• No results found

Infobestand Pelgrimsroute Middelstum Kantens Huizinga.

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Infobestand Pelgrimsroute Middelstum Kantens Huizinga."

Copied!
10
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Infobestand Pelgrimsroute Middelstum Kantens Huizinga.

Borg Ewsum

Het geslacht van Ewsum had oorspronkelijk zijn zetel op een burcht 'Den Oert' geheten en gelegen ten noordoosten van Middelstum. Ze leefden vaak op gespannen voet met de Groningers. In de 13e eeuw werd hun burcht dan ook door de Groningers verwoest. Later werd op deze plaats een boerenplaats gesticht, Oldenoort geheten. Na deze vernieling bouwde Ewe in de buurt een nieuwe borg, die de naam Ewsum (Ewesheem) kreeg. Ewsum werd in 1494 weer door de Groningers vernield. De van Ewsums, machtige hereboeren, vormden de eerste adellijke familie in Groningen.

Onno Ewe werd de eerste ridder in de Ommelanden, want tijdens zijn reis naar het Heilige Land en Cypres, van 1443-1445 werd hij door de koning van Cypres tot ridder geslagen.

Uit dank voor zijn behouden terugkeer liet Onno in 1445 de kerk te Middelstum bouwen. Ook is hij de bouwer van de verdedigingstoren bij Ewsum, die tegen de wil van de stad Groningen werd gebouwd. In 1499 werd Ewsum door de Groningers verwoest. Wigbolt, een zoon van Onno, heeft de borg toen weer opgebouwd.

In de 16e eeuw waren de van Ewsums hereboeren, bezitters van uitgestrekte landerijen, maar ook rauwe vechtersbazen en meedogenloze heersers. Christian van Ewsum liet in 1547 e.v. een groot aantal heksen verbranden. Intussen plunderde zijn broer Wigbolt de Ommelanden. In 1643 stierf het geslacht van Ewsum uit.

(2)

De borg werd in 1649 grondig gerestaureerd en kreeg toen zijn uiteindelijke vorm. Ewsum was daarna meer lustslot dan verdedigingswerk. Een brede gracht omsloot het gebouw. Het huis had beneden enige ruime vertrekken. Een grote wenteltrap voerde naar boven, waar men behalve een grote zaal ook nog verschillende andere vertrekken vond. Vanaf de toren, die honderd voet hoog was en midden voor het gebouw stond, had men een prachtig uitzicht over de wijde omgeving.

In 1856 vond een publieke verkoping van de borg plaats. Koper was een zekere Wierda uit Winsum en die liet de borg in 1863 slopen met uitzondering van de geschutskoepel die nu ngo steeds te bewonderen is.

Dam 2. Bel

3. Hoofdingang 4. Vestibule 5. Geschutstoren 6. Toren

7. Voortuintje 8. Grote woonkamer 9. Suitedeur

10. Eetzaal 11. Slaapkamer 12. Blauwe kamer 13. Keuken 14. Meidenkamer 15. Spoelplaats 16. Jonkerstorenkamer 17. Ridderzaal

18. Freuleskamer 19. Logeerkamer 20. Logeerkamer 21. Lewekamer 22. Schoorsteen 23. Gracht

(3)

Toornwerd.

De plaats wordt al vermeld in de tiende eeuw als Thornvurd, wat vertaald kan worden als met doornen

begroeide wierde (volgens een begin 19e-eeuws verslag groeiden er toen nog steeds doornen op de wierde). In de 14e eeuw wordt het dorp Tornwert, Thornwerth of Dornewert genoemd. Op sommige kaarten staat het gespeld als Dorware of Doornwert of Dornwert. De schrijfwijze op kaarten werd waarschijnlijk eind 18e, begin 19e eeuw gewijzigd in Toornwerd of Toornwert. Toornwerd ligt op een deels afgegraven 5 meter hoge wierde. Deze was een onderdeel van de kwelderwal tussen Usquert en Westeremden, die werd afgezet op de westoever van de Fivelboezem en die bewoond werd vanaf 500 v.Chr. De wierde had een 4 meter brede ossengang en in het midden het feith of 't faait (een grote dobbe). Hier vanuit werd de wierde radiaal verkaveld. Het feith werd later gedempt. Bij de geboorte van prinses Juliana is een lindeboom op deze plek geplant. De plek wordt nog steeds met faait aangeduid. De ossengang is aan de zuid- en oostzijde nog grotendeels intact.

De kerk van Toornwerd dateerde uit de veertiende eeuw of eerder. De pastoor wordt genoemd in 1397 en 1399. De burcht van de Ewsums Den Oert behoorde tot het dorpsgebied; volgens een overlevering bevonden zich in de kerk grafkelders van de familie. Bij de kerk bevond zich een kapel, gebouwd in 1445 of 1446 in opdracht van Onno van Ewsum na diens terugkeer van een bedevaart naar het Heilige Land (ook een pelgrim dus!)

