• No results found

Infobestand Pelgrimsroute Winschoten Westerlee Oude Pekela.

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Infobestand Pelgrimsroute Winschoten Westerlee Oude Pekela."

Copied!
10
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Infobestand Pelgrimsroute Winschoten Westerlee Oude Pekela.

Hoogtekaart pelgrimsroute; rood is hoog en blauw is laag.

(2)

Winschoten.

Winschoten is ontstaan op de kruising van de handelsweg Groningen-Münster, die op een zandrug ligt, en het riviertje de Rensel. Belangrijk voor de ontwikkeling van de plaats was de aanleg van het Winschoterdiep in 1637. Tijdens de Tachtigjarige Oorlog werd Winschoten een vesting met een omwalling, negen bastions en drie poorten. In de achttiende eeuw werden de wallen geslecht.

Op de historische kaart van dit gebied (volgende pagina) is goed te zien dat Winschoten omringd is geweest door de Dollard. Men sprak ook wel van het eiland van Winschoten. De Dollard is na de overstroming uit 1509 ruim 2 zo groot is geweest. Hoger op zien we weer dat door aanslibbing het grond aan de zeekant weer hoger komt te liggen waardoor inpoldering in fasen weer land teruggewonnen is op de zee.

Op de historische kaart op de volgende pagina is dat ook goed te zien. Bellingwolde en Winschoten hebben dus aan de zee gelegen ten gevolge van de overstromingen van de Dollard. De Dollard is overstroomd omdat door turfwinning en turfoxidatie de bodem daalde. De dijken konden de het water niet tegen en door de de bodemdaling kreeg je achter de dijken een komvorming

De oorsprong van de naam Winschoten is omstreden. Volgens de kroniek van Mariëngaarde werd het klooster van Heiligerlee in 1231 gesticht in het dorp Asterle, dat gelegen was tussen Westerlee en Winsewida. Met

Winschoten

(3)

Winsewida werd kennelijk Winschoten of Sint-Vitusholt bedoeld, waard. Al deze plaatsen hebben namelijk de uitgang of wortel widu ('bos, hout') in hun naam. Dit in tegenstelling tot de jongere veenontginningsdorpen met de uitgang -wolde. De naam Windtschote(n) wordt voor het eerst gebruikt in 1391, in latere teksten staat Wynschote(n), Wynschotten, Wynschoeten of Winschote(n). Het voorvoegsel Win(s)e- in de plaatsnaam is waarschijnlijk afgeleid van een Germaanse wortel *winithi- in de betekenis van 'weiland, hooiland'. Een uitvoerige beschrijving van Winschoten volgt in de laatste etappe van Oost 11 omdat dan de route ook meer door Winschoten gaat.

Hervormde kerk.

Tot in de 16e eeuw behoorde Winschoten, in kerkelijk opzicht, tot de Abdij van Corvey aan de Wezer. Voor het eerst wordt deze band vermeld in 1474. Sint-Vitus' relieken werden sinds 583 in Lucania en op Sicilië vereerd. Daarna zijn ze in 756 door abt Fulrad naar de abdij van Saint-Denis bij Parijs overgebracht.

Vandaaruit zijn ze door abt Hildewijn, in het jaar 836, naar het klooster van Corvey overgebracht. In deze abdij werden de relieken van Vitus bewaard en vereerd. Veel parochies die ressorteerden onder de Abdij van Corvey, werden toegewijd aan Vitus, zo ook die in Winschoten. De band die Winschoten had met de Abdij van Corvey is nog steeds zichtbaar in het stadswapen, waarop de heilige Vitus is afgebeeld. De Marktpleinkerk is sinds de reformatie, eind zestiende eeuw, hervormd. De katholieken hebben in Winschoten hun eigen Sint- Vituskerk.

De Sint-Vituskerk werd gebouwd in ongeveer 1275. De parochie wordt voor het eerst vermeld in 1482.

Tijdens de Tachtigjarige Oorlog werd het gebouw beschadigd toen de Staatsen het in 1593 tot hun

verdedigingsbolwerk hadden gemaakt. De kerk stond in het midden van een groot kerkhof dat pas in de 19e eeuw het centrale marktplein van Winschoten werd. Het kerkgebouw geldt als een gaaf voorbeeld van romanogotiek, maar dat komt ook doordat de meeste sporen van andere bouwstijlen uit tussenliggende eeuwen bij een grondige restauratie in 1905-1907 zijn uitgewist door rijksbouwmeester C.H. Peters en gemeentearchitect Klaas de Grooth. De langwerpige kerk is 41 meter lang en 8,65 meter breed en telt vijf traveeën, elk met twee hoge smalle spitsboogvensters die door nissen in dezelfde vorm geflankeerd worden.

Het koor wordt omringd door een rij kleine hagioscopen. Tegen de wanden staat een lange reeks grafzerken.

