranderingen binnen het bedrijf, zoals de opkomst van vrouwen in de pers en de toenemende specialisatie, en op zijn eigen steeds negatiever wordende opinie over journalisten, mede ingegeven door de opkomst van de populaire pers. De grotere rol van advertentie-inkomsten, beter betaalde journalisten en grotere politieke rollen voor sommige eigenaren verbeterden de status van de journalist in de samenleving, maar niet hun reputatie, zoals te zien is in James’ werk.86

In tegenstelling tot The Portrait of a Lady is in ‘A Matter of Fact’ de journalistiek juist wel het centrale thema, maar wordt deze hier gerepresenteerd door de opkomst van sensatie in kranten en wat dat betekent voor het imago van de journalistiek. Dat blijkt vanaf het begin als de mannen elkaar voor het eerst aan boord van het schip ontmoeten. Hun vak bindt hen en Kipling zet direct een beeld neer van de toewijding van de journalist aan zijn vak: ‘Once a

84 Henry James, The Portrait of a Lady, http://www2.newpaltz.edu/~hathawar/portrait1.html, 20-11-2012 (New

York: New York Edition, 1908).

85

Ibid.

(32)

priest, always a priest; once a mason, always a mason; but once a journalist, always and for ever a journalist.’87

Hun journalistieke bestaan definieert de drie volgens Kipling als personen. Tijdens de zeebeving en de verschijning van het zeemonster, komt hun journalistieke aard meteen boven. Kipling laat zien hoe moedig de journalisten zijn: de drie observeren wat er gebeurt, raken niet in paniek en proberen een verklaring te vinden voor wat ze net hebben aanschouwd. Zo pakt Keller meteen pen en papier als het zeemonster verschijnt en roept hij de anderen op hetzelfde te doen.88 Kipling zet vanaf de eerste pagina’s de journalistiek neer als een vak waarin idealisme en een aangeboren drang om de waarheid te beschrijven de boventoon voeren, zoals die vaak met de journalistiek in verband worden gebracht door het claimen van objectiviteit en het weergeven van de waarheid. Hij laat dit idealistische beeld daarna echter afbrokkelen.

§2.2.2 – De journalist volgens Henry James

Henry James gaf zich vanaf het begin van zijn schrijverscarrière al uit over de rol van de pers en de journalist in de samenleving en in de ontwikkeling van het individu. In de jaren zestig en zeventig van de negentiende eeuw waren met name de rol van publiciteit en het verlies van de private sfeer belangrijke thema’s voor hem. Richard Salmon, hoofddocent Engels aan de universiteit van Leeds, schrijft in zijn werk Henry James and the Culture of Publicity dat vanaf 1880 James zich bewust werd van de georganiseerde en indringende manier waarop de opkomende populaire pers de privé-sfeer op grove wijze binnendrong.De scheidslijn tussen privé en publiek werd door een toenemende nadruk op en toenemend belang van publiciteit steeds dunner. James en andere literaire figuren zoals Nathaniel Hawthorne en Gustave Flaubert maakten zich volgens Salmon allen zorgen over de ‘invasion of privacy’ door

87

Rudyard Kipling, ‘A Matter of Fact’, http://www.readbookonline.net/readOnLine/8464/, 20-11-2012.

(33)

journalisten, biografen en uitgevers.89 Volgens Allan Burns, gespecialiseerd in Henry James en verbonden aan de Pennsylvania State University, speelden de obsessie van journalisten met het moment, commercialisering van de pers en de neergang van normen en waarden, zoals die door figuren als Northcliffe, Stead en Hearst veroorzaakt werd, een grote rol bij de denkbeelden van James.90 De opkomst van New Journalism is hierbij ook van belang: James zag deze vorm van journalistiek als het binnendringen van de privé-sfeer in de vulgairste vorm, door het nieuws een steeds persoonlijkere tint mee te geven en daarmee sensatie en het verlies van de privé-sfeer te bevorderen.91 James liet duidelijk het educatieve of victoriaanse geluid van de elite horen die de afname van het belang van het onderwijzen van de lezer en het individu door de pers als een devaluatie van de gehele samenleving zag.

James’ beeld van journalisten werd gedurende zijn leven steeds negatiever en meedogenlozer. The Portrait of a Lady staat daar aan het begin van, net als dat de roman gepubliceerd werd aan het begin van een periode waarin sensatie steeds belangrijker werd in de journalistiek. James levert de meeste kritiek op de populaire pers en de Amerikaanse yellow press. De scheiding tussen populaire en serieuze pers die wel degelijk bestond en bleef bestaan is niet aanwezig in zijn werk. Sommige van zijn fictieve journalisten, zoals George Flack uit The Reverberator (gepubliceerd in 1888, na de Stead-affaire), zijn vooral uit op roddel en achterklap en worden als slechte mensen neergezet. Het is daarom opvallend dat James nog vrij mild is ten opzichte van Henrietta Stackpole.92 Het is van groot belang dat ze voortkomt uit de Amerikaanse journalistiek en heeft haar negatieve kanten, maar Henrietta is slim, heeft kennis van zaken en is zeer betrokken bij Isabel en haar familie. Het duidt erop dat James’ visie op de journalistiek zich nog aan het ontwikkelen was ten tijde van The Portrait

of a Lady. Daarnaast zijn Henrietta’s acties als journalist, bijvoorbeeld het beschrijven van

89 Salmon, Henry James and the Culture of Publicity, 2-3.

90 Burns, ‘Henry James’ Journalists as Synecdoche for the American Scene’, 1. 91

Salmon, Henry James and the Culture of Publicity, 117-119.