Na de Reductie van Groningen in 1594 werd de parochie van Toornwerd samengevoegd met die van Middelstum, waarheen nog altijd een kerkpad leidt. Alleen in de jaren 1621 en 1622 had het dorp een eigen predikant. Het torentje van de kerk brandde in 1796 af na een blikseminslag. De kapel werd daarna niet meer gerestaureerd en verviel langzaam, waarop de restanten in 1818 werden opgeruimd. Het oude kerkhof is wel bewaard gebleven, bevat een aantal 17e- en 18e-eeuwse graven en wordt nog steeds gebruikt. Bij het kerkhof is in 1894 een fraaie klokkentoren gebouwd naar ontwerp van E. de Jonge, die in 1981 is gerestaureerd. In de toren werd de luidklok gehangen die in opdracht van Abel Coenders van Helpen (tho Ewsum) in 1622 was gegoten en die na de sloop van de kerk in een klokkenstoel hing. De klok wordt nog elke zaterdag geluid[5]

De 13e-eeuwse doopvont van de kerk staat nu in de Sebastiaankerk in Bierum.

De wierde zelf is tussen 1893 en 1906 deels afgegraven en met behulp van een speciaal daarvoor gegraven watergang en een spoorlijn naar het Boterdiep afgevoerd naar de arme Drentse zandgronden en naar

laagveengebieden. Op de overgebleven stukken staat de bebouwing, waaronder een aantal boerderijen. Op het hoogste punt naast het feit bevindt zich de begraafplaats met het torentje.oornwerd

Kantens.

Het dorp is gebouwd op en rond de Kantsterwierde en gelegen aan het Boterdiep. Het dorp heeft nog zijn oorspronkelijke ossengang en een weg rond de kerk uit ongeveer 1200 op het hoogste punt van de wierde. De grotendeels romaanse kerk heeft een achtzijdige toren die ondersteund wordt door een grote steunbeer met doorgang. Aan de rand van de wierde vindt men de koren- en pelmolen de Grote Geert. De dorps naam is ontleend aan Canteze, Kantyse; vermoedelijk uit Kantinge; de mensen van Kanto

Kerk Kantens.

De Antoniuskerk staat op het hoogste punt van de dorpswierde in Kantens. De kerk is vooral bekend door de forse steunbeer.De onderbouw van de toren en het westelijke deel van het schip dateert van omstreeks 1200.

Dit oudste deel van de kerk heeft een romaans karakter. Het schip heeft aan beide zijden een rondboogfries en een spaarveld. Aan de noordzijde bevinden zich rondboogvensters. Het schip en het koor werden in de tweede helft van de 13e eeuw uitgebouwd in een romanogotische stijl. De ingebouwde toren is omstreeks 1500 verhoogd. De steunbeer is in de 16e eeuw tegen de toren geplaatst. De preekstoel is in 1741 vervaardigd naar een ontwerp van Jan Bitter met houtsnijwerk van Casper Struiwig. Het kerkorgel stamt uit 1661 en is waarschijnlijk gebouwd door Hendrick en Johannes Huis. In 1821 heeft Johannes Wilhelmus Timpe het

(4)

gerestaureerd, waarbij hij het rugpositief leeg liet. Dat werd pas in 2007 door Hendrik Ahrend weer speelbaar gemaakt.

Eppenhuizen.

De naam Eppenhuizen komt voor as Eppinghahusum in 1390 en als Eppinghehusen in 1478. De betekenis is 'bij de huizen van (de lieden van) Eppo' (ook Eppa of Eppe). Het dorp is ontstaan op een wierde, maar het is onbekend of het hier om een wierde gaat of om meerdere wierden die in de loop der tijd aan elkaar gegroeid zijn. De huidige wierde heeft een hoogte van ongeveer 1,6 meter boven NAP. In de bodem zijn enkele tientallen middeleeuwse bolpotscherven gevonden. Op de wierde bevinden zich onder andere de kerk en het kerkhof. Een deel van de ringsloot is nog aanwezig. Bij het dorp begint het Eppenhuistermaar, dat

bij Zandeweer de naam Zandeweerstermaar krijgt en ten slotte uitmondt in het Boterdiep. Dit maar vormde vroeger de opvaart van het dorp met de buitenwereld.

Kerk Eppenhuizen.

Het huidige kerkje heeft een driezijdige koorsluiting, een gepleisterde voorgevel en een omlijste ingang met erboven een gedenkplaat ter ere van de bouw. De trap naar de kerk is gemaakt van oude grafzerken,

waaronder een grafzerk uit 1692. In de dakruiter hangt een klok die in het bouwjaar 1882 werd gegoten door Andries Heero van Bergen uit Heiligerlee. Deze klok met een doorsnee van 65 centimeter werd in de Tweede Wereldoorlog geroofd door de Duitsers om te worden omgesmolten, maar kreeg om onverklaarbare reden het stempel 'M' van monument, waardoor deze gespaard bleef en in 1946 weer kon worden teruggehangen.

De oude preekstoel werd overgeplaatst naar het koor van de nieuwe kerk en vormt tegenwoordig als enige onderdeel van de kerk een rijksmonument.