De oudste is voor Gerhardus Wemhof, die van 1582 tot 1607 de eerste dominee was. Het interieur ademt de geest van de laatmiddeleeuwse gotiek, vooral door de 22 hoge ramen, waarvan het gebrandschilderd glas in de jaren 1948-1970 is ontworpen door de kunstenares Femmy Schilt-Geesink en vervaardigd door haar

echtgenoot Johan Schilt. Ook is een laatgotische stijl waarneembaar in het doopvont en het altaarstuk. De barokke preekstoel van Jan Bitter sr. uit 1745 met houtsnijwerk van Casper Struiwig is afkomstig uit de kerk van het gesloopte dorp Oterdum in de Delfzijlster Oosterhoek. De oorspronkelijke preekstoel uit 1695 van de Marktpleinkerk was al in 1907 verhuisd naar de Grote of Sint-Nicolaaskerk in Monnickendam.

Toren

De losse kerktoren staat op 23 meter afstand van het kerkgebouw, aan de ernaar vernoemde Torenstraat. Het onderste gedeelte is vermoedelijk ook uit de 13e eeuw, maar de toren is in fasen verhoogd tot 41 meter en dateert in zijn huidige omvang uit de 16e eeuw. Aan de witte bepleistering die de toren had van 1856 tot 1931 is de bijnaam "d'Olle Witte" ontleend naar analogie van "d'Olle Grieze", de Martinitoren in de stad Groningen.

Er zijn twee luidklokken uit 1773 en 1826. Bij de restauratie van de toren in 1930-1931 werd de bouwvallige spits vervangen door een achtkantige lantaarn met koepeldak, ontworpen door de gemeentearchitect Derk Bolhuis. Ook kreeg de toren toen een beiaard met 25 klokken van de Engelse klokkengieterij Gillett &

Johnston te Croydon, die echter werden gevorderd en omgesmolten door de Duitse bezetters. In 1947 werd een nieuwe beiaard geplaatst van klokkengieterij Van Bergen te Heiligerlee. Deze telt 35 klokken, die door gemeentelijke bezuinigingen sinds 2013 niet meer met regelmaat te horen zijn.[3] De positie van

stadsbeiaardier is opgeheven.

(4)

Evangelisch Lutherse Kerk

Eenvoudig zaalgebouw uit 1836, waarvan de muren geleed zijn door pilasters; omlijste ingang en halfrond gesloten vensters. Orgel uit 1768. Preekstoel met zeszijdige kuip uit 1713. De eerste kerk werd in 1695-96 gebouwd in Winschoterzijl, en is in 1836 vervangen door het huidige gebouw, ontworpen door de Groningse Waterstaatsopzichter W. Raammaker en onder aanneming van E.L. Dussel. Spolia van het oude gebouw zouden zijn gebruikt om het tunneltje/brug in het zg. Wandelbos te Winschoten te ornamenteren. Veel van het oude interieur is overgebracht naar de nieuwe kerk, terwijl ook bruikbare elementen bij de bouw zelf werden gebruikt. De inwijding vond plaats op 20 november 1836.

Synagoge Winschoten

Niet lang na het midden van de achttiende eeuw, kwamen in Winschoten de eerste Joden wonen. In de negentiende eeuw groeide de Joodse gemeenschap hier zo snel dat het na Amsterdam de grootste Joodse gemeenschap in Nederland was. Dat betekende ook dat de synagoge in de Langestraat (gebouwd rond 1797) te klein werd. Aan de Bosstraat werd daarom een nieuwe synagoge gebouwd. In 1854 werd het nieuwe gebouw aan de Bosstraat ingewijd. Twee van de opvallendste kenmerken van het gebouw zijn de

indrukwekkende neoklassieke gevel en het gebruik van rode Groninger bakstenen. Aan de buitenkant is van dit laatste overigens niets te zien. De stenen zijn namelijk grijs en geel geverfd. Na de Tweede Wereldoorlog was de Joodse gemeenschap in Winschoten te klein om het gebouw nog langer in stad te kunnen houden. De synagoge werd verkocht aan de Gereformeerde Kerk Vrijgemaakt, waarna een aantal wijzigingen in het interieur zijn aangebracht om de ruimte geschikt te maken voor de Gereformeerde dienst. Tegenwoordig is de synagoge in gebruik als galerie.

St. Vituskerk

Vóór de reformatie (16e eeuw) was de Marktpleinkerk in Winschoten de eerste kerk die aan de Heilige Vitus was gewijd. Na de reformatie moesten de katholieken hun geloof in het geheim belijden, bij mensen thuis. De sacramenten werden bediend door rondreizende priesters: Franciscanen en Jezuïeten. Aan het einde van de 18e eeuw konden de Winschoter katholieken hun geloof wat vrijelijker belijden. Aan de Wittevrouwenstraat (die nu de Langestraat heet) werd een eenvoudig onopvallend zaalkerkje gebouwd op de plek waar nu de pastorietuin ligt. In 1880 werd dit kerkje vervangen door het neogotische kerkgebouw zoals we dat nu kennen.