(34)

een woonkamer in een artikel wat door de familie als een schending van hun privacy wordt gezien, geen serieus gevaar en moet ze als personage vooral voor de komische noot zorgen.93 Al zijn er bij haar al karaktereigenschappen te zien die terugkomen bij latere journalisten van James die er minder genadig afkomen, Henrietta ontwikkelt zich als persoon, in tegenstelling tot James’ latere fictieve journalisten. Zo gaat ze uiteindelijk toch permanent in Engeland wonen en al lijkt het in eerste instantie een zwaktebod dat Henrietta zich uiteindelijk overgeeft aan de Engelse manier van leven die ze aanvankelijk zo saai vond en waar ze zo hard tegen gestreden heeft, James laat daarmee zien dat haar karakter veranderlijk is en niet statisch, zoals journalisten in veel van zijn latere werk.94

Terwijl de populaire pers steeds populairder werd, veranderde het beeld van de journalist na The Portrait of a Lady ook enorm in James’ werk. In latere romans beschrijft hij journalisten vaak als sensatiebelust en dom, zo ook in ‘The Papers’, besproken in het volgende hoofdstuk. Journalisten geven niets meer om privacy en zijn vulgair, zoals Flack. Er zijn een aantal van deze karaktereigenschappen die James verafschuwt die al naar voren komen in Henrietta’s persoonlijkheid. Zo neemt zij het dus in eerste instantie niet zo nauw met de privacy van anderen. De verwachting van de overige personages is daar naar: zij gaan er bij haar komst al vanuit geen privacy te zullen hebben met een journalist in de buurt. Zelf snapt ze weinig van de problemen die dit veroorzaakt: Isabel confronteert Henrietta met haar omgang met hun privacy als de journaliste hun huis wil beschrijven in een artikel en terwijl ze haar notitieboekje wegstopt omdat Isabel daar om vraagt, snapt Henrietta niet waarom ze niet mag schrijven. De journaliste denkt dat iedereen met zijn naam in de krant wil en beroemd wil worden. James verwijst hiermee naar de ‘celebrity culture’ die in opmars is door de populariteit van interviews met beroemdheden in de krant.

93

Burns, ‘Henry James’ Journalists as Synecdoche for the American Scene’, 3-4.

(35)

In de laatste twee decennia van de negentiende eeuw maakten commentatoren steeds meer een onderscheid tussen het lenen van Amerikaanse methodes en het blind imiteren van de slechtste journalistiek die Amerika te bieden had.95 Zo stond Steads interview te boek als degelijk en attractief, maar was de interviewer uit Amerika walgelijk en onfatsoenlijk. Het schaadde vaak de privacy van het leven thuis, een aspect dat James laat terugkomen in Henrietta’s acties.

Een ander belangrijk onderdeel van James’ gedachtegoed over journalisten is hun obsessie met het heden. Omdat bladen aan het eind van de negentiende eeuw in verschillende vormen en op verschillende tijdstippen uitkwamen – zo waren er dagbladen, maandelijkse tijdschriften, reviews voor de elite en wekelijkse bladen voor de arbeidersklassen en werden veel romans uit die tijd als eerste in deze media gepubliceerd en gelezen –, focuste de journalistiek zich steeds meer op tijd. Volgens Hampton benadrukten journalisten continu dat ze voor het moment schreven en niet voor het nageslacht. Periodieken konden zich iets meer op de lange termijn richten, maar de populaire dagbladen brachten het nieuws van de dag.96 Volgens James is deze populaire pers nooit bezig met het verleden of met de toekomst en is er daardoor geen ruimte voor reflectie. Dit idee komt ook naar voren in het karakter van Henriette Stackpole, want zij denkt alleen aan het moment: ‘”I don’t care about the past; I want to see some of the leading minds of the present. I won’t say of the future, because I don’t believe much in your future.“’97

James stelt hiermee in de roman een journalistiek thema aan de kaak dat volgens hem wijdverspreid en verwerpelijk was.98 De toekomst doet Henrietta hier af als onbelangrijk; alleen het heden telt voor de pers, het nieuws van het moment en de stand van zaken van nu. James verafschuwde deze gedachtegang zeer en laat dat in de roman terugkomen.

95 Hampton, Visions of the Press in Britain, 92 96 Ibidem, 28-29.

97

James, The Portrait of a Lady, http://www2.newpaltz.edu/~hathawar/portrait1.html.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

In dit opzicht stipuleert het tweede lid van artikel 96 van de Grondwet dat de federale regering haar ontslag moet aanbieden aan de Koning in twee gevallen, namelijk wanneer de

Comme pour tous ces projets, le coût (8,5 milliards de dollars contre un montant initial de 5,23 milliards) et la capacité prétendue (5.000 MW contre 3.500 MW au départ) d’Inga

Ook in deze nota is ruim­ schoots aandacht gegeven aan het begrip kwaliteit en wordt aandacht besteed aan de vraag in hoe­ verre er kwaliteitsverschillen

The package allows the user to specify a default unicode font for each of six basic classes of Latin and Greek characters, and it provides additional sup- port for unicode math

V olgens evenbedoelde Instructie heeft de D ienst to t taak het verrichten of doen verrichten van alle accountantsw erkzaam heden, welke door de R egering, H oge

Dagblad van Nederlandsch Indie met een bespreking van zijn laatste grote gedicht De nalatenschap van den landjonker en hij geeft Eens dichters vriendschap uit, een bundeling van

Regout (1863-1913), waarin opgenomen was dat het plegen van ontucht met minderjarigen (jonger dan 21 jaar) van hetzelfde geslacht strafbaar was. 11 Dit terwijl in deze

Naast de verbeelding van Maddy’s fantasie zijn er ook een paar visueel aan- trekkelijke scènes toegevoegd aan de film, zoals die waarin Olly via zijn tele- foon muziek opzet en hij