Huizinge

In Huizinge vond de zwaarste aardbeving ten gevolge van de gaswinning plaats nl 3,6 op de schaal van Richter. Huizinge is een oud wierdedorp, waarvan de wierde dateert uit de Late IJzertijd of Romeinse tijd en is gelegen op een oude kwelderwal. Het wordt al in de 9e eeuw genoemd in een goederenlijst van de abdij van Fulda, samen met Middelstum. Oude namen voor het dorp zijn 'Hustinga', 'Husdingun', 'Husdongon',

'Husdungum', 'Husdingen' en 'Huizinghe'. De betekenis is afgeleid van 'dinge' of 'dynge' ("braakliggend land"

of "nieuw ontgonnen land") en 'hûs' (huis; geslacht). De wierde van Huizinge is rechthoekig. Die vorm zou samenhangen met het gegeven dat de wierde is opgeworpen in de boezem van de voormalige Fivel. Midden op de wierde staat de 13e-eeuwse hervormde kerk. Aan west- en noordwestzijde van de kerk is de wierde deels afgegraven. De bebouwing is sinds 1830 nauwelijks veranderd; alleen aan noordzijde heeft er enige verdichting en vervanging van de huizen plaatsgevonden. Boerderij Melkema buiten het dorp wordt reeds genoemd vanaf de 14e eeuw en vormde in de 18e eeuw een doopsgezind bolwerk. In deze boerderij heeft de bekende historicus Johan Huizinga 1872-1945 gewoond die het wereldberoemd boek “Herfsttij der

Middeleeuwen” heeft geschreven. In dit boek tracht hij de cultuur, mentaliteit en beleving van Middeleeuwers te schetsen. De plaats Melkema is opgekocht door de NAM omdat er teveel aardbevingschade is. Wat ermee gaat gebeuren is nog niet duidelijk (in 2016). Het is een Rijksmonument.

Kerk Huizinge.

De Janskerk (ook Johannes de Doperkerk) in het Groninger dorp Huizinge is een romanogotisch bouwwerk uit de dertiende eeuw. Met name de rondgesloten apsis, in smalle vlakken verdeeld door lisenen, met rondboogfries en ronde nissen aan de bovenzijde en licht spitsbogige vensters met kraalprofiel daaronder, maken de kerk tot een van de fraaiste voorbeelden van de romanogotiek in de Nederlandse provincie Groningen. De kerk is erkend als rijksmonument.

De kerk werd omstreeks 1250 gebouwd. De toren dateert uit de 14e eeuw. De in verhouding lage toren is ongeleed. Het piramidevormige dak van de toren dateert uit de 19e eeuw. In de 15e eeuw zijn de ramen in de zuidelijke kerkmuur vervangen door gotische spitsboogvensters. In het interieur zijn diverse schilderingen uit

(5)

de 15e eeuw op de gewelven bewaard gebleven. Naast diverse florale motieven is er een afbeelding van het laatste oordeel. In het midden wordt Christus weergegeven, die oordeelt of de zielen, die gewogen zijn door de aartsengel Michaël, naar de hemel gaan, rechts van hem, of naar de hel, die links van hem is afgebeeld. Bij de hemel worden Maria en Petrus met sleutel afgebeeld. De hel is weergegeven in de vorm van een muil van een monster, waar ook een geestelijke in is verdwenen. Een ander afbeelding, die bewaard is gebleven, betreft de maagd Maria, symbolisch weergegeven door de figuur van een eenhoorn. Op de scheiding van het schip en het koor staat een hek geschonken in 1641 door de toenmalige bewoners van de borg Fraam, Berend Coenders van Helpen en Anna Coenders. Op een bord boven de doorgang worden de functies van de schenker

uitgebreid weergegeven. In het koor bevinden zich drie grafzerken, een heel grote zerk ter nagedachtenis aan een andere bewoner van de voormalige borg Fraam, Wilhelmus Coenders van Helpen. De twee wat kleinere zerken, maar toch ook van een fors formaat, zij zogenaamde priesterzerken.

De preekstoel dateert uit 1808 en is voorzien van snijwerk met afbeeldingen van de vier deugden, geloof, hoop, liefde en waakzaamheid. Het orgel werd omstreeks 1825 gebouwd door de orgelbouwers Luitjen Jacob van Dam en Jacob van Dam uit Leeuwarden.

Westerwijtwerd.

Westerwijtwerd wordt in een kloosterlijst uit begin 10e eeuw genoemd als “Widuvurd’' ‘met wilgen of hout begroeide wierde’ De naam verbastert later in Wietwerd en uiteindelijk Westerwijtwerd. Anders dan de kerkdorpen in de omgeving ligt Westerwijtwerd niet op, maar naast de wierde waaraan het zijn naam ontleent.

Na de afgraving in 1880 herinneren alleen de verkaveling en de rondweg nog aan het bestaan van de wierde.

Kerk Westerwijdwerd.

De voorname familie van Ewsum bouwde hier een kerk gewijd aan Maria. Rond de kerk kwamen mensen wonen en dat het dorp bestaat is volledig aan het geloof te danken. In het sfeervolle interieur van de kerk zijn verschillende muurschilderingen te bewonderen. Op de noordwand staan twee kampvechters afgebeeld. Het kleine plukje haar van beide strijders wijst op een adellijke herkomst. Hoe korter het haar rondom de pluk, hoe hoger de afkomst . In 1461 verklaart Onno van Ewsum dat "om reden van stichting en volgens

patronaatsrecht" elke beschikking over de kerk aan een der Ewsums toekomt. We kunnen veronderstellen dat de Ewsums ‘hun kerk’ bij voorkeur bouwden op maagdelijk terrein. Het nieuwe Westerwijtwerd kan dan worden gezien als een door de kerk gestimuleerde kolonisatie.