De driebeukige pseudobasiliek is ontworpen door de architect Alfred Tepe (1840-1920). De ramen op het priesterkoor zijn in de jaren dertig van de twintigste eeuw geplaatst als vervanging van de oorspronkelijke glas-in-loodramen van Geuer, Utrecht.

De zijramen vóór het priesterkoor zijn het Mariaraam en het Jozefraam. De ramen aan de zijkanten van de kerk zijn geplaatst in 1936 en symboliseren de zaligsprekingen. In de sacristie en in de doorgang van de kerk naar de pastorie bevinden zich de oudste ramen. Ook boven het orgel bevindt zich een groot glas-in-loodraam.

Tijdens de bouw van de kapel in 1936 zijn dertien ramen geplaatst. Zij bevatten o.a. symbolen van St Franciscus. De drie middelste ramen stellen de Heilige Familie voor.

In de kerk hangt een kruisweg, geschilderd op koperen panelen uit het atelier van H.L.L. Geuer, Utrecht. Deze kruisweg is op 30 juli 1899 plechtig ingezegend. De veertien staties werden tezamen met een

gepolychromeerd statiekruis aan de kerk geschonken. Op Goede Vrijdag wordt in de kerk de Kruisweg gelopen. Volgens de overlevering ging Maria, na de Hemelvaart van haar goddelijke zoon, menigmaal de droevige weg die Jezus onder de zware last van het kruis was gegaan. De kruiswegstaties symboliseren de veertien belangrijkste gebeurtenissen die op de lijdensweg plaatsvonden.

Het neogotische hoofdaltaar uit 1891, vervaardigd door de beeldhouwer B. Frijdag uit Münster, is

oorspronkelijk geplaatst in de voormalige St Bonifatiuskerk in Nieuwe Pekela. Genoemde kerk werd in 1990 gesloopt en vervangen door de huidige St Bonifatiuskerk. Het altaar werd overgeplaatst naar de St Vituskerk.

Het altaar bevat prachtige schilderingen en beeldhouwwerken: het gebeeldhouwde kruis als teken van de onbloedige hernieuwing van het kruisoffer van Christus; het offer van Melchisédec; een schildering met

(5)

Abraham en Isaak als voorafbeeldingen van de Verlosser; het Laatste Avondmaal; de bruiloft te Kana; de expositietroon en het Lam Gods. De engelen symboliseren de aanbidding van het geslachtofferde Lam.

De huidige St Vituskerk in Winschoten is in 1880 gebouwd. Daarvoor heeft in de huidige pastorietuin een zogenaamde schuilkerk uit 1800 gestaan. In 1866 werd in die kerk een eikenhouten preekstoel geplaatst. De preekstoel bevatte beelden van de Heilige Vitus, de Heilige Bonifatius en de Heilige Willibrordus. Na de bouw van de huidige kerk is de preekstoel opnieuw geplaatst. De preekstoel is in 1940 verwijderd. De beeldjes hangen nu aan de pilaren in de kerk. Naast deze beeldjes bezit de St Vitusparochie tal van voorwerpen en kazuivels die tijdens diensten werden en worden gebruikt. In de zomermaanden is de kerk open voor bezichtiging..

Napels

Napels is een buurtschap dat ligt aan beide zijden van de spoorlijn van Groningen naar Nieuweschans. Het westelijke deel (Napels-West) valt onder Westerlee en het oostelijke deel (Napels-Oost) onder Heiligerlee.

De buurtschap is ontstaan rond 1840. Oorspronkelijk was het een toevluchtsoord voor dagloners, de

bebouwing bestond uit eenvoudige hutten en keten. Die zijn inmiddels vervangen, maar de buurtschap wordt nog steeds gekenmerkt door zeer eenvoudige huisjes. Napels is vernoemd naar de Italiaanse stad, maar het is niet bekend waarom.

Op de grens met Winschoten staat Luchtwachttoren 7T1. Hij is rond 1954 gebouwd, ten tijde van de Koude Oorlog, om onder het bereik van de radar vliegende vijandelijke toestellen te kunnen waarnemen.

Tranendal.

Tranendal is een gehucht en het bestaat uit een straatje, de Tranendallaan. Deze begint bij de

spoorwegovergang tussen Heiligerlee en Westerlee en loopt door tot aan de voormalige gemeentegrens tussen Scheemda en Winschoten. De naam Tranendal verwijst naar de slag bij Heiligerlee. Deze zou op deze plek hebben plaatsgevonden. De Slag bij Heiligerlee op 23 mei 1568 eindigde met de eerste overwinning van de opstandelingen in de Tachtigjarige Oorlog. De veldslag vond plaats bij het plaatsje Heiligerlee, nabij Winschoten, in het Tranendal dus.

Staatsgezinden: 3900 man infanterie en 200 man cavalerie, geleid door graaf Lodewijk van Nassau en graaf Adolf van Nassau, voornamelijk bestaande uit huurlingen en een kleine groep getrouwe troepen uit Duitsland.

De aantallen staatsgezinde troepen worden niet eenduidig in de bronnen weergegeven. Mogelijk gaat het om (veel) minder troepen.

Spaansgezinden: 3200 man infanterie en 200 man cavalerie, geleid door de stadhouder van Groningen, Jan van Ligne.

Aan het begin van de oorlog waren de begrippen Staatsgezind en Spaansgezind uiteraard nog niet in zwang, omdat Filips II nog werd gezien als wettig landsheer (zelfs door Willem van Oranje), totdat de Staten- Generaal in 1581 de vorst formeel afzwoeren. Spaansgezind en koningsgezind kwamen op hetzelfde neer.

Men kan dus spreken van formeel gezag en opstandelingen, al is de volksopstand in Groningen uiteindelijk mislukt en kan men van het leger van graaf Lodewijk grotendeels spreken van huurlingen.

Wat voorafging.

Willem van Oranje had lang geaarzeld voor hij iets ondernam tot hulp aan de verdrukte Nederlanden. Nog in maart 1567, tijdens de slag bij Oosterweel, verhinderde hij vanuit Antwerpen het protestantse leger te hulp te komen. Maar zijn eigen behandeling, gecombineerd met dagelijkse verzoeken tot hulp, veranderden zijn mening. Hij benaderde verscheidene Duitse vorsten om financiële hulp en verkocht 'zilverwerk, kleinodiën, tapijten en ander vorstelijk huissieraad'.

Hij vond Frans van Coqueville, een edelman uit Normandië, bereid om met zeven of achthonderd man vanuit Frankrijk een inval in Artesië en Henegouwen te doen. De graaf van Hoogstraten zou langs de grote rivieren naar Opper-Gelre trekken. Zijn broer graaf Lodewijk van Nassau zou in Friesland en Groningen een aanval

(6)

ondernemen. Hijzelf zou in Brabant oprukken, zodra hij zou vernemen dat Alva zijn leger over deze drie invallen verdeeld zou hebben.

Alva wist echter te bewerkstelligen dat de Franse koning Coqueville terugriep. Coqueville werd later op last van de Franse koning als rover onthoofd.

Als eerste wilde Willem van Oranje Roermond innemen. Een militie onder leiding van de graaf van Hoogstraten maakte zich op om het beleg uit te voeren, maar vanwege ziekte werd het bevel door Jan van Montigny overgenomen. Het beleg mislukte en de opstandelingen trokken naar Erkelenz om die stad te veroveren. Alva stuurde echter zijn leger bij het krieken van de dag naar de bij Dalheim slapende

opstandelingen, die op 25 april 1568 in de slag bij Dalheim hun eerste nederlaag leden. Jan van Montigny werd daarbij gevangengenomen.

Van de drie invallen werd die in het noorden het succesvolst. De Staatse huurlingen trokken bij Bellingwolde het land binnen en namen de Wedderborg, het bezit van de Spaanse stadhouder in Groningen, Jan van Ligne, bij diens afwezigheid in. De functie van stadhouder van de noordelijke provinciën vervulde hij vanuit Vollenhove. Daarnaast was hij heer van Westerwolde, sinds hij dit landschap samen met de Wedderborg in 1561 gekocht had.

Na de verovering van Wedde richtten de troepen van graaf Lodewijk zich op de stad Groningen om deze over te halen zich voor de opstand te verklaren, maar deze poging mislukte. De stad was in het begin van 1567 onder militaire druk ingenomen door troepen onder de Spaansgezinde luitenant De Mepsche, nadat de godsdienstvrijheid voor protestanten was opgeheven en deze uit de stad werden verdreven. Graaf Lodewijk beschikte over onvoldoende financiële en militaire middelen om de stad Groningen te kunnen belegeren. Door middel van blokkades die hij ten noorden en oosten van de stad opwierp probeerde hij, zonder succes, de stad af te snijden van de buitenwereld. Aan de zuid- en westzijde bleef de stad bereikbaar.

Ook de poging om de bevolking in opstand te krijgen tegen de landsheer liep op niets uit. De blokkades keerden zich tegen Lodewijk op het moment dat de troepen van Alva de voor Lodewijk belangrijke logistieke route naar Delfzijl afsloten. Het gevolg was dat na zes weken beleg de troepen van Alva naderden en

Lodewijk niets anders restte dan te vluchten naar Oost-Friesland. Tijdens deze vlucht werden de troepen van graaf Lodewijk ter hoogte van Heiligerlee onderschept door Spaanse troepen.