Kerk en toren dateren uit het midden van de 13e eeuw. De vrijstaande toren was oorspronkelijk nauwelijks hoger dan de kerk, de oorspronkelijke westgevel van de kerk bevond zich ten westen van de

tegenwoordige.Van de uitwendige versiering resteert aan de beide langgevels nog een gedeelte van het afsluitend spitsboogfries. In het tweede kwart van de 16e eeuw vond een grote verbouwing plaats. De kerk werd naar het westen verlengd met een halve travee en daardoor werden toren en kerk met elkaar verbonden.

De toren werd aanmerkelijk verhoogd, de oude galmgaten werden gedicht.

Aanvankelijk was er sprake van een vrijstaande toren die nauwelijks hoger was dan de kerk. De kerk bezat drie, met koepelgewelven gedekte traveeën en had een halfronde apsis. De zuidgevel bezat drie

rondboogvensters; de middelste travee aan de noordkant kreeg geen ramen. De twee ingangen bevonden zich tegenover elkaar in de middelste travee. Van de uitwendige versiering resteert bovenaan de lange gevels nog een gedeelte van het afsluitend spitsboogfries. In het tweede kwart van de 16e eeuw vond een grote

verbouwing plaats. De kerk werd naar het westen verlengd met een halve travee en daardoor werden toren en kerk met elkaar verbonden. De toren werd aanmerkelijk verhoogd, de oude galmgaten werden gedicht. In de toren hangt een klok uit 1630, gegoten door André Aubertin en Nicolas Rovier.

Nieuwe, gotisch geprofileerde poorten in de ‘tussentravee’ gaven nu toegang tot de kerk; de oude ingangen werden gedicht. In de zuidwand werden de rondboogvensters vervangen door grote

spitsboogvensters. Mogelijk is toen, gezien de asymmetrische en hoge plaatsing van het venster in de oostelijke travee, het gewelf van deze travee al vervangen door een vlakke zoldering.

(6)

De oorspronkelijke lisenen zijn grotendeels vervangen door steunberen. Op de noordkant zijn nog twee lisenen te vinden. De twee overhoekse steunberen aan de westkant zijn misschien nog laatmiddeleeuws, in de zuidelijke zijn de kloostermoppen door dunne steen vervangen, de andere zijn in de 17e eeuw aangebracht. In het begin van de 19e eeuw verdween de halfronde koorsluiting om plaats te maken voor een rechte sluitmuur;

ook de noordmuur van de oostelijke travee werd bij die gelegenheid opnieuw opgetrokken. Op verschillende plaatsen zijn fragmenten van het boogfries gevonden; deze is alleen in de tweede travee hersteld. Bij de restauratie van 1974-’76 zijn alle sporen van de bouwgeschiedenis gehandhaafd. Ook heeft men de sfeer van het interieur weten te bewaren. Hier vallen de twee resterende koepelgewelven onmiddellijk op. Op de gewelven zijn beschilderingen uit de 13e eeuw, uniek vanwege de variatie in het afgebeelde siermetselwerk.

De overkapping van oost naar west: eerst een balkenzoldering; dan in het midden een gewelf met ribben die eindigen via een stervormig geheel van spitsboogjes en korte ribben in een sluitring. De geboetseerde kopjes en de geschilderde maskertjes op de gepolychromeerde, ronde ribben van dit gewelf zijn zeldzaam; boeiend is de schildering van twee kampvechters op de noordwand van deze travee: de afgebeelde strijd roept

herinneringen op aan de middeleeuwse, wettelijk geregelde tweekamp. Vermoedelijk in de 13e-14e eeuw gemaakt naar een ouder voorbeeld, waarschijnlijk een miniatuur. Dan aan de westkant een gewelf met onversierde ribben die in een vierkant samenkomen. En helemaal west, in de halve tussentravee, een

balkenzoldering. Het zicht op de gewelven wordt enigszins belemmerd door de dikke eikenhouten trekbalken.

Het karakter van de kerk wordt bepaald door de 19e eeuw: de inrichting met de preekstoel tegen de oostwand en het daarop gerichte bankenplan komt duidelijk uit die periode. De ‘neoklassieke’ kansel zal omstreeks 1830 zijn vervaardigd. De banken komen uit de 17e eeuw, maar zijn in de 19e eeuw nogal eens verzaagd en opnieuw gebruikt ten behoeve van een eigentijdse opstelling. Achter het houten orgelfront bevindt zich geen orgel, in weerwil van de tekst op de gedenksteen anno 1902 in de noordwand. Het meest waardevolle onderdeel van de inventaris is het laatgotisch ijzerbeslag dat later is gebruikt voor het schotwerk tussen kerk en portaal. Dit beslag behoort tot het mooiste in de provincie.

Middelstum.