De veldslag.

Op 23 mei verkeerde het Staatse leger in slechte toestand door honger en achterstallige soldijbetaling Graaf Lodewijk wist ze echter toch nog een keer in de wapens te krijgen.

Toen Lodewijk van Nassau vernam dat zijn tegenstander tegen hem optrok, wist hij zijn troepen toch te motiveren en stelde hen op bij het klooster van Heiligerlee. Het terrein bevatte drie heuvels (garsten), op één hiervan stond het klooster. De andere twee kunnen de garsten van Westerlee en Napels geweest zijn. Achter de heuvels verschanste hij het merendeel van zijn troepen. Voor de heuvel met het klooster liep een weg, tussen de heuvels bevonden zich kuilen ontstaan door turfwinning. Ook in deze kuilen werd infanterie verstopt.

Tussen de weg en de heuvels bevond zich drassig land. De streek staat tegenwoordig nog bekend als Tranendal.

Met zijn ruiters ondernam Lodewijk van Nassau een aanval op het Spaanse leger. Arenberg, die van plan was op meer versterkingen te wachten, werd verleid de Staatse ruiters te achtervolgen. De Staatse ruiters lokten het Spaanse leger over de weg tussen de heuvels door. De Spaanse troepen kwamen hierbij terecht in het drassige terrein tussen de heuvels, waar ze een gemakkelijke prooi werden voor de Waalse huurlingen, schutters in dienst van graaf Lodewijk.

(7)

Volgens sommige bronnen sneuvelde Adolf van Nassau bij de ruiteraanval op het Spaanse leger. Volgens andere berichten nadat zijn paard op hol sloeg tijdens het hoofdgevecht en hij midden tussen de vijandelijke troepen belandde. De waarheid zal ergens tussen heroïek en pech hebben gelegen.

De verliezen aan Staatse zijde worden op 50 man geraamd, aan Spaanse zijde op 1500-2500 man. De Staatse troepen maakten ook 7 stukken geschut buit. Behalve het verlies van graaf Adolf sneuvelde ook de graaf van Arenberg. Beide edelen werden elders begraven. Waar het massagraf van alle gesneuvelde militairen zich bevindt is niet bekend. Het stoffelijk overschot van graaf Adolf is waarschijnlijk meegenomen door de terugtrekkende militairen en uiteindelijk begraven in Emden. De gebouwen van het klooster in Heiligerlee werden door de troepen van graaf Lodewijk na vertrek in brand gestoken.

De gevolgen.

Deze slag was de eerste succesvolle actie van de Nederlandse opstand. Het begin van de Tachtigjarige Oorlog was echter de voor de opstandelingen mislukte slag bij Dalheim, een maand eerder op 23 april 1568. Hierbij telt ook mee dat de vrede in 1648 was gesloten. Was de vrede een jaar eerder gesloten, dan was mogelijk de slag bij Oosterweel uit 1567 als het begin van de tachtigjarige oorlog beschouwd. Het is immers prettig om over ronde aantallen te praten. Het effect van de slag bij Heiligerlee was beperkt. Door de op deze slag volgende nederlaag in de slag bij Jemmingen leverde de overwinning geen strategisch voordeel op. De overwinnaars van de slag bij Heiligerlee werden bij Jemgum grotendeels in de pan gehakt. Graaf Lodewijk kon op het laatste moment ontkomen door de Eems over te zwemmen, om zo terug te keren bij zijn beginpunt Emden. Het veroverde gebied was zeer tijdelijk in handen van Willem van Oranje geweest, de aanval op Groningen was mislukt, zijn broer Adolf was gesneuveld en van zijn leger was zo goed als niets meer over. De dood van Adolf van Nassau in het 4e couplet van het Wilhelmus gememoreerd: Graef Adolff is ghebleven, In Vriesland in den slaech.

Westerlee

De naam Westerlee verwijst naar de zandrug (lee) waarop het dorp gebouwd is. Deze zandrug scheidt hier het veengebied van het kleigebied. Ten noorden van het dorp begint het Oldambt, ten zuiden de Veenkoloniën.

Het dorp wordt voor het eerst genoemd in een oude kloosterkroniek uit 1230. Het was in die tijd een parochie die banden had met een klooster bij Heiligerlee.

De Garst.

In de omgeving van Winschoten vind je mooie hoogtes in het landschap: de Groningse Stuwwallen. Ontstaan in de ijstijden doordat het ijs het land omhoog drukte; nu een heerlijk wandelgebied met jonge bossen, graslanden en houtwallen. Elk natuurgebied van de Groningse Stuwwallen heeft zijn eigen karakter. De Hoogte(Heiligerlee)en De Garst (dat ‘hoogte in een lager terrein’ betekent ligt net ten Noorden van Westerlee) liggen bovenop een van de stuwwallen. Stokoude houtwallen en kleine perceeltjes grasland tekenen het landschap van De Garst.