Het is niet bekend wanneer Middelstum is ontstaan. Het is een oud radiaalvormig wierdendorp dat voor het eerst wordt genoemd in de negende eeuw wanneer ene Ditmar een schenking doet aan de abdij van Fulda van land in het dorp 'Mitilistenheim' in Hunsingo. In 945 wordt het genoemd als 'Midisheim', rond 1000 als 'Midlisthem', in 1300 als 'Midlestum', in 1372 als 'Myddelstum' en in 1378 duikt de spelwijze 'Middelstum' voor het eerst op in oorkonden.

Bij het dorp bevonden zich lange tijd de borgen Asinga en Mentheda, die beiden werden gesloopt in de 18e eeuw (respectievelijk in 1744 en circa. 1738), maar waarvan de borgterreinen (in het noorden van het dorp) tot op heden grotendeels onbebouwd zijn gebleven. Van Asinga resteert het poortgebouw.

In 1445 werd de grote laat-gotische Sint-Hippolytuskerk gebouwd in opdracht van de rijke hoofdeling Onno van Ewsum. In 1863 volgde een eenvoudige doopsgezinde kerk en in 1869 werd de toren van de grote gereformeerde kerk gebouwd, waarbij zich ook een pastorie in eclectische stijl bevindt. In het dorp bevindt zich een klein museum, de authentiek ingerichte Bakkerij Mendels, grotendeels stammend uit de 17e eeuw.

Een ander 17e-eeuws gebouw is de Herberg De Valk. Aan de noordkant van Middelstum, tussen het dorp en Toornwerd staat de voormalige koren- en pelmolen De Hoop uit 1855.

In 1660 werd het Boterdiep (een belangrijk trekvaartkanaal) vanaf Bedum doorgetrokken via Middelstum naar Kantens. Eind 19e eeuw werd deze vaarverbinding van groot belang voor het dorp toen ze de ontwikkeling mogelijk maakte van een oliemolen, (hout)zaagmolen, zuivelfabriek en een steenfabriek

Op 8 augustus 2006 vond er een aardbeving plaats met als kracht 3.5 op de Schaal van Richter als gevolg van de bodemdaling door aardgaswinning. Dit was de zwaarste aardbeving tot dat moment in de noordelijke provincies. Het gebied rondom Middelstum is het meest gedaald inmiddels zo’n 42 com sinds het begin van de gaswinning. Door deze bodemdaling zijn steeds meer gemalen in het gebeid nodig om het water naar hoger gelegen gebieden af te voeren naar zee.

(7)

Hippolytuskerk Middelstum.

De Nederlands Hervormde kerk van Middelstum ligt centraal op de dorpswierde. De kerk werd gewijd aan de H. Hippolytus, een Romeins priester uit de 3e eeuw, die de marteldood stierf. De forse laat-gotische kerk dateert uit de tweede helft van de 15e eeuw.2 Ze kwam in fasen tot stand. Toch is het een harmonieus geheel.

Het grondplan is dat van een eenbeukige kruiskerk met een driezijdige koorsluiting. De toren met tentdak en open koepeltje dateert uit 1487. In het koepeltje hangt een Hemony carrillon uit 1661.De kerk werd

gerestaureerd in de periode 1974-1981. Dwarspand en koor zijn jonger dan het schip. Ook zijn ze rijker versierd. Rond de vensters hebben ze natuurstenen hoekblokken. De topgevels van het dwarspand hebben drie spitsboognissen, waarvan de middelste het hoogst is. Deze is versierd met flamboyant maaswerk van

Bentheimerzandsteen. Dezelfde laat-gotische versiering komt ook voor in de vensters van het dwarspand.

Tijdens de laatste restauratie zijn ze naar hun oorspronkelijk vorm gereconstrueerd. Het koor heeft een driezijdige sluiting. De spitsboogvensters zijn ter versiering rondom voorzien van natuurstenen hoekblokken.

De gotische venstervormen, een dubbele montant met kruisende spruitstukken, dateren van de laatste

restauratie. Toen zijn ze naar het oorspronkelijk ontwerp teruggebracht.In de noordoostelijke hoek tussen koor en transept ligt de vroegere sacristie, thans consistoriekamer. Ook het noorderdwarspand heeft natuurstenen hoekblokken rond het venster met laatgotisch maaswerk. De topgevel heeft evenals die aan de zuidzijde ook hier drie klimmende spitsboognissen, waarvan de middelste door laatgotisch maaswerk van

Betheimerzandsteen wordt gesierd. De noordzijde heeft een ingang, die aan de zuidzijde is dichtgezet. In het timpaan boven de noordingang is de restauratiedatum vermeld, te weten: 1974 - 1981. Links is de sacristie, thans consistoriekamer, zichtbaar. Deze werd als laatste aangebouwd en door de tijden heen gewijzigd. De oorspronkelijke verdieping is verwijderd en de consistorie werd in oostelijke richting uitgebreid. In 1487 stichtte, blijkens het onderste opschrift boven de toreningang, ridder Onno van Ewsum deze kerk. Volgens de

(8)

kerkkroniek zou de bouw echter al in 1445 op zijn initiatief zijn begonnen. In elk geval verkregen de Van Ewsums daarmee het collatierecht, dat wil zeggen het recht om de pastoor voor te dragen voor benoeming bij de bisschop, in dit geval die van Munster. De toren is iets jonger dan schip en koor. Ze bestaat uit drie

geledingen. De muurvlakken van de bovenste twee geledingen worden verlevendigd door drie spitsbogige spaarvelden. Van de bovenste geleding is het middelste spaarveld voorzien van een galmgat.De toren heeft een tent- of piramidedak met daar bovenop een open koepeltje. Daarin hangt een carillon daterend uit 1661-1663 dat gemaakt is door Francois Hemony.