Sint Joriskerk Westerlee

Op dezelfde plek waar nu de huidige Ned. Herv. Kerk staat, heeft al eeuwenlang een kerk gestaan. Het

bouwjaar van die kerk is niet bekend, maar we weten wel dat er in de veertiende eeuw al een kerk in Westerlee stond. Naast de kerk in westelijke richting stond rond 1725 een klokkenstoel. De kerk werd al in vroegere eeuwen door de bewoners van Wester- en Heiligerlee gemeenschappelijk gebruikt. Oorspronkelijk behoorden de kerk en de pastorie aan het klooster van Heiligerlee. Het collatierecht werd in 1770, overgedragen aan de kerkgemeente Wester- en Heiligerlee. Omstreeks 1776 ontving de gemeente een eenmalig bedrag van 9000 gulden voor het stichten van een nieuwe kerk. Op 19 mei 1777 vond de inwijding plaats door de pas benoemde predikant Abraham Zuidema. De huidige kerk is een zaalkerkje met rondboogvensters, die versterkt worden door aan de voet uitgezwenkte pilasters. Het interieur dateert nog grotendeels uit de

bouwtijd. Het wordt overdekt door een houten tongewelf, dat boven het hoofdgestel van de pilaster begint. De

(8)

oudste grafsteen uit 1623 bevindt zich vlak voor de prachtig rijkbesneden gelakte preekstoel in Lodewijk XVI stijl. Op de preekstoel zijn zinnebeelden (symbolische) vrouwenfiguren, binnen versierde omramingen, op de kruippanelen te zien. De trap en het achterschot vertonen vrijere motieven. Het orgel werd in 1873 gebouwd en geplaatst door P. van Oeckelen. Daarvoor had men een oud kabinetsorgel, dat in 1783 gemaakt werd door I.

Peters. Dit werd aangeschaft in 1817. Het uurwerk in de toren is voor de tweede wereldoorlog gemaakt door de gebr. Van Bergen uit Midwolda. Naderhand heeft hetzelfde bedrijf het torenuurwerk nog een keer

gerestaureerd. Het kleine slagklokje uit 1784 heeft een diameter van 46 cm en hangt in de houten torenspits.

Het is gegoten door Claude Fremy en diens neef Mammeus Fremy Heidefeld, beiden afkomstig uit Duitsland.

Verder heeft het twee randversieringen, voorstellende vruchten en bladeren. In de noordwand van de toren bevindt zich een eenvoudig pilasterpoortje met een rijk versierd beeldhouwwerk. Hierboven bevindt zich de figuur van St. Joris die de draak verslaat. Het orgel is gebouwd door P. van Oeckelen in 1873. Daarvoor stond er een kabinetsorgel uit 1783, gemaakt door I. Peters en aangeschaft in 1817. Dit orgel is later naar verkocht en naar de Verenigde Staten gegaan. Het huidige orgel heeft een unieke trompet. Er zijn weinig kerkorgels die een dergelijke mooie, heldere en zuivere trompet bezitten. Door orgelkenners wordt het Van Oeckelen orgel uit Westerlee geroemd en men zou zeer blij zijn als dit orgel zou worden gerestaureerd. De preekstoel is van eind 18e eeuw en rijk besneden aan houtsnijwerk. Stijl: Lodewijk XVI. De afbeeldingen zijn typerend voor de tijd en uniek in Noord Nederland. Vanwege de toename van de vrijzinnigheid zijn de afbeeldingen niet het gebruikelijke Geloof, Hoop en Liefde. Het voorste paneel (moeder en kinderen) stelt de Liefde voor, de andere afbeeldingen zijn allegorische afbeeldingen. De oorspronkelijke grote luidklok in de toren was van 1760. Deze was gegoten in Enkhuizen door J. Borchardt. In 1943 hebben de Duitsers de klok gestolen en omgesmolten voor oorlogs -doeleinden. In 1947 goot Van Bergen te Heiligerlee een nieuwe luidklok (400 kg zwaar, diameter 86 cm). Boven in de toren hangt nog de oorspronkelijk kleine slagklokje, die verbonden is met het uurwerk. Deze is van 1784 en gegoten door Claude Fremy en Mammeus Fremy Heidefeld uit Duitsland.

Emergobos

Het Emergobos is een recreatiegebied gelegen tussen Westerlee en Oude Pekela. Het plan is ontworpen en in beheer bij Staatsbosbeheer. Het recreatiegebied omvat naast bos ook speel- en zonneweiden. Daarnaast is in het midden van het gebied een visvijver aangelegd.

Oude Pekela.