Interieur Kerk

Als men de kerk doorgaat vanuit het schip richting koor (hiernaast van boven naar beneden weergegeven), komt men behalve zandgele natuursteenimitatie en andere ornamentale schilderingen ook een variatie aan figurale schilderingen tegen die ongetwijfeld tot de verbeelding spreken.

In het schip: bloemmotieven en vogels; in het oostelijke schipgewelf de Zondeval; in het vieringgewelf, verdeeld over drie gewelfvelden, het Laatste Oordeel en in het vierde, op het westelijke gewelfveld, Pinksteren.

In de koortravee: op de gewelven enkele putti omgeven door wijnranken; en op het sluitinggewelf de pelikaan, de uil en vermoedelijk de adelaar. Op de koorwanden bevinden zich aan de noordwand Christus als Salvator Mundi en een geschilderde kerkkroniek, terwijl op de zuidwand van het koor mogelijk Christus als de Man van Smarten is afgebeeld.

De plaats van sommige afbeeldingen is niet toevallig, maar hangt nauw samen met de inhoud van de voorstelling. Zo zijn Zondeval en Laatste Oordeel op een voor de leken duidelijk zichtbare plaats, op de oostelijke gewelfvelden, aangebracht. Komend vanuit het westen vallen deze afbeeldingen ten volle op. Ze moeten de bezoeker confronteren met zijn zondigheid en met het oordeel dat hem wacht. De hemel bij een deugdzaam christelijk leven, of bij een zondig leven de hel.

De pelikaan in de koortravee zit boven de plaats waar in de voor-reformatorische tijd het altaar stond. De pelikaan geldt als een verwijzing naar de eucharistie.

De zondeval.

In muur- en gewelfschilderingen komt het thema van De Zondeval frequent voor. In Middelstum is de Zondeval op het oostelijke gewelfveld van de eerste schiptravee uit het oosten afgebeeld. De afbeelding dateert van rond 1535. Adam en Eva staan daar elk aan een kant van de Boom der Kennis. Volgens Hammer (deskundige) duidt dit in combinatie met de bedekking van de schaamte met bladeren op het voorbij zijn van hun onschuld. Eva neemt met haar rechterhand een appel aan van de slang , terwijl ze met haar linkerhand er een aanbiedt aan Adam. De slang kronkelt zich om de Boom. Op de achtergrond, in het landschap, staat een afgezaagde boom met een dorre, bladloze tak. Volgens Schoneveld (deskundige)wijst dit op het leven buiten het paradijs, waar men in het zweet zijns aanschijns moet zwoegen om zijn brood te verdienen. Tussen Eva en de Boom staat als opschrift: "Allett Oettijt f". De 'f' staat voor fecit, dat wil zeggen: heeft gemaakt. De

schildering is tijdens de restauratie ingrijpend bijgewerkt, waardoor onbekend zal blijven of er een schilder met die eigenaardige naam heeft bestaan.

Het laatste oordeel.

In het vieringgewelf is over drie gewelfvelden verdeeld het Laatste Oordeel afgebeeld. Dit thema kwam veelvuldig voor in middeleeuwse kerken. De afbeelding in Middelstum, die dateert van rond 1535, toont Christus in het midden, gezeten op een regenboog met zijn voeten op de wereldbol, terwijl hij zijn wonden toont. Rechts van hem staat Maria en links Johannes de Doper afgebeeld, die een voorbede doen voor de opgestane zielen, links en rechts beneden weergegeven (Deësis). Boven Christus zijn bazuinende engelen geschilderd die het Laatste Oordeel aankondigen. Links en rechts van zijn hoofd zijn lelietak en zwaard afgebeeld als symbolen van barmhartigheid en rechtvaardigheid. Ook worden daar de geestelijke en wereldlijke macht van Christus en de kerk wel mee aangeduid.

In het gewelfvlak linksboven is het Hemelgebouw afgebeeld en in het gewelfvlak rechtsboven de Hel.

In het noordelijke gewelfvlak van de viering is het Hemelgebouw afgebeeld. De afbeelding dateert van ca 1535. Het Hemelgebouw heeft de vorm van een stad omgeven door een muur. Rond de ingangen zijn

(9)

blokversieringen en op de hoeken balusters zichtbaar. Op de voorgrond de opgestane zielen met engelen die de gelukzaligen naar de hemel begeleiden. Achter Maria de opgestane zielen.

In het zuidelijke gewelfvlak van de viering is de Hel afgebeeld. De schildering dateert uit ca 1535.1 De Hel is overvol. Bovendien zijn er duiveltjes om de zondaars te kwellen. Johannes de Doper met achter hem de verdoemden, die door een duivel met knots worden nagezeten.