Het dorp Pekela ontstond rond 1600 op initiatief van de Pekelder Compagnie als veenkolonie langs de Pekel A, die planmatig werd opgezet in een verveningsgebied op instructies vanuit de stad Groningen met wijken en zwetsloten die tot op de meter nauwkeurig werden aangegeven. Pekela werd opgezet vanuit een 'enkelvoudig kanalenstelsel'; langs een kanaal (Pekel A - deels gekanaliseerd tot het Pekelderdiep) werden loodrecht een aantal wijken (zijkanalen) en zwetsloten (wateren tussen de percelen van verschillende eigenaren) gegraven.

Het drukke dorpsleven vond plaats langs het kanaal, waar de rijkeren woonden. Hier werden schuiten met stadsdrek aangevoerd en overgeladen door arbeiders om vervolgens te worden vermengd met de bonkaarde (toplaag) van het veen om het vruchtbaarder te maken. Reeds gestoken turf werd er overgeladen op schuiten naar de stad. Achter het 'drukke deel' lagen met name boerderijen. Tussen 1664 en 1881 werd naar schatting 5000 hectare veen omgevormd tot landbouwgrond. In de loop van de tijd ontstond daardoor ook

landbouwnijverheid, alsook scheepsbouw in de plaats. Aan de karakteristieke verkaveling (kaarsrechte lange gerekte akkers is het ontveningsproces nog te herkennen, alsmede ook aan de kaarsrechte wegen.

Wiilibrordus kerk.

In de 17e eeuw waren vooral de hervormden degenen die het geloofsleven in de veenkoloniën bepaalden.

Katholieken waren niet populair. Wie in de veenkoloniën een mis wilde bijwonen moest maar naar de stad gaan, daar waren enkele schuilkerken beschikbaar. Toch werden in de veenkoloniën illegale missen gehouden, zoals in 1771 in een boerderij in Oude Pekela. Deze mis eindigde in heftige schermutselingen; volgens overlevering waren de ‘anti-papisten’ zo woest dat zij van de boerderij niets overgelaten hebben. In 1783

(9)

mochten de Pekelders alsnog een Rooms Katholieke parochie stichten, op voorwaarde dat de kerk er aan de buitenkant als een woonhuis uitzag. Op 5 november 1783 werd uiteindelijk de eerste kerkdienst van de Sint Willibrordusparochie gehouden, waar zo’n vierduizend mensen aanwezig waren.

De St. Willibrorduskerk is zeer bepalend voor het dorpsbeeld. De markante, spitse toren van 68 meter hoog (exclusief haan) is vanaf ieder willekeurig punt in Oude Pekela zichtbaar en vormt een duidelijk baken. De kerk werd tussen 1895 en 1896 gebouwd ter vervanging van een oudere kerk uit 1783. Architect Nicolaas Molenaar sr. ontwierp een neogotische kruisbasiliek, met een toren boven de entree. Molenaar ontwierp ook de naastgelegen pastorie. De neogotische inventaris bestaande uit drie altaren, de preekstoel, heiligenbeelden en verlichting werden gemaakt door de firma Mengelberg uit Utrecht. Op 9 juni 1895 werd de kerk ingewijd door aartsbisschop Henricus van de Wetering.

Kerk Oude Pekela

Met de ontginning van de veenkoloniën rond 1600, werd het dorpje Oude Pekela gesticht. Niet veel later, zo tussen 1683 en 1685, kwam er een eenvoudige zaalkerk, gefinancierd door de stad Groningen die ook eigenaar werd van de kerk. Op het oudste zegel van Oude Pekela staat dan ook een vrouw (stad Groningen) met een meisje (Oude Pekela) aan haar hand afgebeeld en het bijschrift: 'Groningen zorgt ervoor'.

De kerk is sinds de bouw aanzienlijk in aanzien veranderd: in de 18e eeuw fors uitgebreid, in de 19e eeuw werd de dakruiter vervangen door de huidige, sierlijke toren. Binnenin werd de oorspronkelijke houten zoldering in de 19e eeuw vervangen door een witgepleisterd plafond. Het meubilair is deels 17e-eeuws, deels 18e-eeuws.

Op 4 mei 1684 werd de nieuwe kerk van Oude Pekela ingezegend: een eenvoudige zaalkerk met vier

rondboogramen aan de lange zijden en twee aan de korte. Twee ramen werden geschonken door de stad: ‘het eene waerin het waepen van de Stadt Groningen met desselfs inscriptie, het ander met de wapens van d’