Op het westelijke gewelfveld van de viering, tegenover het Laatste Oordeel is Pinksteren weergegeven.

Behalve in Middelstum is dit thema ook afgebeeld in de kerk te Loppersum. Het Pinksterfeest gedenkt het begin van de christelijke gemeente op aarde. De afbeelding geeft Maria weer met links en rechts van haar twee groepjes van zes apostelen. Zij hebben vurige tongen op hun hoofd als teken van de uitstorting van de Heilige Geest. Boven hen zweven engelen.

Salvator Mundi.

Op de noordwand van het koor is Christus als Salvator Mundi (Redder der Wereld) afgebeeld binnen een schelpachtige, renaissancistische omlijsting. Rond zijn hoofd heeft hij een stralenkrans. In zijn linkerhand draagt hij de rijksappel, een bol bekroond met een kruis, duidend op het koningschap van Christus. Met zijn rechterhand maakt hij een zegenend gebaar. De afbeelding dateert uit de tweede helft van de 16e eeuw. Op de zuidwand van het koor is een uit dezelfde periode daterende afbeelding aangebracht. De kwaliteit daarvan is van dien aard dat een eenduidige identificatie moeilijk is. Gedacht wordt aan een afbeelding van Christus als de Man van Smarten.

Een putto (meervoud: putti, ook wel puttis of putto's) of amoretto is in de beeldhouw- en schilderkunst een mollig kinderfiguurtje, bijna altijd mannelijk en meestal naakt. Als het kind vleugeltjes heeft, spreekt men ook van een cherubijntje. Putti komen vooral voor in de renaissance-, barok- en rococokunst. Het woord putto komt uit het Italiaans en was oorspronkelijk een (scheld)naam voor een kleine jongen, van het neutrale Latijn putus (afgeleid van putare 'reinigen').Putti hadden behalve een decoratieve functie vaak ook een allegorische betekenis.

Timpaan.

In de oostwand van het noorderdwarspand is deze zandstenen epitaaf voor pastoor Egbert Onsta (overleden 1476) aangebracht. Schmidt1 beschrijft het gotische gedenkteken als volgt: "De epitaaf bestaat uit een ondiepe nis, die wordt bekroond door een kam met driepasmotieven. In de nis zijn in totaal vijf figuren afgebeeld. De overledene is in het midden geknield voor Maria, die op een klapstoel zit met op haar schoot het Christuskind, dat een vogel in de hand houdt". De vertaling van de Latijnse tekst onder de baldakijn luidt volgens

genoemde auteur: "Kijk neer, gij die voorbijgaat, op het graf van heer Egbert Onsta, die onze goede pastoor was; zwak en oud legde hij vrijwillig dit ambt neer; prebendaris geworden van het altaar van de Maagd hier, overleed hij in het jaar 1476, wanneer het volk de feestdag van Bernardus [van Clairveaux] viert [te weten 20 augustus]". De epitaaf werd in 1876 tijdens restauratiewerkzaamheden ontdekt. Ze bleek flink beschadigd te zijn: zo waren de koppen afgehakt. Bij de restauratie zijn deze hersteld. De huidige kleuren zijn in 1987 aangebracht. Over de identiteit van de twee personen links van de geknielde pastoor komt Schmidt tot een nieuwe interpretatie. Hij maakt het aannemelijk dat de figuur naast de geknielde pastoor zijn patroonheilige is.

De geharnaste figuur met een toernooischild in zijn rechterhand, helemaal links, is volgens hem de kerkpatroon, i.c. de heilige Hippolytus. Op de voorstelling wordt "de overledene bij Maria en haar Zoon aanbevolen door zijn patroonheilige en de kerkpatroon". Vroegere publicaties identificeerden de twee personen achter de geknielde pastoor als: resp. zijn naamheilige de H. Egbertus en vermoedelijk de stichter van de kerk kruisridder Onno van Ewsum. Volgens de kerkkroniek bezocht hij Jeruzalem en Cyprus. Hij was degene die Egbert Onsta als de eerste pastoor van de kerk aanstelde.

Kansel.

De eikenhouten kansel met dooptuin of doophek dateert uit 1733. De kansel is van symbolische voorstellingen voorzien, waaronder vanitassymbolen (IJdelheidssymbolen). Het snijwerk van kansel en doophek wordt toegeschreven aan de beeldsnijder Caspar Struiwig. Het klankbord draagt de wapens van

(10)

Johan Lewe tot Ewsum, collator te Middelstum en van zijn echtgenoot Amalia Clant tot Nijenstein. Zij waren bewoners van de borg Ewsum. Het middenpaneel van de zeskantige kanselkuip toont vanitassymbolen.

Vanitasvoorstellingen beelden de vergankelijkheid van het leven uit. Hier zijn onderin een schedel met daarboven een zandloper afgebeeld. De staande zandloper, als symbool van het voorbijgaan van de tijd, heeft links een adelaarsvleugel als symbool van het licht en rechts de vleugel van een vleermuis als symbool voor duisternis en verderf. De forse, eikenhouten herenbank dateert blijkens de inscriptie op het voorfront uit 1704.

De makers van dit fraaie gestoelte zijn de Meester kistenmaker of Meester schrijnwerker Allert Meijer en de beeldhouwer Jan de Rijk.1 Het diende tevens ter afsluiting van het koor, dat na de Reformatie een vaste inrichting kreeg voor de avondmaalsviering. Door de verwijdering van het altaar en vanwege de sterke gerichtheid van de protestanten op de preekstoel had het koor immers zijn oorspronkelijke functie toen verloren. Op het voorste frontstuk is een figuur afgebeeld die een leeuw en een wildeman vertrapt, hetgeen de kracht van het geloof verbeeldt.

Poortgebouw borg Asinga

Lange tijd stond bij het dorp Middelstum een borg: Asinga. Het water dat van het poortgebouw tot de kerk loopt was oorspronkelijk de noordelijke gracht van deze borg. In 1744 werd de borg afgebroken, waarna alleen het poortgebouw uit 1611 bewaard is gebleven. Na de Reformatie deed het poortgebouw een tijdje dienst als katholieke schuilkerk. Inmiddels is een deel van het vroegere borgterrein bebouwd en is een ander deel park. Het poortgebouw is een particulier woonhuis en niet toegankelijk.

Doopsgezinde Gemeente Middelstum.

Sinds de 16e eeuw zijn de Doopsgezinden door het werk en de leer van Menno Simons in het noorden van Groningen aktief geweest. Eerst werden de "Dopers" vervolgd en kwamen zij bijeen in schuil-kerken, gebouwen die er vaak als schuren uitzagen. Geleidelijk aan profiteerden de Doopsgezinden echter van de tolerante houding van de Groninger landadel; er ontstonden in de provincie Groningen meer dan dertig Doopsgezinde gemeenten, waar onder die te Huizinge, te Middelstum en te Westeremden. Tot 1815 kwam men in onze streek bijeen in een schuurkerk tegenover de boerderij aan de Smedemaweg nr. 5 te Huizinge. In 1815 werd deze schuurkerk vervangen door een nieuwe schuilkerk met pastorie aan de Marialaan te Huizinge.

Bij de bouw van deze "Vermaning", zoals de kerken van de Doopsgezinden van ouds worden genoemd, werd in die kerk een gevelsteen aangebracht met de volgende inscripties:

Liefde, de band der volmaaktheid. Godsdienstigheid bezielde de gemoederen van een kleine schaar, gezind als broederen. Elk schonk gewillig van het zijne naar vermogen, zoo werd dit kerkgebouw door liefde opgetogen ter kweeking van geloot en deugd en van verlichting, tot troost, bemoediging en onderlinge stichting. Treed in O Christen, wie gij zijt, bid aan in vrede. God wordt het best gediend door Christelijke zeden.

In 1863 werd in Middelstum aan de haven een nieuwe kerk met pastorie gebouwd. Op basis van de

godsdiensttolerantie (?!) mocht het uiterlijk mocht niet lijken op een kerkgebouw en zeker geen kruissymbool bevatten. Tegelijk met het antieke kabinet-orgel en het overige meubilair werd ook de gevelsteen uit de oude kerk overgebracht naar het nieuwe kerkgebouw; de gevelsteen werd daar in de noordmuur ingemetseld.

De Doopsgezinden worden van ouds gekenmerkt door een sobere en vredelievende levenshouding, een keuze voor weerloosheid en door een individuele benadering van het geloof. Hoewel het begin rumoerig en

gewelddadig was, hetgeen blijkt uit de roerselen met Jan van Leiden in de stad Munster(Duitsland) in het begin van de 16e eeuw, heeft Menno Simonz de beweging meer in een pacifistisch vaarwater gekregen. De Doopsgezinden kiezen vaar doop op volwassen leeftijd en op grond van een zelf geschreven geloofsbelijdenis.

Tenslotte streven zij naar een eerlijke levenspraktijk in de navolging van Christus.

23. Gracht

24. Stenen beschoeiing

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

De convocatie voor deze dag wordt meegestuurd met het volgende nummer van Afzettingen. 23 september 2006

Men kan zowel op zondagen als op weekdagen 1 , met toestemming van de bisschop, een passend misformulier kiezen voor verschillende omstandigheden, bijvoorbeeld het

Afhankelijk van de operatiemethode, de grootte van de ingreep en individuele factoren ondervindt uw kind na ontslag nog enige tijd hinder van het operatiegebied.. U hoeft uw

- Vrouwelijke burgemeesters tenderen meer naar de sociale kant van het ambt, mannen meer naar de kant van planning/control en ordening. - Meer dan mannelijke burgemeesters

Onderstaande grafiek geeft naar geslacht en leeftijd de samenstelling weer van het aantal personen dat in het vierde kwartaal van 2016 werkzaam is bij het Rijk.. De blauwe kleur geeft

Door het leerstuk van de afgeleide schade toe te passen concludeerde het hof dat Licorne Holding de schade van Licorne Nederland niet mocht verhalen (maar dat

Ook valt op te merken dat boetedoening voor doodslag weliswaar vaak een pelgrimstocht naar het Heilig Land was, maar het lofdicht spreekt uitdrukkelijk over den stoel van Rome daer

In response to this question, the Advocate General and the CJEU reiterated the essential function of a trademark, namely, to guarantee the