heeren Borgemesteren ende Raedt en derselver ministers tegenwoordigh in den eedt sijnde’. Bij de bouw van de grotendeels uitpandige toren in 1697 werden, gezien de daaropvolgende lijdensweg, ondeugdelijke materialen gebruikt. Al in 1715 werd duidelijk dat toren in Oude Pekela afgebroken of gerepareerd moest worden. De stad besliste vervolgens dat de toren opnieuw moest worden opgebouwd. De toren die er nu staat is van 1804. In 1783 was de kerk te klein geworden; hij werd vergroot op kosten van de stad: de lange zijden kregen nu zes ramen. Een opvallend detail: de toestemming om de kerk te vergroten viel vrijwel samen met het tijdstip waarop de katholieken in de Oude Pekela een eigen kerk mochten stichten. In 1842 droeg de stad Groningen de kerk van Oude Pekela over aan de hervormde gemeente. Twee jaar later werd de toren aan de zuidzijde uitgebreid met een portaal dat met enige moeite neoklassiek genoemd kan worden; de westelijke gaanderij werd via dit portaal bereikbaar. Misschien een praktische oplossing, maar esthetisch gezien een ongelukkige keuze; daarmee wordt afbreuk gedaan aan het fraaiste deel van het exterieur: de toren. Deze is tot boven het kerkdak vierkant en gaat dan via afgeschuinde hoeken over in een achtkantige, opengewerkte torenspits met een sierlijk achtzijdig koepeltje bovenop. Ook met de klok in de kerk liep het niet soepel. In 1686 werd de bestaande, kleine klok geruild tegen die uit de stadsschuur op het Boterdiep. In 1784 bleek dat de klok in de toren was gescheurd. Deze werd vervangen, maar sneuvelde in 1840. Vervolgens werd deze klok, tezamen met een nog oudere, omgesmolten tot een nieuw exemplaar. Deze verdween in de Tweede Wereldoorlog. In 1947 kwam er weer een nieuwe klok. De zonnewijzer aan de zuidzijde van de toren uit 1832 werd bij de restauratie van 1975-‘76 hersteld. Het lichte, stemmige interieur met wit houten tongewelf is aansprekender dan de buitenkant. In de kerk hangen twee kroonluchters uit begin 19e eeuw. Petrus van Oeckelen bouwde het fraaie kerkorgel in 1865. De adelaars bovenop het orgel lijken meer elkaar dan de kerkgangers in de gaten te houden. De stemmige preekstoel uit 1889 heeft dezelfde kleurstelling als het orgel;

het donkergroen met goudgele decoratie combineert mooi met het geelbruin van het meubilair en de

betimmering van paneelwerk met gesneden lijsten. Kerk en toren werden in 1975-’76 gerestaureerd, het orgel in 1990. Bij deze restauratiewerkzaamheden zijn drie eeuwenoude grafzerken aangetroffen. De zerken kwamen te voorschijn toen de houten vloer uit de kerk werd verwijderd. De onder de vloer aangetroffen grafzerken liggen nu op de plek van de oude kansel. De houten vloer werd vervangen door een stenen vloer en

(10)

zandtegels in het middenpad; de preekstoel werd verplaatst. De westelijke gaanderij werd toegankelijk gemaakt via een trap in de kerk.

Tusschenwegen

Ten zuiden van Winschoten ligt aan de Pekel Aa een dynamisch natuurgebied: Tusschenwegen. Het terrein bestaat veelal uit open water, plas- en moeraszones. Aan de noordkant ligt een waterkunstwerk in de vorm van

‘natte ogen’. Het zijn twee naast elkaar gelegen vijvers, die door hoogteverschil in elkaar overstromen. Het gebied is bij wateroverlast tevens waterbergingsgebied.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Tijdens de aanleg van de nieuwe kabel kunt u gewoon gas en stroom blijven gebruiken.. Daarna moeten wij de elektriciteit soms

Bij de kerk bevond zich een kapel, gebouwd in 1445 of 1446 in opdracht van Onno van Ewsum na diens terugkeer van een bedevaart naar het Heilige Land (ook een pelgrim dus!).. Na

De houder van een kindercentrum waar voorschoolse educatie wordt aangeboden beschrijft in het pedagogisch beleidsplan, zo concreet en toetsbaar mogelijk, de wijze waarop vorm

In de afgelopen vijftig jaar is een hechte band ontstaan met de kerk – niet alleen omdat één van onze kinderen en drie kleinkinderen er gedoopt zijn, maar ook omdat we er

Indien een leerling een handicap of stoornis heeft die ernstige gedragsproblemen met zich meebrengt, leidend tot een ernstige verstoring van de rust en de veiligheid in de groep, dan

Het streefbeeld voor de Oude Maas van Stokkem dat een maximale biodiversiteit garandeert, is een afgesloten, relatief ondiep water, gekenmerkt door een visstand die ge- domineerd

7 Maar als er onder u een arme zal zijn, iemand uit uw broeders, binnen een van uw poorten, in uw land, dat de HEERE, uw God, u geven zal, dan mag u uw hart niet verstokken, of

Wees stil voor het aangezicht van God, want heilig is de Heer.. Aanbid Hem met eerbied en ontzag en kniel nu voor